Streven. Vlaamse editie. Jaargang 52
(1984-1985)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 726]
| |||||
Emiel Schiltz
| |||||
[pagina 727]
| |||||
lijk verlof vragen om terug te mogen komen. Schiltz weigerde en werd klerk bij de griffie van het Antwerps gerechtshof. In 1889 legde hij voor de Centrale Examencommissie in Brussel het tweede kandidaatsexamen af. In april 1892 promoveerde hij tot doctor in de rechten. Hij vestigde zich als advocaat, eerst in de Dambruggestraat, vanaf midden 1899 in de Prinsstraat in Antwerpen. Na de Eerste Wereldoorlog woonde hij met zijn gezin in de Minderbroedersstraat. Hij werd ook bijgevoegd voorzitter van de politierechtbank en werd als een goedhartig en rechtvaardig rechter gerespecteerd. Ondanks zijn drukke beroepsbezigheden hield Schiltz van gezelligheid, van de natuur en van kunst. Hij was erg geïnteresseerd in geschiedenis, hield van het oeuvre van Charles Dickens en Weremeus Buning en van de Betuwsche Novellen van Cremer. Zijn vrije weekends bracht hij het liefst door aan de oevers van de Schelde, in Bornem, waar hij een buitenhuis bezat. Zijn vrouw, Joanna Mortelmans, was de zus van de componist Lodewijk Mortelmans, een kunstminnende dame die in haar vrije tijd af en toe schilderde. Samen hadden ze acht kinderenGa naar voetnoot2. Na een slepende ziekte overleed Schiltz op 4 november 1929. Hij werd begraven in de familie-grond op het kerkhof te Merksem. | |||||
Overtuigd Vlaming en bekwaam advocaatReeds in het college stond Emiel Schiltz in nauw contact met Adolf Pauwels en Adelfons Henderickx. Pauwels stichtte in die dagen geheime bonden, belegde landdagen en correspondeerde met colleges, seminaries en athenea over heel het Vlaamse land. In 1883 stichtte hij de Algemeen Vlaamsche Bond van de provincie Antwerpen. Schiltz werd er onmiddellijk lid van. Later ijverden Schiltz en Pauwels vooral binnen de Nederduitsche Bond, een afdeling van de Meetingpartij, voor democratisering van deze partij. Ze wilden dat de Bond zich onafhankelijker zou opstellen tegenover de Association Conservatrice en beslister voor de Vlaamse belangen zou opkomen. Als lid van de Vlaamsche Wacht, een organisatie die zich bezighield met Vlaamse propaganda, ging Schiltz omstreeks 1890 het wetsontwerp-Coremans en de gelijkheids wet van dorp tot dorp verdedigen. In 1896 werkte hij mee aan de 100-jarige herdenking van de Boerenkrijg in Bornem. Ook de strijd voor de vernederlandsing van de Gentse | |||||
[pagina 728]
| |||||
universiteit nam, vooral vóór 1914, veel van zijn tijd in beslag (Victor, 105). Als advocaat pleitte Schiltz meestal in strafzaken. Op het Assisenhof kon hij de volle maat geven van zijn oratorisch talent. Hij was echter ook een gewaardeerd feest- en tafelredenaar en viel in die hoedanigheid herhaaldelijk op in de Vlaamsche Conferentie der Balie van Antwerpen. Hij werd haar ondervoorzitter in het academiejaar 1912-13 en voorzitter in 1913-14 en in 1920-21. De Conferentie was voor hem veel meer dan een club van gelijkgezinden. In 1885 ontstaan, naar het voorbeeld van de Vlaamsche Conferentie van de Balie van Gent, kwamen advocaten er samen om pleitoefeningen te houden, naar culturele voordrachten te luisteren en feest te vieren. Op Vlaams gebied heeft zij verdienstelijk werk geleverd, zij heeft o.m. bijgedragen tot de vernederlandsing van het gerecht. Nog in 1905 lokte Schiltz in Brussel een incident uit toen hij, samen met advocaat Hector Plancquaert uit GentGa naar voetnoot3, op verzoek van een cliënt in het Nederlands pleitte. Heel het pleidooi moest woord voor woord in het Frans worden vertaald en Schiltz werd bij de Tuchtraad van de Antwerpse advocaten aangeklaagd ‘pour avoir manqué de respect envers un confrère et envers les magistrats qui ne connaissent pas la langue dont il s'était servi dans sa plaidoirie’ (Victor, 167-172). | |||||
