Streven. Vlaamse editie. Jaargang 52
(1984-1985)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 311]
| |
Geloof, ethiek, politiek
| |
[pagina 312]
| |
lieke politici worden van alle kanten bestookt, niet zelden vanuit onderling tegenstrijdige ethische posities. In de recente presidentiële campagne kreeg Geraldine Ferraro b.v. felle kritiek te verduren, o.a. van Aartsbisschop O'Connor van New York, omdat haar standpunt ten aanzien van de bestaande abortuswetgeving voor een rechtgeaard katholiek politicus te laks zou zijn. In zulke omstandigheden krijgt een publieke stellingname van een figuur als gouverneur Cuomo een heel bijzondere betekenis. Daar komt bij dat het probleem dat hij aan de orde stelt, ook ons niet vreemd is. Denk b.v. aan het bezinningsproces dat in de CVP aan de gang is over de christelijke identiteit van de partij of aan het nog steeds (al sedert 1975) hangende abortusdebat in het Belgische parlement. Ook daar gaat het bij sommigen om de vraag die Cuomo voor zichzelf formuleert: ik ben een katholiek die trouw wil zijn aan zijn kerk en aan alles wat die kerk hem voorhoudt te geloven, maar heb ik daarom de plicht, heb ik het recht, doe ik er goed aan, mijn eigen ethische opvattingen via wetgeving en beleid aan anderen op te leggen? Cuomo's overwegingen moeten in de eerste plaats in hun Amerikaanse context gelezen worden. De samenvatting ervan die hier volgt en de enkele aantekeningen die ik erbij plaats, willen laten zien hoe relevant ze ook voor ons zijn. | |
Amerikaan en katholiekCuomo begint zijn betoog met de belijdenis dat hij een overtuigd en trouw praktizerend gelovige is, ‘opgevoed in de kerk van voor het Concilie, een katholiek van de oude stempel, die zondigt, tot inkeer komt, valt en opstaat en zich meestal beter voelt na de biecht... De katholieke kerk is mijn geestelijk tehuis’. Tegelijk is hij een even loyaal Amerikaans staatsburger, verknocht aan de Amerikaanse grondwet, haar vrijheden en instellingen. Dat zijn twee onderscheiden maatschappelijke rollen die in principe te verenigen moeten zijn, maar in de praktijk vaak met elkaar in conflict komen, vooral als je verantwoordelijkheid draagt voor wetgeving en beleid. Als katholiek kun je b.v. ervan overtuigd zijn dat echtscheiding, artificiële geboortenregeling, abortus, euthanasie zondig zijn. Maar een katholiek die een openbaar ambt bekleedt in een pluralistische democratie en gekozen is ‘om niet alleen katholieken te dienen, maar ook joden en moslims, atheïsten en protestanten’, draagt een speciale verantwoordelijkheid: ‘Hij of zij neemt op zich eraan mee te helpen dat de voorwaarden worden geschapen waaronder allen kunnen leven met een maximum aan | |
[pagina 313]
| |
waardigheid en een redelijke mate van vrijheid, waaronder iedereen er een levensopvatting op na mag houden die verschilt van de katholieke en er soms mee in strijd is, waaronder de wet het recht van de mensen beschermt om tot echtscheiding over te gaan, voorbehoedsmiddelen te gebruiken en zelfs te kiezen voor abortus’. Net als anderen leggen katholieke politici de eed af dat zij de grondwet zullen respecteren die deze vrijheid garandeert en dat doen ze van harte. ‘Niet omdat zij zo gelukkig zijn met wat anderen met hun vrijheid doen, maar omdat zij zich ervan bewust zijn dat zij, door allen hun vrijheid te garanderen, ons recht om katholiek te zijn veilig stellen, ons recht om te bidden, de eredienst te organiseren, om abortus te verwerpen en niet te scheiden en te hertrouwen als wij dat verkeerd vinden’. Die politieke waarheid hebben de meeste katholieken, de meeste tijd van de Amerikaanse geschiedenis, steeds weer aanvaard en beklemtoond: als wij onze vrijheid veilig willen stellen, moeten wij anderen dezelfde vrijheid toestaan, ook al gebruiken zij die vrijheid om dingen te doen die in onze ogen zondig zijn. Die verdraagzaamheid uit welbegrepen eigenbelang hoeft echter niet te leiden, mag niet leiden tot politieke capitulatie van de katholieken als katholieken. Zij hebben het recht hun levensbeschouwelijke overtuigingen te laten meespelen in het politieke debat. Ook