Streven. Vlaamse editie. Jaargang 51
(1983-1984)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 884]
| |
De Koude Oorlog opnieuw bekeken
| |
De traditionalistische schoolDe eerste werken van de traditionalistische school verschenen onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog. Een aantal auteurs kwam toen onder de indruk van het idealistisch karakter van het Amerikaanse buitenlands beleid, dat in scherp contrast stond met de gruwelijke Sovjetrussische machtspolitiek. In een briljant betoog heeft M. Van Rossem er later aan herinnerd dat dit Amerikaans ‘idealisme’ toch wel in het juiste perspectief moet worden geplaatstGa naar voetnoot2. Reeds in de 19e eeuw voerden de VS namelijk een even imperialistisch beleid als de andere toenmalige grote mogendheden. Denken we slechts aan het zgn. Rooseveltcorrolarium op de Monroedoctrine (kannoneerboot- en dollardiplomatie in de ex-Spaanse gebiedsdelen, open | |
[pagina 885]
| |
deur-politiek in China, bemoeienis inzake de Marokkaanse kwestie), aan de actieve Amerikaanse deelname aan de twee wereldoorlogen en de financiële redenen die daaraan mede ten grondslag lagen, aan de ideologische diplomatie van de presidenten Wilson en F.D. Roosevelt. Welke historische geldigheid men dit argument ook mag toekennen, in de vroege jaren vijftig hadden de traditionalisten, en in hun kielzog de Amerikaanse en Westeuropese publieke opinie, goede redenen om de Rooseveltadministratie hun oprechte dankbaarheid te betuigen, omdat ze de wereld bevrijd had van het nazisme. Bovendien geloofden deze auteurs in de reële mogelijkheid een meer harmonische wereld te scheppen, niet langer gebouwd op een labiel ‘balance of power’-systeem, dat in het verleden steeds tot gewapende confrontaties had geleid. De nieuwe universele staatsordening zou een natuurlijke harmonie van belangen dienen, gegrondvest op twee onderling samenhangende principes: dat van de vrije markteconomie en dat van de pluralistische democratie. De normgevende rol in het internationaal diplomatiek verkeer werd die volkeren toebedeeld die ‘goede’ leiders zouden kiezen; een zekere vorm van volksnationalisme verwierf bestaansrecht, en regeringen die handelden tégen het universeel belang, zouden op aanvraag van hun volkeren door het collectieve systeem worden bestraft. Totalitaire of autoritaire regimes moesten dus van de kaart worden geveegd (men dacht concreet aan de ontmanteling van het Duitse en Japanse economisch potentieel), de koloniën moesten onafhankelijk worden, en omdat de klassieke economische theorie leerde dat vrijhandel een optimale welvaart garandeert, moesten alle rolbarrières worden afgeschaft. Kortom, het politiek-economisch experiment dat in de Amerikaanse samenleving zijn diensten had bewezen, zou nu naar de hele wereld worden geëxporteerd. De negatieve effecten ervan (armoede van de marginalen, onderdrukking van kleurlingen) pasten niet in de redenering. De Sovjetunie moest zich vanzelfsprekend tot een democratisch regime bekeren. Als haar brutaal expansionisme zich niet aan de spelregels van het universeel systeem wil houden, is het de plicht van de VS dit gedrag te bestraffen. Dit idealistisch karakter dat de Amerikaanse politiek werd toegeschreven, kwam b.v. tot uiting toen Stalin zijn beloften inzake Centraal-Europa niet nakwamGa naar voetnoot3 en de VS daarop slechts halfslachtig reageerden. Het Amerikaanse publiek was ontgoocheld: het ‘leek niet bereid uit zichzelf te erkennen dat het naïeve en historisch weinig subtiele denkbeelden aanhing. Het geloofde dat zijn leiders het opzettelijk bedrogen, en dus schuldig waren | |
[pagina 886]
| |
