Streven. Jaargang 18
(1964-1965)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 362]
| |
De Shakespeare-herdenking: een nalezing
| |
[pagina 363]
| |
de eerste categorie valt het tien jaar geleden verschenen werk van de stokoude hofdichter John MasefieldGa naar voetnoot6), alsook de zeer kostbare studies van Sir Walter Raleigh (1907)Ga naar voetnoot7) en A.C. Bradley, wiens Shakespearean TragediesGa naar voetnoot8) precies zijn gouden jubileum viert. Stolls Art and Artifice in Shakespeare (1933)Ga naar voetnoot9) is minder bekend maar voor Shakespeare-kenners waardevol. Tot de tweede categorie behoort Chambers' Shakespeare: a surveyGa naar voetnoot10); de opstellen hier bijeengebracht zijn eenvoudige inleidingen op de stukken van Shakespeare die ongeveer een halve eeuw geleden werden geschreven, maar voor het eerst in 1952 in boekvorm werden uitgegeven; deze verzameling opstellen kan natuurlijk niet vergeleken worden met het tweedelig standaardwerk van dezelfde schrijver, waarin al het feitenmateriaal omtrent Shakespeare te vinden is. Dit boekje is niet de enige Penguin-uitgave van bijzonder gehalte. Laurence Lerner verzamelde een goede dertig essays in een Anthology of modern criticismGa naar voetnoot11). Vier van deze essays zijn gewijd aan Hamlet, vijf aan King Lear, terwijl Macbeth er zeven krijgt; Romeo and Juliet, Anthony and Cleopatra, Julius Caesar en Coriolanus worden ieder in twee of drie opstellen besproken. De lijst der critici is indrukwekkend; hij opent met John Keats, en beweegt zich over Shaw, Bradley en Granville-Barker naar Wilson, Knights, Auden, Eliot en anderen uit onze dagen. Een andere Penguin-uitgave, Shakespeare: a celebrationGa naar voetnoot12) geeft een achttal kritische beschouwingen van hedendaagse literatoren maar bestrijkt het terrein van Shakespeare's Londen en Stratford der zestiende eeuw tot de film en het theater van onze eigen tijd. De illustraties van oude prenten en nieuwste foto's zijn verrukkelijk en geven deze pocket een zekere voornaamheid, de gelegenheid waardig. Het toont verwantschap met een Nederlandse bijdrage tot het festijn, te weten Rondom ShakespeareGa naar voetnoot13), waarin de professoren Bachrach, Swart en Van Thienen het leven, de werken, de vertalingen en het toneel bespreken in verband met Shakespeare. Verzamelingen van links en rechts verspreide essays vinden we ook in iets duurdere pocket-uitgaven. Zo deed de Oxford University Press verschijnen Studies in ShakespeareGa naar voetnoot14), dat tien lezingen bevat die in de loop der jaren aan Shakespeare werden gewijd. Het vroegste opstel dateert van 1912 en is van niemand minder dan de grote Bradley; twee andere zeer waardevolle bijdragen zijn Caroline Spurgeons ‘Shakespeare's iterative imagery’ (1931) en ‘Hamlet: the prince or the poem’, van de ruim een jaar geleden overleden professor C.S. Lewis. Recente lezingen gehouden aan de universiteit van Londen in het jubileumjaar treffen we aan in Shakespeare's WorldGa naar voetnoot15), terwijl het voor anglisten vanzelfsprekend is dat de 1964-uitgave van Essays and StudiesGa naar voetnoot16) geheel gewijd is aan het eeuwfeest. | |
[pagina 364]
| |
We mogen voor een ogenblik afstappen van uitgekomen boeken om ons bezig te houden met enkele welbekende namen. De Shakespeare-kritiek van ongeveer de laatste dertig jaren werd min of meer beheerst door Dover Wilson en L.C. Knights, en dit jaar werden hun stemmen weer duidelijk gehoord, ofschoon zij eigenlijk geen nieuw geluid deden horen. We komen hun namen tegen in zo juist vermelde verzamelwerken, maar zij stelden zich verder tevreden met heruitgaven, meest in goedkope vorm, van succesvolle werken uit het verleden. Zo publiceerde de Cambridge University Press The Essential ShakespeareGa naar voetnoot17) en What happens in HamletGa naar voetnoot18), beide zeer bekende studies van Dover Wilson, die bovendien Life in Shakespeare's EnglandGa naar voetnoot19) verzorgde. Hierin zijn tijdgenoten van Shakespeare aan het woord, de hoveling, de acteur, de matroos, de bedelaar enz. en hun teksten weven het tapijt van het leven in de stad en op het platteland, aan de universiteit en aan het hof, in de school en aan het theater enz. toen Shakespeare leefde. L.C. Knights geeft ons een nieuwe uitgave van het in 1933 verschenen Explorations, dat de lange ondertitel draagt van ‘essays in criticism mainly on the literature of the seventeenth century’Ga naar voetnoot20). Van de elf essays zijn er vier aan Shakespeare gewijd, waaronder het overbekende: ‘how many children had lady Macbeth?’ Met Wilson en Knights moet thans ook genoemd worden A.L. Rowse, die zichzelf voornamelijk een onaantastbare naam verworven heeft als historicus. Zijn historische scholing alsook zijn vertrouwdheid met de zestiende eeuw geeft zijn William ShakespeareGa naar voetnoot21) een verrassende frisheid. Hiermede niet tevreden heeft hij ook de sonnetten uitgegeven, en deze begeleid met een omzetting in proza en commentaarGa naar voetnoot22). Onder critici van naam is ten slotte ook Peter Quennell met een nieuwe studie op het toneel verschenen: Shakespeare: the poet and his backgroundGa naar voetnoot23). Lezing werd een teleurstelling; de vrij schaarse gegevens over de dichter-toneelschrijver werden aangevuld, om niet te zeggen, uitgedijd met allerlei wetenswaardigheden omtrent tijd, land, volk, gewoonten enz., hetgeen met zich meebrengt dat Shakespeare niet zozeer gesitueerd wordt in, alswel geconditioneerd door de uiterlijke omstandigheden van zijn leven. We prefereren het eenvoudiger en wat zakelijker The Life of ShakespeareGa naar voetnoot24) van F.E. Halliday, ook weer een zeer goede uitgave van Penguin Books. Maar beide boeken slaan gelukkig niet aan het fantaseren, zoals geschiedt in Nothing like the sunGa naar voetnoot25), een roman die het liefdesleven van Shakespeare als thema heeft; het verhaal van Anthony Burgess, die naam begint te maken, is gekunsteld, en heeft weinig te maken met kunst. Dan neuzen we veel liever wat rond in Everyman's dictionary of Shakespeare quotationsGa naar voetnoot26) of in een vrijwel onuitputtelijke mijn | |
[pagina 365]
| |
van informatie getiteld A Shakespeare CompanionGa naar voetnoot27), twee boeken die in een verloren uurtje heel wat ontspanning, genot en ook lering kunnen verschaffen.
Het feest is voorbij, en met de vele boeken voor zich en met de aankondigingen van nog vele anderen min of meer vaag in het hoofd, vraagt men zich af of zij bij elkaar blijvende winst betekenen. Men kan de indruk niet van zich afzetten dat het een naarstig nalezen is van een veld waarop reeds gedurende tientallen jaren vele arenlezers iedere duimbreed hebben afgezocht. Het zijn steeds dezelfde oude onzekerheden en dezelfde oude problemen, maar de gegevens zijn niet rijker geworden en bijgevolg is men niet veel verder gekomen. Het enige dat nieuwe perspectieven schijnt te openen is het detective-achtige gespeur van Dr. Leslie Hotson, die na eerst zeer vernuftig gewroet te hebben in de problemen rond ‘Twelfth Night’ in zijn The first night of Twelfth NightGa naar voetnoot28), nu een scherpe analyse geeft van wat er mogelijk allemaal achter de woordkeuze der sonnetten verscholen gaat. Zijn Mr. W.H., die zoals men weet ‘the only begetter of the sonnets’ isGa naar voetnoot29), leest aanvankelijk als een detective-verhaal, geleidelijk aan gaat het de lezer echter wat duizelen door al die cryptogrammen e.d. Het heeft er alle schijn van dat een vorig geslacht Shakespeare zo volledig heeft bestudeerd, zo zuiver heeft aangevoeld en zo accuraat geïnterpreteerd dat wij als jongeren bij hen in de leer moeten gaan; dit is een kwestie van nederig-heid en gezond verstand. We moeten er ons bij neerleggen dat niettegenstaande een bibliotheek van Shakespeareana er grote hiaten blijven bestaan in onze kennis van het leven van Shakespeare, van zijn karakter, van het auteurschap van sommige stukken, van de tekst zoals hij deze in feite schreef, enz. Niettegenstaande deze lacunes is Shakespeare's gestalte groter en indrukwekkender dan ooit te voren. Het is vreemd dat een kunstenaar uit een geheel andere tijd met een geheel ander levensgevoel de mens van deze verwarde en verwarrende tijden blijft aanspreken. Dit duidt op zijn grootheid, als mens en als dichter-dramaturg; hij heeft het eeuwig-menselijke bespeurd en het op onovertroffen wijze verwoord in zijn stukken. Het was zijn taak, zoals hij zelf zegt, 'to hold as ‘twere, the mirror up to nature’, en tot op de dag van vandaag erkent de mens daarin zichzelf. |
|