Daensisme in AntwerpenSchiltz heeft in het Antwerpse daensisme meer een bezielende dan een leidende rol gespeeld. Hij werkte nauw samen met Adolf Pauwels, de wegbereider, en met Hector Lebon, de leider. Omstreeks 1890 was het voor vele vooruitstrevenden in de Meeting duidelijk geworden dat de partij niet langer aan haar oorspronkelijk democratisch en progressief imago beantwoordde. Binnen de Nederduitsche Bond ijverden jonge contestanten voor algemeen stemrecht en evenredige vertegenwoordiging, voor een democratische poll, voor Nederlands in het gerecht, in gemeente- en provincieraden en in het Parlement. Ze wilden de partij hervormen en verjongen, en vonden in Hector Lebon hun leider. Toen een opbouwend gesprek met de oude conservatieven niet mogelijk bleek en dezen naar aanleiding van de nieuwe gemeentekieswet een al te | |||||
[pagina 729]
| |||||
lakse houding aannamenGa naar voetnoot4, stichtten deze jongeren in mei 1895 de Vlaamsche Christene Volkspartij. Ze propageerden hun opvattingen in het weekblad Het Volksrecht, dat verscheen van 4 juli 1895 tot na 1900Ga naar voetnoot5 en waaraan ook niet-Antwerpse daensisten als Adolf Daens, Hector Plancquaert en Léonce du Castillon regelmatig meewerkten. Ze bleven evenwel lid van de Nederduitsche Bond en zagen hun actie eerder als een rebellie dan als een scheuring. Toen het eind 1895 toch tot een scheuring kwam, was dat te wijten aan de stugge houding van de conservatieve katholieken, hun weigering om over gemeenschappelijke lijsten te onderhandelen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 17 en 24 november, en de oprichting van een Anti-Socialistenbond binnen de Meeting als een tegenhanger van de Volkspartij (Landuyt, 49). Schiltz, die reeds in 1894 samen met Pauwels meetings was gaan geven in het arrondissement Aalst om priester Daens te steunen tegen Woeste, zetelde in de commissie die de stichting van de Volkspartij voorbereidde (Landuyt, 36). Hij schreef in Het Volksrecht (4.7.1895) het eerste verklarend artikel bij het programma. Hij werd evenwel niet rechtstreeks betrokken bij de onderhandelingen tussen de Meeting en de Volkspartij en vertegenwoordigde deze partij niet buiten het arrondissement. Hij stond slechts eenmaal op een daensistische verkiezingslijst, nl. voor de parlementsverkiezingen van 5 juli 1896; hij behaalde 6.036 stemmen. Schiltz was voor alles een vurig propagandist. Hij gaf twee tot drie meetings per week, meestal 's zondags en vaak in gezelschap van Lebon, in heel de provincie Antwerpen. Als journalist schreef hij in Het Volksrecht over diverse onderwerpen, onder de pseudoniemen Herman of Hermann en Mus en onder zijn eigen naam. Hij zette daensistische programmapunten uiteen, reageerde op lastercampagnes tegen christen-democraten, en spoorde zijn lezers aan om voor een christen-democraat en/of Vlaming te stemmen. Hij klaagde het sociaal onrecht aan, het machtsmisbruik en de dubbele moraal waardoor rijken en machtigen steeds aan het langste eind trokken. Hij steunde allerlei initiatieven die het lot van de gewone man | |||||
[pagina 730]
| |||||
moesten verbeteren. Zo werd hij b.v. in 1899 aandeelhouder en medebeheerder van een volksbakkerij in de Solvijnstraat. Hij stond krachtig achter de eis voor algemeen enkelvoudig stemrecht en Vlaamse gelijkberechtiging en probeerde vaak gelijkgezinden die het over minder belangrijke punten oneens waren, met elkaar te verzoenen. In de jaren 1898-1899 vroeg Schiltz ook aandacht voor buitenlandse gebeurtenissen - o.m. de Boerenoorlog in Zuid-Afrika - en voor cultuurGa naar voetnoot6. Schiltz is steeds een gematigde figuur geweest. Hij was het volkomen eens met Hector Lebon, die bleef aansturen op een compromis met de Meeting, en steeds opnieuw beklemtoonde hij dat de daensisten de bondgenoten waren van de katholieken. Elke samenwerking met linkse partijen wees hij af. Onder invloed van Florimond Fonteyne - een Westvlaams priester die, zonder medeweten van zijn bisschop, begin 1900 vanuit zijn parochie Zarren naar Antwerpen was gekomen en in mei 1900 gesuspendeerd werd - zocht de Volkspartij contacten met liberalen en socialisten, nam deel aan stakingen en linkse meetings en ging weldra een antiklerikale koers varen. De invloed van de gematigde Lebon werd uitgevlakt en de radicalen kregen de bovenhandGa naar voetnoot7. Het was een evolutie waarmee Schiltz zich niet kon verzoenen. Hij verliet de Volkspartij en hervatte zijn werking in de Nederduitsche Bond. Hij werd in 1901 in het bestuur opgenomen en aanvaardde in 1912 een kansloze kandidatuur voor de Meetingpartij. | |||||