dat recht wordt door de grondwet gegarandeerd. Ik kan me zelfs voorstellen dat datgene wat volgens de katholieke moraal goed of kwaad is, ook goed of kwaad is voor de publieke moraal en ik kan alle politieke kanalen en instellingen gebruiken ‘om mijn medeburgers - joden, protestanten, boeddhisten, ongelovigen - ervan te overtuigen dat hetgeen ik voorsta, voor hen even weldadig is als ik geloof dat het is voor mij, dat mijn opvattingen niet bekrompen zijn of sectarisch, maar een antwoord geven op een algemeen menselijke behoefte aan orde, vrede, gerechtigheid en liefde - allemaal waarden die voor de meesten van ons gelden zelfs als ze losgekoppeld zijn van hun specifiek religieuze grond of context. Het staat me vrij te pleiten voor een bevriezing van het kernwapenarsenaal (‘nuclear freeze’), niet alleen omdat ik vind dat overbewapening zondig is, maar omdat ik vind dat onze samenleving in haar geheel wapenbeheersing als een wenselijk doel moet beschouwen. Ik kan, als ik dat wil, pleiten tegen het subsidiëren van contraceptiva, niet omdat de paus dat vraagt, maar omdat ik vind dat het goed is voor de samenleving in haar geheel dat seksuele gemeenschap niet wordt losgemaakt van haar procreatieve functie. En zeker kan ik, als ik de | |
[pagina 314]
| |
neiging daartoe gevoel, eisen dat abortus door de wet verboden wordtGa naar voetnoot2, niet omdat mijn bisschoppen zeggen dat abortus zonde is, maar omdat ik vind dat de gehele samenleving, los van haar godsdienstige opvatting, het eens moet zijn over het belang van de bescherming van het leven, ook van het leven in de moederschoot’. Als deze vooronderstellingen allemaal juist zijn, dan stelt zich echter een praktisch probleem. En daar gaat het uiteindelijk om. Ik kan pleiten voor een politieke orde of wet op religieuze gronden of vanuit religieuze waarden waarvan ik denk dat ze ook voor mijn niet-gelovige of anders-gelovige medeburgers gelden. Maar moet ik dat ook altijd doen? Is het altijd mogelijk? Helpt het? Bevordert het onderling begrip? Of verdeelt het ons zo diep dat de mogelijkheid als een pluralistische samenleving te functioneren erdoor wordt bedreigd? Wat hier nodig is, is een prudentieel oordeel. Wanneer worden mijn pleidooi en mijn pogingen om mijn religieuze overtuigingen in wetten neer te leggen een miskenning van de vrijheid van de ander? In welke omstandigheden is mijn poging om mijn overtuigingen politiek te vertalen, de beste handelwijze? | |
Prudentieel oordeel en ‘herrschaftsfreie’ dialoogCuomo stelt het probleem heel persoonlijk en concreet: ‘Ik geloof dat ik als katholiek een zending heb. Betekent dat dat ik als gouverneur in geweten verplicht ben alles te doen wat in mijn vermogen ligt om al mijn religieuze waarden te vertalen in de wetten en regelingen van de staat New York of van de Verenigde Staten? Moet ik door mijn katholieke kiezers (en bisschoppen) voor huichelaar uitgemaakt worden als ik dat niet doe?’ Zijn antwoord is een prudentieel neen. Maar dan rijst meteen de vraag naar de criteria die je daarbij hanteert. Hoe maak je als katholiek politicus uit - en dit geldt natuurlijk ook voor andere levensbeschouwingen en in andere domeinen dan de politiek - of je je in de publieke discussie openlijk op geloofswaarden beroept of niet? Of je zwijgt of niet? Of je de waarden van de andere partij onderschrijft of niet? Cuomo gaat uit van de volgende premisse: ‘Onze public morality, onze maatschappelijke moraal - de morele norm waarvan wij zeggen dat hij voor de hele samenleving geldt, niet alleen voor ons privé-leven - steunt op een consensus onder de burgers over de vraag wat goed en kwaad is. | |
[pagina 315]
| |
