Streven. Vlaamse editie. Jaargang 51
(1983-1984)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||
Brazilië: conflicten om de landbouwgrond
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||
Investeer met of zonder geweldDe aanklacht van de bisschoppen wordt vanuit een verrassende hoek bevestigd. Op 1 november 1981 wordt vanuit Parijs een vertrouwelijk document verstuurd aan de zakenwereld, uitgaande van een journaliste, Danielle Hunebelle, die in 1981 een reis door Brazilië heeft gemaakt en blijkbaar in eigen beheer een informatieblad uitgeeft. Het wijst kandidaat-investeerders op de schitterende mogelijkheden tot grondspeculatie in Brazilië. Na een schets van de economische politiek van de Braziliaanse regering vervolgt La lettre internationale de Danielle Hunebelle no 98: ‘Het feit dat allerlei maatschappijen op het ogenblik staan te trappelen om in de landbouw te investeren, is ten dele ingegeven door grondspeculatie. Door de aanleg van wegeninfrastructuur is de prijs van de grond in Midden-Brazilië in drie jaar tijd opgelopen van 10 tot 300 VS-dollar per hectare... Grondspeculatie is echter geen business voor zachte jongens. Je moet een juridisch steuntje vinden om de talrijke wettelijke hindernissen te omzeilen. Alles draait hierbij om het begrip “eigendomstitel”. Een titel van 30 jaar is meer waard dan een van 10, die nietig verklaard kan worden (vooral als squatters de mogelijkheid krijgen titels te verwerven). Ervaren speculanten kopen daarom bij voorkeur “bezette” grond. In de staten Acra en Rondonia betaal je daarvoor zowat 10 dollar, terwijl je voor vrije grond 100 dollar moet neertellen. Meer voorname investeerders doen een beroep op advocaten die precies weten hoe je aan grond kunt komen. Maar de echte truc, die zowel sommige multinationals als kleinere privé-groepen gebruiken, werkt als volgt: voor een appel en een ei koop je een “bezette” grond en dan stuur je, zoals in het Verre Westen van de 19e eeuw, gewapende bandieten erop uit die de “bezetters” verjagen (of uitmoorden...). Op slag is je grond 100%, zelfs 1.000% in waarde gestegen... Ik ken een Italiaanse groep die met deze methode in enkele weken tijd de waarde van een domein van 10.000 hectare vertienvoudigd heeft. Natuurlijk maken investeerders op die manier niet alleen vrienden: de vreemdelingenhaat neemt toe, en de kerk kiest systematisch de zijde van de squatters... Ik weet b.v. dat Shell niet in grond wil investeren in het Amazonegebied omwille van die tegenstand. Ik geef u daarom de raad u te wijden aan de agro-business zonder meer (waarbij nog ruim te verdienen valt) en uw grond stilletjes in waarde te laten stijgen’. Het woord ‘squatters’ in deze brief (bezetters, krakers) verwijst ongetwijfeld naar de posseiros, mensen die een grondwettelijk gewaarborgd recht hebben op de grond die ze soms al generaties lang bewerken, zonder dat ze geschreven eigendomstitels bezitten. Nog op 10 december 1981 urgeert president Figu- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||
eiredo de toepassing van de wet die bekend staat als de wet op de ‘usucapiâo’ (inbezitneming), waarbij recht op eigendom verwerft ‘alwie noch op het land noch in de stad eigendom bezit en vijf jaar ononderbroken en zonder dat verzet aangetekend is een landbouwgrond van maximum 25 hectare bewerkt, deze door zijn arbeid produktief maakt en erop gehuisvest is’. Voor ‘usucapiâo’ komen in aanmerking privé-gronden en sommige staatsgronden. Uitgesloten zijn gronden die een ecologisch belang hebben, gronden waarop indianen wonen en grond die ‘onontbeerlijk is voor de Nationale Veiligheid’. Deze Nationale Veiligheidsgrond omvat alle gebieden langs de grenzen en op 100 km aan weerszijden van de Amazônia Legal, de autoweg door het Amazonegebied (een gebied van 20.000 km lang en 200 km breed). Juist daar gaan de posseiros zich bij voorkeur vestigen. Ze mogen er dus niet meer op of moeten eruit. Buitenlanders en grote maatschappijen daarentegen kunnen zich er vestigen. (In Almeirim bezetten 35 buitenlandse ondernemingen 575.003 hectare; in Altamira bezetten er 30 14.858 hectare). | |||||||||||||||||||||||||
