Streven. Vlaamse editie. Jaargang 51
(1983-1984)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 535]
| |
Iris Murdoch: filosofe en romanschrijfster
| |
The Sea, The SeaHoofdpersoon in The Sea, The Sea is Charles Arrowby, een succesrijk producer, die zich tot verbazing van de Londense toneelwereld terugtrekt in een afgelegen en bescheiden huisje bij de zee. Via zijn dagboek leren we de mensen kennen die een rol in zijn leven gespeeld hebben en van wie sommigen later persoonlijk optreden. In de eerste helft van het verhaal blijft Charles echter het enige echte hoofdpersonage en wij leren hem al vlug kennen als een egocentrische, zelfingenomen en mondaine man die van zijn medemensen alleen bewondering nodig heeft. Pas na een tachtigtal pagina's vertelt Charles ons over zijn jeugdliefde, Hartley, die hem om de een of de andere reden plotseling in de steek liet en spoorloos verdween. Door een speling van het lot blijkt Charles echter precies in het dorp waar Hartley met haar echtgenoot woont terechtgekomen te zijn. (Zulke onwaarschijnlijke toevalligheden | |
[pagina 536]
| |
komen vaak voor in Murdochs oeuvre). De rest van de roman vertelt hoe Charles in Hartley, nu een ietwat slonzige, neurotische huisvrouw van middelbare leeftijd, koppig zijn geïdealiseerde jeugdliefde blijft zien en Murdochs meesterlijke beschrijvingen maken Charles' groeiende obsessie tot een fascinerende en tegelijk claustrofobische realiteit. Ook de voortdurende aanwezigheid van de soms ogenschijnlijk rustige maar potentieel vernietigende zee (‘the killer-sea’), draagt bij tot de steeds beklemmender sfeer. Geleidelijk aan worden paranormale elementen in het verhaal verweven die van een zodanige intensiteit zijn dat zij het verstikkende in Charles' obsessieve liefde voor Hartley nog verhogen. Dit basisthema wordt zelfs naar de achtergrond verdrongen, zodat de paranormale verschijnselen in al hun ongrijpbaarheid de volle aandacht krijgen. Tegelijkertijd treedt een nieuw personage op de voorgrond, Charles' neef James, een specialist in de Oosterse filosofie, die aanvankelijk slechts een van de weinig belangrijke nevenfiguren was. James is een stille, onopvallende figuur waarin we gaandeweg een enorme geesteskracht en een bijna voelbare draad met een spirituele wereld onderkennen. Hij wordt niet alleen onze enige houvast in de onverklaarbare en hallucinante gebeurtenissen in de roman, maar slaagt er soms ook in door zijn altruïsme en door wat hijzelf ‘oosterse trucs’ noemt, de machten van het kwaad op afstand te houden (zo redt hij Charles bijvoorbeeld van een zekere verdrinkingsdood: steeds een symbolische daad in Iris Murdochs romans). Pas nadat James een eind aan zijn leven heeft gemaakt (geen destructieve maar een sacrale daad voor hem), wordt Charles zich van zijn eigen kleinheid bewust en geeft hij toe dat het leven zich niet laat ordenen: de roman heeft dan ook geen echt einde. In de laatste bladzijden vinden we nog enkel losse ideeën, onsamenhangende fragmenten. De weigering om een verhaal af te sluiten, om de romanwereld als een netjes geordend geheel af te leveren is een van de typische kenmerken van Iris Murdoch. Soms zal zij, met een ironisch knipoogje naar de lezer, precies in het andere uiterste vallen en alle in het boek vermelde details op het einde met elkaar verbinden, tot in het bizarre toe. Dat gebeurt bijvoorbeeld in The Philosopher's Pupil, waarin de bedilzieke verteller in een epiloog vertelt hoe het alle personages, zelfs de meest marginale, verder verging, en in Nuns and Soldiers waarin zelfs verdwaalde honden uiteindelijk nog terug komen opdagen. Maar in alle romans blijven de grote vragen onopgelost en beperkt de auteur zich ertoe via de personages bepaalde antwoorden te suggereren: uiteindelijk moet de lezer voor zichzelf maar uitmaken in hoeverre die suggesties valabel zijn. | |