aan verraad’Ga naar voetnoot4. De traditionalisten vonden het b.v. onbegrijpelijk dat de VS en Groot-Brittannië niet altijd, eventueel samen met Nazi-Duitsland, geprobeerd hadden Centraal-Europa uit de communistische wurggreep te houden. Hetzelfde geldt voor de door de SU bezette territoria in China: de atoombom werd alleen aangewend om Japan tot overgave te dwingen, nooit heeft de Amerikaanse diplomatie dit wapen als pressiemiddel gebruikt tegenover Moskou. Wanneer de SU Iran, Griekenland en Turkije militair bedreigt, duurt het bijna een jaar voordat Truman zijn ‘indijkings’-doctrine formuleert (1947); ook toen hechtte het Congres zijn goedkeuring aan het Marshallplan en de door West-Europa verlangde oprichting van de NAVO pas toen de Sovjets alsmaar driester te werk gingen (de blokkade van Berlijn). In China konden de communisten aan de macht komen omdat de VS sympathie voelden voor de bevrijding van ‘verdrukte’ volkeren. Pas toen in 1950 de SU Noord-Korea militaire steun verleende in zijn agressie tegen het Zuiden, realiseerden de Amerikanen zich dat hun idealistische houding alleen maar potentiële agressors ten goede kwam. Een diplomatieke les die ze enkele jaren later reeds vergaten. Toen de SU ermee dreigde een vredesverdrag met de DDR te sluiten, als de VS West-Berlijn niet opgaven, kwam er geen effectief antwoord, zodat Moskou in augustus 1961 de stad gewoon kon verdelen. Alleen tijdens de Cubacrisis (oktober 1962) en in Vietnam gaven de Amerikanen (nog steeds in de idealistische visie van de traditionalisten) blijk van vastberadenheid: ze hadden toen blijkbaar begrepen dat zowel de SU als China hun communistisch stads- of plattelandsmodel voor uitvoer bruikbaar wilden maken. Het hoeft ons niet te verwonderen dat alle traditionalisten zich tégen de détente keren. In hun ogen worden de Sovjets door Amerika overladen met economische en diplomatieke geschenken, terwijl ze ervan profiteren hun invloedssfeer in Afrika en Zuid-Oost-Azië uit te breiden. En al is Rusland niet te vergelijken met Nazi-Duitsland - ‘de Sovjettactiek heeft meer weg van die van de boa die af en toe een verdwaald schaap verslindt’, schrijft A. FontaineGa naar voetnoot5 - in wezen is deze Sovjettactiek op hetzelfde gericht. Men hoeft er maar het officiële Vie Internationale op na te slaan: ‘De toekomst behoort aan het socialisme, dat is de gang van de geschiedenis’. ‘De crisis van het kapitalisme verdiept zich en strekt zich uit over alle | |
[pagina 887]
| |
economische, politieke, sociale structuren van de oude wereld waarvan de ontbinding zich steeds verder zet’Ga naar voetnoot6. Als we deze school ‘traditionalistisch’ noemen, betekent dit niet dat zij momenteel geen aanhangers meer zou hebben. Integendeel: halverwege het voorbije decennium is de belangstelling voor de publikaties uit deze hoek opnieuw sterk toegenomen, en de huidige Amerikaanse president is wellicht de meest eminente politieke woordvoerder van deze school. In zijn ‘State of the Union Address’ van 25 januari 1984 zei hij o.m.: ‘Amerika werd opgericht door mensen die geloofden dat God hun rots van veiligheid was. Hij behoort tot ons volk... Wij vormen een machtige kracht van het goede, omdat wij de tradities van het goede met ons meedragen, en wij verkondigen daarom de vrijheid... wij brengen vrede als er bloed wordt vergoten’Ga naar voetnoot7. Vroeger had hij al eens gezegd: ‘Er is veel zonde en boosheid in deze wereld. De Heilige Schrift en de Heer Jezus bevelen ons die te weerstaan met alle krachten waarover we beschikken... En dus, broeders, laten we bidden voor de redding van allen die leven in de totalitaire