Plannen van de Braziliaanse regeringBrazilië zit economisch aan de grond. De groei van zijn industrie, gebaseerd op zeer lage lonen, is tot stilstand gekomen of negatief geworden door de wereldcrisis en de hoge lasten van de petroleuminvoer. De staatsschuld bedroeg einde 1980 al 50 miljard dollar (8 maand minimum-salaris per hoofd van de bevolking) en de betalingsbalans is jaar na jaar deficitair. De inflatie liep op tot 120% per jaar. Om deze toestand om te buigen heeft de regering grootscheepse projecten opgezet. 1. De landbouw wordt hervormd. Kleine zelfstandige bedrijfjes worden vervangen door grootschalige ondernemingen die de nieuwste technische middelen moeten gebruiken. Van 1972 tot 1978 nam het aantal eigendommen van 2.000 tot 5.000 hectare met 16,4% toe, hun oppervlakte met 14,2%. Het aantal bedrijven van meer dan 5.000 hectare nam toe met 8%, de oppervlakte die ze innamen met 27,9%. De concentratie van landeigendom is nog groter dan deze cijfers suggereren: 1 eigenaar bezit soms meer dan 50 bedrijven; in een van de staten is de quasi-totaliteit van het land in het bezit van 100 personen. De kapitalisatie in de landbouw is overigens al vanaf 1967 door het militaire regime gestimuleerd. In 1974-75 wordt helemaal afgezien van de oorspronkelijke intentie om in het noordoosten de werkgelegenheidsproblemen van de kleine landarbeiders op te | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||
lossen; de streek wordt nu gekoloniseerd door grote landbouwcoöperaties en privé-maatschappijen. 2. Ertsen en bossen worden intensief ontgonnen, voor de export en voor verwerking ter plaatse. Reusachtige infrastructuurwerken ontsluiten de mijngebieden: dammen en elektriciteitscentrales leveren energie, een 900 km lange spoorweg naar Sâo Luis zorgt voor een verbinding met de kust, er worden autowegen aangelegd (een 2,3 km lange brug over de Tocantins in Marabà) en een nieuwe haven in Vila do Conde. 3. Kapitaal wordt aangetrokken van grote nationale en multinationale ondernemingen om in de ontsloten gebieden met macht te investeren in landbouw en industrie. Het grote lokmiddel is dat het geïnvesteerde bedrag afgetrokken mag worden van de belasting. In juli 1977 b.v. waren door de regering landbouwprojecten goedgekeurd in het Amazone-gebied voor een totaal van 7 miljard cruzeiro. Hiervan brachten de investeerders reëel 2 miljard in uit eigen kapitaal. De resterende 5 miljard werden van de verschuldigde belasting afgetrokken, zodat de staat dit bedrag derfde terwijl de investeerders de grond in volle eigendom verwierven. Intussen betaalde de staat wel de infrastructuur die de waarde van de grond deed stijgen en gaf zijn kredieten nog bij voorkeur aan grote bedrijven. In 1970 ontvingen de grote en middelgrote bedrijven, die niet de helft van de grond bewerken, 90% van de staatskredieten. | |||||||||||||||||||||||||
Gevolgen voor de plattelandsbevolkingDe dramatische tegenstelling tussen deze ‘ontwikkelings’-plannen en de gevolgen ervan voor de plaatselijke bevolking, kan geïllustreerd worden aan een van de ‘projecten’ die op het ogenblik in uitvoering zijn, het programma ‘Grand Carajas’. Het gaat om een streek, de ‘Serra dos Carajas’, van 1 miljoen km2, gelegen op 550 km ten zuidwesten van Belém, aan de monding van de Amazone. Het weekblad O Sâo Paulo publiceerde in januari 1983 door elkaar heen twee interviews, het ene met Oziel Carneiro, een ambtenaar die mede verantwoordelijk was voor de uitvoering van het plan, het andere met Mgr. Alano Pena, bisschop van Marabà, in de staat Parà, een van de bisdommen in het hart van de ‘getroffen zone’. Oziel Carneiro: Infrastructuurwerken en investeringen voor communicatie, gezondheidszorg, hygiëne, opvoeding en huisvesting zullen een brede ontwikkeling op gang brengen in het hele gebied van Araguaia-Tocantins. Economisch en sociaal zal dat verstrekkende gevolgen hebben. Er werken nu al 4.000 arbeiders in de mijnbouw, 26.000 in Tucurui. Alcobaça, waar | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||
zo'n 4.000 inwoners waren, telt er nu al 50.000. Er is al veel belangstelling voor de op te richten industrieën en die kunnen nevenbedrijven en handelszaken aantrekken. De grote staalbedrijven zullen veel steenkool verwerken. De houtbewerking zal toenemen, o.m. voor het leveren van dwarsliggers voor de spoorweg. Samen met de landbouw en bosbouw zal dit zorgen voor een toename van de produktie in de streek, een merkelijke verhoging van het inkomen per hoofd en meer sociaal welzijn voor de hele bevolking.
