Streven. Vlaamse editie. Jaargang 52
(1984-1985)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 950]
| |
Welsprekend zwijgen
| |
[pagina 951]
| |
of terechte grondslagen van zijn, maar ze heeft wel repercussies op standaard, betrekking, ontwikkeling, levenskansen. Het non-verbale-communicatie-onderzoek houdt zich met deze permanent aangeboden signalen die sociale differentiëringen aangeven bezig. | |
OntmoetingIk krijg vaak studenten bij me op bezoek. De architectuur van mijn werkruimte legt hun op eerst aan te kloppen, vervolgens enkele stappen door de kamerruimte te zetten en dan de zitgelegenheid op te zoeken. Het zich aanmelden van deze jongelui vertoont een serie varianten: discreet tikken, overrompelend bonken, aarzelend verzoeken, zelfbewust melden of binnen zonder antwoord, langdurig wachten, weifelen zodat het antwoord dient herhaald. Hieruit blijkt al dat er een niet te beperken reeks informatieve indicaties over betekenistoekenning bestaat, ook uiteraard n.a.v. mezelf als persoon tot wie toegang wordt verzocht; ook ik immers geef vergelijkbare stadia of graden van inwilliging of afwijzing te verstaan. Stapt de student op me toe, dan biedt hij een complex gamma van redundante informatie aan in zijn totaalgedrag, zijn lichaamshouding, zijn stap- en initiatiegebaren. Een aantal kenmerken daarvan behoort tot het ritualistische referentiekader van de ontmoeting, maar een telkens onbekend aantal blijft onvoorzien en onbekend. Ze betekenen evenzovele psychische, mentale signalen, van onderdanigheid tot zelfbewustzijn en uitdaging. Dit soort ervaring is uiteraard uit te breiden met vele gelijksoortige maar telkens anders gestructureerde voorvallen. Ze brengen ons het bewustzijn bij dat er een uitgewerkt, zij het ondoorzichtig systeem van menselijke communicatie bestaat. Dat systeem is echter beslist niet analoog met ‘taal’. Deze tekens houden verband met precieze situaties op een manier waarop woorden en zinnen dat niet doen. Een taaitekst kun je altijd opnemen in een brede waaier van sociale contexten zonder dat daarmee zowel de geïntendeerde als de gerecipieerde betekenis veel verandert. Een zachte tik op de kamerdeur suggereert echter een telkens andere betekenis voor zowel iemand als voor de omstandigheden. Bovendien kan de betekenis, de informatie die de waarnemer geboden wordt, onwetend, niet-intentioneel meegedeeld worden. Terwijl deze tekens veelvuldig en gevarieerd genoeg zijn om ze als een ‘lexicon’ op te vatten, worden ze toch niet opgebouwd uit complexe betekenende uitingen. Onder al deze opzichten is het systeem van non-verbale communicatie significant verschillend van dat van taal. | |
[pagina 952]
| |
Tegelijk is het onderscheid toch ook weer niet zo duidelijk. Tussen gedrags- en taaltekens in staat er een omvangrijke klasse van symbolen, b.v. het kruis. Analytisch wordt deze klasse niet zonder meer evident. Als ontwerp van systematisch classificeren kun je twee soorten symbolen onderscheiden. Een eerste niveau omvat de zgn. paralinguale symbolen, zoals verkeerstekens, religieuze symbolen, landkaarten e.a.; ze zijn vrij gemakkelijk te vertalen in of uit gebruikstaal. Een tweede niveau omvat de autonome, d.w.z. niet-ver-taal-bare symbolen, zoals kleding, architectuur, meubilair. Non-verbale communicatie houdt zich met de tekenklasse van het tweede niveau bezig en met gedragssignalen waaraan een autonome betekenis gehecht kan worden als ze optreden binnen een specifiek kader. Beide categorieën, de autonome en de ethologische, zijn niet paralinguaal, zoals sommigen beweren, of protolinguaal. Ik noem ze: praeterlinguaal, sui generis. | |
BetekenistypenWaar hebben het deze praeterlinguale mededelingen over? De redundantie ervan is méér dan de overtollige herhaling van reeds voordien of tegelijk, in variërende of materieel verschillende signalen aangeboden informatie. Het klop-op-de-deur-model impliceert steeds een overall-kader van binaire relatie, een categorisering in suggestie en instemming, in inferioriteit en superioriteit. Dit binaire fundament blijft continu waarneembaar tijdens het volledige procesverloop in een wisselend uitgebreid aantal handelingen, gebaren en gedragsaspecten; het is een permanente functie van relatiebewustzijn die kennelijk het uitzenden van een constante stroom signalen behoeft. Deze eigenschap manifesteert zich evenzeer als de