Streven. Vlaamse editie. Jaargang 52
(1984-1985)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 407]
| |||||||||
Integraal en splitsend denken
| |||||||||
[pagina 408]
| |||||||||
lijke samenlevings- en cultuurtype heeft zich na die crisis wonderbaarlijk hersteld. Is een dergelijk herstel opnieuw mogelijk? Een van de belangrijkste pijlers waarop dit samenlevingstype steunt is zijn principieel open karakter. Wat daarin als waarheid en waarde geldt, is het resultaat van vrije discussie en het blijft steeds vatbaar voor verdere discussie. Terwille van zijn zelfhandhaving moet dit samenlevingstype voortdurend een beroep doen op creativiteit, inventiviteit en flexibiliteit. Al is dit appèl in de verzorgingsstaat tijdelijk enigermate verslapt, het is nog steeds werkzaam en in de jaren tachtig vindt het opnieuw weerklank. Meer dan enig ander samenlevingstype beschikt het burgerlijke type over het vermogen tot zelfcorrectie. In het kader van de huidige cultuurcrisis dient dit vermogen opnieuw geactiveerd te worden ter bestrijding van allerlei negatieve krachten en tendenties. | |||||||||
Integraal denken contra reductionismeEen van de positieve tegenkrachten die zich in de burgerlijke cultuur doet gelden en een belangrijke bijdrage kan leveren tot correctie van een aantal onevenwichtigheden waaronder dit cultuurtype gebukt gaat, is een hernieuwde belangstelling voor het z.g. integrale denken. Dit denken is een reactie op de overheersing en eenzijdigheid van het reductionistisch-analytische, splitsende denken en alles wat daarmee in cultureel opzicht samenhangt, zoals:
In de burgerlijke cultuur is dit reductionistische denken tevens de voedingsbodem geworden voor een proces van ideologische polarisatie, resulterend in een neiging tot het verabsoluteren van bepaalde (polaire) aspecten van de werkelijkheid en het reduceren van het menselijk bestaan als tweepolig spanningsveld tot één dier polen om daardoor meer greep erop te krijgen. Dit heeft geleid tot een gepolariseerd, een-dimensionaal mensen wereldbeeld, dat gestalte krijgt in de talrijke ‘ismen’ van het moderne | |||||||||
[pagina 409]
| |||||||||
denken, die alle het produkt zijn van dit ideologische polarisatieproces en alle de pretentie hebben de waarheid in pacht te hebben (idealisme contra materialisme, rationalisme contra irrationalisme, voluntarisme contra centralisme, enz.). Die polarisatietendens manifesteert zich op religieus gebied in een toenemende versplintering van het christendom in een bonte stoet van kerkgenootschappen en sekten die ieder de geloofswaarheid in pacht menen te hebben. Op politiek gebied komt zij tot gelding in het links/rechts-schema als indelingscriterium en het vriend/vijand denken dat inherent is aan dit gepolariseerde denkschema. Integraal denken kan men negatief omlijnen als anti-reductionistisch, in het bijzonder verzet tegen het verabsoluteren van de reductionistische optiek; positief als het besef van de intrinsieke samenhang van alle levensverschijnselen en -processen en een denkhouding die daarop is afgestemd en daardoor in staat het op zichzelf nuttige reductionistisch-analytische denken in toom te houden en bewust te maken van de bredere samenhangen waarin het veld van onderzoek ligt ingebed. | |||||||||
