Streven. Vlaamse editie. Jaargang 51
(1983-1984)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 711]
| |
Het veiligheidsdenken van de vredesbeweging
| |
[pagina 712]
| |
In grote lijnen wordt het denken van de vredesbeweging door de volgende elementen gekenmerkt: | |
1De vredesbeweging verwerpt op morele gronden het gebruik van kernwapens als een middel ter verdediging van om het even welke waarden. Dit geldt in eerste instantie voor het daadwerkelijk inzetten van kernwapens in oorlogstijd. De vredesbeweging wijst erop dat in het Amerikaanse militair-strategisch denken de idee van een beperkte kernoorlog in Europa steeds meer ingang vindt. Verworpen wordt ook het afschrikkingsconcept, dat ervan uitgaat dat kernwapens gebruikt moeten worden als dreiging, chantagemiddel om zo een kernoorlog te voorkomen. Hoewel na de Tweede Wereldoorlog de afschrikking wellicht bijgedragen heeft tot het voorkomen van een nieuw wereldconflict, bestaat er geen enkele wetenschappelijke garantie dat dit in de toekomst blijvend het geval zal zijn. Integendeel, de wederzijdse afschrikking is de aanleiding en de rechtvaardiging geweest voor een kennelijk onstuitbare wapenwedloop die op zichzelf al destabiliserend werkt. | |
2Aansluitend worden vraagtekens geplaatst bij het evenwichtsdenken dat gebruikt wordt om, via een proces van actie en reactie, de bewapeningswedloop tussen Oost en West te stimuleren. In een situatie van ‘overkill’ bestaat er volgens de vredesbeweging een globaal evenwicht, waarbij een eventueel gebrek aan evenwicht inzake specifieke systemen, met name de middellange-afstandsraketten in Europa, in feite irrelevant wordt. Daarom veroordeelt de vredesbeweging zowel de plaatsing van de SS-20 in de Sovjetunie als de installatie van de kruisraketten en Pershings in West-Europa. Deze afwijzing van een strikt evenwichtsdenken is een van de grote verschilpunten met de officiële standpunten zowel in Oost als in West. | |
3De vredesbeweging neemt geen expliciet standpunt in inzake de oorzaken van de nucleaire bewapeningswedloop en de schuldvraag. Hoewel zij vanuit haar situatie in West-Europa vanzelfsprekend haar aandacht toespitst op evoluties binnen de NAVO en de Amerikaanse administratie, heeft zij zich er steeds voor gehoed in een bot anti-Amerikanisme te vervallen. Afgezien van de vraag ‘wie het eerst begonnen is en waarom’, is de bewapeningswedloop een zelfstandig proces geworden waarin beide grote mo- | |
[pagina 713]
| |
gendheden een analoge rol hebben gespeeldGa naar voetnoot3. Hoofdzaak voor de vredesbeweging is niet de oorzaken te analyseren maar te zoeken naar uitwegen die de bewapeningsspiraal kunnen doorbreken. | |
4Een mogelijkheid om de wapenwedloop te doorbreken zien de meeste Westeuropese vredesbewegingen in beperkte eenzijdige stappen tot ontwapening. Zowel de Nederlandse, de Westduitse, de Britse als de Vlaamse vredesbeweging staan deze strategie voor. Zij gaat uit van de overtuiging dat ontwapening mogelijk is zonder dat de eigen veiligheid in het gedrang wordt gebracht. Er blijft immers nog altijd een situatie van wederzijdse ‘overkill’ bestaan. In Vlaanderen wordt hierbij vaak verwezen naar de ontwapeningsstrategie van C.E. OsgoodGa naar voetnoot4. Voor het VAKA kan het niet-plaatsen van nieuwe kruisraketten op Belgisch grondgebied een eerste stap zijn tot herstel van de ontspanning en wederzijdse ontwapening door beide blokken. Hierin ligt een opmerkelijk verschil met het standpunt van het Nederlandse Interkerkelijk Vredesberaad. Het IKV pleit