[pagina 537]
| |
Nuns and SoldiersHet voornaamste thema in Nuns and Soldiers is de liefde. Hoofdfiguur in het verhaal zijn enerzijds de ‘Nuns’, Gertrude en Anne, en anderzijds de ‘Soldiers’, Tim en Peter, bijgenaamd de graaf. Alleen Anne is een non in de letterlijke betekenis en zij verlaat haar strenge contemplatieve orde reeds bij het begin van de roman, ongeveer rond dezelfde tijd dat Gertrudes echtgenoot sterft. Wat de twee vrouwen tot ‘Nuns’ maakt is echter niet alleen het feit dat zij geen van beiden een seksuele relatie hebben, maar ook dat zij zich in de toekomst willen inzetten voor hun medemensen. Anne slaagt daar ook in, maar Gertrude is er slechts op een oppervlakkige wijze toe in staat. De graaf, een Pools balling, is een zachtaardig en moedig man die niet alleen getormenteerd wordt door de toestand waarin zijn verscheurd vaderland zich bevindt, maar ook door een grenzeloze liefde voor Gertrude. Zijn taak in het leven is voor hem vastomlijnd: steeds klaar staan ingeval Gertrude een beroep op hem zou doen zonder daar iets anders voor te verwachten dan de vreugde haar te mogen beschermen tegen de zorgen van het leven. Tim is een heel ander soort soldaat: de wet die zijn handelingen dicteert is die van het zelfbehoud en daardoor zaait hij wel eens verwoesting in het leven van de anderen, zij het dan ongewild, want in de grond is hij een goedhartige, ietwat naïeve jongeman. Wanneer Gertrude en de veel jongere Tim tot hun eigen verbazing op elkaar verliefd worden, is dit een persoonlijke tragedie voor de graaf. Ze doet echter geen afbreuk aan zijn blijvende loyaliteit tegenover Gertrude, een loyaliteit die hem ook blind maakt voor Anne's liefde voor hem. Dit basisgegeven maakt het eigenlijke verhaal van Nuns and Soldiers uit. Doch de roman biedt heel wat meer interessante elementen, waarvan ik er twee belicht. Vooreerst verdiept de auteur zich nog eens in een thema dat haar altijd gefascineerd heeft, namelijk religie, en dit via de figuur van Anne, de net uitgetreden non, die zich voortdurend vragen blijft stellen over haar eigen religiositeit. Wat Anne, een briljante en populaire studente in Cambridge naar het katholicisme en later naar het klooster dreef, was de angst voor ‘de hel van het persoonlijke’ en het verlangen naar de volmaaktheid van een onpersoonlijke God. Binnen de kloostermuren komt ze echter tot de overtuiging dat God niet echt bestaat maar slechts als een abstracte idee, uitsluitend gecreëerd uit een behoefte van de mens. Haar uittreden brengt echter niet mee dat ze haar religiositeit over boord gooit en evenmin haar geloof in Christus, wiens historische authenticiteit vaststaat en wiens leven en lijden in dienst van het goede ons eerder tot voorbeeld strekken dan tot aanbidding verplichten. Haar intense belangstelling | |
[pagina 538]
| |
