Streven. Jaargang 10
(1956-1957)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 762]
| |
Internationale kroniek
| |
Spanningen tussen de U.S.A. en EuropaDeze spanning kwam tot een gevaarlijke ontlading tijdens de Suezcrisis, toen de U.S.A., in de U.N.O., ondubbelzinnig en, ondanks de gebeurtenissen in Hongarije, samen met Sovjet-Rusland, de Frans-Britse operatie veroordeelden. Meer dan Boelganins schaamteloos ultimatum, meer dan de zwakke Egyptische weerstand en de verontwaardiging van de Arabische staten, heeft Eisenhowers woede trouwens het failliet van de Suezonderneming bewerkt. Suez heeft, zwart op wit, en ogenschijnlijk brutaal, het volgende aangetoond: 1. Zelfs indien de Frans-Britse operatie voldoende zou kunnen gerechtvaardigd worden, hebben Eden en Mollet althans één piramidale flater begaan: | |
[pagina 763]
| |
wereldpolitieke oplossingen voor mogelijk te houden zonder de macht en de mogelijk ongunstige reactie van de twee wereldgroten, de Sovjet-Unie en vooral de U.S.A., in de equatie te betrekken. Het was onzinnig en gewaagd een schaakpartij te spelen zonder de steun of minstens de ruggespraak van de U.S.A., het westerse koninginnestuk. 2. De macht en het morele gezag van het versnipperde West-Europa zijn fel achteruitgegaan. 3. De Amerikaanse ‘New Look’ wordt thans te Washington op de politieke tekenplank gelegd en neemt reeds bepaalde herkenbare vormen aan, als b.v. de Eisenhower-doctrine voor het Midden-Oosten; het verzaken aan de gewelddadige bevrijdingspolitiek van de satellietstaten, ondanks de vroegere vaak herhaalde ‘liberationistische’ slogans; het zoeken naar een nieuwe vriendschappelijke verhouding met de onderontwikkelde landen, waar eindelijk de klemtoon van het militaire naar het economische vlak wordt verlegd. Andere facetten van de New Look blijven nog vaag: de mogelijkheid van een normalisering der betrekkingen met Mao-China, met Nehru als pleitbezorger; rechtstreekse onderhandelingen met de Russen, over een Europees veiligheidsplan, waarbij Midden-Europa, Duitsland inclusief, zou worden gedemilitariseerd en geneutraliseerd (cfr. de indiscreties van Harold Stassen). Belangrijke wijzigingen waren trouwens reeds vóór Suez aanwijsbaar. Alleen werd de verwezenlijking ervan door de lange verkiezingsperiode opgeschort. Na een reis in Zuid-Oost-Azië verklaarde Foster Dulles in maart 1956 (‘quantum mutatus ab illo’) dat de neutrale landen het recht hadden om een neutrale houding aan te nemen en dat deze stellingname voor de U.S.A. veel voordeliger was dan een pro-communistische keuze. 4. Suez heeft, zoals aangestipt, de reeds bestaande wrijvingsvlakken van latente spanningen tussen Amerika en West-Europa, overmatig verhit. De Atlantische alliantie werd hard uit de voegen gerukt. Maar voor een aandachtig waarnemer waren de diepe oorzaken van dit misverstand reeds aanwezig, lang vóór Suez en zelfs vooraleer Foster Dulles het Staatsdepartement in handen kreeg. | |
