Streven. Vlaamse editie. Jaargang 51
(1983-1984)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 449]
| |
Automatiseren gebeurt niet met gezond verstand
| |
Waar is al dit moois voor nodig?AutomatiseringGa naar voetnoot1 laat opnieuw zien dat maatschappelijke veranderingen niet door wensdromen teweeg worden gebracht maar door nieuwe technieken en wetenschappelijke ontdekkingen. We worden er in feite door overvallen. Voorstanders van innovatie erkennen ook impliciet dat er niets te kiezen valt. Hun argument is altijd dat we mee moeten doen om niet achter te blijven. Zie bijvoorbeeld de discussie-nota over de economische aspecten van de informatie-technologie die in Nederland in de PVDA werd gepresenteerd: ‘Zonder technologische vernieuwingen is een groot deel van de Nederlandse industrie en dienstverlening ten dode opgeschreven’. Aldus het PVDA-kamerlid Jaap van der Doef (NRC Handelsblad, 11-10-83) Nooit wordt de vraag gesteld of die ‘technologische vernieuwingen’ zelf gewenst zijn. Daar gaat het niet om. We moeten meedoen. De vooruitgang wordt ons afgedwongen door de noodzaak in de race te blijven, zonder dat het er kennelijk veel toe doet waarheen die leidt en of al die nieuwe techniek ook werkelijk de kwaliteit van ons leven ten goede komt. Misschien is het niet eens zo'n slechte situatie dat maatschappelijke veranderingen worden bepaald door nieuwe machines, in plaats van door politici en ideologen, maar het stemt wel tot enige bescheidenheid te moe- | |
[pagina 450]
| |
ten erkennen dat wij zelf niet in staat zijn welbewust vast te stellen welke richting we zullen opgaan. Dit gebrek aan planmatigheid is de irrationele kant van de groeiende automatisering en informatietechniek, die op zichzelf beschouwd voorbeelden zijn van een uitzonderlijk ver doorgevoerde rationaliteit. De technische prestaties op het gebied van de micro-electronica zijn indrukwekkend, maar in veel gevallen blijft onduidelijk waar al dit moois voor nodig is. Het moet dus nadrukkelijk bij het publiek worden aangeprezen. Daartoe diende onder andere Kijk, Automatisering, ‘Boek van de Maand’ september '83, geschreven door Jan van Oorschot, buitengewoon hoogleraar in de bestuurlijke informatica aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en tot voor kort directeur automatisering bij de PTT, ‘Mijn boek heeft propagandistische waarde’, zegt hij in een interview, NRC Handelsblad, 14-4-'83. ‘Het maakt de lezer waarschijnlijk meer computerminded, Heb ik daar een goede zaak mee gediend? Ik weet het niet. Ik zit ook met de vraag, wat gebeurt er als ik het tegenhoud?’. Automatisering moet nog aan een half onwillig publiek verkocht worden. Het publiek is nog niet helemaal rijp voor de informatiemaatschappij. Als we Van Oorschot mogen geloven is dat een sprookjesachtige wereld waar iedereen langs elektronische weg met iedereen verbonden is, thuisbankierend achter de terminal, elektronisch winkelend, of via de telefoon inpluggend op centrale databestanden, telecommunicerend met ruimtesatellieten, terwijl intussen het vervelende werk door robotten en computers wordt gedaan. Het uiteindelijke doel van deze ‘computopolis’ is ‘de bevordering van een klimaat waarin ruimte is voor de opbloei van intellectuele creativiteit, in plaats van een overbodige materialistische consumptie’ (90). Echt mooi wordt het pas wanneer computers en telecommunicatiesystemen worden samengevoegd tot een nieuw fenomeen, de ‘télématique’. ‘Door télématique kan de in de computer samengebalde kracht uit de computer ontsnappen en via elektronische kanalen zijn weg vinden tot in de haarvaten van de maatschappij’ (38). Het hele boek is op een toon geschreven die ons een prachtige, efficiënte wereld doet verwachten waar dank zij de techniek alles probleemloos verloopt. Maar als wij werkelijk zo'n behoefte hebben aan automatisering en informatiemaatschappij, dan begrijp ik niet waarom er op zo'n onzinnige manier propaganda voor moet worden gemaakt. Ook Van Oorschot ziet wel een paar problemen, maar door ze luchtig aan te stippen wekt hij de suggestie dat ze daar al half mee zijn opgelost. De lezer krijgt een schouderklopje, en hem wordt verzekerd dat het allemaal goed zal komen. Het is even wennen, maar dan weet je niet beter. Zo moeten de mensen in de | |
