Streven. Vlaamse editie. Jaargang 52
(1984-1985)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 782]
| |
Amerikaanse bisschoppen over economie
| |
[pagina 783]
| |
bestond uit aartsbisschop Weakland OSB (Milwaukee), aartsbisschop Donellan (Atlanta), bisschop Speltz (St. Cloud), bisschop Weigand (Salt Lake City), hulpbisschop Rosazza (Hartford). Er waren zeven medewerkers: twee economen, twee hogere oversten der religieuzen, een moraaltheoloog (David Hollenbach s.j.), een bijbelgeleerde (John Donahue s.j.) en tenslotte een priester uit het sociale apostolaat, George Higgins, iemand van het slag van Poels en Cardijn die in hun persoon wetenschap, praktijk en wijsheid weten te combineren. Zestien keer hielden de commissie en de staf hoorzittingen waar in totaal ruim honderd mensen aan het woord waren: vakbondsleiders, sociale activisten, economen, politici, ondernemers, enz. Zelf heb ik in mei 1984 zo'n hoorzitting van twee dagen bijgewoond: onder voorzitterschap van aartsbisschop Weakland werden daar allerlei problemen over armoede, over politieke corruptie, over illegale immigranten, over nieuwe economische initiatieven ten gehore gebracht door katholieken en niet-katholieken. | |
Bijbelse grondslagBij het verschijnen van de encyclieken Rerum Novarum (1891) en Quadragesimo Anno (1931) werd de aandacht voor de sociale leer van de katholieke kerk bepaald door het probleem van de arbeid en de gestalte van een sociaal-economische orde. Het antwoord dat de paus formuleerde met betrekking tot deze twee problemen was niet op een bijbelse theologie maar op een natuurwetsfilosofie gegrond, zodat de sociale leer van de kerk, ontwikkeld uit beschouwingen over de ‘essentie’, de natuur van de mens, een algemeen menselijke strekking hadden: ze golden voor katholieken en niet-katholieken. Dit is lang een kenmerkende traditie in de katholieke moraaltheologie geweest. Maar sinds het Tweede Vaticaans Concilie en sinds het werk bij voorbeeld van de redemptorist Bernard Häring probeert men in het zoeken en formuleren van antwoorden op de morele vragen van onze tijd steeds meer de Schrift te betrekken. Het gaat er niet om, middels bijeengeplukte citaten de bijbel te laten vertellen wat men zelf al vindt, maar in de bijbelverhalen te luisteren naar de ethische overwegingen en vermaningen van de schrijvers en profeten. Dat levert natuurlijk geen pasklare antwoorden op, de bijbel houdt zich nu eenmaal bezig met mensen die 20 tot 25 eeuwen geleden leefden in een cultuur geheel verschillend van de onze. En bovendien maakt het feit dat de katholieke moraaltheologie zich lang meer wijsgerig dan bijbels heeft ont- | |
[pagina 784]
| |
wikkeld, het niet gemakkelijk de morele waarden in de Schrift te ontdekken en... te interpreteren. In het eerste deel van de ontwerpbrief wordt een bijbelse visie op het economisch leven ontwikkeld. Verschillende thema's uit het oude testament worden uitgewerkt: in het eerste scheppingsverhaal vindt men de bevestiging van de waardighid van de menselijke persoon: man en vrouw schiep hij hen, naar zijn beeld en gelijkenis schiep hij hen... (Gen. I: 26-28). Het verbond tussen Israël en Jahwe (Ex. 19-24) begint met de herinnering aan al wat God gedaan heeft voor het volk, herhaalt de belofte van Gods liefde (‘hesed’) en trouw (‘emeth’), en verwacht van het volk Israël een eredienst en een zedelijk leven in overeenstemming daarmee. Het verbond is niet tussen God en individuele personen, maar het betreft de gemeenschap al zodanig. Van daaruit worden morele gedragsnormen voor afzonderlijke leden van de gemeenschap afgeleid. In de Schrift wordt de gerechtigheid in een samenleving beoordeeld aan de hand van het lot van de armen en machtelozen: hoe is de weduwe, de wees, de arme en de vreemdeling eraan toe? Als niemand voor hen opkomt, dan is er nog altijd Jahwe die hun schreien hoort (Ps. 10:14-18; 113:7). De koning, de gezalfde van God, is daarom speciaal verantwoordelijk voor deze categorie machtelozen. Als