Streven. Vlaamse editie. Jaargang 50
(1982-1983)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1041]
| |
ForumHet clandestiene boek 1940-1945De Nederlandse journaliste Lisette Lewin heeft een stevig boekdeel gevuld met gegevens over het clandestiene boek in Nederland tijdens de Tweede WereldoorlogGa naar voetnoot1. ‘Het is een poging de bibliografie van Dirk de Jong, die volgens ingewijden vrijwel volmaakt is, uit te diepen met verhalen van mensen die erbij waren’ (10). De Jong heeft in 1958 Het vrije boek in onvrije tijd gepubliceerd; het beschrijft meer dan 1.000 titels. Het is een raadsel waarom Lewin toch nog een groot gedeelte van dat materiaal reproduceert. Dat deel is overbodig en onvolledig; het contrast tussen de vaak boeiende ‘verhalen’ en de bibliografische gegevens valt uit in het nadeel van de bibliografie, en er is te weinig eenheid tussen beide gedeelten. Nederland had in verhouding het meest clandestiene uitgaven van alle Westeuropese landen. Belangrijk is het onderscheid tussen illegaal en clandestien. ‘Illegaal was het beledigen van de Duitsers, daarop stond de doodstraf. Verboden auteurs uitgeven, zonder boodschap, was clandestien; het mocht natuurlijk niet maar levensgevaarlijk hoefde het niet te zijn... De Gildeleiding, is achteraf gebleken, wond zich over die boekjes niet erg op’ (11). Lisette Lewin behandelt alleen clandestiene uitgaven, al vielen illegaal en clandestien natuurlijk wel eens samen. In 1942 werd in Nederland de Kultuurkamer geïnstalleerd; wie geen lid was, mocht niet publiceren. In tegenstelling tot de uitvoerende kunstenaars, die alleen de keuze hadden tussen toetreding of broodroof, weigerden de meeste schrijvers toe te treden; anderen publiceerden niet meer. Er was dus een groot reservoir voor clandestiene publikaties. Oplage en vormgeving werden dikwijls bepaald door de beperkte mogelijkheden van het moment: ‘Gedreven door papierschaarste... wierp deze uitgever zich met passie op het bibliofiele boek’ (16). Die passie heeft iets geheimzinnigs. ‘Waarom dan, als het allemaal zo koud, gevaarlijk en ellendig was, in vredesnaam al die moeite gedaan om in een oplage van 750 exemplaren een Poolse legende uit te geven, waarnaar geen mens ooit had getaald?’ (13). Ook verzetslieden vroegen zich dat af: de zeer gezaghebbende Henk van Randwijk sakkerde in ‘Vrij Nederland’ tegen de papierverspilling. Lisette Lewin wijt de ijver aan behoefte aan ‘balsem van de geest’ (13), en zelfs aan ‘la joie de se voir supprimé’ (11). De auteur evoceert voortreffelijk de sfeer van de bezettingstijd via beschrij- | |
[pagina 1042]
| |
vingen en interviews. De informatie die daarbij tussendoor wordt verstrekt, is niet altijd correct: ze verwart De Gids en De Nieuwe Gids (69-70), meent dat Joris Van Severen op 10 mei 1940 door Franse soldaten is gearresteerd (98) en vergist zich in het aantal romans dat Theun de Vries voor de oorlog heeft gepubliceerd (133). Ook haar interpretatie van de gebeurtenissen is nogal eens schematisch. ‘Veel Vlaamse schrijvers, vooral van folkloristische literatuur, zoals Ernest Claes en Felix Timmermans, geloofden aan een Duitse overwinning en boden de vijand hun diensten aan’ (78): ik geloof echt niet dat men het zo simpel kan samenvatten. Dat belet overigens niet dat het boek een schat aan gegevens aanbiedt. De lezer verneemt interessante informatie over het gedrag van belangrijke en onbelangrijke auteurs, van grote en kleine uitgeverijen, en hij zal dikwijls verrast zijn door het verschil in houding tijdens en na de oorlog. Lisette Lewin schrijft geëngageerd; haar engagement komt dikwijls in sarcasme tot uiting. Ze gebruikt daarvoor overdrijvingen - onbenullige auteurs worden dan ‘onsterfelijk’ (88) - of haalt citaten uit hun oorspronkelijke context. Wanneer ze