[pagina 451]
| |
stemming gebracht worden om de nieuwe communicatiesystemen zonder protest te accepteren. | |
Onverschilliger dienstverleningIn een aantal gevallen is het gebruik van computers vanzelfsprekend, zoals bij massa-administraties: het betalingsverkeer en salarisberekeningen, bij vliegtuigboekingen en het automatisch doorverbinden van telefoons, bij het besturen van fabricageprocessen en goederentransport, bij routinematig kantoorwerk en zelfs bij het ontwerpen van nieuwe produkten. Maar het begint al dubieus te worden of de computer in het ziekenhuis een succes is. Van Oorschot schrijft heel braaf: ‘De patiënt meldt zich op het tijdstip dat hem is opgegeven, bij het ziekenhuis, waar hij door de informatie die reeds over hem is geregistreerd, een “goede bekende” is, zodat hij zich direct “persoonlijk” voelt aangesproken’ (68). Wie het ongeluk had in een ziekenhuis te belanden vertelt wel een ander verhaal. Ontoelaatbare vergissingen in diagnose en behandeling zijn meer regel dan uitzondering, en ‘een goede bekende’ is de patiënt alleen op de rekeningenadministratie. Bij automatisering van de dienstverlening, waar men de computer nu juist zo geschikt voor vindt, zal de burger in toenemende mate geconfronteerd worden met een onverschillige behandeling. Er bestaat geen persoonlijk verband meer tussen de dienstverlener en de klant. De communicatie moet aan de hand van nauw omschreven instructies geschieden. De instanties kunnen hun onbereikbaarheid moedwillig vergroten door de procedures steeds meer te formaliseren. Verkeerd geregistreerde gegevens gaan een eigen leven leiden. Het kost de klant geweldige moeite om door te dringen tot geautomatiseerde instellingen als belastingen, verzekeringen, banken. Overal ontmoet hij onverschillige of onbevoegde employés die zich steeds achter het argument kunnen verschuilen dat ze alleen maar de instructies van de computer opvolgen. Of ze weigeren informatie te geven met de oncontroleerbare dooddoener: ‘het systeem is down’. Automatisering van de dienstverlening gebeurt in ieder geval nooit op verzoek van de klant. En de PTT mag dan opscheppen over nieuwe telecommunicatietechnieken, de post wordt minder vaak bezorgd dan vroeger, giroafschriften blijven langer weg, en voor de paar loketten die nog open zijn worden de rijen langer. Voorlopig geen reden te juichen over ‘télématique’. | |
[pagina 452]
| |
Over-informatieAls een van de grootste zegeningen van de micro-elektronica wordt genoemd de rijkdom van informatie die nu iedereen ter beschikking staat. Systemen als ‘Viditel’ en ‘Teletex’ brengen met een druk op de knop teksten die voorheen op papier gedrukt werden rechtstreeks thuis op de buis. De mogelijkheden van informatieoverdracht van de elektronische krant zullen veel groter zijn dan van de traditionele media. Koperen kabelverbindingen zullen geleidelijk vervangen worden door glasvezelkabels met een twintigvoudige capaciteit. Via communicatiesatellieten wordt ieder tv-station overal ter wereld bereikbaar. Home-terminals worden aangesloten op reusachtige databestanden waarin complete bibliotheken op schijfgeheugens zijn vastgelegd. Opnieuw lijken de technische ontwikkelingen zo adembenemend, dat we gewoon vergeten zijn te vragen of we al die informatie dan ook werkelijk nodig hebben. Bestond daar behoefte aan? Hadden wij dan tot voor kort het gevoel veel te weinig informatie te ontvangen? Het tegendeel is waar. Wij werden al zó overspoeld door kranten, tijdschriften, boeken, televisieprogramma's, nieuwsberichten, actualiteiten, discussiepanels enzovoort, dat er eigenlijk geen tijd was ergens nog goed aandacht aan te besteden. Vergroting van het informatieaanbod zal het alleen nog maar moeilijker maken ons ergens op te concentreren. Want de techniek van de informatieoverdracht mag dan verbeterd worden, de capaciteit van de menselijke geest om informatie op te nemen blijft constant. De verleidingen van de techniek zijn echter moeilijk te weerstaan. Neem bijvoorbeeld een ‘ink-jet-printer’, die in één seconde zes pagina's A4 