Streven. Vlaamse editie. Jaargang 51
(1983-1984)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 544]
| |
Politieke, economische en militaire implicaties van de Oost-West-handel
| |
[pagina 545]
| |
volge van de Oost-West-handel hun voorsprong op technologisch gebied in de jaren 70 grotendeels verloren hebbenGa naar voetnoot2. Hoewel een evaluatie van de juiste draagwijdte van de geëxporteerde westerse technologie voor de Russische defensie niet makkelijk is, staat het wel vast dat sommige overdrachten inderdaad militair relevant zijn geweest. De Russen hebben technologie gekocht die hen in staat stelde middelen vrij te maken die voor militaire doeleinden aangewend konden worden. En de westerse technologie heeft bijgedragen aan een verbetering van militair-industriële activiteiten. | |
Invloed van westerse technologieOok de invloed van westerse technologie op de industriële en economische sectoren van de SU is moeilijk te bepalen. Toch kan men stellen dat ze de groei van de Sovjeteconomie niet sterk heeft bevorderd. Het is b.v. duidelijk dat westerse technologie de permanente problemen van de Russische landbouw niet heeft opgelost. Communistische economieën hebben nu eenmaal een veel langere aanloopperiode nodig om een technologie operationeel te maken. De directe invloed die de Oost-West-handel en de overdracht van technologie tijdens de détente op het machtsevenwicht en de veiligheidsrelatie tussen beide blokken hebben gehad, mag zeker niet worden overschat. Een kosten-baten-analyse van de handel tussen Oost en West heeft inmiddels wel aangetoond dat de Sovjetbloklanden op de lange duur voordeel trekken uit geïmporteerde westerse technologie. Daarentegen mogen de primaire economische voordelen voor het Westen, te weten werkgelegenheid en economische activiteit, niet al te hoog worden aangeslagen. Toch profiteren sommige westerse landen en sommige industriële sectoren in het Westen in niet geringe mate van deze technologie-export. De Bondsrepubliek is de grootste leverancier van westerse technologie aan de SU. Enkele grote maatschappijen als Salzgitter en Mannesmann voeren druk handel met het Oosten. Hetzelfde geldt voor de sector gereedschapswerktuigen in andere Westeuropese landen. Overigens is - wellicht met uitzondering van de chemische industrie, de graanmarkt en de energiesector - de com- | |
[pagina 546]
| |
merciële wedijver van het Oostblok in deze transacties tot nog toe geen belangrijke factor geweestGa naar voetnoot3. Hebben de handelsbetrekkingen tussen Oost en West een ‘netwerk van constructieve betrekkingen’ (zoals Henry Kissinger het noemde) gecreëerd ten nadele van het Russisch expansionisme? Of hebben de handel en de overdracht van technologie de westerse landen afhankelijker gemaakt van het Oosten? De Sovjetunie heeft zich tijdens de periode van expanderende handelsbetrekkingen bepaald geen modellid van de wereldgemeenschap betoond. Maar misschien zou zonder détente en uitgebreide handelsrelaties een nog hardere buitenlandse politiek van de SU niet uitgebleven zijn (bijvoorbeeld een inval in Joegoslavië na de dood van president Tito of een gewelddadige interventie in Polen). Anderzijds wijzen sommige Amerikaanse functionarissen erop dat de Westeuropese afhankelijkheid van de Sovjetbloklanden in veel landen een niet te onderschatten lobby voor de SU heeft opgeleverd, en dat sommige Westeuropese landen terwille van duurzame handelsbetrekkingen een confrontatie met de Russen liever uit de weg gaan. Uit de handelsstatistieken blijkt evenwel dat de politieke en economische kwetsbaarheid van West-Europa vooralsnog niet zorgwekkend kan worden genoemd. Al met al kan men concluderen dat, hoewel het Oostblok thans wellicht méér winst put uit de Oost-West-handel dan het Westen, deze handelsbetrekkingen toch ook voor het Westen in politiek en economisch opzicht voordelig kunnen zijn zonder dat de westerse veiligheid in gevaar wordt gebracht. | |
