| |
| |
| |
Forum
Van Dale Duits-Nederlands
Het nieuwe Frans-Nederlandse Van Dale-Woordenboek is hier in het oktobernummer gepresenteerd. Het was het eerste van een groots opgezette serie synchrone vertaalwoordenboeken voor de drie ons omringende talen. Als tweede in de reeks komt nu de Duits-Nederlandse Van Dale (hoofdredacteur Prof. Dr. H.L. Cox, Bonn) aan de beurt. Even volumineus (105.000 ingangen + uitvoerige gebruiksaanwijzing + spreekwoordenlijst + grammaticaal compendium) en... even respectabel.
Ook een zo omvangrijk lexicon kan geen complete inventaris van de taal zijn, hoeft dat ook niet te zijn. Taal is een creatief systeem, veel rijker dan de norm. Volledigheid verwachten we ook van dit woordenboek dus niet, wel een zeer ruim aanbod, gebaseerd op valabele selectiecriteria. Het belangrijkste criterium waaraan de samenstellers zich wilden houden, was de gebruiksfrequentie, en dat kan elke linguïst wel onderschrijven. Of die stelregel consequent wordt toegepast, kunnen we het beste toetsen aan de samenstellingen die in een Duits lexicon ongetwijfeld de hoofdbrok vormen. Al van ouds immers is ‘Univerbierung’, de neiging om diverse begrippen in één woordeenheid samen te ballen, een typisch kenmerk van de Duitse taalstructuur. De jongste jaren is die tendens sterk toegenomen en samen met andere complexe oorzaken leidde dit tot een ware explosie van neologismen. Geen enkel woordenboek kan die allemaal opvangen. Niemand zal b.v. verwachten een occasionalisme als Hinrichtungsjournalismus onder de trefwoorden te vinden; de term (misschien te vertalen als ‘scherprechters-journalistiek’) werd onlangs gesmeed in de kringen van Graf Lambsdorff en slaat op de meedogenloze berichtgeving van Der Spiegel in de Flick-affaire. Met Hintertreppenjournalismus (iets minder recent) ligt het al wat moeilijker, want Hintertreppenliteratur (keukenmeidenroman) en Hintertreppengeflüster (roddelpraat) kregen wel een plaatsje. Maar die keuze kun je verantwoorden. Minder aanvaardbaar daarentegen is dat b.v. Verkehrsopfer en Todesfolge (dodelijke afloop) niet genoteerd zijn, in tegenstelling tot andere minder frequente composita met hetzelfde basiswoord. Zo zijn er helaas nogal wat inconsequenties. Blikvangers uit de krantekolommen: Energieverbrauch, Benzinersparnis,
Ölverknappung (olieschaarste), Müllversenkung (dumpen van afval), Raumfähre (ruimteveer), Ministertagung (zitting van de ministerraad) zoeken we tevergeefs.
| |
| |
Ook courante adjectieven als handhabbar (handzaam, hanteerbaar), halbherzig (niet van harte, halfslachtig), fehlgebildet (misvormd) en het modewoord uit voetbalreportages kaltschnäuzig (beheerst, koelbloedig). Een interne vakterm als Benzoetinktur krijgt een ingang, de externe term Zusatzstoff (additieve stof b.v. in voedingsmiddelen) niet. Geen Minirock, wel Minigolf. Het dient gezegd dat ook de meest gezaghebbende Duitse woordenboeken - Duden, Wahrig en Klappenbach-Steinitz (DDR) - hier niet vrijuit gaan. Ook daar ontbreken frequente woorden en de informatie is lang niet altijd eensluidend, wat het geringere prestige verklaart van de Duitse lexicografie ten opzichte van haar Engelse en Franse tegenhangers. Maar het peil van deze Van Dale is lang niet zo bedroevend als onlangs in de Nieuwe Rotterdamse Courant door een vertaler bij de Europese Gemeenschap is gesuggereerd.