OorlogToen in augustus 1914 de Duitsers in België binnenvielen, wees Schiltz elke vorm van samenwerking met de vijand afGa naar voetnoot8. Zijn zoon Herman werd soldaat en werd aan de IJzer gewond. Zelf week hij met zijn vrouw en zijn zes dochters uit, eerst naar Vlissingen bij een zus van zijn moeder en in december 1914 naar Engeland. In Great Gransden, een dorpje in de omgeving van Cambridge, woonde hij in een oude, maar ruime lemen hoeve en leefde van het geld van het ‘komiteit’ voor vluchtelingen. Financieel had het gezin het echter niet breed. Ondanks de gastvrijheid van de Engelsen | |||||
[pagina 731]
| |||||
konden zij hun godsdienst niet openlijk belijden en, zoals blijkt uit brieven die hij aan Jozef Muls schreef, verveelde Schiltz zich. Toen hij in 1916 werk kreeg aan een Belgisch ministerie in Le Havre, verhuisde het gezin aan boord van een vrachtschip, achtervolgd door een torpedojagerGa naar voetnoot9, naar Frankrijk. In 1918 keerde Schiltz met de ambtenarentrein naar België terug. Zijn anti-Duitse opstelling en zijn contacten met de - vaak anti-Vlaamse - milieus in Le Havre maakten dat hij aanvankelijk weinig begrip kon opbrengen voor het activisme. In gesprekken heeft hij het herhaaldelijk veroordeeld. Hij werkte zelfs mee aan Het Vaderland, een semi-officiële Belgische krant die sedert augustus 1916 in Parijs verscheen onder leiding van Leo Van Goethem. Toen hij echter in 1919 de bedoelingen van de activisten beter leerde kennen en zag hoe een anti-Vlaams schrikbewind rechtvaardigheid met wraak verwarde, trotseerde hij de openbare mening en stelde zijn kennis en welsprekendheid ten dienste van de vervolgden. Na enige aarzeling nam hij, op aandringen van zijn broer Edward, de verdediging van August Borms op zich, omdat deze niet uit winstbejag maar uit idealisme had gehandeld. ‘Ik heb mij altijd aangetrokken gevoeld door dweepers, omdat zij rechtvaardig zijn, in hun ziel laten lezen en hooger staan dan het slijk dat hen wil bevuilen’Ga naar voetnoot10. Het proces vond plaats van 2 tot 9 september 1919 voor het Assisenhof te Brussel. Ondanks de pleidooien van Mr. Edmond Van Dieren en Mr. Emiel Schiltz kreeg Borms de doodstraf. Schiltz bracht zijn cliënt elk jaar een bezoek in de gevangenis in Leuven en trachtte vrouw en kinderen van de veroordeelde moreel en materieel te helpen. (Borms van zijn kant ging de zieke Schiltz enkele weken voor diens dood thuis bezoeken en schreef een in memoriam in De Schelde.) Samen met Mr. Albert Van de Vorst verdedigde Schiltz voor het Assisenhof in Antwerpen ook zijn oud-studiegenoot, later advocaat, volksvertegenwoordiger en activist Adelfons Henderickx. De betichte werd tot tien jaar dwangarbeid veroordeeld en voor zijn leven beroofd van zijn burgerrechten. | |||||
[pagina 732]
| |||||
De Katholiek-Christen Volkspartij voor VlaanderenEmiel Schiltz stond na 1920 politiek tussen twee vuren. De Katholieke Partij vond hij te weinig vooruitstrevend op Vlaams gebied en in de Frontpartij kon hij zich niet verzoenen met de vrijzinnigheid van een deel van haar aanhangers en met het godsvrede-principe. Hij was dan ook erg geïnteresseerd in een poging die eind 1924 te Gent werd ondernomen om katholieke Vlaams-nationalisten en christelijke werklieden in één partij te verenigen. Vele Vlaams-nationalisten uit het Gentse namen aanstoot aan het rabiate radicalisme van B. Maes, de