Mgr. Alano Pena: De snelle verstedelijking zal moeilijke sociale situaties scheppen. De woongebieden van twee indianenstammen, de Suruí en de Xikrin, komen in de verdrukking. De kleine boeren, moe van het vechten om hun grond, zullen naar de industrie trekken; wat hun daar op lange termijn te wachten staat, beseffen ze niet. Nu al is er sprake van 70% minder werkgelegenheid wanneer de infrastructuurwerken eenmaal klaar zullen zijn.
Oziel Carneiro: Het programma komt niet alleen de ontwikkeling van een streek ten goede, het is van nationaal belang. Het kan helpen om de betalingsbalans in evenwicht te brengen en deviezen ter beschikking te krijgen voor het afbetalen van de staatsschuld. De nieuwe industrieën in de zone zullen voor hun uitrusting bestellingen plaatsen in heel Brazilië; dat zal voor de ‘Serra dos Carajàs’, ‘Alunorte’ en ‘Albràs’ een bedrag zijn van 1,2 miljard dollar. Buitenlands kapitaal hebben we alleen in enkele gevallen nodig en wordt slechts aanvaard binnen het raam van de wetgeving en alleen als het nationaal belang ermee gediend is.
Mgr. Alano Pena: De buitenlandse participatie is zo groot dat de vraag rijst in hoeverre het land nog autonoom blijft en in hoeverre het al in een transnationaal systeem verwikkeld is en niet meer zelf over zijn minerale voorraden beschikt. Dat het project een streek vooruit zou helpen, is een illusie. In feite zal het zware moeilijkheden meebrengen. Het is niet afgestemd op binnenlandse participatie en behoeften.
Oziel Carneiro: In bepaalde economische sectoren is grootschaligheid en grootkapitaal noodzakelijk willen de ondernemingen leefbaar zijn. Ze vereisen nu eenmaal grote investeringen en een complexe produktieplanning. Men moet echter goed voor ogen houden dat ontwikkeling niet van die grote ondernemingen alleen afhangt, maar van samenwerking ermee. Zij zijn de gangmakers, ze trekken allerlei andere activiteiten in landbouw, industrie en dienstensector aan.