Verruiming van exportbeleidTussen 1949 en 1964 heeft het Westen zijn exportbeleid langzamerhand verruimd, behalve ten aanzien van militair-strategische technologie. Hoewel velen beweren dat de invloed van de COCOM-controle op de militaire en economische ontwikkeling van de SU niet mag worden overschat, dient men toch te erkennen dat in deze periode in vele gevallen wel degelijk een stokje werd gestoken voor de export van geavanceerde technologie die voor militaire doeleinden kon worden gebruikt. Gedurende de détente - tussen 1965 en 1980 - overheerste de westerse strategie om de technologische kloof tussen Oost en West te handhaven. Hoewel enerzijds sprake was van een fundamentele afzwakking van de exportcontrole, werd ander- | |
[pagina 547]
| |
zijds de controle op nieuwe technologieën verscherpt. Toch spreken sommige waarnemers van een ‘afbrokkelend embargo’: tengevolge van snelle politieke en technologische ontwikkelingen werd tussen 1966 en 1977 voor een groot aantal gecontroleerde goederen een uitvoervergunning verleend, die echter in totaal niet meer dan 1% van de Oost-West-handel voorstelden. Het is wel zeker dat b.v. de export van miniatuurkogellager-technologie naar de SU in de jaren 60 en 70 uit veiligheidsoogpunt niet verantwoord kan worden genoemd. Ook hebben de openlijke ontduiking van de exportconrole van COCOM door bepaalde regeringen en de clandestiene verkoop van strategische en militaire technologie door particuliere firma's een niet onbelangrijke bijdrage geleverd aan de militaire opbouw van de SU. Door de band genomen echter heeft COCOM in de naoorlogse periode redelijk goed gefunctioneerd en in niet geringe mate een halt toegeroepen aan de export van strategische goederen en geavanceerde technologie. Politieke en economische factoren hebben thans geleid tot een aanmerkelijke inkrimping van de Oost-West-handel. In verband hiermee zou het Westen wellicht de jaren 80 als een ‘adempauze’ kunnen benutten om te trachten diverse moeilijke kwesties nader tot een oplossing te brengen. Met name de VS zouden er goed aan doen de huidige, verwarrende ad hoc-benadering van de Oost-West-handel te laten varen en voortaan in nauw overleg met de bondgenoten een samenhangend handelsbeleid te voeren tegenover de Sovjetbloklanden, overeenkomstig de in de ‘Export Administration Act’ uit 1979 neergelegde bepalingen. Voorts zou een kritisch en grondig onderzoek naar het werkelijk effect van geëxporteerde strategische technologie op de militaire macht van de SU geen overbodige luxe zijn. De VS zouden zich moeten realiseren dat de bondgenoten hun handelsbetrekkingen met de SU en Oost-Europa willen handhaven, en méér rekening moeten houden met hun opvattingen over en interpretatie van technologieoverdracht en exportcontrole. Hunnerzijds zouden de Europese geallieerden akkoord dienen te gaan met een grotere inbreng van technische expertise uit de militaire sector van de betrokken landen. In elk geval lijkt de tijd rijp voor een evenwichtige en alomvattende herwaardering van de voor- en nadelen van een multilaterale exportcontrole, opdat consensus wordt bereikt over een duurzame West-West-strategie ter wille van de veiligheid van de westerse wereld. | |
[pagina 548]
| |