Naast frequentie hanteert de redactie een tweede belangrijk (negatief) selectiecriterium: transparantie, de doorzichtigheid van een Duits woord voor de Nederlandse en Vlaamse gebruiker. Maar dit criterium lijkt me minder valabel. Of een woord of uitdrukking onmiddellijk doorzichtig is, is niet gemakkelijk uit te maken. Hoe een native speaker een woord herkent en decodeert is in de psycho-linguïstiek een controversieel thema. Voor vreemdtaligen is de procedure nog complexer en zelfs als je de betekenis correct interpreteert, is de vertaling daarom nog niet trefzeker. Vollbürger, Schmerzmittel, Mindestteilnehmer, Stammspieler, Tabellenführer, Foulelfmeter (geen van alle in Van Dale) zal iedereen in de context allicht begrijpen, maar met de vertaling: volwaardig burger, pijnstiller, minimum aantal deelnemers, kernspeler, leider in de competitie, strafschop wegens overtreding (Handelfmeter = strafschop wegens hands staat er wel) loopt het niet altijd los. Bij zo nauw verwante talen als Duits en Nederlands is het gevaar voor germanismen juist bij transparante woorden het grootst.
Doorzichtigheid wordt ook als argument gebruikt om vrouwelijke afleidingen op -in uit te sluiten. Bij controle vonden we toch Köchin en Bäuerin, niet Lehrerin, Ministerin en Ärztin. Misschien een kluif voor feministen! De laatste drie woorden zijn minder transparant (Köchin = kokkin, maar Lehrerin = lerares, Ministerin = minister), maar zeker even frequent. Sedert Margaret Thatcher is zelfs Premier-Ministerin niet uit de ether.
Substantieven op -ung worden in principe geweerd. Dat lijkt mij niet altijd verantwoord. Eingliederung (integratie), Aufwertung (opwaardering b.v. van de mark), Umverteilung (herverdeling), Parzellierung (verkaveling), Verseuchung (besmetting b.v. van levensmiddelen), Beatmung (in ‘kunstmatige beademing’) komen vaker voor dan de corresponderende werkwoorden. Abschreckung, een begrip dat zelfs in herderlijke brieven en topconferenties aan bod komt, krijgt geen aparte ingang. Wel staat er Abschreckungsmittel (goed vertaald door ‘intimidatiemiddel’) zonder verder commentaar. Bij Wahrig vinden we Abschreckungsstrategie, bij Klappenbach Abschreckungspolitik met een duidelijke verwijzing naar de militaire betekenis. Betreuung krijgt een plaats, maar niet in de specifieke betekenis uit het hotelwezen die je op Duitse reisfolders vindt: gute Betreuung (von Gästen) = hartelijkheid en vlotte service.
Dit alles belet niet dat het aanbod in Van Dale overweldigend is. Wat handelscorrespondentie betreft, is de informatie vaak ruimer dan in de bestaande gespecialiseerde werken. Zelfs scheldwoorden zijn goed vertegenwoordigd, althans de ordentelijke die je b.v. in Publikumsbeschimpfung van Handke aantreft. Een dagelijks woord als Weichspülmittel (wasverzachter) vinden we in geen enkel ander Duits woordenboek, Van Dale geeft het wél; maar dan weer niet Weichspüler, dat in re- | |
| |
clamestrips gebruikelijker is. Ook niet Löskaffee (oploskoffie) dat ik onlangs in het populair-wetenschappelijk TV-programma Kopf um Kopf hoorde. Toegegeven, het is zeer recent en op de verpakkingen staat nog steeds zoals ook in Van Dale Löslicher Kaffee of Pulverkaffee.
Over de afkortingen mogen we zeker niet klagen. De meest bekende zijn er allemaal. Bij FF vinden we wel de idiomatische uitdrukking etwas aus dem FF können (iets op zijn duimpje kennen), niet de afkorting van viel Vergnügen, op fonetische en niet op orthografische basis. Of is zo'n taalgebruik te speels voor een woordenboek? Voor de ‘Umgangssprache’ van Küpper blijkbaar niet. (Een schoonheidsfoutje: KVP verwijst naar kasernierte Volkspolizei (DDR), maar een vertaling ontbreekt).