Europese verwijtenHet zondenregister van de U.S.A. in bepaalde Europese ogen, is lang en gevarieerd. Er zijn weinig sectoren van de wereldpolitiek, waar de U.S.A. niet in mindere of meerdere mate werden bekritiseerd of ontevredenheid en ongerustheid wekken. De hiernavolgende catalogus is dan ook niet exhaustief, maar bevat alleen de meest actuele problemen. Men verwijt de U.S.A.: Simplistische naïveteit: in hun anti-kolonialistische houding offeren zij de Europese belangen op aan onstabiele, onmondige ‘democratieën’. Ook het ongeduldig verlangen naar de Europese integratie vormt een dagdroom, die de complexe Europese toestanden over het hoofd ziet. Zelfgenoegzame voortvarendheid: de strategie van massieve vergelding was inoperant en gevaarlijk; de bevrijding van de satellietstaten een vrome wens, zolang het corrolarium van een derde wereldoorlog niet wordt aanvaard. Rigiditeit: in de houding t.a.v. communistisch China; in de ongenuanceerde visie op het wereldcommunisme, dat vooral voor arme, onontwikkelde landen een grote bekoring vormt, meer op economisch dan op politiek gebied; in de | |
[pagina 764]
| |
exclusieve nadruk welke gelegd wordt op militaire allianties, zoals het Bagdad- en Manilapact. De gespletenheid tussen de moralistisch-legalistische precepten en de machtspolitieke elementen in de U.S.A.-politiek. De zwart-wit techniek, onder het motto ‘wie niet met ons is, is tegen ons’: de preektoon waarmee Amerikaanse staatkundige idealen worden aangeprezen, is ongenuanceerd, zegt men. Kan men die eenheid en zuiverheid van doelstelling - vrijheid, democratie - nog terugvinden, wanneer de U.S.A. de Westerse democratieën, Shyghman Rhee, Franco en desnoods Tito onder één zelfde banier scharen, en de eigen onvolmaaktheden, de rassensegregatie, de Mc Carthy-hysterie en de hoge tariefmuren vergeten? Ten slotte een gebrek aan vooruitzicht: de toenadering tot New Delhi komt laat; de explosieve crisistoestand in het Midden-Oosten werd niet bijtijds ingezien en gecureerd; de Amerikaanse buitenlandse politiek, bovendien verlamd door de Presidentsverkiezingen en de ziekte van Foster Dulles, bevond zich in een vacuum, toen de vijandelijkheden begonnen in oktober 1956Ga naar voetnoot1). Vele van deze aantijgingen zijn ongetwijfeld gegrond. Bepaalde U.S.A.-initiatieven hebben ongelukkige effecten gesorteerd, terwijl voor andere problemen, die onverwacht oprezen niet aanstonds een aangepaste, doelmatige en geïnspireerde politiek voorhanden bleek. Een groot gedeelte van het odium wordt gelegd op staatssecretaris Dulles, stellig een der meest onpopulaire personen in West-Europa. En terecht. Dulles' tactloosheid heeft het psychologisch klimaat van vertrouwen en samenwerking in het westerse kamp helpen vertroebelen. Staat de persoon van President Eisenhower, om zijn gematigde denkbeelden, in Europese ogen buiten alle verdenking, dan blijkt toch dat de eerste twee jaren van de Eisenhower-administratie de Europees-Amerikaanse betrekkingen niet hebben bevorderd. Twintig jaar lang, tijdens een periode waarin Roosevelts New Deal en Trumans Fair Deal grondige wijzigingen in het Amerikaanse sociale bestel brachten, en waarin de U.S.A. als nooit te voren tegenover wereldproblemen van allerlei aard kwamen te staan, hebben de Republikeinen een steriele oppositiepolitiek moeten voeren. Psychologisch en materieel onvoorbereid, namen ze in november 1952 de hefbomen van het Amerikaanse leiderschap in handen. De mogelijkheden die de internationale sitlatie aan de westerse diplomatie bood - onvaste koers in het Kremlin na Stalins dood in maart 1953 - werden niet voldoende benut. Temeer daar President Eisenhower, van het militaire naar het politieke slagveld overgestapt, zich in zijn nieuwe functie aanvankelijk onwennig toonde, en dat, binnen de Republikeinse Partij, de strijd tussen de gematigde Eisenhower-vleugel en de isolationistische, conservatieve Oude Garde nog in volle hevigheid zou woeden, tot het verbleken van Mc Carthys ster in de tweede helft van 1954. Maar de Europese kritiek loopt in twee opzichten mank. Enerzijds vergeten sommigen dat de Europese diplomatie evenmin het monopolie van wijsheid en doelmatigheid bezit. Een lange traditie van wereldpolitieke verantwoordelijkheid is nog geen absolute waarborg voor een juiste politiek, zoals Edens Suezoperatie | |