Jezus verkondigt dat men eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid moet zoeken, worden twee thema's van het oude testament bij elkaar gebracht: de bevestiging van de soevereiniteit van God over zijn volk en het daadwerkelijke antwoord in de gestalte van een rechtvaardige samenleving. Jezus' volgelingen dienen hun leven in te richten gelijk hij deed, hun kruis opnemen gelijk hij deed, de kwade geesten uitdrijven en de zieken genezen zoals hij het deed. Paulus trekt deze lijn verder door voor de christenen uit het heidendom. Christelijke ethiek is gericht op een ‘liefde die zichzelf niet zoekt’ (1 Kor. 13:5). | |
De armen van nuVan de armen in de Schrift naar de armen van onze tijd is een sprong van 2000 jaar. Hoe maak je zo'n sprong? Hoe werden de thema's van het oude testament omgezet in die van het nieuwe testament? Hoe werden joodse begrippen uitgewerkt voor christenen uit het heidendom? Hoe worden bijbelse thema's van toen omgezet in sleutelbegrippen voor onze samenleving? Hoe vertaal je bijbelse adviezen in adviezen voor christenen van de 20e eeuw? Soms lijkt het erop dat de christenen in de Derde We- | |
[pagina 785]
| |
reld dat beter aanvoelen of daar meer aan doen dan theologen en kerkleiders uit de Eerste Wereld, hoewel deze laatsten kunnen beschikken over een traditie van eeuwen en een wijsheid die bibliotheken vult. Wellicht daarom zijn de Amerikaanse bisschoppen tijdens de voorbereiding van hun brief naar Brazilië gegaan. Toen paus Johannes-Paulus II in 1980 Brazilië bezocht, zei hij meer dan eens dat er in ons economisch handelen een voorkeur voor de armen dient te zijn. Zoals de Latijnsamerikaanse bisschoppenconferentie in Puebla (1979) zei: indien wij bij elke economische beslissing een voorkeur voor de armen en allerarmsten zouden laten gelden, zou dat in Latijns-Amerika een fundamentele verandering van de economische structuur op gang kunnen brengen. Deze overweging vormt in de brief het scharnier tussen het bijbelse stuk (hoofdstuk I) en het daarop volgende stuk over ethische criteria om de economische praktijk te beoordelen (hoofdstuk II). Deze voorkeur voor de armen is voor de bisschoppen een betrouwbare weergave van de positie die de bijbelse profeten innamen in het Israël van hun tijd. De traditie van de profeten voortzettend, zien zij in ‘de voorkeur voor de armen’ een mandaat om het op te nemen voor de machtelozen in de Amerikaanse samenleving. Theologisch gesproken betekent dit ook dat echte Godservaring bij voorkeur te vinden is temidden van de armen en de machtelozen. Het spreken van een bisschop van nu, van Jezus van Nazareth van toen of van een profeet van heel vroeger met en namens de armen is een erkennen dat God, de Vader, de Heilige van Israël zelf een voorkeur voor de armen tentoonspreidt. | |
Normen voor het economisch leven1. De eerste norm die ontwikkeld wordt is geschreven in de taal van de mensenrechten: hier niet in een individuele betekenis maar in collectieve zin gebruikt. De encyclieken over de sociale leer en de pastorale constitutie van Vaticaan II over de Kerk in de Wereld van Vandaag (Gaudium et Spes) worden als bronnen gebruikt. Uitvoerig wordt gerefereerd aan de sociale encycliek van paus Johannes-Paulus II Laborem Exercens. De norm voor elk economisch bestel moet zijn dat het mensen in staat stelt een aanzienlijke mate van zelfverwerkelijking in hun werk te vinden; wie werkt moet voldoende beloond worden om in de essentiële materiële behoeften te kunnen voorzien; de eenheid en solidariteit van gezin, natie en wereldgemeenschap moet worden bevorderd. 2. Rechtvaardige verhoudingen en menselijke waardigheid vereisen minimumniveaus van inspraak en medezeggenschap van alle betrokkenen in de | |
[pagina 786]
| |