echter de lof zingt van moedige verzetsmensen, vervalt ze zelf nogal eens in het soort pathos dat ze elders spottend afwijst. Anderzijds leidt dat sarcasme toch niet tot te grote eenzijdigheid. De auteur is zich blijkbaar volledig bewust van de complexiteit van de vijf turbulente jaren, en ze benadrukt de zeer eigen aard van de oorlogsomstandigheden. Zo is ze geneigd veel waarde toe te kennen aan de in de gevangenis geschreven memoires van de collaborateur dr. Goedewaagen, hoofd van het Departement voor Volksvoorlichting en Kunsten van 1940 tot 1943, want ‘ze maken de indruk dat ze behalve nauwgezet ook eerlijk zijn’ (59). Een figuur als Klomp, de leider van het Letterengilde, wordt zeer kritisch benaderd, maar ook tegengestelde meningen krijgen een kans. Volgens de vrouw van Bertus Aafjes had Klomp haar man een tip gegeven net voor de SD hem kwam arresteren: ‘Klomp heeft mijn man het leven gered’ (97). Hoe sterk de trauma's van de oorlog ook nu nog doorwerken, maakt Lisette Lewin navrant duidelijk in haar sfeerbeelden en anekdoten. Zo herinnert ze Klomp aan haar joodse identiteit wanneer hij toch nog betreurt dat Duitsland de oorlog verloren heeft: ‘Indien Duitsland, zoals u gaarne had gezien, de oorlog had gewonnen’, zeg ik, ‘dan had ik hier niet met u aan de thee gezeten’ (99). Na het gesprek wil Klomp haar naar de bushalte brengen, maar ‘hij is niet jong meer en pas ziek geweest. Ik zeg dat hij beter terug kan gaan en dat ik het alleen wel kan vinden. Zijn gezicht betrekt, maar hij stemt er onmiddellijk mee in. Hij denkt dat ik, in verband met wat we hebben besproken, niet naast hem wil lopen. Ik verzoek hem mij naar de bushalte te brengen’ (106). Het clandestiene boek 1940-1945 is een onevenwichtig en soms saai werk; de suggestieve reconstructie van het gebeuren, de ontroerende toetsen en de talloze wetenswaardigheden maken het desondanks tot een zeer interessant boek. Jaak De Maere | |
[pagina 1043]
| |
Zoekt... en ge zult vindenEen nieuwe concordantie op de BijbelEen concordantie is een doorgaans lijvig werk waarin men - alfabetisch gerangschikt - alle woorden kan vinden die in een bepaald geschrift of bij een bepaalde auteur voorkomen. Op deze wijze heeft men een uiterst belangrijk hulpmiddel in handen om het betreffende werk of het complete oeuvre van een schrijver (bijv. Flavius Josephus, Thomas van Aquino) systematisch en vergelijkend te bestuderen. Het spreekt vanzelf dat ook de woordenschat van het Oude en het Nieuwe Testament in dergelijke concordanties is vastgelegd. Tot het vanzelfsprekende boekenbestand van een exegeet behoren: een concordantie op de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament, een op de Griekse tekst van het Oude Testament (de Septuaginta) en een op de Griekse tekst van het Nieuwe Testament. Voor de belangstellende leek echter zijn dergelijke standaardwerken meestal ontoegankelijk. Daarom worden er - eigenlijk zo lang als er bijbelvertalingen bestaan - ook concordanties gedrukt die in feite iedereen kan lezen en hanteren. In het Nederlandse taalgebied werd in deze behoefte voorzien door de Volkomene Nederlandsche Concordantie ofte Woordenregister, samengesteld door de Groninger predikant Abraham Trommius op basis van de in 1637 gereedgekomen Statenvertaling en in drie delen uitgegeven (1672, 1685 en 1691). Zonder overdrijving kan worden gesteld dat hier sprake is van een werk dat groot aanzien genoot; de talloze herdrukken - tot op de dag van vandaag - bewijzen dat. Is het toeval dat uitgerekend in het jaar dat de 350e geboortedag van deze Abraham Trommius wordt herdacht (1633-1719) een nieuwe Concordantie op de Bijbel is verschenenGa naar voetnoot1, gebaseerd op de zgn. Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap, die in 1951 werd geïntroduceerd? Vanaf het najaar van 1951 tot aan december 1982, een half mensenleven bijna, is er aan deze concordantie gewerkt. Dat wil overigens niet zeggen dat men dertig jaar lang heeft moeten wachten voordat er resultaten naar buiten kwamen. Reeds in 1954 namelijk kon de uitgever het eerste deelproject presenteren: een concordantie op het Nieuwe TestamentGa naar voetnoot2. En iets meer dan tien jaar later zag het eerste deel van een concordantie op het Oude Testament het lichtGa naar voetnoot3. Merkwaardig genoeg is deel II hiervan (letter L-Z) niet als afzonderlijke uitgave te verkrijgen. Wel stelt de uitgever degenen die ingetekend waren op de reeds eerder verschenen delen thans in de gelegenheid om de complete concordantie aan te schaffen tegen de helft van de prijs. | |
VormEindelijk ligt dan nu de complete Concordantie op tafel en een vergelijking met het standaardwerk van Trommius dringt zich onmiddellijk op. Het meest in het oog springende verschil is dat we | |
[pagina 1044]
| |
in deze nieuwe concordantie - anders dan in de oude Trommius - géén Hebreeuws, Aramees en Grieks aantreffen. Soms is zulke extra informatie gewenst, omdat niet altijd een bepaald Nederlands woord de weergave hoeft te zijn van één en hetzelfde Hebreeuwse, Griekse of Aramese woordGa naar voetnoot4. In plaats van het vernuftige systeem dat Trommius gebruikte, hebben de samenstellers van deze nieuwe concordantie dit soort belangrijke gegevens verzameld in twee aparte publikatiesGa naar voetnoot5. Wie de nieuwe concordantie optimaal wil benutten zal er dus niet tegenop moeten zien om verschillende handelingen naast elkaar te verrichten. Ook binnen de Concordantie zélf is het trouwens bladeren geblazen. De termen die in het Oude Testament voorkomen vindt men namelijk gescheiden van de nieuw-testamentische trefwoordenGa naar voetnoot6. Wie dus - om een voorbeeld te geven - álle bijbelpassages wil inventariseren waarin het woord pascha voorkomt, moet voor het Oude Testament de pagina's 666-667 raadplegen en voor het Nieuwe Testament te rade gaan op bladzijde 1.335. Tegen deze achtergrond zal het nauwelijks nog verwondering wekken, dat er ook twéé Naamregisters zijn afgedruktGa naar voetnoot7. Vraagt men zich af waarom het materiaal op deze nogal omslachtige - en onsympathiek overkomende - wijze is gerangschikt, dan zou mijns inziens op twee zaken gewezen moeten worden die als ‘verzachtende omstandigheden’ kunnen gelden. - Toen dit gigantische project aan het begin van de jaren vijftig werd gestart, was van de computer als databank en tekstverwerker nog helemaal geen sprake. Veel van het ondankbare werk voor de concordantie is gedaan door Kampense theologiestudenten die de gegevens met de hand op stroken papier schreven, waarna deze - ook met de hand - alfabetisch werden gerangschikt, gecorrigeerd, enz. Naarmate het aantal jaren waarin uitsluitend met hand- en mankracht werd gewerkt toenam, werd het ook steeds moeilijker om nog op een heel ánder systeem over te schakelen. - Bovendien kwamen er gaandeweg deelpublikaties van het totale project gereed, die men - met zo min mogelijk kosten en dús in hun bestaande vorm - binnen het totum een plaats wilde geven. | |
InhoudHoewel pas na langdurig en intensief gebruik een definitieve indruk verkregen zal kunnen worden van alle sterke en zwakke punten van een dergelijk exegetisch hulpmiddel als deze Concordantie, zijn er op dit moment toch reeds een aantal op- en aanmerkingen te plaatsen bij deze uitgave. - Vergeefs zal men in deze concordantie zoeken naar een viertal namen die niettemin cruciaal zijn in het Oude en het Nieuwe Testament. Het gaat om: God, Here, Jezus en Christus. Zonder nadere toelichting of verantwoording wordt het de gebruiker op p. 11 meegedeeld. Des te merkwaardiger wordt het dan, wanneer we in het nieuw-testamentisch deel (p. 1.170) wél het trefwoord Christus, valse aantreffen met de bijbehorende plaats in het Mattheüs- en het Marcusevangelie. - In sommige gevallen zal de gebruiker van de nieuwe concordantie een tame- | |
