regeringsvoorstellen. De bezwaren richtten zich tegen de opheffing van de regeringssubsidie tengevolge waarvan de melkprijs met 10 c. per liter zou stijgen; verder tegen blokkering van 50 miljoen voor de landbouw, terwijl deblokkering slechts zou geschieden voor sanering der bedrijven. Ook achtte men vrij algemeen de bezuiniging in het overheidsapparaat te gering.
Minister Hofstra meende, dat de regering i.z. bezuiniging niet verder kon gaan. De verhoging van de melkprijs wilde hij beperken tot 6 c., maar dan moest de regering 60 miljoen vinden in een verhoging van de belasting op inkomens boven f 8000 of in een verhoging van de omzetbelasting. Hij prefereerde het eerste. Ook minister Mansholt kwam iets tegemoet aan de wensen der Kamer.
Bij de replieken werden enkele moties ingediend. De motie-Janssen (K.V.P.) om niet de belasting te verhogen maar te bezuinigen op het overheidsapparaat, werd door de regering onaanvaardbaar ‘in de huidige vorm’ verklaard. Ook de motie-Biewenga (A.R.), om de 50 miljoen voor de boeren niet te blokkeren, vond de regering onaanvaardbaar.
Een ogenblik dacht men aan een kabinetscrisis. Zo'n vaart liep het echter niet. Toen de heer Janssen zijn motie herzag in die vorm, dat de regering ‘allereerst’ dekking moet zoeken in bezuiniging op overheidsuitgaven, verklaarde zij zich hiermee akkoord. Zij werd aangenomen met de P.v.d.A. en C.P.N. tegen.
Nadat minister Mansholt verklaard had, dat er geen bestedingsdwang zou worden toegepast, werd de motie-Biewenga verworpen. Aangenomen werd de motie-Roemers (P.v.d.A.) om de prijs van de schoolmelk niet te verhogen. De Bestedingsnota werd daarna voor kennisgeving aangenomen.
De ontvangst van de nieuwe minister van Zaken Overzee, Mr. Helders, in de Tweede Kamer deed vreemd aan. De persoon van de nieuw-benoemde kreeg aller waardering, maar verschillende sprekers vroegen zich af, of zijn departement wel bestaansrecht had. Persoonlijk was de minister ervan overtuigd. De P.v.d.A. deed een poging om een ‘niet-confessioneel Katholiek’ benoemd te krijgen als gouverneur van de Nederlandse Antillen. De minister antwoordde de meest geschikte te zullen benoemen. Dit bleek te zijn Drs. A. Speekenbrink, een niet bij een politieke partij aangesloten katholiek.
Minister Luns bezocht in Bonn zijn ambtgenoot von Brentano. Doel was onderhandelingen voor te bereiden over de tussen beide landen hangende kwesties, w.o. de grenscorrecties. In april zullen deze plaats hebben onder leiding van oud-minister Beijen en prof. Kaufmann, hoofd van de afdeling juridische zaken van het W. Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken.
De luchtvaartbesprekingen tussen de V. St. en Nederland vlotten niet. De Amerikaanse maatschappijen vrezen grote concurrentie, als de K.L.M. toestemming zal krijgen om de route Amsterdam-Montreal te verlengen tot Californië en tevens een directe verbinding Curaçao-New-York mag onderhouden. Australië, België en Zwitserland volgen de besprekingen nauwlettend.
Meer succes had Nederland in de Algemene Vergadering der V.N., waar de resolutie der Afro-Aziatische landen, om een commissie van goede diensten in te stellen i.v.m. Nieuw-Guinea, niet de vereiste meerderheid kreeg.
Enig rumoer ontstond er rondom de mededeling van minister Luns in de Eerste Kamer, dat België althans voorlopig had afgezien van het Moerdijkkanaal. Van Belgische zijde was men het hiermee in het geheel niet eens.
J. Oomes