Veiligheidspolitieke risico's van technologieoverdrachtDe machtswisseling in het Kremlin heeft de vraag opgeworpen of de nieuwe leiders van de Sovjetunie dezelfde betekenis zullen blijven toekennen aan de economische betrekkingen met de westerse industrielanden. Blijkens de uitlatingen van partijleider Andropov kan men gevoeglijk aannemen dat het beleid in dit opzicht zal worden voortgezet. Wat het Westen betreft: gezien de niet al te grote veiligheidspolitieke risico's van de technologieoverdracht zal ook in de jaren 80 de economische en technologische samenwerking met de SU en haar bondgenoten een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van de Oost-West-verhouding. Met de groeiende behoefte aan import van westerse kapitaalgoederen nam in de SU ook het risico toe van een technologische afhankelijkheid van het Westen. De Russische autoriteiten hebben derhalve maatregelen genomen om dit risico te beperken door middel van wijzigingen in de importgoederenstructuur. Zo moeten b.v. de Russische handelsorganisaties, in het kader van hun beperkte financiële mogelijkheden, rekening houden met een bepaald, vooraf vastgesteld, importvolume. De aanpassing aan het intern-economisch ontwikkelingsprogramma is echter op de lange duur zonder importsubstitutie niet te verwezenlijken. Een betrekkelijk geringe, kort durende technologische afhankelijkheid is een onvermijdelijk uitvloeisel van de centraal geleide economie in de SU. Dit geldt vooral voor afzonderlijke produktietakken zoals de chemische industrie, die voor een snelle ontwikkeling aangewezen zijn op westerse kapitaalgoederen. Een sterke verhoging van de aardgasproduktie zou niet mogelijk geweest zijn zonder de invoer van buizen en compressoren uit het Westen, terwijl ook de achterstand in de computerindustrie ingelopen moest worden via de import van westerse technologieGa naar voetnoot4. | |
Problemen bij de invoer van technische vernieuwingenDe absorptie van westers materiaal garandeert echter nog niet een harmonische ontwikkeling van de Sovjeteconomie. Niet alleen wordt door overdracht van technologie slechts één fase van het produktieproces gemoderniseerd, maar voor het welslagen van de onderneming moeten door het | |
[pagina 549]
| |
ontvangende land ook nog omvangrijke bijkomende investeringen worden opgebracht. Over het algemeen is de structuur van de Sovjetrussische planeconomie niet bepaald bevordelijk voor de invoer en verwerking van technische vernieuwingen. In de SU zijn research en produktie gescheiden sectoren. Onderzoeksinstituten van de afzonderlijke industrietakken ressorteren onder het desbetreffende vakministerie. De onderzoek- en ontwikkelingsprogramma's worden op lange termijn centraal gepland. Ook de aanwending van nieuwe technische kennis in goederen en produktieprocédés wordt van hogerhand bepaald. Maar omdat de bedrijven druk bezig zijn met de serieproduktie in het kader van de uitvoering van de lopende plannen, hebben zij geen speelruimte voor de invoer van technische vernieuwingen. Het is dan ook voor de meeste bedrijven niet noodzakelijk en evenmin lonend om nieuwe produktiemethoden toe te passen. Produktie-verenigingen en allerlei wetenschappelijk-technische programma's wisten wel een geringe hervorming van het vernieuwingsproces te bewerkstelligen. De uitgebreide import van westerse technologie in de SU heeft geleid tot een toename van het aantal uitgevoerde industriële eindprodukten. Maar de moderniseringsproblemen van de Sovjetrussische economie werden daardoor nog niet opgelost. De alom waarneembare achterstand in technologische ontwikkeling van de SU geldt in mindere mate voor de bewapeningsindustrie. Toch doen zich ook daar, bij de invoer van technische vernieuwingen, vaak dezelfde problemen voor. Ondanks hun uitgesproken voorkeur voor autarkie op het gebied van bewapening, wordt door de Russen wel degelijk technische kennis uit het westen zoals b.v. de computertechnologie voor militaire doeleinden aangewend. Trouwens reeds in de jaren 50 had men grote verwachtingen van de computerindustrie voor de centrale planning en ordening van de Sovjeteconomie. Tegenwoordig heeft men in de SU vooral behoefte aan software. Na een diepgaande studie van alle aan de overdracht van technologie verbonden aspecten in het kader van de Oost-Westhandel moet men wel tot de slotsom komen dat onder de gegeven omstandigheden een algemeen technologie-embargo tegen de Sovjetbloklanden geen haalbare kaart is en slechts enkele civiele sectoren zou treffen. Maar wel kan en moet de exportcontrole van militaire technologie, conform de COCOM-bepalingen, ten volle gehandhaafd wordenGa naar voetnoot5. | |