Waarden die voortvloeien uit een religieuze overtuiging zullen - en mogen - niet worden aanvaard als behorend tot de publieke moraal, tenzij zij door de pluralistische gemeenschap in haar geheel gedeeld worden’Ga naar voetnoot3. ‘Het is dus de (meerderheid in de) politieke gemeenschap die moet uitmaken of hetgeen voorgesteld wordt beter aan ieders persoonlijke keuze overgelaten wordt dan wel in het openbare beleid moet worden opgenomen; of het de vrijheden van de burgers beperkt en, zo ja, tot wiens voordeel en met welk doel; of het uiteindelijk de gemeenschap dient of haar integendeel verdeelt’. Hier wordt dus meteen een tweede criterium aangereikt. Religieuze waarden moeten de eenheid onder de burgers bevorderen, ze mogen de burgers niet verdelen of tegen elkaar opzetten. Cuomo is in dit verband niet zozeer beducht voor de mogelijkheid dat de gelovigen uit overdreven schroom op het publieke forum over hun geloofsovertuigingen volledig zouden zwijgen als voor het gevaar dat zij in een overdreven religieuze ijver, en schermend met de mythe dat Amerika een christelijke natie, ‘a christian country by law’ isGa naar voetnoot4, beweren voor alle maatschappelijke problemen de enig juiste oplossing te hebben. In de Amerikaanse situatie is het vooral dit extreme, fundamentalistische standpunt dat vermeden moet worden. Daarmee staat Cuomo, dunkt me, dicht bij wat wij in de Europese politieke ethiek ‘Herrschaftsfreie Kommunikation’ of dialoog noemenGa naar voetnoot5. In een pluralistische maatschappij dialogeren de burgers vrij met elkaar, respecteren elkaars uiteenlopende levensbeschouwelijke en religieuze opvattingen. Vóór het gesprek begint is er maar één punt waarover zij het allen eens zijn, bestaat er maar één consensus: allen aanvaarden de democratische spelregels en respecteren de vrijheid van al wie aan het gesprek deel- | |
[pagina 316]
| |
neemt. Via het concrete verloop van de dialoog, zoekend en tastend, zonder a priori's, kan dan een ruimere consensus opgebouwd worden. Wie zijn eigen standpunt opdringt zonder de rechten en de opvattingen van anderen te erkennen (b.v. ‘a christian nation by law’) maakt misbruik van macht en is niet ‘herrschaftsfrei’. | |
Een moeilijk voorbeeld: abortusCuomo's prudentiële criteria zijn uiteindelijk dezelfde, betoogt hij, als die in het morele denken van de katholieke kerk doorgaans gehanteerd worden: er wordt een wijs onderscheid gemaakt tussen ethische principes, die voor alle gelovigen bindend zijn, en de politieke toepassingen ervan, die ieder gelovige in geweten en volgens de concrete omstandigheden zelf moet maken. Zoals de Amerikaanse bisschoppen in hun recente brief over de kernbewapening b.v. schreven: ‘Niet alle uitspraken van de kerkelijke leer hebben hetzelfde morele gezag. Soms stellen wij algemeen bindende beginselen (doeleinden) vast, op een ander moment maken wij bijzondere toepassingen, doen wij aanbevelingen (over middelen) die een verscheidenheid van meningen toelaten van de kant van hen die de feitelijke gegevens van een situatie anders beoordelen’. Nu echter, in de controverse rond de abortuswetgeving, schijnen sommigen dat onderscheid te vergeten. De katholieke leer zegt dat abortus zondig is. Dus, zeggen de bisschoppen en sommige gelovigen, zijn katholieke politici moreel verplicht alles te doen wat in hun vermogen ligt om abortus voor allen bij de wet te verbieden. Ik geloof niet dat zij gelijk hebben, zegt Cuomo: de vraag of wij met politieke middelen en op politiek terrein ernaar moeten streven al onze geloofsartikelen als publieke moraal te doen aanvaarden, is geen kwestie van geloofsleer, het is een kwestie van prudentiële politieke overweging. Geen encycliek, geen catechismus leert mij welke politieke strategie ik moet volgen om mijn persoonlijke overtuigingen en die van mijn kerk waar te maken en eventueel in beleid en wetgeving om te zetten. Mijn kerk en mijn persoonlijke overtuiging zeggen me dat het ongeboren leven in de moederschoot door allen altijd gerespecteerd en beschermd moet worden. Maar vijf van de negen leden van het Hooggerechtshof, mijn buurvrouw, talloze burgers in dit land en zelfs verschillende andere kerken zijn het daarmee niet in alle omstandigheden eens: zij willen de sinds 1973 bestaande liberale wetgeving in de VS gehandhaafd zien en dat doen zij niet alleen maar omdat zij onze morele principes achterhaald vinden of overboord willen gooien. | |
[pagina 317]
| |