RomantiekHet integrale denken is als cultuurhistorische reactie niet nieuw. Het manifesteert zich als zodanig reeds in de Romantiek. In deze cultuurhistorische tegenstroming wordt, zoals bekend, teruggegrepen op de waarden en normen van het oude traditioneel-agrarische cultuurpatroon, die sinds de Verlichting en de burgerlijke en industriële revoluties van de 18e en 19e eeuw steeds meer ondergraven werden door de rationalistisch-individualistische oriëntatie van een nieuw, burgerlijk cultuurtype, en het reductionistisch-analytische denken dat daaraan inherent is. In het oude traditioneel-agrarische cultuurpatroon - het Algemeen Menselijk Patroon in de terminologie van Jan Romein - wordt de wereld ervaren als een grote eenheid, waarin alles met alles samenhangt, een organisch zich ontwikkelend geheel. De menselijke geschiedenis wordt beschouwd als deel van het kosmisch gebeuren en daarmee als een cyclisch proces. Het integrale, interdependente denken is een wezenlijk kenmerk van dit cultuurpatroonGa naar voetnoot1. Als zodanig is het een vruchtbare voedingsbodem voor de bloei van het religieuze den- | |||||||||
[pagina 410]
| |||||||||
ken. Dit denken ligt immers in het verlengde van een op integratie en totaliteit gerichte denk- en leefwijzeGa naar voetnoot2. Het is dan ook geen wonder dat alle grote wereldreligies in het oude, holistisch-georiënteerde cultuurpatroon zijn ontstaan en daarmee nauw verweven zijn. Met de Verlichting en de burgerlijke en industriële revoluties der 18e en 19e eeuw ontwikkelt zich een geheel nieuw, rationalistisch-individualistisch en industrieel cultuurtype, waarin het reductionistisch-analytische denken steeds meer de toon aangeeft, zowel op het terrein van het denken als in de praktijk van het leven. Met zijn kritisch-rationalistische oriëntatie wordt dit cultuurtype tevens de voedingsbodem voor een steeds verder om zich heen grijpend proces van secularisatie, dat de geestelijk-zedelijke invloed van de traditionele religies van het oude cultuurpatroon in toenemende mate ondergraaft en religie van een publieke zaak en een politieke integratiefactor van de eerste orde maakt tot een privé-aangelegenheid. De Romantiek is de eerste grote cultuurhistorische reactie tegen de opmars van het nieuwe cultuurtype. Via de reductionistisch-analytische benadering van de wereld streeft dit cultuurtype naar een zo volledig mogelijke wetenschappelijk-technische beheersing van de uiterlijke wereld als voorwaarde voor een volledige emancipatie van de mens uit de knellend geworden bindingen en tradities van het oude cultuurpatroon. De Romantiek rebelleert tegen die wetenschappelijk-technisch gefundeerde machtsgreep en de ontbindende, desintegrerende effecten die men daarvan verwacht en vreest. Tegenover de cartesiaanse, abstract-analytische conceptie van de natuur als object van onderzoek en de daarop gebaseerde technologische vooruitgangsdrift benadrukt de Romantiek de eenheid van mens en natuur, de organische samenhang van alle levensverschijnselen en -processen. Tegenover het nieuwe geloof in een door rationeel menselijk handelen doelbewust georganiseerde vooruitgang van mens en samenleving stelt zij de traditionele religieuze overtuiging dat God de loop van de geschiedenis bepaalt. De Romantiek is hiermee de eerste bewustwording van de voorheen onbewust gebleven denk- en levenspraktijk van het oude cultuurpatroon, met name ook van de integrale, interdependente denkwijze, die in dit cultuurpatroon een spontaan, ongereflecteerd gegeven was. Uit de romantisch-conservatieve tegenstroming ontwikkelt zich ook een organische staats- en maatschappijleer, die gebaseerd is op het romantisch-organische beginsel dat het geheel meer is dan de som der delen waarin niet het individu, maar | |||||||||
[pagina 411]
| |||||||||
het groepsverband centraal staat. Vandaar ook een duidelijke voorkeur voor een organisch in plaats van een individueel kiesrechtGa naar voetnoot3. | |||||||||