Mgr. Alano Pena: Dergelijke monsterprojecten zijn niet de beste methode om de streek tot ontwikkeling te brengen. De plaatselijke bevolking kan | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||
niets van haar eigen middelen inbrengen. Zij wordt verlaagd tot een onderproletariaat, met ongelooflijk lage, absurde lonen. De evolutie van de laatste jaren heeft meer de vrees van Mgr. Alano bevestigd dan het optimisme van Carneiro. De ontvolking van de landbouwgebieden schept een explosieve situatie omdat de stedelijke industrie zeer weinig arbeidskrachten kan opnemen. Dit leidt tot absolute marginalisatie. Het aantal seizoenarbeiders stijgt jaarlijks met 12%, terwijl het aantal arbeiders in vaste dienst voortdurend afneemt. 36% van de landarbeidersgezinnen verdienen niet het minimumloon. In Brazilië betekent dit, volgens criteria van internationale organismen, absolute armoede. De grote landbouwbedrijven (waarvan, tussen haakjes, het rendement per hectare lager ligt dan dat van de kleine) wurgen de kleine. Het kapitalistische landbouwmodel berooft brede sectoren van de bevolking van de voordelen van de ontwikkeling. De inkomsten van de landbouwbevolking evolueerden als volgt (in procenten van de totale inkomsten der landbouwbevolking): | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||
De produkten van de boeren worden door de grote bedrijven opgekocht en verhandeld. Deze bepalen steeds meer wat en hoeveel er verbouwd moet worden en drukken de prijzen. Van wat er naar de stad gaat, strijken de transportfirma's, de groot- en kleinhandelaars vaak 50% op van wat de verbruiker aangerekend wordt. De grootschalige landbouwprojecten én de grote infrastructuurwerken van de regering hebben geleid en leiden nog verder tot onteigening van de grond van kleine boeren, die hierbij zelden voldoende vergoed worden om in een andere streek opnieuw te beginnen. Meestal worden ze gedwongen naar veel slechtere streken te verhuizen, waar ze later een tweede maal onteigend kunnen worden. Hun blijft niets anders over dan in loondienst te gaan of naar de stad te trekken, waar ze nauwelijks genoeg verdienen om hun gezin te onderhouden en in krotten moeten wonen, waaruit ze weer verdreven kunnen worden, nu ten gevolge van de speculatie met woonpanden. | |||||||||||||||||||||||||
De strijd om de grondNiet alleen onteigening treft de boeren. Speculanten en/of uitbaters van grote domeinen betwisten hun het recht op de grond die ze sinds jaren bewerken en bewonen. Zij maken hun het leven zuur door pesterijen en bedreigingen. Een voorbeeld slechts. Bisschop C. Pereira de Almeida van Porto Nacional in de staat Goiàs, schrijft op 23 november 1982 in een open brief aan de autoriteiten: ‘In de gemeente Novo Acordo is de gemeenschap van Sâo Domingos dos Rodrigues verwikkeld in een reeds lang aanslepend conflict met verschillende grootgrondbezitters. Deze gemeenschap stamt af van de familie Rodrigues wier voorouders de grond gekregen hebben van keizer Pedro II voor hun verdiensten in de oorlog tegen Paraguay. Het grootste gedeelte van die gronden is hun al wederrechtelijk ontnomen door tientallen grootgrondbezitters. De zowat 30 erffamilies verdedigen hun laatste 400 hectares, maar worden dag en nacht bedreigd. Op 10 november jl. is | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||
Joao Dias Rodrigues, een van de wettige erfgenamen, met messteken in de rug verwond door Omar Campos, zoon van een grondbezitter die in Brejo Grande woont. Priesters, religieuzen, pastoraal werkers worden met de dood bedreigd “als ze nog in de buurt durven komen”. In de gemeente Formoso do Araguaia worden meer dan 100 gezinnen van oude “posseiros” onder druk gezet en bedreigd door de Portugese maatschappij COBRAPE, die haar zetel heeft in Rio de Janeiro en kantoren in Gurupí, 8e straat, nr. 1430. In oktober rijden tractoren van de maatschappij door de omheiningen bij enkele boeren en vernielen aanplantingen en weiden. De COBRAPE heeft een huurdoder in dienst, Manoel Moura Sobrinho, om de streek te “zuiveren”. Op 11 oktober jl. dreigde deze Moura, die zichzelf uitgaf voor beheerder van het domein, de pastoraal werker Nicola Arpone te zullen doodschieten als hij nog in de buurt kwam. Dergelijke feiten doen zich veelvuldig voor en de overheid doet er niets tegen’. | |||||||||||||||||||||||||