twee contactpersonen met elkaar vertrouwd zijn; alleen doet zich dan een gewijzigde vorm van complementariteit voor. De basis van dergelijke (improvisatie-)ontmoeting is altijd die van de roluitbeelding die, beide partners samengenomen, slechts één enkel betekenisniveau uitmaakt. Theoretisch is het niet ondenkbaar dat je dit ontmoetingstype probeert te ontdoen van de redundante en spontane gedragssymptomen, dat je de pure dimensies van dit proces tracht af te zonderen. Dan hou je wezenlijk drie constituenten over: de tijd tussen kloppen en binnentreden, de afstand tussen de twee partners bij het eerste taalcontact en het ogenblik waarop de persoon in het vertrek overeind komt om de bezoeker welkom te heten. Van deze gereduceerde variabelen bevat er alvast één een duidelijke verwijzing naar de ruimte. De fysische afstand tussen de twee perso- | |
[pagina 953]
| |
nen beantwoordt aan een sociale marge. Houdt de bezoeker, meteen na het overschrijden van de drempel, halt en wordt vanuit die positie een gesprek gevoerd, dan impliceert dit een hogere graad van onderschikking (ondergeschiktheid) dan wanneer dit halfweg tussen deur en bureau plaatsvindt of wanneer de bezoeker tot bij het bureau stapt, enz. Minder direct, maar even beslist verwijzen de overige twee factoren (tijd tussen klop en intrede, tijd tussen klop en overeindkomen van de bezochte) naar een begrip van de kamer als ‘territorium’. Hoe hoger de relatieve status, des te langer duurt het voor de bezoeker het territorium binnendringt en voor de bezochte zich tot de bezoeker wendt. Gelaatsexpressie en lichaamsgebaar behoren vrij vaak - maar beslist niet zo categorisch als we graag vooropstellen - tot de gecontroleerde, bewuste communicatie. We kunnen toegeven dat, met de toenemende verbijzondering in de organisatie van het eigen leven, het volume onbewuste signalen aangetast en uitgehold raakt en omgezet in doelbewuste zelfpresentatie waarin de taal ons meestal sterk ondersteunt. Leven bestaat nu eenmaal in belangrijke mate uit diplomatieke beheersing van wat oorspronkelijk en fundamenteel non-verbale en onbewuste communicatie is. Toch blijven we ons bewust van het contrast tussen de gecontroleerde, expliciete talige uitingen en de niet gecontroleerde informatie die mensen meedelen over zichzelf, hun status, hun bedoelingen en motieven, hun zekerheden en twijfels. Juist omwille van dit contrast kunnen we wat mensen talig meedelen, vergelijken met wat we uit hun voorkomen en handelen aflezen; de oprechtheid, de uiteindelijke zin van wat mensen zeggen, maken we in grote mate op uit wat we uit hun non-verbale gedragsvormen verstaan. | |
ComplexiteitOp zichzelf is dit aandachtsgebied niet nieuw. Belangstelling voor wat de stem, het gelaat, het lichaam verrichten, gaat al heel ver terug. Emotie en intentie als begeleidingsmomenten van retoriek zijn sedert lang bekend. Maar veel van deze kennis steunde op speculatieve of introspectieve vooronderstellingen. Meer recent is aandacht opgekomen voor de aangeboren eigenschappen enerzijds en voor het sociale leerproces anderzijds. Methodische winst is ook dat bepaalde gebaren thans aanvaard worden als bewust en opzettelijk gebruikt binnen een cultureel-gemeenschappelijke code van nauwkeurige betekenissen. De aandacht is dan ook bezig zich te verleggen van de manier waarop deze betekenissen binnen een precieze context geproduceerd worden naar het vermogen van de recipiënt om de geïn- | |
[pagina 954]
| |
tendeerde betekenis correct te beoordelen en zo de communicatieve intentie zijnerzijds te realiseren. De term non-verbale communicatie wordt gebruikt voor een ontstellende variëteit van gebeurtenissen. Alles van de territoriumverovering van dieren tot het protocol onder diplomaten. Van gelaatsexpressie tot spierspasmen, van interne emotie tot openbaar monument. Van de boodschap als overrompeling tot de overreding per vuistslag. Van dans en drama tot muziek en mime. Van de stroom van affecten tot de verkeersstroom. Van extrasensoriële perceptie tot de economische politiek van machtsblokken. Van mode en gril tot de analoge computer. Van de geur van rozen tot de smaak van beefsteak. Van Freudsymbool tot astrologisch merkteken. Van de retoriek van het geweld tot de retoriek van de striptease. Een fascinerend spectrum, een verwarrende hutsepot. Wat simpeler, principiëler gezegd: non-verbale