Een woordenboek is doorgaans geen weerspiegeling van de meest recente ontwikkelingen in de linguïstiek. Ook deze reeks is op dat stuk niet revolutionair. Wel is de microstructuur voor onze gewesten een innovatie. Het principe is, naar het mij voorkomt, ontleend aan G. Wahrig, die in zijn Deutsches Wörterbuch afstapte van de klassieke betekenisindeling en de lemmata ordende naar hun taalkundige context. Zo ook Van Dale, maar de eenvoudige nummering van Wahrig wordt hier uitgewerkt tot een ingenieuze cijfer-puntcijfercode. Elk trefwoord krijgt een of meer genummerde hoofdvertalingen bv. Land: 0.1 land - 0.2 deelstaat enz. Dan volgen de contextvoorbeelden, gerangschikt naar hun combinatie met de diverse woordcategorieën: 1. subst. 2. adj. enz. Een voorbeeld als Das Land meiner Väter, dat hoofdvertaling 0.1 combineert met een subst. krijgt dus 1.1. Die code, op het eerste gezicht vrij ingewikkeld, bleek bij proeven met studenten toch een handzaam procédé en ze bespaart heel wat zoekwerk. Een omvangrijk lemma wordt op die manier veel overzichtelijker dan in de meeste andere woordenboeken, en dat is stellig een pluspunt. Er is echter ook de keerzijde van de medaille: het gevaar voor oversystematisering en de aanzienlijke plaatsruimte die door de cijfers wordt ingenomen. Dat trefwoorden met slechts één hoofdvertaling en zonder contextvoorbeelden ook gecodeerd worden, kan misschien bij de samenstelling of voor computerbewerking nuttig zijn. De gebruiker heeft er geen boodschap aan.
Vermoedelijk door de subjectieve interpretatie van de diverse medewerkers gebeurt de opbouw van een lemma niet altijd volgens hetzelfde principe. Soms zijn semantische, soms syntactische motieven doorslaggevend. In bepaalde gevallen wordt te veel, in andere te weinig gedifferentieerd. Ring b.v. krijgt 9 hoofdvertalingen waaronder: 0.1 ring, 0.2 kring ⇒ ring, 0.6 (sport) (boks)ring, 0.8 (sport) werpring (atletiek), 0.9 (fig.) kringloop ⇒ cirkel. Blijkens de voorbeelden omvat 0.1 zowel vingerring als de ringen van een boom en de ringen van Saturnus. Waarom 0.9 naar cirkel verwijst en 0.2 niet, is niet erg duidelijk. 0.8 vermeldt ‘atletiek’, dus gaat het hier om de ruimte waarbinnen een atleet b.v. bij het schijfwerpen hoort te blijven, dezelfde grondbetekenis dus als boksring. Turnringen worden niet vermeld. Ook niet de mathematische betekenis van Ring nl. een bepaalde soort verzameling, b.v. die der gehele getallen. Kriegen krijgt twee ingangen: 1 (onoverg. ww.) = oorlogvoeren, 2 (overg. ww.) = krijgen. (Tussen haakjes, de Duitse Vredesbeweging speelt in een van haar slogans op beide betekenissen samen: ‘Wir haben genug gekriegt’). In de betekenis van ‘krijgertje (pakkemannetje) spelen’ staat het logisch onder kriegen 2; maar waarom staat het daar apart onder 0.8 en niet gewoon onder 0.5 = vastkrijgen, te pakken krijgen? In vergelijking met de chaotische informatie van Duden is dit lemma nochtans zeer overzichtelijk en logisch opgebouwd. Bij frei wordt ‘ein freier Spieler’ naar 0.7 (open, onbedekt, bloot) verwezen;
| |
| |
met eventueel recht kon dat naar 0.4 (vrij, ongehinderd, onbelemmerd). Glücklich 1 daarentegen krijgt maar één hoofdvertaling: gelukkig, voorspoedig, blij. Hier is toch duidelijk betekenisverschil: je kunt, om bij de voorbeelden uit Van Dale te blijven, ‘glücklich davonkommen’ en toch niet ‘glücklich sein’ of omgekeerd. Konter heeft alleen de label ‘bokssport’, niet ‘voetbal’; Vorteil de algemene betekenis, niet de specifieke uit de tennissport; Weggabelung (wegsplitsing) niet de fig. betekenis ‘keerpunt’; angeschnitten: aangeknipt (mouwen), niet ‘angeschittener Ball’ (effectbal). Beutelschneider (zakkenroller) en Marterwerkzeug (foltertuig) krijgen de notitie ‘verouderd’, terwijl je in recente kranten in verband met hogere belastingen leest: ‘sozialistische Marterwerkzeuge’ en ‘staatliche Beutelschneiderei’. Bij Klartext vind je in geen enkel ander Duits woordenboek de tegenwoordig zo courante uitdrukking: im Klartext (in duidelijke bewoordingen, ronduit gezegd); Van Dale geeft die uitdrukking wél.