[pagina 765]
| |
aantoont. En anderzijds is het een grote flater, de Amerikaanse politiek te willen formuleren naar Europese doelstellingen en maatstaven. Alsof de buitenlandse politiek van de U.S.A. een Europese zijn moet en niet, bij bepaling, een Amerikaanse zijn mag. Rekening moet worden gehouden met belangrijke factoren, die de Amerikaanse buitenlandse politiek op een constante wijze beïnvloeden, ongeacht wie te Washington het roer in handen houdt, zelfs indien in 1952 een Stevenson-Acheson-ploeg, Europa genegen, uit de stembus ware gekomen. Met het oog op de noodzakelijke reconstructie van de geschokte Amerikaans-Europese betrekkingen, moeten derhalve ook vele Europese kringen hun oordeel over de Amerikaanse politiek aan een ‘agonizing reappraisal’ onderwerpen. Daartoe is een juist inzicht in de Amerikaanse wereldpolitieke realia noodzakelijk. Enkele van deze aspecten willen we, in het licht van recente gebeurtenissen, hier even bespreken. | |
Voorkeur voor Azië en Zuid-AmerikaDe ‘geworpenheid’ van de U.S.A. op de aardbol, het banale feit dat het Amerikaanse grondgebied door bepaalde coördinaten is begrensd, vormt een kapitale factor tot het beter begrip van hun verhouding tot Europa. De Verenigde Staten liggen in een andere hemisfeer, vormen met Canada en Mexico een compacte massa, welke, zij het dan ook slechts door de dunne draad der Zuid-Amerikaanse dwergstaten, met het Zuid-Amerikaanse vasteland verbonden is. Tevens kijkt het U.S.A.-territoor uit op twee oceanen, de Atlantische en de Pacific. In de U.S.A. wordt het economische en politieke zwaartepunt stilaan van Oost naar West verlegd. Het groeiritme van het Midden-Westen en van het Verre-Westen slaat sneller dan langs de Atlantische kust. De economische ontsluiting van de woestijnstreken in het Zuid-Westen en, weldra, dank zij de geprojecteerde kanalisering van de Sint-Laurensstroom, het doorstoten van de transatlantiekers tot Chicago en het gebied van de Grote Meren, zullen deze verschuiving naar het Westen nog verhevigen. In dit perspectief gezien, is het stijgend belang te begrijpen dat aan Azië en, meer in het bijzonder, aan het Verre Oosten wordt toegekend. Deze belangstelling dateert trouwens niet van vandaag. De Spaans-Amerikaanse oorlog (1898) stelde President Mc Kinley in het bezit van de Filippijnen, alsook van enkele strategisch-belangrijke eilanden in de Stille Zuidzee. Daardoor verkregen de U.S.A. onmiddellijke en tastbare belangen en verantwoordelijkheden. Er was verder het ontzaglijke Chinese Rijk, verdeeld en zwak, dat toentertijd de begerenswaardige inzet vormde voor de machtsstrijd tussen de grote mogendheden, Engeland, Frankrijk, Japan en Rusland. Dit leidde tot de wedloop om het verkrijgen van vlootbases en handelsconcessies op het Chinese vasteland en de vele verwikkelingen die daaruit voortvloeiden, zoals de Chinees-Japanse oorlog (1894-1895), het Japans-Russische conflict (1904-1905), de opstand van de Boksers (1900). In 1899 publiceerde de Amerikaanse staatssecretaris John Hay de beroemde ‘open-door’ nota's, waarin hij het belang onderstreepte dat de U.S.A. hechtten aan de integriteit van China en aan een niet-discriminerende handelspolitiek. Aan China, strategische springplank voor de overheersing van Zuid-Oost-Azië en van de Filippijnen, en politiek tegenwicht tegen de Russische en de Japanse expansiezucht, zijn de Amerikanen steeds belang blijven hechten. De | |