bedrijfsgemeenschap. Passieve betrokkenheid en onmondigheid zijn slechts twee van de vele manieren waarop mensen aan de kant worden geschoven. Alle betrokkenen moeten in de gelegenheid worden gesteld te participeren in het oplossen van de collectieve verdelingsvraagstukken van de samenleving. Niet alleen een materieel aandeel in de welvaart maar ook een aandeel in de zeggenschap is wezenlijk voor een menselijke bedrijfsorganisatie en een menswaardige samenleving. 3. Een derde norm is de eliminatie van elke vorm van discriminatie. De huidige welvaartsverdeling in de VS is moreel onaanvaardbaar en hetzelfde moet worden gezegd van de internationale welvaartsverdeling tussen rijke en arme landen. Deze ongelijke verdeling van inkomen, vermogen, werkgelegenheid en andere economische goederen wordt ten dele in de hand gewerkt door discriminatie vanwege sekse en huidskleur. | |
Zes factoren in het economische procesDeze normen en de daaruit volgende prioriteiten (de armen in de VS, medezeggenschap, veranderd investeringspatroon) staan diametraal tegenover de fundamentele economische filosofie van de Amerikaanse individuele vrijheid en in het bijzonder de individuele ondernemersvrijheid. De bisschoppen erkennen dat dit een complex vraagstuk is, maar zij vinden dat binnen de bestaande economische structuur van de VS nieuwe oplossingen mogelijk zijn, mits een grotere economische rechtvaardigheid wordt verwezenlijkt binnen elk der zes te noemen factoren van het economisch proces. 1. De eerste factor betreft de vakbonden. Het bestaansrecht van de vakbonden is door de kerk reeds (of pas?) erkend in de encycliek Rerum Novarum (1891). De nieuwe economische ontwikkelingen in de VS schijnen de vakbonden weer naar de achtergrond te verdringen. Daarom lijkt het mij een moedige stap van de bisschoppen om de vakbonden als eerste participant van het economische leven te blijven zien. Stakingen zijn in hun ogen nog altijd een gewettigd middel in het proces om meer rechtvaardigheid te verkrijgen. Zij veroordelen de open, sluikse of indirecte manieren waarop ondernemers tegenwoordig de macht van de vakbonden proberen te breken. Zij veroordelen alle pogingen om vakbonden te intimideren, of dat nu gebeurt in een vrije maatschappij als de VS of in een ‘onvrije’ maatschappij als Polen. 2. Een tweede factor waarbinnen mogelijkheden zijn om een rechtvaardiger samenleving te bevorderen, betreft de managers, investeerders, banken | |
[pagina 787]
| |
en economisch machtige bedrijven. De grootte van een bedrijf is moreel gesproken neutraal. Wel kunnen grote bedrijven meer invloed aanwenden op het wel en wee van de economie dan duizenden kleine bedrijven dat kunnen. Het recht op eigendom en het recht om te investeren mogen nooit het algemeen belang uit het oog verliezen. Wanneer dit laatste alleen door een zekere mate van overheidsinmenging in bepaalde sectoren van de economie gegarandeerd kan worden, dan sluiten de bisschoppen socialisatie niet uit. 3. Als derde factor in het economische proces wordt de politieke component, de overheid, onder de loep genomen. De morele functie van de overheid bestaat in het garanderen van de basisrechten voor elk lid van de samenleving. Ook voor de overheid geldt de specifieke verplichting tot ondersteuning van de armen. Uiteraard geldt die verplichting in de eerste plaats voor elk lid van de samenleving. 4. Voor de Verenigde Staten met haar ‘open’ economie speelt de interrelatie met het buitenland een belangrijke rol in het economisch proces. Vaak hebben economische acties (tarieven, boycot, produktie-veranderingen, enz.) van Amerikaanse bedrijven een beslissende invloed op de economie van kleine landen elders in de wereld. Dat betekent een dubbele morele belasting voor multinationale ondernemingen en financiële instellingen in de VS. Het omvat ook een morele taak voor de vakbonden, die niet meer uitsluitend mogen denken aan het verkrijgen van betere arbeidsvoorwaarden in de VS, omdat dit wel eens ten koste gaat van Derde Wereld-landen. 5. Een vijfde factor in de economie is het gedrag van de consument. De bisschoppen spreken van een tendens tot o ver-consumptie. Het wordt wellicht tijd om meer te gaan sparen en om de levensstijl wat af te slanken. 6. Ten slotte wordt de kerk als zesde factor genoemd. De kerk kan anderen niets voorhouden als ze zelf haar werknemers onderbetaalt. Gezonde normen voor fatsoenlijke salariëring, pensioenstelsel, inspraak enz. gaan zonder meer op voor kerkelijke organisaties. Deze organisaties dienen zich ook op een kritische en voorbeeldige wijze te houden aan het gehele pakket van de sociale wetgeving. Ook de beleggingen van kerkelijke instellingen dienen op een kritische en voorbeeldige wijze te gebeuren. | |