De redactie geeft de voorkeur aan contrastief relevante voorbeelden en heeft daarom met opzet citaten van auteurs geweerd. Contrast is in de didactiek een onbetwistbaar maar beperkt hulpmiddel. De meer subtiele nuances en de creativiteit van literaire taal geven de lezer vaak een dieper inzicht in het rijke netwerk van betekenissen. Een combinatie van de twee zou dus m.i. te verkiezen zijn.
In het nieuwe woordenboek wordt gestreefd naar vertalingen van een vergelijkbaar niveau, meestal met succes. Maar er zijn er ook minder geslaagde, zelfs foutieve en een enkele keer is het Nederlands niet zo fraai. Een paar voorbeelden: Hochgiftig = zwaar, zeer vergiftig; liever: uiterst giftig. Rot wie eine Tomate = rood als een biet: geeft de indruk dat ‘rood als een tomaat’ geen correct Nederlands is. Eine miese Laune = rotzin; waarom niet liever rothumeur? Beugehaft = gijzeling, maar hier was op zijn minst enige uitleg gewenst: het is de juridische term voor een speciale vorm van hechtenis die in België zelden (wellicht nooit meer) voorkomt en heeft met ‘gijzeling’ (Geiselnahme) in de gewone betekenis niets te maken. Abstauben = (naast afstoffen enz.) een gelukstreffer scoren, maar zo kan je het praktisch nooit vertalen; veeleer ‘opportunistisch de kans benutten’, zoals Wahrig, Duden en Klappenbach aangeven. Bundesdeutscher = Westduitser ⇒ bondsrepublikein, maar dit laatste hoort eerder thuis in de kabaretstijl en had dus op zijn minst het register ‘scherts’ moeten krijgen. Zoals bovenvermelde recensent al opmerkte (maar ook al te zeer opschroefde) is Grossfeuerungsanlage geen elektrische centrale, maar een grote stook- of verwarmingsinstallatie. En dat ‘een bal wordt abgefälscht’ betekent inderdaad dat hij onopzettelijk via het lichaam van een andere speler gedevieerd wordt (niet een effectbal). Wahrig heeft het hier verkeerd voor, Duden en Klappenbach niet.
Bij deze speurtocht naar fouten is toch wel enige relativering geboden. Geen enkel woordenboek is volmaakt, zeker niet in de eerste editie. En naast die marginale tekortkomingen, hoe reëel ook, zijn er een massa voortreffelijke vertalingen die getuigen van perfecte taalbeheersing en creativiteit. Voor iedereen die beroepshalve of als amateur met vertaalproblemen te maken heeft, is de nieuwe Van Dale een onschatbaar hulpmiddel en voor elke geïnteresseerde zelfs een boeiend leesen leerboek. Bedenkingen en kritiek krijgen bij de beoordeling van een woordenboek doorgaans meer plaats toegemeten dan de lof. Hier zeker ten onrechte. Naar de pre-Van Dale-tijd zouden we niet graag terugkeren. En dat zegt meer dan alle kritiek.
L. Schoutens-Van Garsse
| |
| |
| |
Diaspora in Amsterdam
‘Die Sammlung’ toen en nu
Toen de nazi's in 1933 aan de macht kwamen, vluchtten talrijke intellectuelen en kunstenaars het land uit. Hun lotgevallen en hun produktie staan nu, vijftig jaar later, weer in de belangstelling. De Vereniging België-DDR organiseerde in samenwerking met anderen een tentoonstelling over Deutsche Exil-Literatur. In de (overigens vrij oppervlakkige) catalogus die daarbij werd uitgegeven, schetst José Gotovitch een beeld van de Duitse emigratie in België en wordt een overzicht geboden van de belangrijkste exielcentra, waartoe België overigens niet behoorde. Nederland daarentegen hoort wel in dat rijtje thuis. Niet dat er zich zoveel belangrijke auteurs gevestigd hebben, maar er is bijzonder veel emigrantenliteratuur gepubliceerd. De uitgeverij Allert de Lange engageerde Hermann Kesten en Walter Landauer van de Berlijnse uitgeverij Kiepenheuer, Querido nam Fritz Landshoff in dienst; beide uitgeverijen hadden meteen een bloeiende afdeling van ‘verboden’ Duitse literatuur. Allert de Lange heeft onlangs nog een aantal romans uit die periode opnieuw uitgegeven. Querido richtte in 1933 het emigrantentijdschrift Die Sammlung op en herdacht nu de 50e verjaardag daarvan met een publikatie van uittreksels uit de twee jaargangen die ervan verschenen, onder de titel Die Sammlung. Een bloemlezing uit het emigranten-maandblad dat van september 1933 tot augustus 1935 onder redactie van Klaus Mann bij Querido Verlag is verschenen, gekozen door Gerda Meijerink, met een inleiding van F.H. Landshoff. De Duitse culturele dienst Inter Nationes heeft de uitgave gedeeltelijk gesubsidieerd.