immers sinds 1977 voor de eenzijdige stap van een totale denuclearisering van NederlandGa naar voetnoot5. Wellicht is dit verschil in positie te verklaren door het feit dat in Vlaanderen de vredesbeweging groot is geworden door de rakettenproblematiek, terwijl het IKV reeds voor beperkte eenzijdige stappen pleitte toen de rakettenkwestie nog niet aan de orde was. In verband met de strategie van eenzijdige stappen zijn er trouwens belangrijke verschillen tussen de onderscheiden Westeuropese vredesbewegingen. Elke beweging schijnt er blijkbaar van uit te gaan dat het eigen land het best geplaatst is om een eerste beperkte stap tot ontwapening te zetten. Een denuclearisering van Groot-Brittannië, gepropageerd door het Britse CND (Campaign for Nuclear Disarmament), of een kernwapenvrije zone in Centraal-Europa, een voorstel dat veel aanhang vindt in de Westduitse vredesbeweging, wordt b.v. door het IKV als eerste stap afgewezen, omdat zowel het een als het ander de stabiliteit in Europa in gevaar kan brengen. De denuclearisering van Nederland daarentegen zou volgens het IKV wel een eerste stap kunnen zijn: gezien de geostrategische ligging van | |
[pagina 714]
| |
Nederland en de onbeduidendheid van de Nederlandse kerntaken zou dit de Europese stabiliteit niet in gevaar brengen en toch voldoende politiek gewicht hebben om eventueel bij andere landen in Oost en West enige reactie te veroorzaken. In Vlaanderen wordt een soortgelijke redenering opgebouwd wat betreft het afwijzen van de kruisraketten, al moet wel opgemerkt worden dat de Vlaamse vredesbeweging tot op heden weinig of geen aandacht heeft besteed aan de politieke consequenties van zo'n afwijzing. Men kan zich bijvoorbeeld afvragen of dit door de Sovjets wel als een militair en politiek belangrijke stap beschouwd zou worden. In het algemeen kan trouwens gesteld worden dat de vredesbewegingen meer aandacht zouden moeten besteden aan de effecten van hun respectieve voorstellen op de globale Europese situatie. Zoals IKV-secretaris Mient-Jan Faber schrijft: ‘Het gaat niet zozeer om het vinden van een eenzijdige stap in de eigen situatie en dan maar zien wat deze kan teweeg brengen in de rest van Europa. Nee, het is juist andersom. Allereerst dient de Europese, dus multilaterale Oost-West context te worden onderkend en gedefinieerd. Vervolgens zal daarbinnen moeten gezocht worden naar aanknopingspunten in de eigen situatie...’Ga naar voetnoot6. Coördinatie en overleg in Europees verband dringt zich in ieder geval op. | |
5Binnen de Belgische vredesbeweging ontstond enkele jaren geleden het zogenaamde ‘Plan De Smaele’, dat aan dit probleem van de globale Europese stabiliteit tegemoet tracht te komen. Het plan omvat een globale denuclearisering van Europa, exclusief de drie bestaande Europese kernmachten Frankrijk, Groot-Brittannië en de Sovjetunie, en wil ook beperkingen inzake conventionele systemen opleggen. Dit laatste om het argument te ontkrachten dat kernwapens in West-Europa noodzakelijk zijn omwille van het conventioneel overwicht van het Warschaupact. Het plan omvat verschillende fasen die gelijktijdig door beide blokken uitgevoerd moeten worden. In die zin wijkt het enigszins af van de strategie van eenzijdige stappen. Ofschoon het beslist enkele interessante concepten bevat en ook door een aantal personaliteiten in Oost- en West-Europa wordt gesteund, is het tot nu toe in kringen van de vredesbeweging en bij de publieke opinie weinig bekend. | |
[pagina 715]
| |
