Streven. Vlaamse editie. Jaargang 52
(1984-1985)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |
Israël en het doorbreken van een impasse
| |
[pagina 338]
| |
ver en de Gazastrook te ontruimen. Haar beleid was gericht op het militair en politiek uitschakelen van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (oorlog in Libanon, juni 1982) en een alternatief Palestijns leiderschap de kans te geven te onderhandelen over het statuut van administratieve autonomie in het kader van de Camp David-akkoorden. Een land dat om zijn Zionistische doelstellingen te realiseren, onafgebroken op oorlogspad moet leven, kan niet anders dan in economische moeilijkheden verkeren. In de verkiezingscampagne en bij de vorming van het kabinet van nationale eenheid werd wel een aantal formules naar voren gebracht om de Libanese zaak en de economische problemen op te lossen, maar die drongen nooit door tot de kern van het Israëlisch-Arabisch conflict. Het lijkt wel of men ze nauwelijks aan durft te raken, ze zouden het hele Zionistische experiment wel eens op de helling kunnen zetten. | |
De toekomst van Judea, Samaria en GazaHet Israëlisch-Arabisch conflict draait uiteindelijk om de toekomst van de Westelijke Jordaanoever en de Gaza-strook. De toekomst van de Golanhoogvlakte komt sedert de annexatie van het gebied (december 1981) niet eens meer ter sprake. Zelfs de Arbeidersformatie, die in de periode van 1967 tot 1977, toen ze aan de macht was, een ‘territoriaal compromis’ met Syrië wilde sluiten, beschouwt de inlijving nu als onomkeerbaar. Het behoud van de Westelijke Jordaanoever (of het bijbelse Judea en Samaria) is voor de officiële Zionistische ideologie een absolute eis. Wordt immers Israël en het joodse volk in het algemeen het recht ontzegd zich in het bijbelse Judea en Samaria te vestigen, dan rijst meteen de vraag of de joden überhaupt het recht hadden terug te keren naar dat deel van Palestina dat het huidige Israël vormt. M.a.w. de aanwezigheid van Israël op de Westelijke Jordaanoever als een bezetting omschrijven betekent in deze context dat de Israëlische entiteit op zich als een bezetting van Palestina valt te beschouwen. Maar aan de andere kant is de annexatie van Judea, Samaria en Gaza strijdig met een andere doelstelling van de Zionistische beweging: zij wilde van Israël een joodse én een democratische staat maken. De aanwezigheid van ongeveer 1,7 miljoen Arabieren in de bezette gebieden tast deze doelstelling aan. Wil men van Israël, mét de bezette gebieden, een democratische staat maken, dan moeten de Arabische en de joodse bevolking gelijke politieke rechten hebben. Dan komt echter het joodse karakter van Israël weer in het gedrang, omdat de politieke macht dan niet meer exclusief in joodse handen is. Gezien het hoge Arabische | |
[pagina 339]
| |
geboortencijfer zouden, theoretisch althans, de joden op langere termijn zelfs in een minderheidspositie terechtkomen. Zolang, zoals in de huidige situatie, evenwel, in de bezette gebieden de Arabieren maatschappelijk geneutraliseerd worden, verliest Israël zijn democratisch karakter. Het onder Israëlische soevereiniteit brengen van deze gebieden stelt dus een Arabisch probleem. Dit probleem daagde reeds op met de oprichting van de staat IsraëlGa naar voetnoot3. Volgens het UNO-verdelingsplan van Palestina in een joodse en een Palestijnse staat (1947) hoorde Israël binationaal te zijn. Er zouden praktisch evenveel joden als Arabieren leven (498.000 joden, 497.000 Arabieren). Met de creatie van Israël in 1948 verlieten de Arabische inwoners echter massaal het landGa naar voetnoot4. Of deze massale uittocht al dan niet het gevolg was van een moedwillige Israëlische politiek, doet er vandaag niet meer toe, maar het was in ieder geval de meest eenvoudige oplossing van het Arabisch probleem en Israël werd meteen een ‘joodse democratie’. De bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de Gaza-strook confronteerde Israël voor de tweede maal in haar jonge geschiedenis met het Arabische vraagstuk. De Socialistische Arbeidersformatie stond een ‘Jordaanse optie’ of ‘het territoriaal compromis’ voor: een belangrijk deel van Gaza en