duisternis, laten we bidden opdat ze de vreugde mogen smaken hun Heer te kennen en te eerbiedigen. Maar totdat ze daartoe gekomen zijn, laten we niet vergeten dat Amerika de fakkel van de vrijheid heeft hoog gehouden, en dat zij zijn het centrum van het kwaad in deze wereld’Ga naar voetnoot8. Dat deze retoriek - ‘Jezus als architect van de indijkingspolitiek’Ga naar voetnoot9 - niet alleen maar voor de binnenlandse propaganda gebruikt wordt, maar de basis vormt voor een hernieuwde traditionalistische visie op de betrekkingen met de SU, bewijzen de bewapeningsprogramma's van de huidige Amerikaanse administratie, die in generlei verhouding staan met de reële bedreiging die uitgaat van het ‘rijk van de duisternis’. | |
De revisionistische schoolAan het einde van de jaren zestig maakte de revisionistische beweging opgang. Dat dankte zij vooral aan haar pleidooi voor een ‘realistische’ benadering van de Oost-Westbetrekkingen. Net als de VS gedraagt de SU zich als een supermacht, die als opvolgster van groot-Rusland in eerste | |
[pagina 888]
| |
instantie haar invloedssfeer probeert te consolideren. Roosevelts systeem van universele wereldordening, gekristalliseerd in de oprichting van de Organisatie der Verenigde Naties, verdedigde slechts de westerse belangen, omdat Europa en de ex-koloniën zich in een toestand van economische afhankelijkheid bevonden. En dit brengt ons tot de kern van deze theorie. Nooit voordien kende een land een economisch expansieniveau van dergelijke omvang als de VS in 1945 en dit militair-industriele complex maakte mede de overwinning van de geallieerde legers mogelijk. Maar zelfs een oningewijde had kunnen voorzien dat de SU zich tegen dit Amerikaans kapitalistisch bolwerk zou verzetten. De VS waren er snel in geslaagd West-Europa, Japan en de koloniën in hun invloedssfeer te betrekken. In een volgende fase, zo kon worden voorspeld, zouden zij trachten door een schrander uitgekiende handels- en investeringspolitiek en/of een cultureel imperialistisch beleid de SU en haar Oosteuropese satellietstaten economisch te penetreren. Washington geloofde daarenboven in de marxistische ondertewerkstellingstheorie, en creëerde daarom internationale instellingen die de indruk gaven een zeker objectief en apolitiek karakter te bezitten (IMF, Wereldbank, GATT, OESO)Ga naar voetnoot10. Zo werd de wereld niet alleen ‘safe’ gemaakt voor democratie, maar ook voor dollar-diplomatie. Evenals de traditionalistische, werd ook de revisionistische school natuurlijk mede beïnvloed door de tijdsomstandigheden. Haar eerste publikaties verschenen in een periode dat Moskou toenadering tot het Westen zocht, terwijl op hetzelfde moment de VS helemaal geen vreedzaam buitenlands beleid voerden. De revisionisten ‘viëtnamiseren’ als het ware de Koude Oorlog: ‘Als de VS, in naam van de vrijheid, nu misdaden plegen tegen een onschuldig volk’, zo argumenteren zij, ‘dan zal hun politiek anno 1945 ook wel niet zo edelmoedig zijn geweest als de traditionalisten het voorstelden’. Als je bovendien bedenkt dat de SU zich toen in een strategisch zwakke positie bevond, dan is het duidelijk dat Washington de Koude Oorlog heeft uitgelokt. De visie van deze school op een aantal gebeurtenissen uit de Koude Oorlogsperiode wijkt dan ook nogal af van de traditionalistische versie. Wat Centraal-Europa betreft, Stalin mocht zich het recht toekennen bepaalde gebieden te gebruiken als bufferzone, omdat deze rechts-dictatoriaal geregeerde staten bruikbaar waren gebleken als aanvalsbasis voor een militair sterk Duitsland. Moskou kon financiële compensatie eisen voor de geleden oorlogsschade, die grotendeels te wijten was aan het uitblijven van een | |