BeleidstoepassingenNadat de bisschoppen aldus de beginselen voor een christelijke economische ethiek hebben geschetst, gaan zij vervolgens gedetailleerd in op een aantal specifieke problemen van de VS. Dit deel van de brief heeft in de | |
[pagina 788]
| |
Amerikaanse pers de meeste aandacht gekregen en de meeste discussies concentreren zich op deze praktische kwesties, maar voor lezers in België of Nederland, waar men al jaren gewend is aan een gemengd christelijksocialistisch regeringsbeleid, lijkt het me niet zo opzienbarend. Voor de gemiddelde Amerikaan evenwel is staatsinmenging een vloek en zijn sociale voorzieningen een onnodig kwaad. De ‘New Deal’-politiek van president F. Roosevelt werd aanvaard vanwege de economische depressie en de daaropvolgende oorlogsinspanningen. De huidige regering-Reagan wil nu echter de rol van de staat terugdringen. Tegen de opinie van wellicht de meerderheid van het Amerikaanse volk en de federale regering in Washington in pleiten de bisschoppen voor een on-Amerikaanse aandacht voor een grotere rol van de overheid. Wel maken zij een voorbehoud voor hun overwegingen betreffende de beleidstoepassingen: ze hebben niet dezelfde morele autoriteit als de beginselen die in de eerste twee hoofdstukken geformuleerd zijn. Allereerst wordt uitvoerig aandacht gegeven aan het probleem van de werkloosheid. Het werkloosheidspercentage is ongemeen hoog onder de jongeren, de negerbevolking en de vrouwen. De overheid doet gewoon te weinig om nieuwe werkgelegenheid te scheppen. Daarna komt het groeiende probleem van de binnenlandse armoede aan de orde. Volgens de statistische gegevens van de federale regering leven 35 miljoen Amerikanen onder de armoedegrens. De bisschoppen vinden dit een sociaal en moreel schandaal. Structureel gezien zijn die armen vooral negers, bejaarden en alleenstaande moeders met kinderen. Vele vrouwen zakken in een alsmaar diepere armoede weg bij de dood van hun man of in geval van echtscheiding. Armoede is niet slechts een gebrek aan financiële middelen maar evenzeer een niet aflatende spiraal van ontberingen, verminderde levenskansen en verminderende maatschappelijke vooruitzichten. De bisschoppen signaleren ook de schever wordende inkomensverdeling in de VS: de rijkste 20% van de bevolking incasseerde in 1982 49% van het nationale inkomen, terwijl de armste 20% slechts 4% kreeg. Als derde beleidspunt noemen de bisschoppen het ingewikkelde Amerikaanse stelsel van sociale voorzieningen. Naar hun mening is dat dringend aan herziening toe. Naast een reeks voorstellen tot verbetering, manen zij ook tot voorzichtigheid in de behandeling en bespreking van dit probleem. De armoede van de steuntrekkers is al erg genoeg en het geeft daarom geen pas om ongefundeerde beschuldigingen uit te brengen over misbruik of bureaucratie van de sociale voorzieningen. John K. Galbraith noemde onlangs het sociale stelsel in de VS eigenlijk een betrekkelijk effectief sys- | |
[pagina 789]
| |