voor de figuur van Christus leidt zelfs tot een ontmoeting tussen beiden. Dat die ontmoeting inderdaad plaatsvindt en niet enkel een hallucinatie is, is voor de rationele lezer moeilijk te aanvaarden. Feit is echter dat Anne een niet genezende brandwonde overhoudt aan de hand waarmee ze Christus aanraakte. Een tweede interessant punt houdt verband met de titel van de roman. Hoewel die enerzijds Anne en Gertrude en anderzijds Peter en Tim verbindt, dringt zich na de lezing van het boek een andere combinatie op. Gertrude en Tim behoren tot het ‘verslindende’ type, mensen die hetzij emotioneel (Gertrude) hetzij financieel (Tim in het begin van het verhaal) aanspraak maken op de voortdurende aandacht en disponibiliteit van anderen zonder echt interesse te hebben voor de eigen behoeften van die anderen. Anne en Peter daarentegen zijn voorbeelden van typische Murdoch-figuren, personages die, op zoek naar het Goede, hun eigen betrachtingen en verwachtingen ondergeschikt maken aan die van anderen. Zowel Peter als Anne trachten Gertrudes geluk te bewerken, zelfs wanneer dat de vernietiging van hun eigen dromen met zich meebrengt. Een paradox in de roman is wel dat op het eerste gezicht juist deze twee altruïstische personages koud en ontoegankelijk schijnen, ze lijken dan ook niet direct sympathiek. Dit is vooral te wijten aan het feit dat de lezer, mede onder invloed van de andere, eerder oppervlakkige personages, aanvankelijk meent dat Anne en Peter alleen uiterlijk in de alledaagse realiteit leven maar er in feite niet echt bij betrokken zijn. Van Anne wordt in de loop van het verhaal gezegd: ‘Eens een non, altijd een non’ en Peters obsessieve liefde voor Polen maakt hem voor de anderen nog steeds tot een ‘vreemdeling’ ondanks het feit dat hij zijn hele leven in Engeland doorgebracht heeft. Dit alles heeft vermoedelijk een symbolische betekenis: de weg naar het goede is een moeilijke en eenzame weg. Wat echter vooral uit het voorgaande blijkt is dat de meeste Murdoch-personages worstelen met vragen rond hun eigen identiteit, hun verhouding tot de medemens, het al of niet bestaan van God en een leven na de dood. Al deze thema's komen nog explicieter aan bod in Murdochs nieuwste roman The Philosopher's Pupil. | |
The Philosopher's PupilHoofdfiguur in The Philosopher's Pupil is John Robert Rozanov, een gewaardeerd maar ontgoocheld filosoof, die na een leven van zoeken naar de ‘absolute waarheid’ tot het besef komt dat ook de filosofie geen orde | |
[pagina 539]
| |
kan brengen in de chaos en die dan ook consequent met zichzelf een eind aan zijn leven maakt. Voor het zover komt, heeft hij de levensweg van de andere personages echter grondig beïnvloed. Rozanov is immers iemand die een hypnotisch effect op anderen heeft, in de eerste plaats op zijn oud-student George (de ‘pupil’ uit de titel), een demonische figuur, die na jaren nog steeds gebukt gaat onder Rozanovs onverschilligheid voor zijn fanatieke bewondering. Dat deze afwijzende houding van zijn leermeester - zoals George beweert - zijn leven verwoestte en hem tot een onevenwichtige en destructieve misantroop maakte, lijkt wel wat ver gezocht. Feit is echter dat George er op zijn beurt in slaagt om het leven voor de andere personages tot een ware hel te maken. Ook enkele jonge mensen spelen in de roman een belangrijke rol. Dit is in het werk van Iris Murdoch iets nieuws. Over het algemeen voert zij immers stereotiepe personages ten tonele: in de meeste romans treden verstandige middle-class figuren tussen 30 en 50 jaar op de voorgrond. Het zijn meestal mensen die een sterke belangstelling voor het metafysische, het religieuze hebben en die de wereld en hun evenmensen trachten te begrijpen en te interpreteren. Deze personages liggen haar ook het best: wanneer zij zich buiten deze radius begeeft, zijn haar figuren minder overtuigend. Tom McCaffrey (George's halfbroer) en Hattie