leider van de Gentse Fronters. Aangezien christelijke arbeiders, die onder leiding van Emiel Verheeke uit de Gentse afdeling van het ACV waren gestapt, er op vele punten gelijkgezinde opvattingen op nahielden, gingen beide groepen al spoedig samenwerken. Zo ontstond de Katholiek-Christen Volkspartij van Vlaanderen (KCVV), die zich reeds in april 1925 met de officiële Katholieke Partij en met de Fronters wilde meten (Elias, II, 131). Hun programma omvatte vier delen die als volgt werden samengevat: 1. Behoud van het katholieke geloof en een zedelijk gezond leven voor ons volk. 2. Sociale rechtvaardigheid. 3. Volledig Vlaams rechtsherstel. 4. Anti-militarisme en wereldvredeGa naar voetnoot11. Officieel werd er geen vergelijking met de daensistische doelstellingen uit de beginjaren gemaakt, maar in wezen was het KCVV-programma geïnspireerd door dezelfde religieuze, sociale, Vlaamse en democratische bekommernis. Om hun ideeën te verspreiden, bedienden de propagandisten van de KCVV - o.a. dokter Martens uit Wachtebeke, Emiel Verheek en Jos Vermeulen, beiden uit Gent - zich van De Daad, het ‘Orgaan der Katholiek-Christen Volkspartij van Vlaanderen’, dat vanaf januari 1925 als weekblad, midden 1925 slechts halfmaandelijks verscheen en in oktober 1926 verdween. Ze richtten zich hoofdzakelijk tot een Oostvlaams publiek. De partij werd trouwens eerst uitgebouwd in het arrondissement Gent-Eeklo, maar voor de verkiezingen van 5 april 1925 presenteerde ze ook lijsten in Mechelen en Antwerpen. Het was geen geheim dat prominente figuren als Prof. Daels en Dr. J. Goossenaerts achter de partij stonden, maar naarbuiten uit werd ze vooral gedragen door mensen als A. De Kneef (voorzit- | |||||
[pagina 733]
| |||||
ter), August De Wilde, Emiel Verheeke, Jef Vermeulen, dokter Martens en anderenGa naar voetnoot12. Schiltz behoorde in maart 1925 tot de initiatiefnemers van de Antwerpse afdeling. Met de verkiezingen van 5 april voor ogen trok hij heel zijn arrondissement rond en hij werd lijsttrekker voor de Senaat, een kansloze kandidatuur, zoals hij zelf wel wist. De KCVV was op deze verkiezingen immers onvoldoende voorbereid. De partij had zich nog maar in drie arrondissementen verspreid, had de grote massa van de kiezers niet kunnen bereiken en was niet opgewassen tegen de kritiek die vooral door de Katholieke Partij en de Fronters op haar werd afgevuurd. Bovenden heerste er bij vele katholieke Vlaams-nationalisten nogal wat onzekerheid en verwarring. Een stembusakkoord met de Frontpartij leek daarom niet onrealistisch, maar in Gent is het zover niet gekomenGa naar voetnoot13. Het KCVV behaalde in het arrondissement Gent-Eeklo wel 4.321 stemmen, maar geen zetelGa naar voetnoot14. In het arrondissement Antwerpen daarentegen kwam het wel tot een akkoord. Op de gemeenschappelijke lijst voor de Kamer kregen de Fronters Herman Vos en Henderik Picard respectievelijk de eerste en de derde plaats, Leo Scheere, voorzitter van de Antwerpse KCVV, de tweede. Dat aldus de vrijzinnige Herman Vos op één lijst stond met de uitgesproken katholieke leden van de KCVV viel niet bij iedereen in goede aarde. De KCVV-Antwerpen bediende zich van het propagandaweekblad Voor het volk, waarvan slechts een vijftal nummers verschenen, en verspreidde op grote schaal een manifest. Maar geen kandidaat geraakte in het Parlement. | |||||
Literaire arbeidNaast zijn advocatenpraktijk en zijn politieke activiteit was Schiltz ook een liefhebber en beoefenaar van de kunst. Niet alleen hield hij veel van | |||||
[pagina 734]
| |||||