teem, dat met duizenden laaggesalarieerde medewerkers maandelijks miljoenen mensen hulp verschaft. Als vierde beleidspunt wordt de relatie met de Derde Wereld genoemd. De federale regering vermindert op het ogenblik de ontwikkelingsbegroting, terwijl de militaire hulpprogramma's toenemen. De brief beklemtoont enerzijds de noodzaak van een zekere mate van binnenlandse sociale en economische planning en pleit anderzijds voor een verhoogde inspanning van de ontwikkelingshulp. Aan het eind van hun brief nemen de bisschoppen de draad van het begin weer op. De katholieke sociale leer, zoals voorgesteld in deze ontwerptekst, is sterker dan voorheen verbonden met de geloofservaring van de gelovige christen. Een christelijk perspectief op economisch handelen zou eigenlijk het leven van iedere individuele Amerikaan en de Amerikaanse samenleving in haar geheel moeten omvormen in een nieuwe stijl van leven, waar een harmonischer evenwicht nagestreefd zou kunnen worden tussen werk en vrije tijd, tussen arbeid en eredienst, tussen brood verdienen en brood breken. | |
DiscussieDe stijl waarin de Amerikaanse bisschoppen hun morele visie, hun bijbelse grondslagen, hun normatieve aanpak en hun praktische aanbevelingen naar voren brengen, verschilt grondig van die van de pauselijke sociale encyclieken. Zij leggen hun overwegingen ter discussie voor. En die discussie liet dan ook niet lang op zich wachten. Gelijk met de ontwerpbrief van de bisschoppen verscheen al een ‘lekenbrief’ van een groep ‘bezorgde’ katholiekenGa naar voetnoot3 (o.m. Alexander M. Haig, minister buitenlandse zaken 1981-82, Clare Booth Luce, weduwe van de oprichter van Time en oud-ambassadrice in Italië, William E. Simon, oud-minister van financiën, Michael Novak, auteur van verschillende populair-theologische boeken en waarschijnlijk redacteur van de brief), waarin onomwonden gepleit wordt voor de oer-Amerikaanse idealen van het vrije ondernemerschap en de individuele naastenliefde van de hard werkende en welvarende Amerikaan tegenover de ‘betuttelende’ structurele zorg van de overheid voor de minderbedeelden. De lekenbrief gaat lijnrecht in tegen de brief van de bis- | |
[pagina 790]
| |
schoppen en vormde de openingszet in een debat dat nu al maanden aan de gang is. In belangrijke katholieke tijdschriften als America, Commonweal, in diocesane bladen verschijnt artikel na artikel. Aan vele universiteiten worden symposia aan het onderwerp gewijd. In april ll. bijvoorbeeld een debat tussen Milton Friedman en John K. Galbraith in Berkeley. Friedman zag in de meeste voorstellen van de bisschoppen geen heil en kwam voor de dag met een onorthodox systeem van negatieve belastingen; Galbraith friste een aantal New Deal-ideeën op. De belangstelling voor de discussie is overal overweldigend, de uitkomst ervan onbeslist. Ik heb gehoord dat het bijbelse hoofdstuk op de helling gaat, dat het tweede hoofdstuk over de ethische normen grondig herschreven zal worden en dat ook voor de praktische aanbevelingen rekening zal worden gehouden met de op- en aanmerkingen die erop zijn binnengekomen. Dat wordt dus een geheel nieuw ontwerp. Het wordt begin 1986 verwacht. Wie een beetje vertrouwd is met de professionele beoefening van sociologie of economie, weet dat de sociale en economische ethiek daarin nauwelijks een geïntegreerde plaats heeft. In vergelijking met de enorme ontwikkeling van de moraaltheologie op andere gebieden, is de achterstand van met name de economische ethiek schrijnend. Terwijl in de 19e eeuw aan alle Europese universiteiten nieuwe takken van wetenschap ontstonden, bleef de katholieke theologische wetenschap overal buiten de universiteit (Leuven en een paar andere uitgezonderd). Rechten of medicijnen groeiden in de middeleeuwen op in universiteiten waar theologiebeoefening een normale en serieuze bezigheid was. Rechtsethiek en medische ethiek hebben dan ook al lang bestaansrecht binnen de studie en de beoefening van rechten en medicijnen. In de sociale wetenschappen daarentegen is het debat over normen en waarden pas veel later op gang gekomen. Dat laat dit ontwerp-document van de Amerikaanse bisschoppen goed zien. De poging om een economische ethiek te formuleren is voor kerkleiders, theologen, economen en politici nog altijd een krachttoer. Het verband tussen theologie en economie is nog grotendeels een onontgonnen terrein waar nog veel graafwerk verricht moet worden. Vruchtbare pastorale richtlijnen kunnen eigenlijk pas daarna geschreven worden. |
|