communicatie is de uitwisseling van informatie bij middel van niet-linguïstische signalen. Binnen deze globale definitie zijn er nochtans uiteenlopende tendensen van aanpak en benadering ontstaanGa naar voetnoot1. De modellen hebben de neiging zich wat eenzijdig af te stellen op herkomst en bron van de door de signalen meegedeelde informatie. Communicatie heeft dan een doorgaans menselijke oorsprong die een inhoud wenst over te dragen. Ik zou veeleer beklemtonen dat een ontvanger op zoek is naar informatie. De nadruk ligt ook sterk op situaties waarin de communicatie opzettelijk gebeurt. Het lopende onderzoek heeft een aantal van deze vooronderstellingen aangetast. Al vroeg werd in de typologie, toen het linguïstische model nog als afzetvlak werd gehanteerd, een onderscheid gemaakt tussen teken-taal, actie-taal en object-taal. Teken-taal omvatte het doelbewuste gebruik van gebaren om woorden te vervangen, zoals de liftersduim of de verkeersagent. Actie-taal nam alle beweging op die niet uitgevoerd werd met de expliciete bedoeling om te communiceren, zoals b.v. schrokkerig eten. Object-taal sloeg op de zelfpresentatie van materiële dingen zoals kleding, kunstvoorwerpen, machines. Afhankelijk van waar de begrenzingen worden gelegd en de onderverdeling plaatsgrijpt, ontstaan zo vele arealen van noncommunicatieve bijzonderheid. Iedereen is het er wel over eens dat lichaams- | |
[pagina 955]
| |
beweging een fundamenteel veld van keninteresse vormt; over wat er verder nog bijhoort, lopen de meningen sterker uit elkaar. Dit meningsverschil is niet willekeurig, het hangt samen met de invalshoek van de onderzoeker. De psycholoog, de antropoloog, de socioloog, de kunstanalist, ze zijn ieder voor zich op zoek naar andere waarden. Non-verbale codes zijn beslist complex, maar lang niet allemaal benaderen ze de structuur-met-vele-niveaus van het taalsysteem. Tegenhangers van het fenomeem zijn bij de non-verbale communicatie niet zo snel te ontdekken. Ook de syntactische wetmatigheid lijkt te ontbreken; een non-verbale ‘zin’ is niet te formuleren. Vele non-verbale codes zijn bovendien niet arbitrair maar ikonisch; de verhouding tussen het element en zijn referent is vaak ‘natuurlijk’, waar de taalassociatie willekeurig is en verworven door aanleren. Aangeleerd hoeven een aantal non-verbale signalen helemaal niet; gelaatsexpressies die met enkele basisemoties geassocieerd worden, schijnen b.v. universeel menselijk te zijn. Treden gelaatsexpressies automatisch en onvrijwillig op, dan zijn ze meer symptoom dan aangeleerd symbool. Dat maakt de analyse ervan bepaald niet makkelijker. Als het taalsysteem niet kan figureren als legger om non-verbale codes open te breken, welke benadering biedt zich dan aan? Recent wordt een aanpak verkozen die de codesystemen groepeert naar de geproduceerde basiskenmerken. Twee basissystemen zijn de uitvoeringscode en de artefactcode; twee toegevoegde systemen zijn de ruimte-tijd-code en de bemiddelingscode. De uitvoeringscode wil alle kenmerken opvangen die door directe activiteit van een menselijk communicator bij inzet van zijn eigen lichaam geproduceerd worden: gelaatsexpressie, ooggedrag, hoofdknik, houding, handgebaar, lichaamsbeweging. Ook geluiden horen erbij: lachen, geeuwen, vingers kraken, keel schrapen, neuriën, enz. De mens kan echter ook voelen, kan lichaamswarmte overdragen, geur verspreiden, smaak ter beschikking stellen (likken, zoenen, moedermelk). En de recipiënt is in staat deze codegegevens bij zichzelf te ‘actueren’, aanwezig bewust te maken. Artefactcodes worden geproduceerd met objecten; ze worden gemaakt, geschikt, ten toon gesteld en daardoor ontstaan betekenende momenten en constructen. Dat slaat op vele objecten die het individu met zich meedraagt: cosmetica, juwelen, kleding, tassen, badges, kentekens, bril, pijp, schrijfgerief. Grotere artefactcodes slaan op meubilair, kunstobjecten, gereedschap, uitrusting. Nog grotere codes omvatten relatief onbeweeglijke objecten zoals monumenten, huizen, kerkhoven, speelparken, autowegennet en dgl. Ook hier treedt geluidigheid begeleidend op: autotoeter, klok; het kan echter | |
[pagina 956]
| |