| |
Precaire situatie
De geschiedenis van het blad weerspiegelt uitstekend de precaire situatie waarin de emigranten in 1933 terechtkwamen. Enerzijds konden ze rekenen op steun van intellectuele geestesgenoten: André Gide, Aldous Huxley en Heinrich Mann patroneerden het blad, Du Perron, Marsman en ter Braak schreven erin. In vergelijking met velen van hun lotgenoten die doodarm waren - Konrad Merz heeft hun lot onvergetelijk beschreven in Ein Mensch fällt aus Deutschland: wat doe je als je op een dag aankomt in Amsterdam CS, zonder één cent en zonder één bekende in het land? - kon een aantal van hen het nog behoorlijk rooien. Maar het tijdschrift zelf kende permanent geldnood. Het kon zich uiteraard niet richten tot een Duits publiek. De Zwitserse schrijfster Annemarie Schwarzenbach betaalde de medewerkers uit eigen middelen. Het blad bestond maar twee jaar, na 24 nummers moest het ermee ophouden. Over dat abrupte einde blijft de begeleidende commentaar opvallend vaag.
Erger dan materiële problemen was de angst. Ook in die crisistijd waren ‘gastarbeiders’ allerminst welkom. Kans op werk was er nauwelijks, soms was de concrete agressie voelbaar, dikwijls ook was de kans op uitdrijving reëel. En wat was dan het alternatief? Een uitzichtloze zwerftocht door Europa en een kafkajaans gevecht met de administratie - zo navrant beschreven door Anna Seghers in Transit, door Manès Sperber in Bis man mir Scherben auf die Augen legt - of het ergste: teruggestuurd worden naar Duitsland. Dat lot heeft vele vluchtelingen getroffen: ‘plichtsgetrouwe’ ambtenaren hebben ook voor 1940 hun werk al te gretig verricht, en een gedeelte van de publieke opinie heeft dat soort indirecte moord enthousiast geëist. Geregeld wordt in het blad echter ook de lof van het gastland gezongen: Klaus Mann schrijft een loflied op Amsterdam (95-98), en er wordt een volledig nummer aan de Nederlandse literatuur gewijd (vertaalster Ruth Wolf moest de tekst
| |
| |
van Du Perron vertalen uit het Duits; de originele Nederlandse tekst is verloren gegaan...). Overigens kwam er onmiddellijk kritiek, omdat bepaalde auteurs wel en andere niet vernoemd werden (135-136): de Nederlandse literatoren hadden nu eens een anderstalig kanaal gevonden om hun kleine vetes uit te vechten. De emigranten zullen er wel het hunne van gedacht hebben.
| |
Medewerkers
De draaischijf van het blad was Klaus Mann. Landshoff zocht hem begin 1933 op in Parijs en bood hem publikatiemogelijkheid aan. Mann volgde Landshoff naar Amsterdam, verzamelde zeer snel adviseurs en medewerkers, en het eerste nummer verscheen nog geen half jaar later. Mann wilde een platform voor alle emigranten, hij wilde zeer verschillende meningen ‘verzamelen’. Zo ontstond de titel.
Het kan raadselachtig lijken dat deze briljante maar grillige man, die in 1949 zelfmoord pleegde, zich zo volledig en efficiënt voor zijn zaak kon inzetten. De reden ligt o.i. in zijn capaciteit zich althans tijdelijk geheel te wijden aan de bestrijding van één zaak waarin hij zich volledig kan vastbijten. Zijn beroemde sleutelroman Mephisto bevestigt het: dit met een meeslepende haat geschreven werk is een poging tot vernietiging van zijn schoonbroer, de opportunist Gustaf Gründgens, die zich aan de nazi's verkocht en dan ook verder triomfen kon vieren in Duitsland, terwijl de familie Mann voor de emigratie had gekozen. Toen de vijand als collectief overwonnen was, maar de individuele vijanden (zoals Gründgens) niet te overwinnen bleken, verloor de bestrijding (en het leven?) zijn zin.