[pagina 766]
| |
rode metamorfose van China was niet alleen objectief gezien de grootste zegepraal van het communisme sinds de tweede wereldoorlog, maar werd in de U.S.A. ook als een bijzonder bittere ontgoocheling ervaren. Vooraf hadden pogingen tot bemiddeling tussen Tschang en Mao (o.a. door Generaal Marshall) schipbreuk geleden, en de militaire oplossing had Tschang, ondanks een 2 miljard-dollarhulp niet kunnen doorzetten. In november 1948 wapperde te Moekden de hamer-en-sikkel. In oppositiekringen in de U.S.A. - de Republikeinse Oude Garde en meer bepaald de ‘China-lobby’ - was de reactie zeer scherp. Vooraanstaande ambtenaren, zoals Owen Lattimore, werden van verraad beschuldigd. Zelfs voor Marshall en Acheson waren de kwalitatieven vaak niet vleiender. De kapitale fout van de U.S.A.-politiek bestond er niet in, Mao en Tschang, 1945-1947, te hebben willen verzoenen, wel echter, tijdens de oorlog alle krachten te hebben geconcentreerd op de nederlaag van de Japanners, zonder de binnenlandse politiek in China te consolideren. Het gevolg daarvan was dat een na-oorlogs machtsvacuum ontstond, waar de communistische expansie slechts een lemen Chinese Muur als weerstand ontmoette. De huidige strakke U.S.A.-houding tegenover Mao-China in verband met het U.N.O.-lidmaatschap (hoelang nog?) moet tegen de achtergrond van deze China-U.S.A. verhouding worden gezien. Zoals het vasthouden aan Formosa op louter strategische gronden steunt.
Het politieke en culturele klimaat, de economische ontwikkelingsgraad van Latijns en Angelsaksisch Amerika verschillen grondig. Toch is de internationaal-politieke verbondenheid tussen Noord- en Zuid-Amerika een constant gegeven, dat in hoofdzaak door de geografische ligging wordt gepostuleerd. Meer nog dan West-Europa is Zuid-Amerika, producent van grondstoffen, aangewezen op de U.S.A. De militaire en politieke macht van de U.S.A. vormt de sterkste schutsmuur voor de integriteit van de Zuid-Amerikaanse republieken. De Monroe-leer in 1823 was niet alleen een anti-kolonialistische principeverklaring aan het adres van de Europese mogendheden, maar tevens de bevestiging van de betekenis van Zuid-Amerika voor de ‘vrede en veiligheid’ van de U.S.A. zelf. De Pan-Amerikaanse Unie is de hedendaagse uitdrukking van die natuurlijke internationaal-politieke verbondenheid tussen Noord- en Zuid-Amerika, alle spanningen ten spijt. | |
Anti-kolonialismeDe U.S.A. zijn de eerste kolonie die zich van het moederland losrukte. Deze factor verklaart in belangrijke mate de anti-kolonialistische koers, die de U.S.A. steeds hebben gevoerd en waarvan de stellingname in het Suez-conflict weer eens een overtuigende illustratie heeft gegeven. Hadden de U.S.A. in Indonesië, in Noord-Afrika, in de Voogdijraad, hun gezag niet reeds aangewend om de politieke zelfstandigheid van de koloniën te bevorderen? Het schot dat op 19 april 1775 te Concord werd afgevuurd en het startsein was voor de Amerikaanse vrijheidsoorlog (1776-1783) laat werkelijk zijn echo nog steeds weerklinken. ‘Dit schot elektrificeert de wereld nog steeds’, verklaarde Vice-President Nixon onlangs in een pro-Arabische rede. Deze U.S.A. houding, welke aan een in se lofwaardig ideaal ontspruit, valt echter op door haar ongenuanceerd en naïef karakter. Deze denkfout ontstaat | |