beeldende kunsten, muziek en letterkunde, was hij met talrijke kunstenaars bevriend en legde hij een bescheiden maar interessante verzameling schilderijen aan, maar in de Vlaamse Conferentie gaf hij herhaaldelijk voordrachten over binnen- en buitenlandse meesters. Ook las hij voor uit eigen werk. Volgens René Victor zag Schiltz in het dichterschap zijn ware roeping (Victor, 104). Hij schreef gedichten, toneelstukken, verhalen en essays. Tijdsproblemen kwamen daarin zelden aan bod, die reserveerde hij voor de gerechtszaal en de journalistiek. Voor de geschiedenis van de Vlaamse en de daensistische beweging is er in zijn literair oeuvre dan ook niet veel te vinden. Maar het helpt ons om de mens Emiel Schiltz - een optimist en een romanticus - beter te leren kennen. Zijn gedichten, geschreven tussen 1882 en 1893, bewaarde hij in gekartonneerde schriften; lyrische en epische, rijmende en rijmloze gedichten, origineel of geïnspireerd op illustere Franse en Engelse voorbeelden, gelegenheidsverzen of produkten van spontane inspiratie. Hij drukte er zijn liefde in uit voor zijn vrouw en kinderen, voor de natuur en voor Vlaanderen, hij klaagde sociaal onrecht aan of mijmerde over vergankelijkheid en dood. Veel is er niet van uitgegeven. Op aandringen van zijn vrienden publiceerde hij eind 1886 een bundel Zangen en verhalenGa naar voetnoot15. Eind 1891 stelde hij voor de verjaardag van zijn vrouw een met de hand geschreven en fraai verzorgde bloemlezing samen, GedichtenGa naar voetnoot16. De bundel bevat ‘Gedachten en Herinneringen’ en ‘Vaderlandsche Tafereelen’. Gedrukt werden na 1886 slechts een twintigtal gedichten in jaarboeken, feestalbums of daensistische bladen, en enkele communiegedichten die door componisten als Lodewijk Mortelmans, René Veremans en Oscar Van Durme (koster-organist in Temse en getrouwd met de zus van Schiltz) op muziek werden gezetGa naar voetnoot17. Zijn toneelwerk bestaat uit een vijftal stukken waarvan alleen Metella in druk verscheen, een historisch drama in proza over de christenvervolgingen anno 112 onder keizer Trajanus. Op 3 maart 1908 gecreëerd in de Krolzaal te Antwerpen, werd het herhaaldelijk op het programma genomen en kende veel succes. Drie ‘melodrama's’ - Het gestolen kind, De Advocaat en De Roemeense vrouw (een vrije bewerking van een Roemeens | |||||
[pagina 735]
| |||||
verhaal) - en een klucht, Het huis in het woud, zijn alleen in de papieren van Bertha Schiltz bewaard gebleven. Van zijn prozawerk verscheen, naast enkele verhalen in daensistische bladen, alleen de kerstnovelle Het lied en het licht der klokken (bij Bushman, Antwerpen, 1910) in druk. Als brochures verschenen Benoit en zijne school (1892), Rechterlijke dwalingen (1899), De Engelse Romantiek. Charles Dickens (1900), De Vierschaar (1907). Schiltz behoort tot de lange reeks romantische kunstenaars wier toneelstukken in de lijn liggen van de 19e eeuwse volkse en historische drama's en blijspelen. Van enige interesse voor vernieuwing en experiment is in zijn oeuvre geen sprake en literatuurcritici hebben er dan ook maar matig aandacht aan geschonken. Toch mag het verwondering wekken dat zoveel van dit oeuvre slechts onder familieleden, vrienden en kennissen werd verspreid, en dat zijn lezerskring zich hoofdzakelijk tot het Antwerpse beperkte. Waarschijnlijk zag Schiltz zelf de betrekkelijke waarde ervan in en had hij te veel zelfkritiek om aan zijn werk al te veel vruchtbaarheid te geven.
Schiltz is steeds een gezellig en vriendelijk man geweest, een eenvoudige en volkse kerel die zijn leven lang iets van de student in zich heeft bewaard. Ouderen herinneren zich hem als een vlot en boeiend causeur. Jammer genoeg heeft hij zijn boeiende vertellersgave niet in dezelfde mate weten waar te maken wanneer hij schreef. In de politieke wereld is Schiltz geen leider geweest en hij heeft geen nieuwe ideeën gebracht. Hij behoorde wel tot de avant-garde op Vlaams en sociaal gebied. Omdat hij deze beide aspecten koppelde aan zijn katholiek geloof, voelde hij zich in geen enkele bestaande partij lange tijd op zijn plaats. Anderzijds was zijn moreel gezag blijkbaar niet groot genoeg om met succes een eigen formatie uit te bouwen. In de strijd voor de Vlaamse en sociale bewustwording in het Antwerpse is zijn naam echter niet weg te denken. | |||||
Algemenere bibliografie
|
|