Het feit dat zovelen het op dit punt zo grondig en oprecht met de katholieke moraal oneens zijn, betekent natuurlijk niet dat wij, om toch maar niemand voor het hoofd te stoten, de katholieke moraal dan maar aan die meerderheid moeten aanpassen, dat bisschoppen en gelovigen hun standpunt ten aanzien van de immoraliteit van abortus dan maar moeten herzien. Maar het stelt wel grenzen aan onze mogelijkheid - onze realistische, politieke mogelijkheid - om de katholieke moraal in wetten voor de hele samenleving te vertalen. Kùnnen wij van onze moraal zonder meer de public morality maken? Moéten wij dat doen? En als we het doen, wat haalt het uit? Het is niet de eerste keer dat gelovigen en bisschoppen met deze vragen geconfronteerd worden. Neem b.v. de slavernij in de vorige eeuw. Voorstanders van een legalisering van abortus zouden volgens Cuomo's eigen bisschoppen van New York State o.m. te vergelijken zijn met mensen die vóór de Burgeroorlog weigerden de beweging voor de afschaffing van de slavernij, het abolitionisme, te steunen. Goed, zegt Cuomo, maar wat deden de Amerikaanse bisschoppen toen? Zij zwegen. Niet dat zij het zo christelijk vonden dat mensen mensen bezaten en uitbuitten. In 1840 had Paus Gregorius XVI de slavenhandel verboden. Dat was dus de leer van de kerk. Maar de Amerikaanse bisschoppen kwamen niet tussenbeide. Zij waren geen hypocrieten, maar troffen een pragmatisch, politiek besluit. Ten aanzien van de publieke controverse, een controverse die de passies hoog deed oplaaien, ja, de natie dreigde de verscheuren, waren zij realistisch genoeg om te beseffen dat hun uitspraken in de mentaliteit van de meerderheid niet veel zouden veranderen, realistisch genoeg ook om te weten dat in het Zuiden ook katholieken, zelfs priesters, slaven bezaten. Publiek opkomen voor een verandering in de grondwet en afschaffing van de slavernij zou in die omstandigheden de natie meer kwaad dan goed gedaan hebben. En dus zwegen zij, zoals de meesten van hen tegenwoordig liever over, laten we zeggen, geboortenregeling zwijgen. De parallel die Cuomo hier maakt, betreft natuurlijk niet de vraag wat wij als katholieken moreel goed of kwaad vinden, maar de vraag die als een rode draad door heel zijn betoog loopt: is het voor allen in onze pluralistische samenleving goed, haalt het iets uit als wij, in déze concrete omstandigheden, met alle legale middelen waarover wij beschikken, ervoor vechten dat onze ethiek in wetgeving en beleid wordt vastgelegd? En welke wetgeving, welk beleid moet dat dan zijn? Ten aanzien van de abortuscontroverse is zijn besluit: ‘Met respect voor mijn bisschoppen en na zorgvuldige overweging van hun standpunt en hun argumenten ben ik tot de conclusie gekomen dat streven naar afschaffing | |
[pagina 318]
| |
van onze bestaande wetgeving en terugkeer naar een wettelijk abortus verbod niet de beste oplossing is voor het abortusprobleem. Het is, geloof ik, in de gegeven omstandigheden geen haalbare kaart en zelfs als het dat wel was, het zou niet werken’. De argumenten die hij daarvoor aanvoert, zijn grotendeels dezelfde als die ook bij ons worden gebruikt, al blijven ze Amerikaans gekleurd. De wet wordt toch omzeild en dat leidt tot gebrek aan respect voor de rechtstaat in het algemeen (denk aan de Prohibition, zegt Cuomo, het verbod op drankmisbruik in de jaren 20, en tot welke criminaliteit dat heeft geleid), de praktijk gaat clandestien gewoon door. Ook onder katholieken - die nu reeds, proportioneel in even grote getale als de rest van de bevolking het eens zijn met de uitspraak van het Hooggerechtshof en vinden dat vrouwen een grondwettelijk recht op abortus hebben. Katholieken hebben die wet niet nodig, zij zijn volkomen vrij zich aan de leer van de kerk en hun eigen intieme overtuiging te houden. Als abortus maar verboden wordt, achten velen van ons zich al ontslagen van ons aller plicht, de oorzaken van het abortusprobleem, de vraag waarom vrouwen besluiten tot abortus over te gaan, onder ogen te zien (ongeveer zoals sommigen voorstanders van de doodstraf zijn om het probleem van de criminaliteit niet grondiger en rationeler te hoeven aanpakken). En gouverneur Cuomo gaat nog verder. In de staat