Streven. Vlaamse editie. Jaargang 52
(1984-1985)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 773]
| |
Streven juli 1985 | |
[pagina 775]
| |
Het Pausbezoek
| |
[pagina 776]
| |
stilstaan: het volkskatholicisme dat zich zo massaal manifesteerde in wat er gebeurde, en de taal die te horen was in wat er gezegd werd. Nogmaals, op geen van beide ga ik diep of uitgebreid in. Ik leg u alleen wat losse notities voor, met een beroep op dat ‘recht op dwaling’ waar Rector De Somer voor pleitte, het recht om me in mijn hypothesen te vergissen. | |
Het gebeuren en wat erin zichtbaar werd‘Het gebeuren overwoog’, zei Mgr. Van den Berghe. ‘Het gebeuren’, zei Mgr. Vangheluwe, ‘dat waren allereerst de grote, ja, massale groepen mensen die zo dicht mogelijk bij de paus wilden komen, hem aanraken zelfs’. Dat ‘aanraken’ is een oermenselijk of moeten we zeggen oerreligieus gegeven. We herinneren ons toch allemaal tv-beelden uit Iran waar we hetzelfde met Ayatollah Khomejni zagen gebeuren? En wat vertelt het eerste Jezusverhaal dat ons is overgeleverd? ‘Ze wierpen zich op hem om hem aan te raken’. Tot vier keer toe komt het terug in het Marcusevangelie: ‘Waar hij ook kwam, in dorpen, in steden, op het land, legden ze hun zieken neer op straat en smeekten hem dat ze al was het maar de zoom van zijn mantel aan mochten raken’. Met de ‘Plaatsbekleder’ van die Christus op aarde kan nu hetzelfde gebeuren. Dat is iets nieuws. Als Pius XII indertijd naar hier was gekomen, zouden er, geloof ik, nog veel grotere massa's te hoop zijn gelopen (we zongen toen toch allemààl: ‘Evviva Pio Duodecimo’!) maar van aanraken zou er geen sprake geweest zijn. De Mechelse catechismus zei toen nog: ‘Het onzienlijk en opperste hoofd van de Kerk is Christus, maar het zienelijke hoofd is zijn stadhouder op aarde, de paus van Rome’. Maar zienlijk is de paus pas nu geworden, door zijn reizen en de amplificatie ervan door de tv: ‘de zienlijkste mens ter wereld’Ga naar voetnoot1. ‘Daarmee’, schrijft J.L. Heldring, ‘is het mysterie dat de paus altijd omhing, grotendeels verdwenen’. Van dit laatste ben ik niet zo zeker. Juist zienlijkheid wekt soms een rationeel moeilijk te verklaren geloof in mysteries. Waar O.L. Vrouw ‘verschijnt’, ontstaat volksdevotie, daaraan heeft het pausbezoek ons nog eens nadrukkelijk herinnerd. Op een vergelijkbare manier maakte de ‘verschijning’ van de paus een volkskatholicisme zichtbaar waarvan velen waarschijnlijk dachten dat het bij ons, althans in die mate, niet meer bestond. Dat is een fenomeen waarop we niet te laatdunkend neer moeten kijken. | |
[pagina 777]
| |
Juist diegenen die zo geboeid zijn door de ‘volkskerk’ elders, zijn soms geneigd de volkskerk bij ons als louter folklore af te doen. Sommigen van ons die onze kerk een ander gezicht willen geven, worden daardoor tot een verkeerde strategie verleid, vrees ik. Het spijt me dat ik het moet zeggen, maar een van de treurige dingen van het hele evenement waren sommige reacties van ‘Maatschappij- en Kerkkritische Kristenen’ die hier en daar te horen waren in panelgesprekken en communiqués achteraf. Als je dit volkskatholicisme hooghartig van de hand blijft doen, schiet je tekort in je analyse. Het katholicisme van Leve de Paus en Totus tuus evangeliseer je niet met er wat slogans tegen aan te gooien. Dat heeft alleen maar tot gevolg dat het verkrampt. Ik moet denken aan het artikel van J.L. Segundo dat we hier