Nieuwe confrontatiesNa de Romantiek blijft het integrale holistische denken als cultureel contrapunt zich manifesteren in traditionele religieuze stromingen en politieke filosofieën en ideologieën en in een periodiek terugkerende ontvankelijkheid voor het oosterse religieuze en filosofische denken, dat vanouds gekenmerkt wordt door een integrerende, holistische oriëntatie. In de Romantiek komt die ontvankelijkheid voor het eerst duidelijk tot uiting. In de jaren '20 en '30 van de 20e eeuw zien we tevens een ontaarding van het integrale denken in totalitaire stromingen, waarin het rationalistisch-individualistische karakter van het burgerlijke cultuurtype met alle kracht wordt geattaqueerd. Na het échec van die totalitaire ontaarding beleeft het burgerlijke rationalisme en reductionisme een nieuwe bloeiperiode, waarin een technocratische welvaartsstaat tot ontwikkeling komt, die grote verwachtingen wekt. Maar deze euforie duurt niet lang. In de jaren '60 en '70 volgt opnieuw een krachtige culturele en politieke reactie, die gestalte krijgt in radicale maatschappijkritiek, ecologische protestbewegingen en een alternatieve denk- en levensstijl, die zich afzet tegen de eenzijdige instrumentele rationaliteitscultus van het establishment, het wetenschappelijk-technisch gefundeerde vooruitgansgeloof, het vakidiotisme in de wetenschapsbeoefening - in de jaren '30 ook reeds aan de kaak gesteld door auteurs als Ortega y Gasset en Menno ter BraakGa naar voetnoot4 - de prestatie- en verwervingsmoraal en nog veel andere gevestigde praktijken. In dit alternatieve denk- en leefklimaat herleeft ook de ontvankelijkheid voor een integrale, interdependente denkwijze. Terwijl alle vorige culturele tegenstromingen tegen het heersende burgerlijke cultuurtype met zijn reductionistisch-analytische denkstijl als een conservatieve of reactionaire tendentie werden beschouwd, zien we nu dat de culturele tegenstroming van de jaren '60 en '70 | |||||||||
[pagina 412]
| |||||||||
voor het eerst een progressief, links imago krijgt, terwijl alles wat zich daartegen verzet van een rechtse signatuur wordt voorzien. Deze culturele tegenstromingGa naar voetnoot5 is er overigens niet in geslaagd een uitvoerbaar, operationeel alternatief te creëren tegenover het heersende cultuurtype. Door haar overwegend negativistische oriëntatie en het gebrek aan intellectueel leiderschap heeft zij geen duurzame greep kunnen krijgen op de structuur en ontwikkeling van onze samenleving. Wel heeft zij onmiskenbaar invloed gehad op de mentaliteit en de levensstijl van de spraakmakende gemeente. In de jaren '80 herstelt het heersende cultuurtype zich weer enigermate van de aanvallen die het in de jaren '60 en '70 heeft moeten verwerken. Technocratie en kortzichtig specialisme en positivisme geven opnieuw de toon aan, maar daartegenover handhaaft zich een kritische tegenstroming, die de eenzijdigheden van dit cultuurtype blijft benadrukken. | |||||||||
Reductionisme als ambivalent verschijnselTot die eenzijdigheden valt in bijzondere mate de gangbare reductionistisch-analytische denkwijze te rekenen. Deze denkwijze heeft een uitgesproken ambivalent karakter. Het heeft een positieve en een negatieve kant. Het is een spectaculaire uiting van het streven naar wereld-beheersing op basis van het oude pragmatisch-politieke adagium, dat nu een veel bredere, culturele inhoud en strekking krijgt: verdeel en heers. De geweldige wetenschappelijk-technologische vooruitgang van de laatste twee eeuwen is niet denkbaar zonder de steeds consequentere toepassing van het reducerende en splitsende denken. Maar hieraan moet onmiddellijk worden toegevoegd dat alle grote problemen die we nu het hoofd moeten bieden, zoals de milieu- en kernwapenproblematiek, het Oost-West-conflict, de Noord-Zuid-tegenstelling en allerlei crisis verschijnselen zoals geestelijke desoriëntatie, sociale desintegratie, extremisme en nihilisme evenmin denkbaar zijn zonder de dominerende invloed die het reductionisme met zijn splitsende en polariserende tendenties in de burgerlijke cultuur gekregen heeft. Die tendenties bemoeilijken ook in toenemende mate de communicatie in onze samenleving. Zij leiden ertoe dat de samenhang in staat en maatschappij, in het overheidsbeleid en in de burgerlijke cultuur in het algemeen steeds meer teloorgaat. De huidige crisis van de | |||||||||