Proletarisatie en slavenhandelOnteigende of verdreven boeren dwalen met hun gezin van dorp tot dorp op zoek naar vast werk of seizoenarbeid. Op hun zwerftocht laten zij zich oppikken door ‘kattenvangers’, handlangers van koppelbazen die hun werk voorspiegelen. In het Amazonegebied b.v. komen ze terecht in de ontbossingswerken (al 20% van het woud is omgehakt; als dat zo doorgaat wordt het woud in een woestijn herschapen). De ‘kattenvanger’ speelt zowat de rol van een arbeidsbureau. Hij heeft een vrachtwagen of huurt er een om de landarbeiders die hij kan vangen naar de bouw- en werkterreinen te transporteren. Aan de arbeidswetgeving laat hij zich niets gelegen liggen. Naarmate de landarbeider dichter bij de werkplaats komt, honderden kilometers ver, en zijn familie heeft achtergelaten, is hij volledig aan de willekeur van de kattenvanger overgeleverd. Als een handelswaar wordt hij aan de koppelbaas verkocht. Hij staat immers bij de kattenvanger in het krijt: deze heeft hem transport en eten onderweg gegeven. Die schuld wordt overgedragen aan de koppelbaas. Die heeft de arbeiders nu in zijn macht zolang hij dat wil. Politiemannen, eigenaars van winkeltjes, beheerders van kosthuizen zijn in deze afgelegen streken bijna altijd medeplichtig aan deze mensenhandel. Probeert de landarbeider te ontsnappen, dan wordt hij gestraft of gedood. Hij is immers een dief, hij probeert te vluchten met iets wat niet meer van hem is, maar van de baas, zijn werkkracht. In de wilde rubberplantages is het de staat zelf die de aanwerving van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||
duizenden tappers aanmoedigt, zonder de minste zorg om de verhouding werkgever-werknemer te veranderen. Er zijn wel enkele beleidsmensen in de landbouwprogramma's die plaatselijk goede initiatieven nemen, maar die zijn te beperkt om de algemene situatie van de landarbeiders te beïnvloeden. | |||||||||||||||||||||||||
De kerk in het conflictIn de lijn van Medellín en Puebla neemt de kerk in Brazilië de verdediging van de rechten van de kleine mensen op zich. Dat geldt voor de industriearbeidersGa naar voetnoot2 (toen laatst in Sâo Paulo weer een grote staking werd georganiseerd, beriepen de vakbondsleiders in hun toespraken zich steeds weer op Kardinaal A. Lorscheider) en evenzeer voor de landarbeiders. De brief van de bisschoppen van februari 1980, die we aan het begin van dit artikel citeerden, loog er niet om. Op grond van een goed gedocumenteerde analyse klaagde hij heel concrete wantoestanden aan en veroordeelde hij het regeringsbeleid. Dat soort aanklacht en optreden van bisschoppen, priesters en religieuzen leidt ertoe dat boeren vooral steun bij elkaar vinden in de kerkelijke basisgemeenschappen; maar door de regering wordt dit beschouwd als ‘ondermijning van de Nationale Veiligheid’. En represailles blijven niet uit. Talloze voorbeelden zijn daarvan te geven. Hier een ervan, een gebeurtenis die zich eind 1981 in het gebied van de rivieren Araguaia en Tocantins afspeelde en die leidde tot het fameuze Proces van Belém. Grootscheepse landbouw- en industrieprojecten zijn daar aan de gang. Grootgrondbezit moet dus gevaloriseerd worden, de posseiros die er al jaren lang stukken van in bezit genomen hebben en bewerken, moeten eruit verdreven worden. Op 10 augustus 1981 trok een expeditietje onder leiding van de federale politiecommissaris en enkele regeringsagenten van het project, erop uit om dat de posseiros nog eens aan het verstand te brengen. Moe van het vechten met legale middelen, besloot een groep boeren ze gewapenderhand tegen te houden. Ze legden zich in hinderlaag in een maniokveld en beschoten het konvooi. Een dode: Luis Antonio dos Santos Nunez, een man die door de regeringsagenten uitgegeven werd voor een van de beheerders van het domein (eigendom van een parlementariër!), maar die in werkelijkheid een huurdoder was. Samen met zijn twaalf kameraden wordt de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||