eind vorig jaar publiceerden, De twee theologieën van de bevrijding. Segundo spreekt daarin van een ‘bekering’ van de bevrijdingstheologie: in plaats van uitsluitend belerend tegenover de volksreligie op te treden, ging zij inzien dat volksreligie en populistische bewegingen juist haar uitgangspunt moesten zijn. We stoten hier op de steeds weer terugkerende moeilijkheid van de verhouding tussen de ‘voorhoede’ of wat zich daarvoor houdt en de ‘basis’ of wat daarvoor gehouden wordtGa naar voetnoot2. Van een onzalige polarisatie tussen beide zijn de tekenen ook bij ons al aanwezig, overigens niet alleen op kerkelijk gebied; de smalende toon waarop een deel van de Vlaamse pers over interventies van ‘gauchistische intellectuelen’ op maatschappelijk of politiek gebied spreekt, is duidelijk genoeg. De vergelijking die ik suggereer tussen de houding van de bevrijdingstheologie tegenover de volksreligie en die van gelovige kerkcritici tegenover het volkskatholicisme bij ons mag echter niet te simpel worden opgevat. Van mijn kritiek op de ‘Maatschappij- en Kerkkritische Kristenen’ wil ik direct al iets terugnemen. In Latijns- en Centraal-Amerika, in Azië, in Afrika gaat het duidelijk en concreet om armen, letterlijk en materieel armen. Gaat het bij ons niet eerder om een laat-burgerlijk volksgeloof? Alleen de traditionele burgerklasse schijnt nog te geloven dat evangelische waarden en evangelische moraal helemaal hetzelfde zijn als burgerlijke waarden en moraal of dat de God van een verburgerlijkte kerk restloos samenvalt met de God van de bijbel. Diegenen die tegen de euforie van het pausbezoek wat argwanender aankijken, zouden wel eens gelijk kunnen hebben als ze vrezen dat die misvatting door het optreden en de theologie van deze paus bevestigd wordt. | |
[pagina 778]
| |
De God van de bijbel geeft lang niet zo veel zekerheid als velen in de viriele vaderfiguur van deze paus zoeken. Tussen diens tegemoetkomend, inpalmend optreden en zijn theologie van de eeuwige waarheden bestaat helemaal niet die tegenstelling die sommigen erin zien. Met brio wordt zowel door de paus zelf als door de voor ongeveer alles applaudisserende menigten van het een op het andere overgeschakeldGa naar voetnoot3. Juist het samengaan van beide geeft die veilige zekerheid die vele mensen vandaag zoeken, een zekerheid waar ze zich, zonder al te veel oncomfortabel nadenken, aan op kunnen trekken. Zoals Kard. Danneels in het reeds geciteerde interview in La Libre Belgique zei: ‘Il y a aujourd'hui un certain danger de sentimentalisme, d'un christianisme à fleur de peau qui fait du bien... Une sorte de duvet fort agréable à porter quand on vit dans un monde spirituellement froid’. Die theologie van de paus brengt me tot mijn tweede overweging: de taal die te horen was in wat er gezegd werd. Maar mijn eerste kapitteltje over het gebeuren wil ik niet afsluiten zonder, al was het maar even, te herinneren aan twee andere dingen die, naast het volkskatholicisme, zichtbaar werden, het ene verheugend, het andere zorgwekkend. Verheugend: de rijpe mondigheid van representatieve leken, vooral vrouwen, en de vrijmoedige steun die zij van hun bisschoppen krijgen. Dat is iets wat niet meer terug te draaien is en er zal ook niemand zijn die daar nog aan denkt. Zorgwekkend: de opdringerig wordende aanwezigheid van Opus Dei. We weten welke sympathie de paus deze elitaire, semi-clandestiene beweging toedraagt. Maar niet iedereen deelt die sympathie. Mgr. Musty, hulpbisschop van Namen, bij voorbeeld: ‘Des commandos de l'Opus Dei, venus de l'étranger, ont suivi le pape tout au long du voyage (...). Cela me rappelle d'autres régimes de sinistre mémoire’ (Le Monde, 23.5.85)Ga naar voetnoot4. | |