[pagina 550]
| |
Transatlantische geschillen over de Oost-West-handelsbetrekkingenNooit tevoren heeft de Oost-Westhandel zo'n belangrijke rol gespeeld in de politiek van het Atlantisch Bondgenootschap. Verschillende recente, westerse studies over de veiligheidsimplicaties van de economische betrekkingen met de Sovjetbloklanden hebben weliswaar de transatlantische geschilpunten getemperd, maar niet opgeheven. Het is, zoals reeds gezegd, thans zaak om de aan deze handelsbetrekkingen en eventuele sancties inherente voor- en nadelen zorgvuldig af te wegen ten einde een West-West-consensus te bereiken over het in de jaren 80 te voeren beleidGa naar voetnoot6. Botsende veiligheidsconcepties vormen de diepere oorzaak van de huidige controverse: de VS zijn vooral bezorgd om de militaire aspecten van de Oost-Westhandel, terwijl West-Europa in de eerste plaats de economische aspecten op het oog heeft. In tegenstelling tot de Westeuropese landen willen de VS òòk een exportcontrole van technologie die slechts indirect voor militaire doeleinden kan worden aangewend. Dit hangt samen met de Amerikaanse visie, dat de hele industriële basis van de SU deel uitmaakt van de militaire dreiging. De Westeuropeanen beschouwen de Oost-Westhandel, anders dan de VS, als een normaal facet van de internationale betrekkingen. Al met al reden genoeg voor de bondgenoten om te proberen de bestaande meningsverschillen uit de wereld te helpen. Ondanks de niet al te rooskleurige vooruitzichten van de Sovjeteconomie worden ingrijpende economische hervormingen voorlopig toch niet verwacht. Intussen verkeert men in het Westen in het onzekere over de betekenis van de geïmporteerde goederen voor het economisch stelsel van de SU. Ongetwijfeld profiteren de energie- en de landbouwsector in de SU van geavanceerde westerse technologie; een algeheel embargo zou de economische groei zeker vertragen. Overigens blijft de SU nog steeds eerder op graanimport dan de invoer van industriële goederen aangewezen. De Westeuropese economieën hebben zich in de ogen van Washington reeds grotendeels afhankelijk gemaakt van de SU. Daarentegen achten de Westeuropese regeringen hun economische betrekkingen met de Oostbloklanden essentieel voor hun voortbestaan. Dientengevolge zijn zij door de jaren heen consequent voorstander gebleven van de Oost-Westhandel, ter- | |
[pagina 551]
| |
wijl het exportbeleid van elke nieuwe Amerikaanse administratie juist gekenmerkt werd door een ingebouwde discontinuïteit. Momenteel waarschuwen de VS ervoor, dat de Euro-Siberische aardgastransactie een veiligheidsrisico impliceert en West-Europa op de duur kan blootstellen aan chantage door de Russen: zij houden de Westeuropeanen voor dat het verstandig zou zijn om alternatieven te zoeken voor de energie-import uit de SU. Voorts hebben de VS pogingen ondernomen om de OESO-landen te winnen voor hun overtuiging, dat in feite de economische basis ontbreekt voor het verlenen van kredietsubsidies aan de communistische landen. Sinds de bolsjewistische revolutie veronderstelden de kapitalistische staten dat de economische problemen Moskou wel zouden bewegen tot politieke concessies in ruil voor handel. Dat mondde uiteindelijk uit in een tweedelige handelspolitiek: negatieve en positieve ‘linkage’. In het eerste geval werden sancties tegen de SU uitgevaardigd, in het tweede hoopte men via handelsbeloften een matigende invloed op de buitenlandse politiek van de SU te kunnen uitoefenen. Er is echter vooralsnog geen bewijs dat dergelijke sancties enig