de Westoever zou bij Israël worden ingelijfd (het meest vruchtbare deel), terwijl de meest bevolkte gebieden aan Jordanië teruggegeven zouden worden. Zo zouden de verschillende Zionistische doeleinden - annexatie en het waarborgen van het joodse en democratische karakter van Israël - met elkaar verzoend worden. Toen de Likoed-formatie in 1977 aan de macht kwam, werd voor de Arabische kwestie een ‘Zuidafrikaanse’ oplossing gezocht. De grote principes van deze formule - ‘onafhankelijke homelands’, die territoriaal en socio-economisch tot Zuid-Afrika blijven behoren, maar waarvan de bevolking politiek en publiekrechtelijk uitgeschakeld wordt, zodat het blanke karakter van Zuid-Afrika gehandhaafd kan blijven - werden door Menahem Begin overgenomen in zijn plan voor administratieve autonomie voor de Arabische inwoners van het Grote Israël: een bevolkingsgroep die socio-economisch en territoriaal op Israël aangewezen is, zou buiten de politieke gemeenschap van het land gehouden worden en het joodse karakter van de staat zou gevrijwaard blijven. Het democratisch imago van Israël daarentegen werd er ernstig door geschaad: de Arabische bevolking had geen enkel recht om zich politiek uit te drukken. De oplossing werd opgenomen in de Camp David-akkoorden | |
[pagina 340]
| |
(september 1978) en zou uitgewerkt worden via onderhandelingen tussen Egypte, Israël, Jordanië en lokale Palestijnse notabelen. Jordanië en de Palestijnen waren er niet voor te vinden en na de teruggave van de Sinaïwoestijn (april 1982) trok ook Egypte zich uit de onderhandelingen terug. | |
De onwaarschijnlijkheid van een Israëlische ontruimingNoch de Jordaanse optie van de Arbeidersformatie, noch het statuut van administratieve autonomie kregen tot nog toe enige concrete inhoud. Na zeventien jaar Israëlische bezetting lijkt de economische en sociale annexatie van Judea, Samaria en Gaza onomkeerbaar. Alleen al psychologisch lijkt zelfs een gedeeltelijke ontruiming voor de meeste Israëli's moeilijk te verteren. Voor de jongere generaties bijvoorbeeld behoort de ‘groene lijn’ of Israëls grens van vóór de Zesdaagse Oorlog (1967) reeds tot het verre verleden. En al even onwaarschijnlijk wordt de terugtrekking als je denkt aan het complexe geheel van socio-economische en ideologische belangen dat zich intussen ten aanzien van de bezette gebieden gevormd heeft. Het behoud van deze gebieden rechtvaardigen de Israëli's ondermeer op grond van veiligheidsoverwegingen. Die veiligheid omvat twee belangrijke dimensies: een economische en een militaire. Beide doen echter vragen rijzen omtrent hun respectieve geldigheid. Militair gezien heeft het behoud van de Westelijke Jordaanoever en Gaza geen enkele waarde. Ook zonder deze gebieden beschikt Israël over het militaire vermogen en de infrastructuur (inclusief kernwapens) om elke aanval, ook een terroristische, af te slaanGa naar voetnoot5. Economisch gezien is veiligheid te vertalen in belangen of voordelen: goedkope arbeidskrachten voor de Israëlische industrie, exportmogelijkheden voor Israëlische produkten, toeristische inkomsten, enz. Kunnen deze voordelen en belangen niet op een andere manier gerealiseerd worden dan door de bezetting van deze gebieden? Sterk gekleurd door ideologische elementen, droegen deze veiligheidsoverwegingen in belangrijke mate bij aan de ontwikkeling van een zekere consensus binnen de Israëlische samenleving over de toekomst van de bezette gebieden. Praktisch alle partijen houden vast aan de principes: geen terugtrekking uit de bezette gebieden tot de grenzen van vóór de Zesdaagse Oorlog, geen erkenning van de Palestijnse bevrijdingsorganisatie en geen Palestijnse staat op de Weste- | |
[pagina 341]
| |