[pagina 889]
| |
tweede front in West-Europa. De VS en het Verenigd Koninkrijk weigerden op deze eis in te gaan, waaraan nochtans door het Kremlin een méér dan alleen maar materiële betekenis werd toegekendGa naar voetnoot11. Vrije verkiezingen kon de SU in Centraal-Europa niet toestaan, want dat zou het einde van alle communistische regimes daar betekend hebben. Anderzijds is de SU nooit van plan geweest met wapengeweld haar machtsgebied in Westeuropese richting uit te breidenGa naar voetnoot12. Wat het gebruik van de atoombom betreft zijn de revisionisten zo mogelijk nog radicaler: Japan leek al bereid te capituleren, het was er de Amerikanen alleen maar om te doen de SU angst in te boezemen: ‘Hiroshima en Nagasaki rezen op als een symbool van Amerikaanse barbaarsheid, en als dé verklaring voor het ontstaan van de Koude Oorlog’Ga naar voetnoot13. De proclamatie van de Trumandoctrine, de tenuitvoerlegging van het Marshallplan, de oprichting van de NAVO, al deze gebeurtenissen ervoer het Kremlin als de uiting van een agressieve politiek die erop gericht was zowel economisch als militair de strijd met de SU verder aan te binden. Als defensief antwoord op deze acties blokkeerden de Sovjetlegers de toegangswegen tot Berlijn, omdat Moskou de oprichting en de herbewapening van de Duitse Bondsrepubliek onmogelijk wilde maken. De Amerikanen probeerden verder ook China militair uit te rusten, zodat ze de Russische zuidergrenzen konden bedreigen. Toen dat plan mislukte, lokte Washington de Koreaanse oorlog uit. De Trumanadministratie slaagde er meteen in een gevoelige toename van de militaire begroting te verkrijgen: ‘Korea came along and saved us’, aldus D. Acheson, toenmalig minister van buitenlandse zakenGa naar voetnoot14. In de periode 1953-1955 zocht Moskou in gesprek te komen met de Eisenhowerregering, waarbij het echter vasthield aan een aantal basisprincipes: handhaving van het territoriaal status-quo in Europa, verbod tot nucleaire bewapening van West-Duitsland en Taïwan, nucleaire pariteit op globaal strategisch plan. Zowel de Berlijnse als de Cubaanse crisis pasten daarom logisch in het door de SU gevolgde beleid. De VS weigerden immers de uitgestoken hand | |
[pagina 890]
| |
te drukken, voerden integendeel hun kernbewapening tot ongekende hoogten op en gingen harder optreden in Viëtnam. De revisionisten besteden in hun analyse behoorlijk wat aandacht aan de negatieve rol die de (Amerikaanse) publieke opinie in het besluitvormingsproces kan spelen. In hun visie bekommerden de Roosevelt- en Trumanadministratie zich helemaal niet om het lot van de Middeneuropeanen, het waren veeleer de immigranten en de Iers-conservatieve katholieke kerk die de nodige druk uitoefenden om vroeger aangegane verbintenissen t.o.v. Stalin te doen verbreken. Traditioneel verkiest de weinig progressieve publieke opinie in Amerika de ‘Grand Old Party’ boven de democraten, tenzij deze laatsten zich ‘strong on communism’ gedragen. De president rekent het bovendien tot zijn taak de in de verkiezingscampagne geïnvesteerde kapitalen behoorlijk te laten renderen. Denken we slechts aan het simplisme waarmee de Koude Oorlogsthematiek voor binnenlands gebruik geëxploiteerd werd tijdens de Mac Carthy-periode. Op het vlak van de buitenlandse politiek zal een president die erin slaagt de SU een aanzienlijke militaire of diplomatieke klap toe te brengen, altijd starten met behoorlijke herverkiezingskansen. Niemand van het Amerikaanse ‘establishment’ heeft de revisionistische theorie ooit officieel tot de zijne gemaakt. Wel zijn er administraties geweest