Meynell (Rozanovs kleindochter) zijn daar een sprekend voorbeeld van: hun voornaamste troef blijkt hun onschuld te zijn, die hen als enige ‘winnaars’ uit de turbulente gebeurtenissen naar voren zal doen treden. Die zogenaamde onschuld lijkt mij echter eerder een verregaande naïeviteit, een wereldvreemdheid die de dag van vandaag maar weing jongeren karakteriseert. En wanneer de verteller van het verhaal in zijn epiloog zegt dat hij ‘de algemene opinie deelt dat hun huwelijk gelukkig zal zijn’ (p. 576), dan is dat m.i. eerder een toegeving aan de lezer die in dit pessimistische verhaal toch ergens een happy-end verwacht. Als compensatie voor deze - en andere - weinig overtuigende personages vinden we in The Philosopher's Pupil enkele scherp getekende typische Murdoch-figuren terug, zoals bijvoorbeeld de filosoof Rozanov zelf en Father Bernard, de priester die zijn geloof en zijn rol in de kerkelijke hiërarchie nog slechts uiterlijk beleeft. | |
Liefde, Lijden en ‘het Andere’Het feit dat Iris Murdoch zelf gedurende vele jaren filosofie doceerde te Oxford, is waarschijnlijk niet vreemd aan de sterk filosofische interessen | |
[pagina 540]
| |
van haar personages. In enkele van haar vroegere werken voerde zij ook al filosofen ten tonele, zij het niet direct als hoofdfiguren. In The Philosopher's Pupil echter is Rozanov, de filosoof uit de titel, de spil waarrond de hele roman is opgebouwd. Desondanks blijft hij een stille, weinig opvallende en voor de lezer weinig charismatische figuur, die het romangebeuren eerder door zijn - al dan niet gewilde - invloed op de andere personages bepaalt dan door een effectief optreden als protagonist. Wanneer een romanschrijfster-filosofe een filosoof als personage creëert, dringt zich automatisch de vraag op in hoeverre de romanfiguur de ideëen van de auteur verwoordt. Daar een uitgebreide vergelijking van Rozanovs en Iris Murdochs opvattingen buiten de bedoeling van dit artikel valt, zal ik me beperken tot het vermelden van enkele raakpunten tussen auteur en personage, met name diegene die ook in andere romans van de auteur als belangrijke thema's voorkomen. Het grote verschil tussen Rozanov en Iris Murdoch is m.i. het fundamentele optimisme van de auteur. Daar waar het leven voor Rozanov niets meer betekent dan ‘puin, een warboel’, blijft Iris Murdoch geloven in de vreugden die het leven biedt, naast het ‘puin’. De grootste is ongetwijfeld de liefde, niet alleen voor de partner of de evenmens, maar ook voor de natuur die de schrijfster in prachtige descriptieve passages voor ons uittekent. In dit verband wil ik even wijzen op de belangrijke rol die het water speelt in Murdochs romans. In The Sea, The Sea vormt een nu eens kalme, dan weer onstuimige maar steeds fascinerende zee het kader waarin het hoofdpersonage zijn leven vertelt en tracht te interpreteren. Zowel in The Sea, The Sea als in Nuns and Soldiers ontsnappen de hoofdpersonages in extremis aan de verdrinkingsdood (een dikwijls terugkerend gegeven in Iris Murdochs romans). In The Philosopher's Pupil wordt het water verbonden met de figuur van George, die in het begin van de roman bewust zijn auto in een kanaal rijdt. Het is zeker ook geen toeval dat George zich voorgoed van Rozanovs invloed tracht los te maken door de filosoof te doen verdrinken (wat hij als een bijna sacrale daad beschouwt). De liefde tot de evenmens en vooral dan de relatie met de partner is echter niet alleen een bron van vreugde. Het ‘ik’ dat duidelijk behoefte heeft aan een klankbord, aan het opbouwen van een harmonieuze verhouding met de evenmens, blijkt dit aanvankelijk te kunnen realiseren in een seksuele relatie waarin zowel lichaam als geest zich aan de andere kunnen meedelen. Hoewel dat unieke één-zijn (en het daaruit volgende geluksgevoel) meestal slechts van korte duur is, is het zulk een ingrijpende, intensieve ervaring dat we er steeds opnieuw naar zoeken. Father Bernard in ‘The Philosopher's Pupil’ voegt daar zelfs aan toe: ‘Als we van mensen of | |