Mann verzamelde een indrukwekkende schaar medewerkers om zich heen. Zijn blad bevat werk van o.m. Johannes Becher, Bert Brecht, Max Brod, Jean Cocteau, Alfred Döblin, Ilja Ehrenburg, Albert Einstein, Lion Feuchtwanger, André Gide, Ernest Hemingway, Aldous Huxley, Selma Lagerlöf, Else Lasker-Schüler, Golo en Heinrich Mann, André Maurois, Romain Rolland, Joseph Roth, Philippe Soupault, Stephen Spender, Jakob Wassermann, Arnold Zweig, Ernst Bloch, Benedetto Croce, Stefan Heym, Pär Lagerkvist, Ernst Toller, Leo Trotski. Welk ander tijdschrift heeft ooit in zo weinig tijd een zo prestigieuze groep publicisten verzameld? Daarbij kwamen alle genres aan bod: er zijn fictionele en zakelijke teksten, gedichten en verhalen, grondige essays en korte commentaren, prenten en tekeningen.
| |
Selectie
In haar Verantwoording schrijft Gerda Meijerink dat het niet meeviel de oorspronkelijke 1.600 bladzijden te herleiden tot ongeveer 270. Ze streefde ernaar ‘het verzamelde karakter van Die Sammlung te behouden, de veelzijdigheid ervan zichtbaar te maken’. Ze selecteerde teksten ‘die mij op grond van hun inhoud frappeerden omdat zij hetzij een algemene geldigheid hadden behouden, hetzij door een zekere tijdgebondenheid iets weergaven van de stemming die zo kort na het begin van de emigratie onder de schrijvers heerste’ (303). Hier worden wel twee selectiecriteria door elkaar gehaspeld: enerzijds wilde ze alle aspecten van het blad zoals het er toen uitzag duidelijk maken, anderzijds wilde ze opnemen wat het ook voor de moderne lezer nog interessant maakt. Beide bedoelingen komen er echter goed uit. Het geselecteerde geeft een vrij duidelijk beeld van wat toen de belangrijkste interessesferen waren en ik geloof dat het ook voor onze tijd relevant is, al spelen in dit oordeel nadrukkelijk subjectieve elementen mee.
| |
De vijand
Waarover gaat het in deze teksten? Uiteraard brengt de strijd tegen het nazisme al deze medewerkers samen. De- | |
| |
ze negatief-polariserende ‘verzameling’ is de bestaansreden van het tijdschrift en verklaart het pathos waarmee sommigen zich uitdrukken. Volgens de redactie is het nazisme ‘de wil tot de catastrofe... de wil tot het barbarendom... de wil tot de paradepas die naar de dood door gifgas leidt.... hysterische bruutheid... een schaamteloos programmatisch “anti-humanisme”’; de leiders zijn ‘de meest laaghartige avonturiers’ (10). Toch krijgt de lezer van nu soms de indruk dat de emigranten wat beduusd tegen de nazi-vloedgolf aankijken. Velen van hen zijn niet politiek geschoold, ze zijn verrast en overspoeld door de gebeurtenissen, ze doorzien de beweging nog niet echt. Mensen die alleen met woorden vechten en van wie de meesten nooit de juiste woorden voor deze context hebben gevonden, tegen een regime dat het vrije woord genadeloos doodt en brutaal gebruik maakt van alle materiële machtsmiddelen: de winnaar van die strijd was van tevoren gekend.
In Duitsland was die strijd al verloren; in een onverschillig of zelfs vijandig nieuw milieu moesten de medewerkers zichzelf legitimeren. Klaus Mann reisde dan ook van congres naar vergadering om de emigratiecultuur als de officiële Duitse cultuur te doen erkennen. Die behoefte aanlegitimatie klinkt al door in de programmaverklaring: het blad representeert ‘de ware, de geldige Duitse literatuur’ (9), ‘ook als het misleide deel van de natie hem het recht op deze titel tijdelijk ontzegt’ (10). In talrijke artikelen klinkt die polemische houding door; wat vroeger vanzelfsprekend was, moet nu telkens weer bewezen worden. De manier waarop is nog niet duidelijk; het blad kondigt zichzelf aan als literair, het is ‘geen politiek tijdschrift’ (9), wat in de meeste stukken overigens direct weerlegd wordt. Deze intellectuelen voelen zich nog niet helemaal thuis in de maatschappelijke actie.