effect hebben gehad op het interne of externe optreden van de SU. Positieve ‘linkage’ heeft in het afgelopen decennium wel enige resultaten opgeleverd, met name op het humanitaire vlak: zo heeft de SU na het verkrijgen van de meestbegunstigingsstatus op handelsgebied ruim baan gemaakt voor de emigratie van joden. De Russen hebben zich echter nimmer laten verleiden tot vitale politieke concessies. Overigens is tijdens de regering van president Reagan de traditonele Amerikaanse argwaan tegenover de Oost-Westhandel herleefd. Het Westen zou thans allereerst via consultaties overeenstemming moeten bereiken over een aantal constante criteria voor de evaluatie van belangrijke projecten op het gebied van landbouw en industrie vanuit een veiligheidsperspectief op lange termijn. Daarnaast zouden gemeenschappelijke plannen moeten worden uitgewerkt om in voorkomende gevallen op adequate wijze te reageren op Sovjetacties en om - via bepaalde aspecten van de Oost-Westhandel - politieke doeleinden op korte termijn te realiseren. Men kan slechts hopen dat men van weerszijden bereid zal zijn een compromis te sluiten over alle hangende kwesties, aangezien een zich voortslepende West-Westcontroverse inzake de Oost-Westhandel op de duur de alliantie en daarmee de veiligheid van het Westen onberekenbare schade zou kunnen berokkenen. | |
[pagina 552]
| |
Verwikkelingen rond het aardgasproject van Siberië naar West-EuropaDe controversiële betrekkingen tussen het Westen en de SU in de afgelopen jaren raakten in concreto toegespitst op de verwikkelingen rond het Yamalaardgasproject van Siberië naar West-Europa. Dit project wordt vanwege zijn economisch belang en psychologische betekenis beschouwd als een beslissende toetssteen voor de economische samenwerking tussen Oost en West. Gedurende de Koude Oorlog was de communis opinio, dat het in feite moreel laakbaar en politiek onverstandig was om zaken te doen met de Sovjetbloklanden. Daarentegen achtten het bedrijfsleven en de bankkringen van de jaren 20 en na de Tweede Wereldoorlog de Oost-West-handel in moreel opzicht neutraal en zelfs positief, omdat beide partijen er immers in gelijke mate van profiteren. Het probleem van de Oost-West-handel werd dus zowel vanuit de ideologische als de pragmatische invalshoek benaderdGa naar voetnoot7. In de jaren 20 en 30 gold Armand Hammer als het prototype van de Amerikaanse zakenlieden, die uitgebreide handelsbetrekkingen met de SU onderhielden. De Amerikaanse handel met de SU wordt echter van staatswege traditioneel sterk bepaald door politieke factoren. De Duitsers hebben sinds de dagen van het tsaristische Rusland de economische relatie met hun oosterburen steeds gecontinueerd. De Duitse zakenwereld zag zich als de wegbereider van de normalisatie van de naoorlogse betrekkingen tussen de Bondsrepubliek en de Oosteuropese staten. De Westduitsers zijn dan ook fel gekant tegen een handelsembargo tegenover de Sovjetunie. Maar evenals de VS zijn Duitse firma's en banken afkerig van door de regering gesubsidieerde exportkredieten ter bevordering van de handel met de OostbloklandenGa naar voetnoot8. De Franse handelstraditie met de Sovjetbloklanden is een mengsel van culturele, politieke en economische elementen. Frankrijk wenst geen inbreuk op haar handelsbetrekkingen met de Oostbloklanden en heeft in de jaren 60 en 70 dan ook steevast geweigerd in dit opzicht verantwoordelijkheid over te dragen aan de Europese Commissie. De SU acht enerzijds economische betrekkingen met de kapitalistische staten een duidelijk Russisch belang, maar is anderzijds niet afkerig van de politieke neveneffecten van de Oost-Westhandel in de ideologische klassenstrijd. Zo | |
[pagina 553]
| |