[pagina 413]
| |||||||||
verzorgingsstaat, waarin bepaalde eenzijdigheden en excessen van het burgerlijke samenlevingstype gecorrigeerd zijn, is in belangrijke mate veroorzaakt door de heerschappij van de deel/groepsbelangen en het verkokerde overheidsbeleid dat daarvan het gevolg isGa naar voetnoot6. Parlement en regering, bedoeld als politieke integratiekaders op het hoogste niveau, zijn zelf in bedenkelijke mate de speelbal geworden van de met elkaar concurrerende sectorbelangen. Het reductionisme met zijn splitsende en polariserende tendenties maakt ook de bestuurbaarheid en integratie van de samenleving tot een fundamenteel politiek probleem. | |||||||||
Ontwikkeling integraal denken als complement van reductionismeHet integrale denken is een noodzakelijke cultuurhistorische reactie op de overheersing van het reductionistisch-analytische denken. Het gaat hier echter niet om een antagonistische, onoverbrugbare tegenstelling, maar om een polaire relatie. In plaats van polarisatie is er behoefte aan een positieve wisselwerking tussen beide denkhoudingen. Zij dienen elkaar te leren zien en waarderen als complementaire denkstijlen, die ieder hun eigen relatieve betekenis hebben. De ontvankelijkheid voor een integrale denkwijze als noodzakelijk complement van het reductionisme manifesteert zich op velerlei wijzen in onze cultuur. Het is een tendens die al sinds enige decennia te bespeuren valt. De Zwitserse cultuurfilosoof Jean Gebser signaleert haar zowel op het terrein van het denken (filosofie en wetenschap) als in de kunst en ziet in haar de uiting van een nieuw, integraal bewustzijnGa naar voetnoot7. Als een aanzet in die richting kan men tot op zekere hoogte de ontwikkeling van het systeemdenken in vele takken van wetenschap beschouwen. De wetenschappelijke aandacht verschuift daardoor van een onderdeel (functie of aspect) van de werkelijkheid naar het geheel, de systematische samenhang der dingen. De werkelijkheid als coherent geheel wordt opgevat als een hiërarchisch opgebouwd geheel van interdependente systemen, dat volgens bepaalde cybernetische beginselen functioneert. Het gaat hier uiteraard wel om een door de wetenschap zelf geconstrueerd geheel. We | |||||||||
[pagina 414]
| |||||||||
maken thans, zo is in dit verband gesteldGa naar voetnoot8, een intellectuele revolutie door, die even fundamenteel is als die van de Renaissance. De Renaissance introduceerde het machine-tijdperk, dat stoelde op een reductionistisch-analytische en mechanische denkwijze en de industriële revolutie voortbracht. De huidige intellectuele revolutie leidt ons binnen in een nieuw tijdperk, dat van de Systems Age, waarin zich een postindustriële revolutie voltrekt. Hierin ontwikkelt zich een nieuwe wetenschappelijke attitude, waarin niet het geïsoleerde deel centraal staat, maar het systeem, d.w.z. het geheel van elementen die met elkaar in voortdurende interactie verkeren; niet de causaliteit, maar de finaliteit (teleologie); niet de oude analytische, maar een nieuwe synthetische denkwijze (‘systems approach’). De wetenschapsbeoefening wordt dienovereenkomstig zelf ook opgevat als een interdependent systeem van disciplines. Illustratief zijn in dit verband ook nieuwe ontwikkelingen in de moderne fysica, die door de theoretische fysicus F. Capra geïnterpreteerd worden als illustratie van de juistheid van de integrale denkwijze. De moderne fysica, zo stelt hij, gaat uit van de fundamentele eenheid van het universum. Zij laat zien dat de werkelijkheid niet bestaat uit op zichzelf staande dingen, maar dat