[pagina 779]
| |
Wat er gezegd werd en de taal die daarvoor gebezigd werdOp een vraag van La Libre Belgique: ‘Hoe komt het toch dat zovele toespraken van de paus in zo'n moeilijke en weinig aangepaste taal gesteld zijn? Ze zijn toch hier voorbereid?’ was het antwoord van Kard. Danneels: ‘Alles wat wij geschreven of gesuggereerd hebben, is in Rome helemaal herschreven, al zijn dezelfde ideeën over het algemeen bewaard gebleven. Hoe interessant de inhoud ervan ook is, de toespraken zijn jammer genoeg gesteld in een taal die het hart weinig aanspreekt en niet erg tot bekering uitnodigt. Het moet mogelijk zijn hetzelfde op een meer moderne, eenvoudige, treffende manier te zeggen. Dat hangt veel af van de redacteur’. Dat is een antwoord waarbij enkele kanttekeningen te plaatsen zijn. Om te beginnen heeft de kardinaal dus blijkbaar andere toespraken gehoord dan de commentator van De Standaard, die vond dat je wel een chagrijnige criticus moest zijn om te durven beweren ‘dat de woorden van de paus niet zijn doorgedrongen tot de menigte’. Een helemaal niet zo chagrijnige criticus, maar een integere en gedegen pauskenner als Jan Grootaers heeft al gezegd dat we minstens zes maanden nodig hebben om te analyseren wat de paus precies gezégd en wat hij precies bedoéld heeft. Een vreemde zaak eigenlijk. Je zou haast gaan denken dat ‘de grote Nederlandse volksschrijver’ Reve wel eens gelijk zou kunnen hebben (narren zeggen wel eens vaker wijze dingen): ‘Het wezenlijke van een volwassen volgroeide religie is dat zij iets zegt, maar iets anders bedoelt (...) Er wordt iets anders bedoeld dan het letterlijk medegedeelde’. Een van de functies van religieuze taal is inderdaad, de tegenstelling tussen mythe en werkelijkheid verhullend uit te spreken en ze zo in het bewustzijn te houden. Maar dan moet die taal wel iets hebben van poëtische taal. Die zegt ook: ‘Lees maar, er staat niet wat er staat’. De taal die ‘de redacteur’ van de pauselijke toespraken gebruikt, heeft daar echter niets van. Ik zeg niet dat de toespraken van de paus van hetzelfde theologisch en exegetisch allooi waren als zijn wekelijkse catechetische praatjes op het Sint-Pietersplein, waarvan niemand in zijn directe omgeving hem dùrft zeggen (dat heb ik daar eens gehoord) dat hij die beter achterwege zou laten. Was dat dan te danken aan het feit dat hem van hieruit teksten zijn voorgelegd en gesuggereerd? Maar dan rijst de vraag: hoe kun je ooit grondig analyseren wat deze paus wil en bedoelt als je niet over die voorgelegde teksten beschikt en ze nauwgezet vergelijkt met wat ‘de redacteur’ ervan gemaakt heeft, wat eruit weggelaten of eraan toegevoegd is, welke accenten verschoven zijn? Een beetje zoals je een bisschoppensynode, b.v. de komende buiten- | |
[pagina 780]
| |