die onder haar invloed afstand hebben genomen van de ongenuanceerde traditionalistische visie. In juni 1963 zei Kennedy bij voorbeeld, in een rede aan de Washington University: ‘De Amerikaanse regering wenst de wereld geen “Pax Americana” op te dringen... Sommigen zeggen dat het geen zin heeft over vrede en ontwapening te spreken zolang de SU geen wijziging brengt in haar houding. Dit kan juist zijn, maar wij kunnen haar hierbij helpen en wij kunnen onze houding, die even essentieel is als de hare, herzien... Ook al vinden wij het communisme verwerpelijk, dit mag ons niet verhinderen de prestaties van het Russische volk op elk terrein te waarderen. Wij moeten oog hebben voor het feit dat de SU in de Tweede Wereldoorlog twintig miljoen mensen verloor... laat ons onze houding tegenover de koude oorlog herzien, in het oog houdend dat het niet gaat om gelijk of ongelijk, maar om samen overleven of samen sterven’Ga naar voetnoot15. Tegenwoordig krijgt de revisionistische school behoorlijk veel tegenwind. Uit recente publikaties blijkt nl. dat sommigen van haar auteurs zelden primaire bronnen hebben geraadpleegd en nogal slordig zijn omgespron- | |
[pagina 891]
| |
gen met het gebruik van hun informatieGa naar voetnoot16. Het is waar dat sommige revisionistische stellingen inderdaad te weinig bewijskracht bezitten; er worden bij voorbeeld uitspraken aangehaald van leidinggevende figuren uit de ondernemings- of financiële wereld, van wie dan zonder meer verondersteld wordt dat ze het regeringsstandpunt weerspiegelen. Maar achter deze kritiek gaat o.i. een bepaalde bedoeling schuil: men wil ervoor zorgen dat de publikaties van deze school worden geschrapt uit de ‘reading lists’ die de Amerikaanse studenten opgelegd krijgen. Bovendien vertonen de boeken van de critici dezelfde gebreken als die de revisionisten ten laste worden gelegd. | |
Gemeenschappelijke kenmerken van beide scholenWanneer een bewindsman belangrijke beslissingen neemt, laat hij zich niet alleen leiden door zijn eigen beweegredenen, hij moet ook rekening houden met de opinie van plaatselijke belangengroeperingen. Uiteraard hebben zulke groepen in een democratie meer invloed dan in een dictatuur, maar het idee alsof in de SU alleen de secretaris-generaal van het Centraal Comité van de Communistische Partij beslist, is een al te eenvoudige voorstelling van zaken. Zowel traditionalisten als revisionisten houden geen rekening met het ingewikkeld raderwerk van het besluitvormingsproces: het Amerikaanse en Sovjetrussische buitenlands beleid worden eenvoudigweg gezien als verlengstuk van de binnenlandse politiek, die een quasi-automatische consensus weerspiegelt tussen de voornaamste betrokkenen. Voor traditionalisten staat hét expansieve wereldcommunisme van de SU centraal; revisionisten daarentegen bestempelen hét Amerikaanse imperialisme als het grote kwaad. De werken van de beide scholen vertonen een rechtlijnig denkpatroon en - tweede gemeenschappelijk kenmerk - zij geloven niet in dialectische geschiedschrijving. Noch traditionalisten noch revisionisten voldoen aan een belangrijk criterium van het objectief wetenschappelijk onderzoek; naar Karl Poppers formule: ‘hypothesen moeten niet bewezen worden, maar op hun geldigheid getoetst, weerlegd (gefalsificeerd)’. Beide scholen willen alles verklaren vanuit één uitgangspunt en worden daarvan de gevangenen; om dit dilemma op te lossen, proberen ze feiten die niet in hun | |
[pagina 892]
| |