De Duitse actualiteit wordt in het blad uiteraard op de voet gevolgd. Wie wilde horen, had het ook in 1934 al kunnen weten: F.C. Weiskopf geeft in Dynamiet (156) een precieze beschrijving van folteringen in concentratiekampen. Anderen bespreken de steeds driestere stappen van de nazi's om het land volledig te onderwerpen. Triomfantelijk wordt het buitenlandse isolement vastgelegd: ‘de Duitsers werden bij de vergadering van de Volkenbond in het jaar 1933 als melaatsen behandeld’ (67). De redenen voor de onverzoenlijke houding worden in het gedrag van de nazi's gevonden en bij elke nieuwe stap geaccumuleerd. Maar ook al hebben de emigranten moreel het gelijk volledig aan hun kant, hun reacties hebben geen enkele invloed, de nazimacht wordt alleen maar sterker. Ze etaleren dan ook vooral hun onmacht. Anderzijds stellen ze vast dat steeds meer mensen en organisaties met de vijand een compromis sluiten. Hun reactie is tweevoudig. Soms gelooft men dat een schrijver die in Duitsland gebleven is nog niet verloren is; dan domineert de voorzichtigheid. Over Stefan George: ‘Hij zwijgt, en het laat slechts één interpretatie toe, dit volgehouden en zo veelzeggende zwijgen: hij identificeert zich niet met dat nieuwe Duitsland, hij kan zijn grote droom er niet in herkennen’ (59). Wie zich echter met het nazisme afgeeft, kan op geen enkele vorm van begrip rekenen. Gottfried Benn pleegt ‘verraad aan de geest’ (39); hij ‘richt zichzelf ten gronde door zich te prostitueren’, ‘vernedert zich’, is ‘half pathologisch’, en produceert slechts ‘hol klinkende, ronkende, onbeholpen journalistieke clichés’ (38). Hermann Kesten veegt de vloer aan met de Duitse literatoren die het met het regime wel kunnen vinden (123-130), en hij stelt zelfverzekerd: ‘Als wij de waarheid bezitten en uitspreken, hebben we de tijd. Het lied van een dichter duurt
langer dan de geestelijke storingen in de Duitse radio’ (129). Hij bezondigt zich hierin - net als de nazi's - aan retoriek, die echter in zijn geval geen materiële steun
| |
| |
heeft: geest moet het afleggen tegen macht, en steeds meer vertegenwoordigers van die geest gooien het met de macht op een akkoordje. Met terugwerkende kracht kan nog geanalyseerd worden hoe de kunst de nazi-machtsgreep heeft voorbereid (Alfred Kantorowicz met het lucide artikel Literatuur die de oorlog voorbereidt, 269-282), maar dat inzicht komt natuurlijk te laat om nog van nut te zijn.
| |
Alternatieven
Welke alternatieven biedt deze emigrantenliteratuur? De Nederlandse parlementaire democratie, die toch de mogelijkheid tot publikatie biedt, wordt niet aangeprezen: waar Nederland aan bod komt, gebeurt dat meer via impressionistische beschouwingen over het verleden (E.E. Kisch met Emigranten, op het ogenblik in Amsterdam, 191-199). Is het geloof in de parlementaire democratie verloren gegaan bij de ondergang van de republiek van Weimar? Dikwijls schijnt evasie het enige alternatief.