gewone bisschoppensynode in november, kunt analyseren door al wat de bisschoppen er in bonte verscheidenheid naarvoren brengen te vergelijken met wat ervan overblijft in het eindrapport van de paus. ‘De tijd van de documentenstudie is aangebroken’, schrijft De Standaard vandaag, 28 mei. De Pastor Pastorum die het evangelie komt verkondigen en het geloof komt vieren, maar wiens toespraken en ‘antwoorden’ achteraf door ‘deskundigen’ onder de loep moeten worden genomen, het blijft een vreemde zaak. Ik geef volmondig toe: niet alles bleef even vaag en interpretabel. Om maar iets te noemen, de veroordeling van het racisme ten aanzien van onze immigrantenbevolking kan niemand ontgaan zijn. Anderzijds al evenmin het zo ongeveer op één lijn stellen van anticonceptie, abortus, echtscheiding en euthanasie. Wat de paus over de vrouwen in de kerk zei, schept ongetwijfeld enkele openingen, ‘ook in overlegorganen en in het theologisch denken’, zei hij in Antwerpen, maar in het gezin ‘blijft haar rol tegenover haar man en kinderen primordiaal’. Dat is heel mooi maar het wordt nooit van mannen gezegd. Bovendien moet de passage gelezen worden als een antwoord op de niet mis te verstane vraag van het Interdiocesaan Pastoraal Beraad of vrouwen alleen maar ‘in dienende functies’ kerktaken op zich kunnen nemen en daar werd niét op geantwoord. Maar nu ben ik zelf al aan het interpreteren geslagen. Ik bedoel maar: met ongeveer dezelfde woorden kun je totaal verschillende dingen zeggen. Een frappant voorbeeld daarvan was hetgeen A. Thijs, de voorzitter van het IPB, over echtgescheidenen zei en wat de paus daarop antwoordde. ‘Een warm-menselijke en diep-christelijke aandacht gaat naar hen die falen in de relatie en uiteengroeien... Bij ons leeft de sterke overtuiging dat men voor God altijd kan herbeginnen en wij willen meewerken aan nieuwe kansen voor echtgescheidenen’. En het antwoord: ‘In delicate situaties moeten we getuigen van medelijden en barmhartigheid en de personen in kwestie hun hoopvol perspectief nooit ontnemen’. Ongeveer dezelfde woorden. Maar een representatief orgaan van de lokale kerk bedoelt: wij geloven dat het niet christelijk is, mensen die in hun huwelijk falen en een tweede relatie aangaan, van de sacramenten uit te sluiten. Terwijl de paus bedoelt: het spijt me, maar de wet van God is anders en alleen het centrale leergezag van de universele kerk weet hoe je die eeuwige en onveranderlijke wet moet verstaan. Niet alleen voor interpretatoren ligt hier dus nog veel werk op de plank. Ook de bisschoppen moeten het bezoek nu ‘verwerken’. Niet alleen ‘achterhalen wat de emoties die het evenement wekte in de diepte betekenen’. Maar ook wat hun collegialiteit met de bisschop van Rome in concreto | |
[pagina 781]
| |
waard is. Kennelijk hebben de Belgische bisschoppen daar een minder krampachtige opvatting over dan hun Nederlandse collega's. Kard. Danneels: ‘Als wij geëngageerde leken zich vrij laten uitspreken, zonder enige censuur, dan is dat toch de lokale kerk die spreekt... Ik geloof echt dat de paus die collegialiteit wil. Maar de bisschoppen moeten zelf hun verantwoordelijkheid niet uit de weg gaan. Als zij altijd maar weer voor de kleinste toelating naar Rome lopen, komt er van die collegialiteit natuurlijk niets terecht’. Die optimistische visie kan evenwel niet helemaal verhelen dat de bisschoppen vaak klem zitten tussen wat van onderen leeft en wat van boven tegengehouden wordt. Laten wij hopen dat zij niet zonder welgevallen gadeslaan hoe de geduldige druk van onderen sterker wordt. Hoe dan ook, met hen kan de dialoog, die met de paus wat moeilijker verloopt, vrij en moedig worden voortgezet. Zoals hun optreden voor en tijdens het bezoek heeft laten zien, hebben wij dat tenminste op Nederland voor. |
|