lijke Jordaanoever. Een Palestijnse staat onder PLO-leiding wordt beschouwd als een directe bedreiging van Israël. De voorstanders van een Israëlische ontruiming en van een Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook vormen slechts een minderheid: niet-Zionistische partijen als de Communistische en de Progressieve Lijst voor Vrede die bij de verkiezingen van juli ll. slechts 6 zetels op de 120 behaalden. In ieder geval mag niet uit het oog worden verloren dat de kwestie van de toekomst van de bezette gebieden door de meeste Israëli's als een interne zaak wordt beschouwd. Westerse inmenging of commentaar wordt niet geduld: het Westen benadrukt steeds maar dat de PLO bij eventuele onderhandelingen betrokken zou moeten worden. Indien het ooit zo ver zou komen dat de Arbeiderspartij haar Jordaanse optie zou uitvoeren, dan leidt dit bijna zeker tot een polarisatie in de Israëlische samenleving. De ontruiming van de Sinaï, die nagenoeg zonder grote moeilijkheden plaatsvond, is hier geen precedent. Ten aanzien van het bijbelse Judea en Samaria liggen de gevoeligheden immers anders. Het onlangs aan het licht gekomen bestaan van een joods terroristisch netwerk dat met alle middelen van plan was haar annexionistische doelstellingen te realiseren, is een belangrijke indicator van wat er in sommige kringen in Israël leeft. | |
De Juli-verkiezingen en het behoud van de status-quoAan de vooravond van de verkiezingen leek de impasse groter dan ooit. Zoals gezegd, werden het thema en de complexe vragen over vrede en oorlog die ermee samenhangen, nauwelijks aangesneden. Weliswaar pakte de Arbeidersfractie uit met haar traditionele ‘territoriaal compromis’, maar bij nadere analyse komt deze formule neer op het behoud van de status-quo. Nog altijd heeft Pérès niet duidelijk kunnen maken hoe hij de Jordaanse koning Hoessein aan de onderhandelingstafel denkt te krijgen. Jordanië heeft de Arabische aanspraken op de hele Westelijke Jordaanoever en Gaza nog niet laten varen en ziet in het territoriaal compromis geen oplossing voor het Israëlisch-Arabisch geschilGa naar voetnoot6. Toen Shimon Pérès als nieuwe premier de kwestie opnieuw ter sprake probeerde te brengen, werd dit Jordaanse standpunt nogmaals bevestigdGa naar voetnoot7. | |
[pagina 342]
| |
Noch de ‘Jordaanse optie’ van de Arbeiderspartij noch de ‘administratieve autonomie’ pakken het thema van de vrede in het Midden-Oosten grondig aan. Israël schijnt er moeite mee te hebben zich zo'n vrede in te beelden. Het Westen daarentegen denkt daar gemakkelijker over. Vrede in het Midden-Oosten of een oplossing van het Israëlisch-Arabisch geschil veronderstelt op z'n minst een Israëlische ontruiming van Judea, Samaria en Gaza. In ruil hiervoor moeten de Arabieren, als Israël daar echt op staat, de idee van een Palestijnse staat laten vallen. De ontruiming hoeft niet noodzakelijk in te druisen tegen een aantal van Israëls economische belangen: er bestaan tal van mogelijkheden om deze te waarborgen. Het betekent evenmin dat de joden geen toegang meer zouden hebben tot hun heilige plaatsen en steden. Of Jeruzalem nu joods of Arabisch is, doet er eigenlijk niet toe, als iedereen er maar toegang toe heeft en wederzijds respect wordt opgebracht. Maar die simpele oplossing gaat uit van een aantal veronderstellingen die nog lang niet doorgedrongen zijn tot het Israëlische politieke denken. Met name de veronderstelling dat Israël een land is als een ander en dat Palestina evenzeer joods als Palestijns is. Ze ziet over het hoofd dat Israël tot stand gekomen is na een complex geheel van historische omstandigheden: het anti-semitisme uit de 19e en het begin van de 20e eeuw, het Nazisme en de Holocaust, Israël als toevluchtsoord voor de duizenden joden in de na-oorlogse periode. Met andere woorden, het komt erop aan de werkelijke historische dimensie van de staat Israël te erkennen en de argumenten te ontkrachten die haar mythisch karakter trachten te bevestigen. Met de verkiezingen van juli ll. heeft Israël een kans gemist om deze kwesties grondig aan te pakken. Niet alleen omdat een begin van oplossing gezocht had kunnen worden voor het Israëlisch-Arabisch geschil en voor de Palestijnse kwestie, maar ook omdat de democratische principes en pretenties van het land in de toekomst nog meer in het gedrang dreigen te komen. Het is zeer de vraag of de generaties die bij de volgende parlementsverkiezingen naar de stembus zullen gaan en die altijd in het ‘Grote Israël’ geleefd zullen hebben, nog ooit te vinden zullen zijn voor een ook maar gedeeltelijke ontruiming van de Westelijke Jordaanoever en de Gaza-strook. Het programma van de nieuwe regering weerspiegelt slechts de Zionistische consensus ten aanzien van de PLO, een Palestijnse staat en het niet terugkeren tot de grenzen van vóór de Zesdaagse Oorlog. Elk nieuw programma voor de bouw van nieuwe nederzettingen moet onderworpen worden aan een meerderheidsbeslissing binnen de regering. Met deze formule wil de Arbeidersformatie zich verzetten tegen de nederzettingspolitiek van de Likoedformatie, die van 1977 tot 1984 gericht was op | |