wordt de handel met de ontwikkelingslanden afgeschilderd als Sovjethulp bij hun onafhankelijkheidstrijd, terwijl de import uit het Westen wordt voorgesteld als een steun van het moederland van de arbeidersklasse aan Westerse arbeiders, die anders met werkeloosheid zouden worden geconfronteerd. Toch werd het aardgasproject niet door de Sovjetunie gepolitiseerd, maar door het Westen in het algemeen en de VS in het bijzonder. Bij de Russen overheersten economische motieven. Ironisch genoeg werd het project oorspronkelijk gepland als een exclusief Russisch-Amerikaanse onderneming. West-Europa bekeek deze samenwerking met argusogen en vermoedde dat de VS de economische betrekkingen tussen de SU en West-Europa wilden verstoren teneinde onbelemmerd de natuurlijke rijkdommen van Siberië te kunnen exploiteren. Toch zouden deze rijkdommen slechts door de voornaamste geïndustrialiseerde landen gezamenlijk geëxploiteerd kunnen worden. Met de verslechtering van de internationale betrekkingen verloren de VS uiteindelijk hun belangstelling voor Siberische projecten. Aan het einde van de jaren 70 kwamen de eerste voorzichtige contacten tussen de SU en West-Europa tot stand. Toen bleek dat de Russen ongaarne met grootschalige westerse consortia of monopolies onderhandelen en de voorkeur geven aan verschillende groepen, die elk hun land vertegenwoordigen. De Bondsrepubliek nam het voortouw, spoedig gevolgd door andere Westeuropese landen. De Russen zetten daarna een soort onderhandelingscaroussel op, waarbij elke Sovjet-delegatie achtereenvolgens de betrokken partijen in de Bondsrepubliek, Italië, Frankrijk, Japan enz. bezocht. De SU slaagde er op de duur in, de verschillende landen tegen elkaar uit te spelen en uiterst gunstige handelsvoorwaarden te bedingen. De door de VS aangevoerde argumenten tegen het project kunnen met even zovele tegenargumenten gepareerd worden. De Amerikaanse bezwaren kunnen als volgt worden samengevat: 1. De economische samenwerking met de Sovjetbloklanden maakt het Westen eenzijdig afhankelijk, terwijl de westerse veiligheid in gevaar komt, 2. De verkoop van aardgas levert de Sovjetunie extra deviezen op waarmee westerse technologie kan worden gekocht ten behoeve van de militaire opbouw van de Sovjetunie, 3. De levering van pijpleidingen en ander materiaal op krediet dwingt de westerse banken en economieën zich bijzonder welwillend op te stellen tegenover de SU om aldus de terugbetaling van kapitaal en rente veilig te stellen, 4. De SU profiteert als enige van de Oost-Westhandel. De tegenargumenten luiden: 1. De Oost-Westhandel maakt ook de SU afhankelijk, omdat het Westen de SU kan beroven van harde valuta door plotseling te weigeren nog langer aardgas te kopen, 2. De Russen zouden | |
[pagina 554]
| |
veel meer moeten investeren in de landbouw om hun voedseltekorten te voorkomen, indien de VS hun geen graan meer zouden leveren, 3. De Russen zouden hun reputatie van betrouwbare handelspartner in de wereldeconomie voor jaren verspelen, als zij niet zouden voldoen aan hun financiële verplichtingen, 4. Een handelsakkoord wordt alleen afgesloten als beide partijen ervan profiteren. Maar ook in de SU is verzet aangetekend tegen het Yamalproject. Als argumenten werden aangevoerd: 1. De nationale hulpbronnen mogen niet voortijdig en tegen een te lage prijs aan het Westen worden verkocht, 2. Kapitalisten die met een energiecrisis kampen, mag men niet uit het slop helpen, 3. Nieuwe economische samenwerking kan het Westen aanzetten tot economische oorlogvoering tegen de Sovjetbloklanden. De argumenten van Sovjetvoorstanders van een harde koers vormen welhaast een spiegelbeeld van de door de westerse ideologen tegen het aardgasproject geopperde bezwaren. De slotconclusie moge luiden, dat in de komende jaren de politieke en economische belangen van West en Oost gebaat zullen worden door een West-West-consensus over de voorspelbaarheid van het te voeren handelsbeleid tegenover de Sovjetunie. |
|