[pagina 767]
| |
omdat de U.S.A. hun eigen ontvoogding toepassen als patroon voor het onafhankelijkheidsstreven van andere koloniale volkeren. Men vergeet dat de omstandigheden anders waren: de kolonisten van de 13 koloniën kenden een hoge graad van culturele ontwikkeling, economische welstand en politieke rijpheid. Ze behoorden tot hetzelfde ras, en in hoofdzaak tot dezelfde natie als het moederland. Ze protesteerden tegen de lagere status, die hun vanuit Londen werd opgelegd. Ze wilden zich losrukken uit het mercantilistische keurslijf. Het beeld van vele ‘jonge democratieën’ uit Azië en Afrika vertoont meestal andere kleuren: politieke onrijpheid en onstabiliteit; vermolmde, feodale sociale structuren; een gestagneerde economie, waarin kamelen en muilezels het ritme aangeven. In die omstandigheden was het normaal, dat de grote verwachtingen, die de U.S.A. in de onafhankelijkheid van deze landen hebben gesteld, dikwijls op een bittere ontgoocheling zijn uitgelopen. Want, alhoewel het ‘juridische’ kolonialisme stilaan uit de realiteit naar de geschiedenisboeken wordt teruggedrongen, vertoont de balans van het kolonialisme niet enkel passiefposten, en is het toekennen van soevereiniteit en een U.N.O.-zetel geen toverformule, waarmee zo maar een gezonde, levenskrachtige democratie in het leven wordt geroepen. | |
EigenbelangEn de Amerikaanse economische belangen en politieke winstoogmerken? Spelen deze niet een overwegende rol in de Amerikaanse buitenlandse politiek? De opstopping van het Suezkanaal betekende een winstgevende olietransfusie ten gunste van de Texas-producenten. De Jemenitische incursies aan de betwiste, petroleumrijke Jemen-Aden grens worden geleid en gefinancierd door Saoedi-Arabië, dus door de Amerikaanse Aramco Co. Kortom, volgens de Europese kritiek, vult het Amerikaanse economische imperialisme het vacuum, dat door het uitdrijven van de Europese mogendheden wordt geschapen. Deze uitspraak bevat veel waarheid. Maar zij moet tot de juiste verhoudingen worden teruggebracht. Het is immers onrealistisch en onrechtvaardig, te eisen, dat de U.S.A. zich niet door hun eigen belangen - politieke veiligheid, buitenlandse invloedssferen, economische voordelen - zouden laten leiden. Op eigenbelang grondden toch ook de Fransen en de Britse Tories hun Suezinterventie. De U.S.A.-politici hebben het recht, en tegenover de Amerikaanse burgers de plicht, om de Amerikaanse belangen bij prioriteit te behartigen. Dat deze belangen niet steeds samenvallen met die van afzonderlijke Europese staten of van West-Europa als geheel, kwam in 't verleden reeds dikwijls voor. De recente gebeurtenissen leveren de proef op de som. Op de jongste Nato-raad, december 1956, heeft Dulles nadrukkelijk verklaard, dat de U.S.A., hoezeer zij ook de spoedige wederopbouw van de westerse alliantie wensen, zich nochtans het recht voorbehouden om een afzonderlijke politiek te voeren, daar waar Amerikaanse belangen zulks vereisen. Machtspolitieke elementen en belangenbehartiging stroomlijnen stellig de Amerikaanse buitenlandse politiek. Doch men moet zich hoeden voor overdrijvingen en veralgemeningen. Want meer dan b.v. andere grote mogendheden, kan men in de U.S.A.-politiek tot op zekere hoogte een welgemeend, zij het soms ietwat naïef altruïsme als drijfveer herkennen. De U.S.A. willen de maatschappelijke waarden, waarop zij werden gebouwd - vrijheid, gelijkheid, de- | |