met tekst kan bedekken. Dat klinkt haast ongelooflijk, en het is moeilijk geen bewondering voor deze technische prestatie te hebben. Toch is het maar de vraag of we er werkelijk zoveel mee opschieten. Want zullen we ook zoveel meer leesbare teksten produceren die een dergelijke afdruksnelheid rechtvaardigen? Of zal het gemak waarmee gereproduceerd kan worden alleen maar de verspreiding van onleesbare stukken vergroten? Was niet reeds het fotokopieerapparaat verantwoordelijk voor torenhoge stapels memo's en nota's waar geen doorkomen aan is, die weinig verhelderen, niets oplossen en alleen stagnatie veroorzaken? De kosten van informatieverspreiding worden zo laag, dat de prikkel verdwijnt eerst na te denken voordat de boodschap verzonden wordt. De dwang tot selectie verdwijnt, althans bij de producent van informatie. De ontvanger van informatie daarentegen kan weinig anders meer doen dan selecteren, wil hij niet in de stroom van berichten ten onder gaan. Zo dreigen die fantasti- | |
[pagina 453]
| |
sche communicatietechnieken van alle kanten de verwarring alleen nog maar te vergroten. Bovendien blijft onduidelijk wàt voor informatie langs elektronische weg verspreid gaat worden. Uit de verhalen over de elektronische toekomstwereld krijg je de indruk dat informatie een kleurloze vloeistof is die vanuit een onuitputtelijk reservoir door een steeds verfijnder buizenstelsel naar alle uithoeken van de maatschappij wordt gepompt. Maar informatie is nooit neutraal. Zelfs voetbaluitslagen, toptien-ranglijsten, weerberichten en beurskoersen hebben een politieke betekenis omdat de presentatie van déze informatie àndere informatie verdringt. Wie gaat uitmaken wat er op de beeldschermen verschijnt? Krijgen schrijvers met tegendraadse opvattingen de gelegenheid hun provocerende gedachten via elektronische netwerken te verspreiden? Informatie moet uiteindelijk ook ergens vandaan komen. Wie beheert de bron? Hoe wordt bepaald welke gegevens wel en welke niet in een databestand worden opgenomen? In principe is het prachtig om thuis op de terminal een hele bibliotheek onder handbereik te hebben, maar hoeveel mensen kunnen met zo'n systeem omgaan? Om de juiste gegevens te vinden moet men een gecompliceerd zoekprogramma afwerken, en inzicht hebben in de manier waarop het databestand gestructureerd is. Veel mensen zullen daar niet aan toekomen. Er zal een onderscheid komen tussen mensen die niet en die wel met de nieuwe informatietechnologie kunnen omspringen. Voor de mensen die er niets van begrijpen, en die geheel afhankelijk worden van de experts, krijgt de omringende wereld van geavanceerde computertechnologie de dreigende ondoordringbaarheid van een Afrikaanse jungle. Zo hebben we dan de paradoxale ontwikkeling dat toenemende rationalisatie méér mensen onwetend en hulpeloos zal maken. De toekomstige informatiemaatschappij lijkt me ook een wereld waarin het concentratievermogen van de mensen ernstig zal worden aangetast. Al sinds jaren is het lezen van boeken op z'n retour. Men kijkt liever televisie. Plaatjes worden steeds belangrijker ten opzichte van tekst. De inhoud moet steeds meer wijken voor de vormgeving. Het is natuurlijk weer heel indrukwekkend dat 24 delen Winckler Prins Encyclopedie op twee magneetschijven ter grote van langspeelplaten gezet kunnen worden, maar het gaat dan wel om een encyclopedie waarvan de inhoud steeds oppervlakkiger wordt en die bij iedere editie meer illustraties en minder tekst bevat. Lezen moet in rust en stilte gebeuren. Daar zal weinig meer van overblijven als we Van Oorschot mogen geloven. Met kennelijke instemming citeert hij de science fiction schrijver Arthur C. Clark (Space Odyssey 2001) die zegt: ‘Ik geloof dat we echt niet zo ver weg zijn van het polshorlogetijdperk. Dan zal iedereen overal ter wereld iedereen kunnen bereiken via | |
[pagina 454]
| |
de satelliet’ (98-99). Als dit waar is, staat ons een wereld te wachten waar iedereen onophoudelijk gestoord kan worden, zoals nu al door de telefoon gebeurt, maar dan veel erger. En men zal die permanente stoorbaarheid normaal gaan vinden, net zoals men het normaal vindt dat een persoonlijk gesprek onderbroken mag worden door de telefoon, en dat de opbeller voorrang krijgt boven degene die lijfelijk aanwezig is. De meeste mensen dùrven niets eens de hoorn van de haak te leggen, bang om er niet meer bij te horen. | |