al het bestaande op elkaar betrokken is en deel uitmaakt van een organisch zich ontwikkelend geheelGa naar voetnoot9. De confrontatie tussen reductionistisch en integraal denken manifesteert zich ook steeds meer in het spanningsveld tussen de reguliere, natuurwetenschappelijk-georiënteerde en de z.g. alternatieve geneeskunde. Ook in die confrontatie groeit langzamerhand het besef dat het polariserend of/of denken (reguliere of alternatieve geneeskunde) steriel is en beter vervangen kan worden door een en/en denken. Illustratief is in verband hiermee het onlangs verschenen boek Reguliere en alternatieve geneeskunde. Een van de redacteuren, L.J. Menges, constateert dat de gedachtengang die ten grondslag ligt aan de balansgedachte (Yin-Yang principe) van de alternatieve geneeskunde, ook in de reguliere geneeskunde ingang begint te vinden. Hij ziet de alternatieve geneeskunde als een belangrijke aanvulling van de reguliere, een echte ‘complementary medicine’. Bij de studie van ziekten, aldus Menges, zullen we met twee ogen, biofocaal, moeten leren | |||||||||
[pagina 415]
| |||||||||
waarnemen: zowel met een ‘analytisch’ als met een ‘synthetisch’ oogGa naar voetnoot10. De medicus H.S. Verbrugh ziet in de geneeskunde in het kader van een post-cartesiaans mensbeeld een nieuw evenwicht ontstaan tussen integraal en reductionistisch denkenGa naar voetnoot11. Ook in andere wetenschappen is die confrontatie te bespeuren. Zo heeft ten onzent de historicus J. Romein tegenover de ver doorgevoerde specialisatie van de gescheidwetenschap in politieke, economische, sociale, cultuur-, kunst-, enz. geschiedenis een belangwekkende poging gedaan om tot een integrale geschiedschrijving te komenGa naar voetnoot12. In het wetenschappelijk denken over recht en staat, in het bijzonder in de rechts- en staatstheorie, zijn eveneens tendenties te bespeuren naar een meer integrale denkwijze. Zelf heb ik op dit terrein een poging gedaan de samenhang in de rechtsontwikkeling die door de toenemende specialisatie steeds meer op de achtergrond raakt, en de samenhang tussen de rechtsontwikkeling en de politieke en maatschappelijke ontwikkeling meer tot haar recht te laten komenGa naar voetnoot13. In de psychologie komt die integrale denkwijze al in het begin van deze eeuw tot uiting in de z.g. ‘Gestalt’-(Ganzheit-)psychologie, die haar oorsprong vindt in de waarnemingsleer en daarin uitdrukkelijk het primaat van het geheel poneert. In de opvoedkunde openbaart de integrale denkwijze zich in de idee van de holistische educatie, de groei en ontplooiing van alle niveaus van het mens-zijn: lichamelijk, emotioneel, intellectueel en spiritueel. Die educatie wordt gezien als een proces vanaf de geboorte tot de dood (permanente educatie). Een recente expressie van deze idee is de in 1983 opgerichte Universal Education Association (de Nederlandse tak daarvan heet Stichting Universele Educatie Associatie Holland). Op het terrein van het theologisch denken zou ik in dit verband willen wijzen op het recente boek van de bekende Engelse theoloog John A.T. Robinson, Truth is Two-eyed (1979). Tegenover het dualistische en polariserende religieuze denken, dat in de christelijke traditie met name tot uiting komt in de scheiding tussen het transcendente, bovenzinnelijke en | |||||||||
[pagina 416]
| |||||||||