Sommige teksten hebben helemaal niets met de emigratieproblematiek te maken. Else Lasker-Schüler publiceert gedichten in haar gewone trant, er zijn oude teksten van gravin zu Reventlow en Kafka en sprookjes van T.T. Heine. De publikatie ervan bewijst dat de redactie het tijdschrift zo algemeen mogelijk wilde houden, en dat niet alle emigranten het maken van strijdliteratuur als hun opdracht zagen; ondanks hun brutale verwijdering uit het vaderland volhardden ze in de afzijdigheid. Terwijl sommige machtige organisaties al van tevoren als bondgenoot afgeschreven werden (zoals Thomas Michel doet met de katholieke kerk in Het concordaat, 40-46), gaat de grootste aantrekkingskracht uit van het communisme, dat nog sterk met de USSR wordt vereenzelvigd. Die aantrekkingskracht ligt voor de hand: deze mensen zijn immers het slachtoffer geworden van nationalisme en rassewaan, en de USSR is nog de grote, onverzoenlijke tegenstander van elke vorm van fascisme en nazisme. Vele emigranten waren al lid van de communistische partij, of ze werden het in die jaren. Het was trouwens nog in tempore non suspecto; de grote moordpartijen waren nog niet begonnen of althans nog niet bekend in het Westen. Anderzijds zijn de meeste auteurs van burgerlijke afkomst, en helemaal niet vertrouwd met de nieuwe levensstijl in de USSR. In zijn Notities in Moskou (159-170) spreekt Klaus Mann zijn ambiguïteit uit: hij is geschokt door de platvloersheid van sommige tenoren, is zeer kritisch wanneer hij ziet hoe nadrukkelijk het Rode Leger op de vergaderingen van het schrijverscongres aanwezig is, maar is enthousiast over de massale deelname en de manier waarop iedereen zich erbij betrokken voelt. ‘In mijn hart en in mijn gedachten wisselen ontroering en verzet elkaar af. De ontroering is sterker dan het verzet’ (169). De verleiding moet groot geweest zijn de negatieve emigranteneenheid (verzet tegen het nazisme) om te buigen tot een
positieve polarisatie onder het vaandel van de communistische beweging. Maar Klaus Mann kon die verleiding weerstaan: hij heeft het gevaar ervan beseft en geformuleerd in sommige gedeelten van zijn Mephisto, al gaat het daar om collaboratie met de totalitaire tegenpool, het nazisme. Hij blijft zich verzetten tegen massificatie en van bovenaf gedecreteerd optimisme; hij blijft bestaansrecht opeisen voor ‘het irrationele’, ‘de menselijke eenzaamheid’, ‘het huiverende, liefhebbende ogen naar de dood’ (169), en verliest daarmee zijn nut voor om het even welk totalitair regime.
Een ander alternatief stelt Alfred Döblin voor in Joodse massakolonies en volksminderheden. Het artikel is een zionistisch pleidooi voor joodse emigratie naar een dun bevolkt, niet-Europees land (Europa is immers een oord van verval en verbastering!); als dat nog niet mogelijk is, moeten de joden
| |
| |
strijdbare, zelfs agressieve minderheden vormen die zich bewust afzonderen van hun omgeving; ze moeten een speciaal statuut eisen en hun joodse identiteit benadrukken, ‘vrij en trots’ (33). Dit krachtdadige nationalisme is typisch voor de geest van de tijd; de onverdraagzaamheid van het nazisme en andere nationalistische uitwassen heeft in het kamp van de verdrukten tot reacties geleid die het ideeëngoed van de verdrukker benaderen. Overigens is het wat al te gemakkelijk vanuit een confortabele positie a posteriori te wijzen op de verblindheid die in die opvatting tot uitdrukking komt.
| |
Een maat voor niets?
Na twee jaar was het met Die Sammlung afgelopen. Heeft het tijdschrift enig nut gehad? Achteraf kunnen we alleen vaststellen dat de analyses van de nazi-leer én de concrete emanaties ervan, de waarschuwing voor de dreiging die ervan uitging, geen enkel effect heeft gehad. De geest heeft het - zoals zo vaak - moeten afleggen tegen de brutale macht. Het lijkt typisch voor het primitieve beschavingsstadium dat de wereld nog maar bereikt heeft. Zij die zich door intellect en ethiek laten leiden, kunnen zich niet goed organiseren, raken verstrikt in hun eigen tegenstrijdigheden en worden vrijwel probleemloos uitgeschakeld door hen die (overigens ook in naam van geest en ethiek!) zich zonder scrupules van de macht bedienen. Toch laten fenomenen als Die Sammlung zien dat er ook een ander Duitsland bestond, dat collectieve veroordelingen altijd onrechtvaardig zijn, dat ook in de donkerste tijden er steeds mensen zijn die zich verzetten tegen collectieve verdwazing, dit verval briljant kunnen analyseren en onbaatzuchtig strijden tegen de verloedering. Dat Querido dat met deze nieuwe uitgave van Die Sammlung nogmaals heeft duidelijk gemaakt, is de belangrijkste verdienste van deze publikatie.
Jaak De Maere
|
|