[pagina 541]
| |
dingen houden, dan krijgen we op de een of andere manier de verzekering dat het Goede bestaat (...), dat het moet bestaan!’ (p. 191). In The Sea, The Sea daarentegen geeft Charles Arrowby een allesbehalve aantrekkelijk beeld van ‘het inferno van het huwelijk’. Wanneer we alle liefdesverhoudingen die Iris Murdoch in haar oeuvre ontleed heeft vergelijken, komen we tot de duidelijke vaststelling dat de auteur zelf wél in de helende kracht van de liefde gelooft. Wat haar echter afstoot, is het soort verhouding waarin een van de partners de andere overheerst: zulke liefde is persoons-vernietigend en eindigt dan ook steeds in haat en angst, tenzij de partners zich met hun rol als slaaf of meester gaan identificeren en het patroon van hun verhouding bewust gaan bestendigen. Duidelijke voorbeelden van die ‘slaafmentaliteit’ vinden we in Lizzie en Hartley en, in mindere mate, in Gilbert uit The Sea, The Sea. Een ander belangrijk thema in Iris Murdochs oeuvre is het lijden en de dood en haar opvattingen hieromtrent zijn o.a. beïnvloed door haar studie van - en bewondering voor - de Frans-joodse filosofe Simone Weil (1909-1943). Iris Murdoch suggereert in haar romans dat de menselijke waardigheid in het lijden zowel bestendigd als vernietigd kan worden. In het eerste geval slaagt het slachtoffer erin het lijden en de dood te aanvaarden, zich ervoor open te stellen, er zelfs bewust voor te kiezen omdat ze voor hem een weg naar de echte ‘vrijheid’ zijn. Deze term heeft echter geen religieuze inhoud in de strikte zin: veeleer gaat het om een vrij zijn van het leven, van het aardse. Het is ook in dit licht dat de zelfmoord van de twee filosofen uit de laatste romans (Rozanov en James Arrowby) geïnterpreteerd moet worden: zij bepaalden alleen zelf wanneer dit zich losmaken van het aardse plaatsvond, namelijk toen ze hun leven als afgesloten beschouwden. Deze weg naar de vrijheid moet men echter alleen bewandelen, want, zegt James Arrowby, ‘om het even welke binding die voortduurt tot de dood kan het bereiken van de (ultieme) vrijheid verhinderen’ (The Sea, The Sea, p. 446). Ik vermeldde reeds dat deze vrijheid geen religieuze inhoud heeft. Een van de personages in Nuns and Soldiers poneert zelfs dat het christendom lijden en dood niet als absolute gegevens aanvaardt en als zodanig afbreuk doet aan de menselijke waardigheid: ‘Maar het christendom is sentimenteel (...). Het negeert de dood. Het verandert dood in lijden en lijden is altijd zo interessant. Er is pijn, en dan, ineens, is daar het eeuwig leven. Dat is precies wat we allemaal willen (...) dat we iets in ruil krijgen voor onze miserie. Maar dat is een leugen: er zijn eindpunten. Definitief afscheid nemen bestaat inderdaad’ (p. 71). In het tweede, het meest voorkomende geval, kunnen de slachtoffers echter het lijden niet aan en het | |
[pagina 542]
| |