[pagina 1045]
| |
lijk omslachtige weg moeten bewandelen alvorens de gegevens te vinden die men zoekt. Aan de hand van de zgn. ‘Koningswet’ (Deuteronomium 17:14-20) kan ik dat nader toelichten. De verzen 16 en 17 uit deze passage luiden in de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap: ‘Maar hij zal niet veel paarden houden en het volk niet naar Egypte terugvoeren om zich veel paarden aan te schaffen; want de HERE heeft tot u gezegd: Op deze weg zult gij nooit meer terugkeren. Ook zal hij zich niet vele vrouwen nemen, opdat zijn hart niet afwijke; ook zal hij zich niet te veel zilver en goud vergaren’. Wanneer we de Aanwijzingen voor de gebruiker (pp. 11-12) volgen, dan zoeke men een bepaalde schriftplaats het best op ‘aan de hand van het (een) zelfstandig naamwoord, dat in deze plaats voorkomt’ (nr. 3). We slaan dus de concordantie open bij het trefwoord paard (pp. 664-665), maar... vinden onze Deuteronomiumtekst daar niet opgenomen! Wie meent de samenstellers op een lacune te hebben betrapt, heeft het echter mis. Onmiddellijk volgend op de ingang paard treffen we namelijk de lemmata paarden aanschaffen, veel alsmede paarden houden, veel aan. In beide gevallen echter wordt er géén bijbelplaats vermeld; men wordt namelijk doorverwezen naar het woord veel (pp. 853-854). Maar ook onder het kopje veel vindt men ons gewraakte vers niet; even verderop pas blijken namelijk zowel veel paarden aanschaffen als veel paarden houden een aparte ingang te zijn, met beide malen alléén Deut. 17:16 als verwijsplaats. Op dezelfde wijze moeten we te werk gaan bij andere zelfstandige naamwoorden. Zo blijken de trefwoorden van Deut. 17:17 alléén te vinden onder: veel goud vergaren en veel zilver vergaren (p. 854), terwijl men er ook niet voor teruggeschrokken is om vele vrouwen nemen tot een apart trefwoord te maken (p. 857)! Voorbeelden van een dergelijk merkwaardig lexicografisch inzicht zouden indrukwekkend vermeerderd kunnen worden; zo is de woordencombinatie ‘gloeiend zand’ (Jesaja 35:7) alléén geïnventariseerd onder gloeiend (p. 302) en de ‘opgaande lijn’ (I Kronieken 17:17) slechts bij opgaand (p. 638). - Ronduit verbijsterend was voor mij de ontdekking dat de samenstellers - zonder dit te vermelden, laat staan te verantwoorden - nergens hoofd- en rangtelwoorden in de concordantie hebben opgenomen. Deze op zichzelf reeds moeilijk te verantwoorden beslissing komt in een nóg merkwaardiger licht te staan, wanneer we zien dat afleidingen zoals: driemaal, drievoudig, viervoudig, zevenvoudig e.d. wél een plaats in het grote boekwerk is toebedeeld. Wie deze Concordantie wil aanschaffen moet er dus op voorbereid zijn nog wat extra geld te reserveren voor een naslagwerkje dat alle getallen van de Bijbel bevatGa naar voetnoot8. | |
ConclusieHet valt mij zwaar te moeten constateren dat deze nieuwe Concordantie op de Bijbel op een aantal punten ronduit teleurstelt. Wie de ‘vertaling 1951’ een warm hart toedraagt - en dat zijn er velen! - zal de gesignaleerde onvolkomenheden op de koop toenemen. Wie zich om andere redenen een dergelijk naslagwerk wil aanschaffen, moet niet overhaast te werk gaan, doch pro en contra terdege tegen elkaar afwegen. Dat werkelijk álles tegen kan zitten moge blijken uit het feit dat het Nederlands Bijbelgenootschap ongeveer een jaar geleden is begonnen met in brede kring de meningen te polsen over een... nieuwe bijbelvertaling! De kans is dus niet denkbeeldig dat binnen tien tot vijftien jaar alweer een andere concordantie nodig zal zijn. Panc Beentjes |
|