Nuttige werkloosheid?Niet rationele ontwikkelingen zien we ook bij praktische aangelegenheden als de aanschaf van kleine computers voor bedrijf en kantoor. Nu men vele duizenden schakelingen op een flintertje silicium kan persen, zijn computers die twintig jaar geleden nog een hele kamer in beslag namen in omvang teruggebracht tot handzame kastjes die op een bureau geplaatst kunnen worden. Ze zijn kleiner, sneller en vooral goedkoper geworden, en voor de particulier betaalbaar. Wie hebben er nu baat bij zo'n ding aan te schaffen? De kleine ondernemer bijvoorbeeld, die er zijn voorraadadministratie op kan bijhouden, zijn financiële calculaties mee kan maken, en er zijn correspondentie op kan afhandelen. Toch loopt het allemaal niet zo makkelijk als de advertenties beloven. De machines zijn wel mooi, maar de beschikbare programmatuur (de software) loopt hopeloos achter. Instructieboeken zijn zo slecht, dat de gebruiker vaak zelf mag uitzoeken hoe hij die computer voor zijn eigen behoeften moet gebruiken. Installatie van apparatuur, organisatorische aanpassingen binnen het bedrijf, training van personeel, kosten vaak meer dan de computer zelfGa naar voetnoot2. Kinderziektes doen zich veelvuldig voor, ten nadele van de klant. Tijd om routine op te bouwen is er niet, want binnenkort zijn er al weer verbeterde modellen te koop. Het lijkt wel of de computer te vroeg op de markt is gekomen. De ontwikkeling van verbeterde visies moet betaald worden uit de nodeloze aanschaf van inadequaat materiaal. En hoe nuttig is de aanschaf van een ‘personal computer’ voor huiselijk gebruik? De belangrijkste gebruikers zijn hobbyisten, voor wie de computer een verslavend stuk speelgoed is. Ook is het heel bevredigend iets met een apparaat gedaan te krijgen dat je net zo goed met de hand had kunnen doen. Een tekst vervaardigen met | |
[pagina 455]
| |
een word-processor bijvoorbeeld: schrijven en corrigeren op een beeldscherm, gedeeltes wegzetten in het geheugen, andere delen oproepen, hele bladzijden omgooien door het bespelen van de toetsen, en dan het resultaat laten uitprinten: dat is leuk spelen, al zou je met pen of schrijfmachine eerder klaar zijn geweest. Maar de verleiding is groot om van een mooie machine ook een inhoudelijk beter resultaat te verwachten. Op kantoor zal tekstverwerkende apparatuur wel tijdbesparend zijn, maar het is toch goed nog even te bedenken dat in Japan, ons groot voorbeeld van economische slagvaardigheid, géén schrijfmachines kunnen worden gebruikt vanwege de tweeduizend karakters van het Japanse schrift, en dat men daar desondanks geen achterstand door oploopt. Echt vervelend wordt de computer op het punt van de werkgelegenheid, zoals al door anderen is opgemerkt. Automatisering brengt geen nieuwe banen; zie daarvoor ook het reeds vermelde artikel van Henk Jans in Streven, april '81. Ook de computerindustrie zelf vertoont de neiging om minder arbeidsintensief te worden en er zijn al heel wat kleinere bedrijfjes kapot gegaan, terwijl het toch volgens een onderzoek van de Amerikaanse econoom David Birch de kleine bedrijven zijn die voor nieuwe werkgelegenheid zorgen. We staan voor een hele vreemde situatie. Het lijkt zo mooi dat computers en robotten de vervelende karweitjes kunnen overnemen, en dan blijkt dat de mensen nog liever vervelend werk doen dan helemaal geen werk hebben. Prachtige gedachten, veelvuldig in Van Oorschots Kijk, Automatisering te vinden over ‘meer tijd voor creatieve bezigheden en volledige ontplooiing van de evenwichtige mens’, staan geheel los van de maatschappelijke realiteit. Het vinden van zinvolle bezigheden voor steeds meer mensen gaat een reusachtige opgave worden. Automatisering is een geweldige exercitie van vernuft, en gaat ons vervolgens steeds dieper in de problemen brengen. Het lijkt niet mogelijk bij alle voordelen ook de zichtbare nadelen te vermijden. Daarvoor hebben wij kennelijk toch te weinig gezond verstand in huis. |