[pagina 768]
| |
mocratie en recht op geluk - propageren en uitdragen aan andere volkeren. Amerika is ‘the home of the brave’, ‘the country of opportunity for the common man’. Ook anderen moeten daaraan deelachtig worden. Aan dit altruïstisch facet moet, bij de waardering van de Amerikaanse politiek, aandacht worden besteed. Het verklaart de hybridische versmoltenheid van machtspolitiek en moralistisch-legalistische elementen, die wij boven aanstipten. Over het Marshall-plan b.v. werd veel goeds verteld. Maar ook veel kwaad, en niet enkel door de Russen. Eigenbelang, heette het. En inderdaad, de economische heropbeuring van West-Europa was een doelmatig wapen om de dreiging van het Russische bolsjewisme te stuiten, en Amerikaanse zakenkringen hebben baat bij een koopkrachtige Europese economie. Maar men bedenke tevens, dat de Marshall-fondsen gevormd werden uit de belastingopbrengst. De doorsnee Amerikaanse belastingbetaler, de handelaar uit San Francisco of de farmer uit Nebraska, ziet niet zo gemakkelijk het verband tussen de fiscale ambtenaar en de noodzakelijkheid van de Marshall-hulp. Is de Europese publieke opinie reeds zo vatbaar voor een hogere politiek, en bereid om de reeds nijpende belastinggordel nog dichter toe te snoeren, om tot zijn eigen voordeel in de ondervoede Aziatische landen de weerstandskracht tegen het rode virus te versterken? | |
Politieke volwassenheidEen ander kapitaal feit moet bij de beoordeling van de U.S.A.-politiek worden betrokken: het relatief recente optreden van de U.S.A. op het internationaal toneel. Met alleen de traditie van een rustige, probleemloze, isolationistische 19e-eeuwse politiek achter zich, kwamen de U.S.A. na de tweede wereldoorlog tegenover de harde realiteiten van een wereldpolitiek te staan, die kracht, wijsheid en alomtegenwoordigheid vereisen. De tijdspanne 1900-1950 kan worden gesynthetiseerd als de langzame overschaduwing van de zonnekant van het isolationistische verleden door de offers van de ‘total involvement’ (Stevenson). In 1917 werden de U.S.A. in de oorlog meegesleurd, toen hun vitale zeevaartlijnen met West-Europa door de onbeperkte duikbootoorlog werden bedreigd. Maar Wilson werd na de oorlog verloochend door het Congres en de kiezers. Na de tweede wereldoorlog werd de strijd verder gevoerd tussen de isolationisten en de internationalisten, vooral binnen de Republikeinse partijrangen. De schrale zege van Generaal Eisenhower op de Chicago-conventie van 1952 over Senator Taft, leider van de rechtse Oude Garde, betekende echter de doodsteek aan de onrealistische en door de gebeurtenissen achterhaalde afzonderingspolitiek. De snelle, revolutionaire metamorfose van de Amerikaanse buitenlandse politiek kan worden afgelezen uit de geschiedenis van een invloedrijke Amerikaanse familie. Cabot Lodge Sr., Senator, kelderde Wilsons Volkenbondsproject. Zijn kleinzoon Cabot Lodge Jr., is thans vast U.N.O.-vertegenwoordiger. Ook de Amerikaanse publieke opinie wordt langzamerhand politiek volwassen. De volksmassa in de U.S.A. realiseert zich dat de U.S.A., in hun eigenbelang, grote verantwoordelijkheden moeten opnemen en daarbij zelf de grootste last moeten dragen. Dit betekent, in concreto, hoge belastingen, zelf-discipline om het economisch organisme gezond te houden, lange dienstplicht, eventuele inzet van Amerikaanse soldaten in het Midden-Oosten of andere verwijderde gebieden. Stilaan dringt de overtuiging door dat de implicaties van de buiten- | |