het immanente, de ervaringswerkelijkheid, tussen God en mens, goed (God) en kwaad (duivel), geest en stof (lichaam), verdedigt Robinson een integrerende, interdependente manier van religieus denken. Zijn boek ligt geheel in de lijn van de ontvankelijkheid voor het oosterse religieuze en filosofische denken, die sinds de jaren zestig in de burgerlijke cultuur opnieuw naar voren treedt en als oosterse renaissance wordt aangeduidGa naar voetnoot14. Zoals uit het voorgaande reeds blijkt, betekent integraal denken uiteraard een relativering van het specialistische wetenschappelijke denken, dat de exponent is van een gefragmenteerde wereld, die steeds meer een doolhof wordt, tenzij dat specialisme wordt aangevuld door een integrerende denkwijze en wetenschapsbeoefening. Door de heerschappij van het specialisme en de hiermee gepaard gaande wetenschappelijke verzuiling was hiervoor lange tijd weinig geestelijke ruimte, maar dit begint langzamerhand te veranderen. Sinds de jaren '60 is er een groeiende belangstelling gekomen voor interdisciplinaire wetenschapsbeoefeningGa naar voetnoot15. Aan die interdisciplinaire trend waaraan nieuwe inzichten en samenhangen kunnen worden ontleend, refereerde vorig jaar J.I.S. Zonneveld, hoogleraar in de fysische geografie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, in een rede bij gelegenheid van de 347e diesviering van die universiteit. In deze rede, die gepubliceerd werd in Natuurbehoud, mei 1983, merkte hij in dit verband op: ‘Wij moeten het vermogen hebben niet alleen per vakgebied, maar ook integraal te denken. Het is een taak van de universiteiten dit soort denken te stimuleren en de studenten (maar ook het wetenschappelijk corps) aan te sporen dwarsverbindingen te leggen, samenhangen te onderkennen. Het is daarvoor dringend nodig dat men zich open stelt voor andere dan vertrouwde eigen onderzoek- en denkpatronen. Het is daarvoor nodig dat bijvoorbeeld de socioloog de maatschappij ook eens leert zien vanuit het standpunt van de geoloog, de pre-historicus en de bioloog. En andersom. Het heeft zin dat de econoom oploopt tegen de grenzen die door de natuur en de ruimte aan het verschijnsel “groei” gesteld worden. Het is goed dat de planoloog met de problemen van de toxicoloog kennis maakt’. Een jonge wetenschappelijke discipline als bestuurskunde is zelfs geheel geënt op een interdisciplinaire aanpak van het onderzoeksobject (de overheidsorganisatie en het overheidsbeleid). Tegenover de fragmentarische en | |||||||||
[pagina 417]
| |||||||||
specialistische oriëntatie in het overheidsbeleid zien we sinds een aantal jaren ook een streven naar versterking van het integrale beleidsdenken. Dit uit zich met name in een streven naar integraal bestuur en integrale planning en naar harmonisering en coördinatie van wetgeving en beleidGa naar voetnoot16. Ook in internationaal verband zien we een confrontatie tussen het integrale politieke denken dat in het besef van de groeiende mondiale interdependentie gericht is op een internationaal-politieke en -juridische ontwikkeling, waarin nationale belangen meer in overeenstemming gebracht worden met de holistische idee van het mondiale gemeenschapsbelang, en het reductionistische, fragmentarische denken dat de wereld opgesplitst ziet in onafhankelijke nationale staten en dienovereenkomstig uitgaat van het primaat van nationale soevereiniteit en nationaal (eigen) belangGa naar voetnoot17. | |||||||||
Kijken met twee ogenIn de huidige burgerlijke cultuurcrisis is de ontvankelijkheid voor een (meer) integrale denkwijze, zoals ik die zojuist kort heb aangeduid, een van de positieve tekenen die duiden op het vermogen van het burgerlijke samenlevings- en cultuurtype tot zelfcorrectie. De toekomst van dit cultuurtype hangt mede af van de mate waarin het integraal denken als noodzakelijk complement van het reductionistisch-analytische denken erkenning vindt en de wijze waarop het zich als zodanig weet te ontplooien en waar te maken. Zowel in de wetenschapsbeoefening als in het overheidsbeleid zullen we daardoor leren waarnemen met twee ogen: zowel met een analytisch, splitsend, als met een synthetisch, integrerend oog. Want truth is two-eyed, zoals de Engelse theoloog Robinson kort en bondig stelt. |
|