bewijsvoering passen, weg te laten. Beide scholen bekijken de Koude Oorlogsproblematiek uitsluitend vanuit een Amerikaanse visie. De bijdrage die Europese politici aan het internationaal politiek gebeuren geleverd hebben, achten zij minimaal, en omdat de meesten onder hen niet in staat zijn Russische publikaties te lezen, weten zij over de Sovjetunie niet bijster veel te melden. De revisionisten stellen zich tevreden met het bekritiseren van het Amerikaans beleid; de traditionalisten geloven in de wijsheid van Washingtons politiek en maken zich dientengevolge niet druk om de opinie van het Kremlin. Ten slotte, een laatste overeenkomst: beide scholen zien de supermachten automatisch betrokken in iedere gewapende confrontatie die ergens ter wereld plaatsgrijpt, een visie die o.i. moeilijk te funderen is. Het Koreaans conflict b.v. had ook een eigen dimensie, en het is de vraag of niet zowel traditionalisten, als revisionisten de bal missloegen door de verantwoordelijkheid voor het uitbreken van de vijandelijkheden exclusief, de enen op de schouders van de SU, de anderen op die van de VS, te willen leggen. | |
Een realistische theorieAl staat een grote hoeveelheid nieuwe literatuur ter beschikking, een realistische theorie m.b.t. de Koude Oorlog ontwikkelen lijkt vooralsnog geen sinecure. Zij kan maar ontstaan uit een synthese van zowel traditionalistische als revisionistische denkbeelden en vereist derhalve een voortdurende toetsing van de basishypothesen waarmee beide scholen werken. Verder is er het probleem, dat officiële Sovjetdocumenten nooit, officiële Amerikaanse documenten slechts gedeeltelijk voor publikatie worden vrijgegeven. Als uitgangspunten voor een nieuwe theorie, zoals die reeds her en der in publikaties is aan te treffen, zijn misschien de volgende te overwegen: 1. Alleszins dient men af te stappen van het duopolistisch concept ‘wie is de leider en wie is de volger?’. Die vraag lijkt niet langer relevant, omdat zowel de VS als de SU worden beheerst door onderling onverzoenbare ideologieën, met messiaanse inslag. In het verleden wensten beide supermachten voor alles de geopolitieke actieradius van hun territorium maximaal te beveiligen, en daarom willen zij ook vandaag nog hun respectieve invloedssferen verder uitbouwen; hetzij defensief-imperialistisch (verstrekking van materiële hulp aan derde staten), hetzij offensief-imperialistisch (onderdrukking van een opstand in of regelrechte annexatie van andere landen). De SU koestert momenteel grote ambities wat betreft de | |
[pagina 893]
| |
wereldzeeën, de VS breiden hun ‘resource frontier’ reeds uit in de ruimte. Beide mogendheden vrezen elkaars projecten alleen al omdat, zo onderstellen ze, deze erop gericht zijn de respectieve tegenstander definitief uit te schakelen. De VS verafschuwen het dictatoriale Sovjetsysteem dat de rechten van het individu voortdurend met de voeten treedt, terwijl de SU bewondering koestert voor de economische prestaties van het kapitalistisch systeem. 2. Tot op de dag van vandaag belast het vóóroorlogsverleden de Amerikaans-Sovjetrussische betrekkingen. Met spijt realiseren de VS zich dat ze het aan de macht komen van Stalin misschien zelf hebben mogelijk gemaakt. Werd aan Kerensky's revolutie voldoende steun verleend? Leverde het Westen geen actieve hulp aan de ‘Witten’ tijdens de burgeroorlog? Kwam het Duits-Sovjetrussisch akkoord van Rapallo (1922) niet tot stand o.m. omdat de VS zich na de Eerste Wereldoorlog in een onheilspellend isolement terugtrokken? Wanneer in de tweede helft van de jaren dertig de SU haar gedwongen isolement opgeeft, stuit deze ouverture op westers onbegrip, waardoor het uiteindelijk samengaan van Moskou en Berlijn vergemakkelijkt wordt (augustus 1939). De Duitse aanval twee jaar later maakt de SU en de VS