6De strategie van beperkte eenzijdige stappen steunt ook op een fundamenteel wantrouwen ten aanzien van onderhandelingen. De vredesbeweging constateert dat deze tot op heden nooit tot reële ontwapening hebben geleid. Vandaar dat bijvoorbeeld het VAKA steeds gesteld heeft dat de beslissing over de installatie van de kruisraketten niet van de uitkomst van de onderhandelingen in Genève mocht afhangen. Gezien de intenties van beide onderhandelingspartners en het wederzijdse wantrouwen waren deze onderhandelingen van meet af aan een verloren zaak. Hierin werd het VAKA echter niet gevolgd door de christelijke arbeidersbeweging (ACW). Binnen het Overlegcentrum voor de Vrede kwam deze tegenstelling tot uiting naar aanleiding van de discussie over het platform van de betoging van 23 oktober 1983. Het ACW pleitte voor een uitstel van beslissing over de plaatsing binnen een redelijke termijn: dit uitstel zou de onderhandelingen in Genève een nieuwe dynamiek kunnen geven. Geëist werd ook dat de Sovjets als tegenmaatregel een beperkt aantal SS-20's zouden ontmantelen. Voor het VAKA daarentegen hadden onderhandelingen alleen nog zin als ze in een volledig gewijzigd klimaat plaatsvonden. Dit kon bewerkstelligd worden door nu reeds definitief te beslissen de kruisraketten niet te plaatsen. Bovendien werd gevraagd dat de direct betrokkenen, de Europeanen, mee aan de onderhandelingstafel zouden zitten. | |
7De kritiek van de vredesbeweging op onderhandelingen als middel tot ontwapening gaat hand in hand met kritiek op het détente-proces van de late jaren zestig en de jaren zeventig. Ondanks de détente is de bewapeningswedloop onverminderd doorgegaan en het proces is bovendien te zwak gebleken om een lang leven beschoren te zijn. Tijdens de tweede helft van Jimmy Carters termijn als Amerikaans president begonnen de Amerikaans-Sovjetrussische betrekkingen wederom te verslechteren, een tendens die zich onder Reagan nog verder en definitief doorzette. Daarom pleit de vredesbeweging voor wat zij ‘een ontspanning van onderen af’ noemt. Een détente kan alleen dan van blijvende aard zijn als zij zich niet alleen op het niveau van de nationale staten en regeringen situeert. Alleen de druk van de publieke opinie kan de regeringen ertoe dwingen een blijvende ontspanningspolitiek te voeren. Daarom zijn contacten tussen Oost- en West--Europa op het niveau van de doorsnee mensen, de verschillende maatschappelijke instituties als kerken, universiteiten, vakbonden, culturele organisaties, enz... een blijvende noodzaak. Alleen zo kan immers het wederzijdse vijandsbeeld doorbroken worden. | |
[pagina 716]
| |
8Nauw hiermee verbonden is ook de problematiek van de mensenrechten. De vredesbeweging moet met name een antwoord hebben op het verwijt dat de Sovjetunie door het niet naleven van de overeenkomst van Helsinki inzake de mensenrechten, mede aanleiding heeft gegeven tot het afbreken van de periode van ontspanning. Deze problematiek ligt binnen de vredesbeweging zeer moeilijk. Enerzijds kan men niet ontkennen dat binnen de Westeuropese vredesbeweging de oprechte overtuiging leeft dat een blijvende vrede in Europa niet gerealiseerd kan worden zonder dat de situatie inzake de mensenrechten in Oost-Europa gevoelig verbetert. Anderzijds kan men zich niet van de indruk ontdoen dat sommige vredesbewegingen die mensenrechten in Oost-Europa zo sterk beklemtonen omdat zij behoefte hebben aan legitimatie binnen hun eigen maatschappij, omdat zij hun onafhankelijkheid ten opzichte van Moskou willen bewijzen. Maar daarmee lopen zij het gevaar, inzake mensenrechten in dezelfde vorm van ideologisering te vervallen als die het Helsinkiproces zoveel kwaad heeft gedaan. Op deze manier riskeert men in een Koude Oorlog binnen de vredesbeweging terecht te komen die de dialoog tussen de Westeuropese vredesbeweging en de officiële Oosteuropese vredesbewegingen onmogelijk maakt. | |