[pagina 769]
| |
landse politiek voor de U.S.A. van meer vitaal belang zijn dan vele binnenlandse politieke vraagstukken. | |
Mariage de raisonOp 6 november boden de Amerikanen zich in recordopkomst ter stembus aan. De Amerikaanse politiek werd van een zware hypotheek van onzekerheid en inertie verlost. In zijn mandaat opnieuw bevestigd en politiek sterker dan ooit, kon Eisenhower zijn actie voortzetten. Op diezelfde ‘kwade dinsdag’ culmineerden de Suez-crisis en het Hongaarse drama. Beide gebeurtenissen versnelden de ‘reappraisal’ van de Amerikaanse buitenlandse politiek, die reeds sinds het voorjaar 1956 in de maak was. Een vaste tendens, waarschijnlijk onomkeerbaar, tekent zich af: de Amerikaanse ‘reappraisal’ is voor Europa ‘agonizing’, omdat de U.S.A., in het formuleren en doorvoeren van hun politiek, aan Europa een verminderde belangstelling toekennen. De nadruk wordt verlegd naar Azië. De politiek wordt in een ‘long-run’-perspectief gesteld. Het leidmotief van Stevenson in 1952, nl. dat de evolutie van de onderontwikkelde landen, en meer bepaald van India, de uitslag van de wereldstrijd tussen het communistische blok en de westerse democratieën zal bepalen, wordt nu door de Eisenhower-administratie mede ondertekend en in praktijk gebracht. De Amerikaanse visie en oplossingen zullen steeds van de Europese blijven verschillen, omdat de U.S.A. worden geconfronteerd met problemen die het globale wereldbeeld tot omtrek hebben en waarin Europa enkel een segment vormt. Hoe kleiner de relatieve macht van Europa wordt, hoe geringer ook zijn plaats in de Amerikaanse waardenschaal. Toch verliest het Atlantische bondgenootschap zijn bestaansreden niet, en blijft de voortzetting ervan noodzakelijk. Voor West-Europa op de eerste plaats: de U.S.A. blijven de sterkste westerse militaire macht en de voornaamste afweer tegen de bolsjewistische grijparmen. Voor Amerika zelf: het kan Europa de rug niet toekeren zonder zijn eigen belangen op onherstelbare wijze te schaden. Dat Washington zich daarvan bewust is, bewijzen de Amerikaanse bezorgdheid om de Nato uit het Suez-slop te halen, de vriendelijke aanmoediging voor de verse Europese integratieplannen en de pogingen om in het Algerijnse geschil én de geit én de kool, de Bandoengstaten en Frankrijk, te sparen. Vooral deze laatste opgave, bijna een cirkelkwadratuur, zal een geïnspireerde staatsmanszin vereisen. De West-Europese staten hebben het recht, van Washington begrip te vragen voor hun eigen problemen en inzichten, omdat de aangelegenheden in het Midden-Oosten complex zijn en geen simplistische oplossingen verdragen. Indien de droom van een bestendige ‘mariage d'amour’ tussen de Atlantische partners voorgoed is vergaan, blijft een ‘mariage de raison’ nochtans een levensnoodzakelijkheid. Ook Europa moet een oprechte bijdrage leveren tot het herstellen van de geschokte verhoudingen: door ootmoedig te aanvaarden dat de Europese macht is geslonken en dat de U.S.A. de sterkste anti-Russische afweer uitmaken; door de Europese eenmaking te smeden; door niet langer te eisen dat de Amerikaanse buitenlandse politiek Europees zou zijn; door inzicht in de congenitale realia van de U.S.A.-politiek waarvan we er hier enkele hebben geschetst. |
|