tot de facto bondgenoten, die elkaar echter fundamenteel wantrouwen. Op de vredesconferenties na de oorlog wordt dit wantrouwen nog aangescherpt, omdat beide partijen niet dezelfde taal spreken, letterlijk noch figuurlijk. Als we op heel dit verleden terugkijken, kan men volgens A. Fontaine en andere historici de eigenlijke begindatum van de Koude Oorlog in het jaar 1917 en niet pas in 1945 situerenGa naar voetnoot17. Misschien moeten we zelfs nog verder in de tijd teruggaan. In de laatste helft van de 19e eeuw raken immers zowel Rusland als de VS betrokken bij de militaire en diplomatieke operaties die het Verre Oosten beroeren, en het moet toen reeds voor beide mogendheden duidelijk zijn geweest dat zij, naar de Tocquevilles voorspelling, voorbestemd waren ieder ‘de helft van de mensheid te overheersen’. In dit perspectief kunnen we de VS beschouwen als de supermacht die belang heeft bij de handhaving van het internationale status-quo, terwijl we van de SU, als laatkomer in de politieke arena, veeleer veronderstellen dat ze een offensieve politiek zal voeren: Sovjets en Amerikanen rivaliseren met elkaar, terwijl ze zich in verschillende stadia van hun historische en economische ontwikkeling bevin- | |
[pagina 894]
| |
denGa naar voetnoot18. In normale omstandigheden zou de gevestigde supermogendheid nooit hebben geduld dat haar monopoliepositie werd betwist, maar aangezien sedert 1949 een thermonucleair evenwicht was ontstaan, verwierf de bipolaire machtsstructuur bestaansrecht. Dank zij hun technologisch vernuft slaagden de VS er evenwel in gedurende de voorbije decennia een aantal regionale crisissen te beheersen; tegenover dat westers vernuft stellen de Sovjets hun sterkte, hun massale overmachtGa naar voetnoot19. 3. Officieel hecht de SU nog steeds geloof aan de marxistische thesis dat de economische onderbouw van een samenleving haar culturele bovenbouw legitimeert. Basiscomponenten voor die onderbouw vormen de planning en de collectieve eigendom van bedrijfsuitrusting. Een aantal realistische auteurs gelooft echter dat een soort convergentietheorie van de Koude Oorlog kan ontstaan, wanneer men ervan uitgaat dat zowel de Amerikaanse als de Sovjetrussische maatschappij evolueren in de richting van een industriële samenleving die zou streven naar een sociaal-economisch optimumGa naar voetnoot20. Maar doet deze voorstelling van zaken de werkelijkheid geen geweld aan? Ligt immers de overlevingskans van het Sovjetsysteem niet juist in de vraag of het erin slaagt een compromis tot stand te brengen tussen management (gerecruteerd uit de rangen van de Communistische Partij) en arbeidersklasse, een compromis dat moet leiden tot werkzekerheid, relatief hoge lonen, een behoorlijk systeem van sociale zekerheid? Waarschuwen niet de westerse conservatieve kringen voor een toenemende socialisering van het economisch leven? Deze tendensen manifesteren zich in het relatief harde optreden van de gevestigde machten tegen diegenen die niet de officiële lijn van het systeem verdedigen, optreden dat aangemoedigd wordt door kringen die alles te winnen hebben bij de instandhouding van de huidige confrontatie-structuur: een coalitie van militairen, industriëlen en politici die aan de bewapening een hoog inkomen overhouden. Een analyse van de Koude Oorlogsliteratuur leidt dan ook tot de tragische conclusie dat het Oost-Westconflict de hiërarchische opbouw van de bestaande maatschappijstructuur in stand houdt, dat m.a.w. vooral de politiek onmondigen belang hebben bij de stopzetting van de Koude Oorlog en dat alleen al om die reden de bewapeningswedloop ongehinderd zal doorgaan. |
|