New York worden armen die een abortus willen, financieel geholpen door Medicaid, het staatsziekenfonds voor onbemiddelden (het Congres heeft uitgemaakt dat dat dat de federale regering niet gevraagd kan worden). Als we dat afschaffen, zijn het weer eens de armen, juist diegenen voor wie abortus, helaas, soms de enige noodoplossing is, die de dupe zijn, de rijken kunnen zichzelf wel behelpen. Het is ons hier niet om deze argumenten en hun geldigheid te doen, maar uitsluitend om de pragmatische gedachtengang die ze schraagt. ‘Als we er ooit in slagen abortus opnieuw bij de wet te verbieden - de meeste abortussen uit ons gezichtsveld te bannen en ze terug de clandestiniteit in te sturen - zal dat pas gebeuren na een lange en verdeeldheid zaaiende strijd. Maar zelfs als het zou lukken, geloof ik uiteindelijk niet dat wij aan onze verantwoordelijkheid als christenen dan ook maar iets beter zouden beantwoorden dan nu, nu we leven met een wet die het recht op abortus garandeert’. ‘De harde waarheid is dat abortus niet het gevolg is van een slecht beleid of een slechte wetgeving. Geen enkele overheidsinstelling dwingt vrouwen ertoe tot abortus over te gaan. Maar het gebeurt en het gaat maar door. Ondanks de opvoeding in onze gezinnen, scholen en kerken, ondanks al onze inspanningen om ons verzet ertegen tot uitdrukking te brengen, denken wij katholieken - en handelen wij misschien - nauwelijks anders dan | |
[pagina 319]
| |
degenen die onze overtuiging niet delen. Is het daarom dat wij de overheid vragen strafbaar te maken (te houden) wat wij als zonde beschouwen maar zelf niet kunnen laten?’Ga naar voetnoot6. Of zoals Joseph Sullivan, een van Cuomo's eigen bisschoppen, een man die in New York City onder de armen werkt, een tegenstander van een te verregaande liberalisering van abortus, onlangs zei: ‘Het voornaamste probleem van de kerk is een intern probleem. Hoezeer ik er ook van overtuigd ben dat het tot onze verantwoordelijkheid behoort onze stem te laten horen in politieke aangelegenheden, onze voornaamste verantwoordelijkheid bestaat erin onze eigen mensen de waarheid voor te houden. Dat hebben wij niet goed gedaan. Nu vragen wij dat politici zouden doen wat we zelf nagelaten hebben’. De katholieke kerk in de Verenigde Staten is volwassen geworden, besluit Cuomo. De muren van het getto zijn gesloopt, we zijn geen vreemdelingen meer. Dat schept kansen, maar houdt ook een verleiding in. We kunnen ons ertoe laten verleiden, zonder restrictie op te gaan in de Amerikaanse cultuur en mentaliteit, alle goden achterna te lopen die op die markt te koop zijn en onze specifiek eigen waarden te grabbel gooien. Dan praten wij onze laksheid wel goed door van de overheid te eisen dat zij iedereen oplegt wat wij zelf niet meer in praktijk brengen en voorleven. Of we kunnen de kans aangrijpen om als volwaardige burgers, met respect en liefde voor onze unieke pluralistische samenleving, door ons voorbeeld en door overreding, niet door overmacht en dwang, onze medeburgers tot het inzicht te brengen dat ook zij een boodschap hebben aan wat ons geloof en onze ethiek ons voorhouden. | |
VragenEen Europese lezing - een ‘relecture’ zoals dat heet - van Mario Cuomo's uiteenzetting doet ongetwijfeld een aantal specifieke interpretatievragen rijzen. Ten gerieve van een mogelijke ‘lagelandse’ toepassing zet ik enkele daarvan hier op een rijtje: | |
[pagina 320]
| |
1. De pointe van Cuomo's betoog ligt in zijn ideologiekritiek ten opzichte van het katholieke ‘openbaar geweten’. Hij ontmaskert het vaak ondoordachte streven van sommige gelovigen om de eigen (on)zekerheid bij de wet aan iedereen op te leggen en zich zo van het eigen gelijk te overtuigen. De kritiek van de middelen - in dit geval van de wet en het strafrecht als de geschikte instrumenten om een overigens rechtmatig doel te bereiken - is in de ethiek altijd een verwaarloosd terrein geweest. De vraag geldt natuurlijk ook voor een Nederlands of Belgisch publiek: waar en wanneer misbruiken wij, katholieken of niet, de wet om af te dwingen wat we niet met kracht van overtuiging in een