[pagina 343]
| |
de Arabische agglomeraties in de bezette gebieden; voor de partij van Pérès moeten de nieuwe nederzettingen, conform het territoriaal compromis, in de minst bevolkte gebieden van de geannexeerde gebieden komen. Maar alles wijst erop dat in de komende jaren de status-quo gehandhaafd zal blijven. Bedenkelijker nog zijn de tekenen die wijzen op een groeiend extremisme, dat de interne democratie in Israël bedreigt. We willen niet zo ver gaan als Alain Gresh en Dominique Vidal, die de rechtse neigingen in Israël als ‘fascistisch’ bestempelenGa naar voetnoot8. Maar tal van indicatoren geven toch te denken: een terroristisch netwerk dat in alle geledingen van de Israëlische maatschappij en zelfs in regeringskringen op sympathie kan rekenenGa naar voetnoot9 de verkiezing van de racistische rabbijn Kahane, het aanwenden van weinig conventionele middelen om bepaalde doelstellingen te realiserenGa naar voetnoot10, de wijze waarop de beslissingen tijdens de oorlog in Libanon werden genomen (de tandem Begin-Sharon). Onlangs nog hielden joodse intellectuelen een debat met als thema de kansen op een militaire putschGa naar voetnoot11. Daarmee wil niet gezegd zijn dat er geen vitale democratische krachten meer zijn. Het proces tegen het joodse terroristische netwerk, het onderzoek naar de verantwoordelijkheid van het leger bij het neerschieten van twee Palestijnse buskapers na hun arrestatie, de populariteit van de Vrede-Nu-beweging, het rapport over de gebeurtenissen in Sabra en Chatila (ondanks zijn gebreken)Ga naar voetnoot12 getuigen van een nog sterke democratische gezindheid in Israël. De polarisatie tussen deze twee tendensen die, afhankelijk van de nationale en internationale conjunctuur, elkaar bestrijden, is niet te herleiden tot een partij-politieke tegenstelling. We kunnen alleen hopen dat de democratische krachten het uiteindelijk halen. Het Westen moet ze steunen. | |
[pagina 344]
| |
Nieuwe identiteitDat brengt ons tot een laatste overweging. Het is nodig dat Israël terugkeert naar de werkelijkheid en zijn ware dimensie ontdekt. Dat veronderstelt echter een nieuwe, andere identiteit voor het land. Immers, zelfs als Israël zich ooit uit de bezette gebieden terug zou trekken (afgezien nog van de vraag of er dan een Palestijnse staat komt) en de zaak-Jeruzalem een afdoende oplossing krijgt, zelfs dan zijn alle problemen nog niet opgelost. Het Israëlisch-Arabisch geschil heeft ook een bredere culturele dimensie. Al van in de 19e eeuw is het fundamentele politieke probleem in het Midden-Oosten te herleiden tot de vraag naar de juiste verhouding tot het Westen. De Arabische, islamitische wereld wordt geconfronteerd met een interactie tussen haar traditionele cultuur en de moderne Westerse beschaving. Simpel gezegd gaat het om de vraag hoe zich aan te passen aan de nieuwe omstandigheden die voortvloeien uit de economische contacten met het Westen zonder de westerse maatschappelijke opbouw, structuren en levenswijze over te nemen? Hoe en welke technieken overnemen om een sociale en economische ontwikkeling te realiseren zonder daarbij de politieke, morele waarden te imiteren die ermee samenhangen? Israël hoort mentaal en cultureel tot het Westen. Als er ooit vrede komt in het Midden-Oosten, zal Israël onvermijdelijk terechtkomen in dit inter-actieveld. Welke identiteit het daarin zal ontwikkelen, is niet bij voorbaat uit te maken en zal voortvloeien uit zijn nieuwe contacten met de Arabische wereld. Hoe dan ook, een bezinning over het vreedzaam samenleven van joden en Arabieren en over het mythisch karakter van hun staat wordt voor de nieuwe generatie Israëli's een belangrijke aangelegenheid. |
|