ook geur zijn: parfum, vers gebak, sportlokalen; en natuurlijk ook smaak: wijn, kaas, rookwaren. Ruimte-tijd-codes ontstaan door het organiseren en gebruikmaken van tijd en ruimte; ze komen wel voort uit wat in de uitvoerings- of artefactcode gebeurt, maar er moet wel extra aandacht aan besteed worden. Bemiddelingscodes ontstaan dan weer door inventiviteit, selectie, schikking en presentatie binnen een bepaald medium. Ze kunnen optreden binnen een specifiek type van menselijk artefact: fotografie, film, videotape, grafieken, cartoons, standbeelden, bandopname, publikatie. Binnen elk medium beschikt de communicator over verschillende keuzen, kan hij ordenen en herschikken, knippen en toevoegen, omvang en kleur wijzigen, volume en geluidseffect manipuleren, tijd en ruimte reorganiseren. Wat al te naïef hebben we de neiging communicatie op te vatten als gesproken of geschreven. Feitelijk bestaat er een veel uitgebreider gamma van non-verbale tekens. In iedere communicatieve situatie is er een nonverbale component, vaak even fundamenteel als de verbale. De betekenistoekenning is nooit volledig als deze component niet mede opgenomen wordt in het betekeningsproces. Het effect is dus enorm groot. De nonverbale component kan consequenties afdwingen in de communicatieve situatie, het resultaat van communicatieve systemen beïnvloeden, de beslissingen mede bepalen die het individu, de groep, de samenleving treffen of betreffen. Hij opereert permanent in onze selectie van produkten, partners en programma's. Vaak opereert hij op een laag niveau van bewustzijn. Dan maakt hij ons kwetsbaar voor de meer geheide manipulator die wel weet wat hij intentioneel bezig is uit te voeren. Non-verbale communicatie lijkt nog aan belang toe te nemen. De moderne technologie bevordert de overdracht van non-verbale tekens: tv, cinema, computer, holograaf, hifi, communicatiesatelliet. Ook onze leefwereld wordt er in toenemende mate door bepaald, van hoogbouw over E-wegen tot huishoudgadgets. Het landschap ligt benageld onder een tapijt van boodschappen. We worden omsingeld door artefacten die een beroep doen, dirigeren, verzoeken, opleggen. We gaan ook veel meer dan vroeger, toen nagenoeg iedereen iedereen in zijn leefcirkel kennen kon, met vreemden en onbekenden om. In deze interactie met anoniemen is de nonverbale informatie vaak de enige gids voor reactie en antwoord. Non-verbale signalen vullen het ons onbekende verleden in, helpen ons motieven en intenties te onderscheiden, waarschuwen ons voor gevaar of ontgoocheling, maken onze ervaring open en toegankelijk voor relaties die onze persoonlijkheid verruimen. | |
[pagina 957]
| |
TheatercodeDe tijd dat het theater uitsluitend beoordeeld werd naar zijn talige communicativiteit, is (voorlopig?) voorbij. Vandaag de dag - en niet zomaar om de grillige conjunctuur, maar omdat het uittesten van de theatercode de non-verbale expressiviteit, althans wat bewustzijn en zinsintentie betreft, sterker dan voorheen een genuanceerde functie weet toe te kennen - moeten we minstens een even intense aandacht richten op het systeem en de variatie die ons non-verbale vermogen weet aan te brengen in de zelfexpressie van de acteur/personage. Ook het dramatische gebeuren in een theateresthetische context krijgt gestalte, wordt waarneembaar, slaagt in zijn communicerende bedoeling door zich aan te bieden als een conceptueel/natuurlijk systeem met intrinsieke en extrinsieke betekenissen/functies gebaseerd op lichaamsbeweging (in de complexe zin, van extreme gymnasticiteit tot minuscule deelmotoriek) en op onderling afhankelijke regels/wetmatigheden die de zelfuitbeelding en de interactie als theatergebeurtenis sturen in verschillene socio-esthetische situaties. Als fysiek, cultureel, sociaal, maatschappelijk en economisch gedragssysteem convergerend in een artistiek-esthetisch intentieniveau, is het theater fundamenteel communicatief, een mediale instantie die verlangen en neiging, opzet en bedoeling onthullen zowel als verhullen kan. De non-verbale communicatie komt dus op vanzelfsprekende wijze in de theaterstudie terecht. Theater wordt dan beschrijfbaar als proces van menselijk gedrag dat geïntendeerde, cultureel bepaalbare momenten of cycli van non-verbale lichaamsbewegingen bevat (terwijl de ruimte, de tijd, de scenografie, de rekwisietobjecten, de kostumeringselementen e.a. daar nog toegevoegde non-verbale velden bij constitueren), afwijkend van de ‘normale’ motorische handelingen en als bewegingsaspect, zo produktief als receptief, een esthetische waarde beogend. |
|