democratische discussie kunnen bereiken? Waar en wanneer wordt op die manier de democratie in feite omzeild? Ik geloof dat dit niet alleen in gevallen als abortus voorkomt. Denken we b.v. aan het eeuwige uitstel van een grondig debat over de kernenergie, over de plaatsing van de raketten, over het artsenstatuut, enz. 2. In hoeverre is onze culturele, sociale, politieke situatie te vergelijken met de Amerikaanse, waarin Cuomo's betoog gesitueerd moet worden? In welke mate kunnen onze Europese staten (nog) bogen op een traditie van ‘publieke’ moraliteit of zelfs ‘publieke’ religie, in de zin van een consensus over fundamentele waarden en burgerzin? Die was zeker sterk aanwezig in het nationalisme van de vorige eeuw (denk b.v. aan de rol die Emile Durkheim speelde in de Franse Derde Republiek met zijn ideeën over de vervanging van de religie door het laïcisme als consensus-element, of dichter bij huis, maar dan omgekeerd, het ‘Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Christus’), maar is na twee wereldoorlogen en het fascistisch avontuur wel erg gehavend uit de strijd gekomen. De Angelsaksische politieke discours steunt blijkbaar op een traditie van ‘consensus’ die vanuit onze historische ervaring overtrokken en naïef lijkt. Door scha en schande geleerd, zijn wij geneigd het morele niveau en de morele waarde van onze rechtstaten niet zo hoog meer aan te slaan. Maar dat stelt ook de wedervraag: waarderen wij ons rechtsbestel niet te weinig? 3. In onze politieke keuzen moeten wij steeds, zegt Cuomo, een ‘prudentiële’ onderscheiding maken. Terecht steunt hij daarbij op het klassieke onderscheid dat in de katholieke moraaltheologie gemaakt wordt tussen principiële stellingnamen en concrete toepassingen en men kan alleen maar respect opbrengen voor de wijze waarop hijzelf als politicus en Amerikaans katholiek zijn prudentiële keuzen maakt en verantwoordt. Maar vanuit welke positie doet hij dat? a. Een prudentiële keuze is een gesitueerde keuze. Dus rijst weer de vraag: in hoeverre is Cuomo's socio-politieke situatie dezelfde als de onze? Is het ook bij ons zó dat religieus gemotiveerde normen te sterk en zonder vol- | |
[pagina 321]
| |
doende publieke vertaling en discussie op de wetgeving wegen? Of dreigt bij ons integendeel het gevaar dat zulke waarden weinig of in het geheel niet in de publieke discussie ter sprake worden gebracht? Met andere woorden: zondigt de katholieke aanwezigheid op het politieke forum door overdreven ijver (fundamentalisme) of door verzuim (overdreven schroom)? b. Een prudentiële keuze hangt af van de sociale rol(len) die men vervult. Cuomo bouwt zijn betoog heel nadrukkelijk op deze relatie: hij maakt een onderscheid tussen de taak van de opinievormers (b.v. bisschoppen, kerkelijke bewegingen en organisaties) en die van de politici, of tussen zijn persoonlijke houding als ‘traditioneel’ katholiek en als gouverneur. Dat onderscheid volgens sociale rollen roept echter niet alleen een aantal praktische toepassingsvragen op (welke zijn mijn verschillende rollen? hoe grijpen ze op elkaar in?), maar stelt ook een meer fundamenteel probleem. Aanvaarden wij de functionele differentiatie van het maatschappelijke leven met de daartoe behorende differentiatie in onze waardebeleving zonder meer als een goed? Ik vermoed dat nogal wat gelovigen hierop met veel meer voorbehoud ja zullen antwoorden dan de gouverneur van New York. Over de juiste voorwaarden van een volmondige katholieke beaming van het pluralisme, en over de mogelijkheid van een gewild conflict - burgerlijke ongehoorzaamheid, verzet tegen de rechtsstaat - moet beslist nog verder worden nagedacht. Bovendien is het niet zo zeker dat het onderscheid tussen publieke en privé rol wel zo duidelijk is (of mag zijn) als Cuomo het doet voorkomen. Het komt me voor dat op beide punten - de voorwaarden voor een pluralistische consensus en de scheiding tussen privé en publieke rol - minstens de mogelijkheid onderzocht moet worden van een meer profetische en dus oppositionele opstelling. Ook dat kan het resultaat van een prudentiële keuze zijn. |
|