leider van de groep, Joâo Matias da Costa, voor de militaire rechtbank gebracht (alle streken waar dergelijke regeringsprojecten uitgevoerd worden, staan onder militair gezag). Zij bekennen - onder welke pressie? - dat zij aan de aanslag hebben deelgenomen en worden veroordeeld tot gevangenisstraffen van 8 tot 9 jaar. En... zij wijzen als de aanstokers van de aanslag en de stuwende kracht achter hun beweging twee Franse priesters aan: Aristide Camio en François Gouriou, beiden van de ‘Missions étrangères de Paris’. Op het proces in Belém getuigt de dochter van Matias da Costa dat haar vader gemarteld is en andere getuigen verklaren dat de gevangenen onder zware fysieke druk werden gezet om hen tot deze aanklacht te brengen (O Sâo Paulo, 9 december 1982). De priesters worden veroordeeld tot gevangenisstraffen van 15 en 10 jaar. Het vonnis dat over hen uitgesproken wordt, spreekt boekdelen. Uit Laos verdreven om politiek-ideologische redenen, zijn deze twee priesters in Brazilië aangekomen in 1977. Van meet af aan hebben zij zich beziggehouden met de strijd van de possieros voor het behoud van hun land. Zij wisten de posseiros gemakkelijk te indoctrineren om zich tegen de grondbezitters te keren. Zij preekten de klassestrijd. In hun pastorie zijn marxistische geschriften gevonden. Hun pastoraal werk is de oorzaak van het geweld waarmee de boeren voor hun grond willen vechten. ‘Eigenaar van de grond is wie voor zijn grond wil vechten’, was hun leuze. Om de boeren tot solidariteit aan te sporen, gebruikten zij simpele vergelijkingen: ‘Een bij alleen kun je doodslaan, maar tegen een zwerm kan niemand iets doen’. Voor hun indoctrinatie gebruikten zij hun basisgemeenschappen, hun huisliturgie, hun liederen en pamfletten. Hun subversieve activiteiten zetten de boeren op tegen de genereuze plannen van de regering. Op die manier ondermijnden zij de Nationale Veiligheid. De priester Aristide Camio heeft Joâo Matias da Costa uit een sekte overgehaald naar het katholicisme en hem aangesteld als leider van de basisgemeenschap. Een paar dagen voor de feiten was hij ervan op de hoogte dat een groep agenten van het regeringsproject in de streek weer eens orde op zaken zou komen stellen. Hij heeft Matias bij zich geroepen en hem gezegd: ‘Nu of nooit. Ze komen je uitdrijven of arresteren. Hier moet je iets tegen doen. Laat zien dat christenen niet alleen Maria's tellen maar ook Jozef's’. Hij is aldus de directe aanstichter van de aanslag geweest. Zoals overal in Latijns- en Centraal-Amerika werden ook hier ‘officiële’ kerk en ‘basiskerk’ - want om het optreden van de kerk ging het in hoofdzaak - met veel verve tegen elkaar uitgespeeld. De procureur-generaal b.v.: ‘Ik sta hier niet om de leden van de glorierijke katholieke en romeinse kerk te veroordelen, want er zijn activiteiten van de kerk waar ik | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||
respect voor heb, maar personen van wie ik de indruk heb dat zij de besluiten van Puebla op een verkeerde manier interpreteren. Ik betwijfel zelfs of dit nog priesters zijn’. En hij wist zelfs Mother Teresa te citeren, die in Rio de Janeiro een priester had gevraagd om bij te biechten; maar geen ‘politieke’ priester, had ze gezegd, ‘geen priester van de bevrijdingstheologie’. Zelfs de advocaat van de boeren gooide het in zijn ijver om zijn cliënten te verontschuldigen, over dezelfde boeg: ‘Deze eenvoudige boeren zijn de speelbal geworden van mannen die zich uit de sacrosancte religieuze orde hebben losgemaakt en zich aan een subtiele, maar heel efficiënte massa-beïnvloeding wijden’. Het proces van Belém was één grote farce, maar dan wel een tragische farce. Eén ding maakte het in ieder geval weer eens duidelijk: waar kerk en priesters opkomen voor de rechten van brutaal verdrukte mensen, worden zij monddood gemaakt, het liefst uit naam van een alliantie tussen Nationale Veiligheid en de Heilige Roomse Kerk, waarvan een regering en een rechterlijke macht zoals die in Brazilië nog lang geen afstand hebben gedaan. |
|