paradoxale is dat ze het precies daarom voor zichzelf en de anderen erger maken. Een interessant aspect van Simone Weils theorie is namelijk dat het slachtoffer vaak zichzelf begint te haten en wel in zulke mate dat hij naar het voortduren van het lijden en de uiteindelijke vernietiging van het ik begint te verlangen. Tegelijkertijd richt die vernietigingsdrang zich ook op de medemens, voornamelijk op diegenen die het slachtoffer proberen te helpen. Een terugkerend element in vele Iris Murdoch-romans is immers dat zulke egoïstische, destructieve naturen een niet te miskennen aantrekkingskracht uitoefenen op hun omgeving. Een duidelijke illustratie van deze theorie is George uit The Philosopher's Pupil, die na de afwijzing door Rozanov zijn ‘lijden’ is gaan cultiveren, en nu zijn vernietigingsdrang niet alleen op zichzelf maar ook op zijn omgeving richt, voornamelijk op zijn vrouw Stella en zijn maîtresse Diane. Een derde steeds terugkerend thema in Iris Murdochs oeuvre is het zoeken van de mens naar ‘het Andere’ (‘the Other’). De meeste personages die dit onderwerp aanraken, haasten zich echter eraan toe te voegen dat deze - of een gelijkaardige - term geen religieuze inhoud in de strikte zin heeft. In een interview voor de British Council zei de auteur zelf: ‘Ik ben niet religieus in een geformaliseerde betekenis, maar voel me wel aangetrokken tot de geest van het christendom - eerder dan tot zijn dogma's’. In de laatste drie romans brengt steeds tenminste één personage het ‘ontologisch bewijs’ te berde: is het niet zo dat er een God moet bestaan omdat we zo sterk naar ‘het Andere’ verlangen? Het antwoord daarop komt steeds op hetzelfde neer en wordt het duidelijkst geformuleerd door James Arrowby: ‘Als zelfs een hondetand echt vereerd wordt, schittert hij’ (The Sea, The Sea, p. 175), m.a.w. het vereerde object krijgt door de intensiteit van de verering een eigen bestaanskracht, zelfs wanneer het oorspronkelijk niet bestond. Uit het steeds opnieuw opnemen van dit thema mogen wij m.i. wel besluiten dat het Iris Murdoch persoonlijk bezighoudt, maar misschien is haar belangstelling net als die van Rozanov van puur filosofische aard en vindt zij, net als haar personage, dat ‘metafysische betrachtingen niets te maken hebben met religie. Wat achter dat alles ligt, is beslist niet God’ (The Philosopher's Pupil, p. 134). De personages die niet met deze visie akkoord gaan, hebben het moeilijk om concreet te formuleren, wat zijn dan wél willen: ‘Ik wil een nieuw soort geloof, alleen voor mezelf (...). Het zou geen namen hebben en concepten, ik zou het nooit beschrijven, maar het zou leven en ik zou het weten (Nuns and Soldiers, p. 70). Iris Murdoch is een boeiend, maar moeilijk auteur. Vooral in haar laatste roman, The Philosopher's Pupil, lijdt het verhaal soms onder de druk van de filosofische ideëen. Dit is m.i. voornamelijk te wijten aan het feit dat | |
[pagina 543]
| |
de hoofdpersonages in het verhaal niet altijd overtuigend zijn, dat er in het gegeven zelf te weinig spanning zit en dat de figuur van de verteller een breedsprakerige, ietwat pedante brave burger is die, naar eigen zeggen, af en toe graag wat uitweidt en moraliseert. Maar dat betekent dat de lezer een roman van 576 pagina's te verwerken krijgt, die niet altijd even fascinerend is. Wie Iris Murdochs oeuvre reeds kent en waardeert, zal zich desondanks ook in deze roman vlug thuisvoelen, maar voor een eerste kennismaking met de auteur raad ik toch liever The Sea, The Sea aan, voor mij nog steeds een van de beste Britse romans van de laatste jaren. Wie naast heel wat ideëen ook nog een spannend verhaal wil, kan ik beslist The Bell (1958) en The Unicorn (1963) aanbevelen. |
|