9Voor de meeste Westeuropese vredesbewegingen is de doelstelling op lange termijn een kernwapenvrij Europa. Deze idee is gegroeid vanuit het besef dat in Europa met zijn hoge bevolkingsdichtheid zelfs een beperkte kernoorlog alleen de volledige vernietiging kan betekenen. Tevens gaat zij uit van de overtuiging dat Europa het kerngebied vormt van de politieke en militaire confrontatie tussen het oostelijk en westelijk blok. Een kernwapenvrij Europa wordt dan ook als een middel gezien om de afbraak van het blokkensysteem te bewerkstelligen. Voor een aantal vredesbewegingen in West-Europa is dit zelfs de belangrijkste bedoeling. Zo zien bepaalde groepen in de Bondsrepubliek in de denuclearisering van Europa ook een oplossing voor het Duitse probleem (de twee Duitslanden vormen immers hét militaire confrontatiegebied bij uitstek) en wel in de richting van een hereniging van Duitsland in confederaal verband. Binnen de Vlaamse vredesbeweging is echter het denken rond de politieke en economische consequenties van een kernwapenvrij Europa nog niet sterk ontwikkeld. Dat de desintegratie van de militaire blokken van het Warschaupact en de NAVO (zeker in de NAVO-strategie is de verdediging van West-Europa sterk verbonden met het inzetten van nucleaire syste- | |
[pagina 717]
| |
men) ook politieke en economische consequenties kan hebben, is echter evident. De NAVO is tenslotte slechts de militaire pijler van een breder Atlantisme dat ook economische en politieke componenten heeft. Ten aanzien van het Warschaupact stelt zich de vraag in welke mate een denuclearisering van Europa al dan niet zal leiden tot het losweken van de Oosteuropese landen uit de politieke en economische dominantie van de Sovjetunie. Zoals reeds vermeld is de vraag in welke mate dit enige invloed zal hebben op de situatie inzake mensenrechten, voor de Westeuropese bewegingen zeer belangrijk. | |
10Welke weg moet een gedenucleariseerd Europa opgaan? Dit is een vraag waarop de vredesbeweging voorlopig zelf geen sluitend antwoord heeft. In ieder geval niet de weg van een onafhankelijk Europa dat steunt op een eigen Europese kernmacht, een idee die in bepaalde Franse kringen schijnt te groeien. Dit zou immers slechts een verdere verspreiding zijn van wat Thompson ‘het exterminisme’ heeft genoemd, een beschavingsvorm die men volgens hem zowel in Oost als in West terugvindt. De militarisering van de maatschappij, een proces dat door de wedijver tussen de grote mogendheden voortdurend versterkt wordt, leidt ertoe dat deze maatschappij zichzelf voortdurend gaat reproduceren en dat kan uiteindelijk slechts tot de totale vernietiging van deze beschaving leiden. Daarom moet Europa een derde weg gaan. Voor ecologisch geïnspireerde vredesactivisten als de thans in de Bondsrepubliek levende Oostduitse dissident Rudolf BahroGa naar voetnoot7 kan die derde weg alleen gezocht worden in een verwerping van de industriële samenlevingsvorm, die uiteindelijk de voedingsbodem is voor het exterminisme. Binnen de Vlaamse vredesbeweging lijkt dit ecologisch-pacifistisch ideeëngoed echter relatief weinig invloed te hebben. Zodat het denken in deze richting nauwelijks ontwikkeld is. |
|