| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
HET Witte Huis te Washington is meer en meer de plaats geworden, van waaruit de internationale verhoudingen, zo niet gedirigeerd, dan toch besproken worden met min of meer succes. De ontmoeting tussen Eisenhower en Nehroe in januari was voor de Amerikaanse president teleurstellend. Want nauwelijks had Nehroe de terugreis aanvaard, of de Indiase gedelegeerde Krisjna Menon hield in de Vergadering der V.N. een Marathon-rede (van bijna 8 uur), waarin hij opkwam tegen het door Pakistan gestelde beginsel, dat het betwiste gebied van Kasjmir op godsdienstige basis: Mohammedaans of Hindoes, moest worden toegekend. En wel, volgens een reeds in 1947 tussen beide regeringen gemaakte afspraak, door een volksbeslissing. Nu had de grondwetgevende vergadering van Kasjmir, onder Indiase invloed, vastgelegd, dat de Indiase wet op 26 januari in dit gebied van kracht zou worden. De regering van Pakistan bracht de kwestie voor de V.N. Zij werd in het gelijk gesteld door de aanvaarding van een resolutie, die de overtuiging van de meerderheid uitsprak, dat geen enkele handeling van de grondwetgevende vergadering kon beschouwd worden als bepalend voor de toekomstige status van dit gebied. Niettemin is een dergelijke handeling toch gesteld. Zonder gewetensbezwaar aanvaardde Nehroe, de kampioen van het recht, de integratie van Kasjmir bij India. Pakistan was niet van zins zich bij het fait accompli neer te leggen en stelde voor om troepen van de V.N. naar Kasjmir te zenden en dat de eigen troepen van beide partijen van de grenzen zouden worden teruggetrokken. Daarop meende de V.N., gezien de vredelievendheid van Pakistan, dat er nog kans op overleg bestond en besloot de Zweed Jarring, voorzitter van de V.N., opdracht te geven met de regeringen van India en Pakistan in overleg te treden en van zijn bevindingen vóór 15 april verslag te laten uitbrengen. Dit voorstel was niet naar de smaak van de Sovjets en van India, welks gedelegeerde Menon, toch reeds
ongesteld, na een rede van twee uur ineenstortte. Een poging van Ceylon om de Afrikaans-Aziatische landen hun goede diensten te laten aanbieden, viel in goede aarde, maar bracht voorshands geen oplossing van het geschil.
De samenkomst van president Eisenhower en koning Saoed van Saoedi-Arabië scheen een gunstiger licht op de toekomst van het Midden Oosten te werpen. Hoewel door het gemeentebestuur van New York als ‘anti-semiet, als anti-katholiek en als slavenhouder’ zeer koel ontvangen, trok zich de Arabische vorst van deze bejegening niets aan, maar toonde zich zeer vereerd met de hoffelijke ontvangst hem door de president bereid. De Arabische vorst hoopte met behulp van zijn Amerikaanse vrienden de weermacht uit te breiden en de Amerikaanse regering verlangde het gebruik van de luchtbasis te Dharan voort te zetten. Omtrent deze hoofdpunten is men het eens geworden. Militaire deskundigen van beide landen zijn in overleg getreden over de levering van militaire uitrusting en andere vormen van militaire hulpverlening bij de opleiding van het Arabische leger. De overeenkomst over de luchtbasis was reeds in juni 1956 afgelopen en de onderhandelingen over verlenging waren tot dusver onvrucht- | |
| |
baar geweest. Koning Saoud heeft nu het verdrag voor vijf jaar vernieuwd op de oude bepalingen en zal ter bevordering van de gemeenschappelijke doeleinden economische hulp verkrijgen. Onder die doeleinden behoort ook de verbetering van de betrekkingen van Amerika met de andere Arabische staten. Over het plan-Eisenhower omtrent het Midden-Oosten verklaarde de vorst, dat het goed opgezet was en dat het bestudering door en waardering van de Arabische landen verdiende! In tegenstelling met de Libanese minister van buitenlandse zaken, Malik, die verklaarde het program te zullen steunen, hield zich Saoud op de vlakte. Hij wist, hoe moeilijk het zou zijn algehele medewerking der Arabieren aan de uitvoering van het plan te verkrijgen. Te meer, omdat Moskou met alle macht trachtte het plan te doen mislukken. De Sovjet-minister van buitenlandse zaken Sjepilof, intussen door Gromyko opgevolgd, onder de verzekering dat de buitenlandse politiek ongewijzigd bleef, heeft aan
de Franse, Amerikaanse en Britse diplomatieke vertegenwoordigers te Moskou, nota's overhandigd, waarbij het Eisenhower-plan als gevaarlijk voor de internationale vrede werd afgeschilderd.
Een derde staatshoofd, Tito van Joegoslavië, vond, nadat hij kennis genomen had van hetgeen de Amerikaanse politici over hem dachten, de tijd nog niet rijp voor een bezoek aan de Amerikaanse president. In zijn plaats verscheen de Britse minister van defensie, Duncan Sandys te Washington om aan Eisenhower voor te leggen de economische en financiële moeilijkheden, waarin het Britse rijk zich bevond en waardoor het niet in staat zou zijn zijn militaire beloften aan de Nato na te komen. Blijkbaar vond de Britse minister een open oor bij de Amerikaanse president, want stralend van vreugde keerde hij naar Londen terug. ‘Ik ben volkomen tevreden, het bezoek was bijzonder waardevol’. Overigens was het communiqué wel zo vaag, dat Sandys zelf het vergeleek met een ‘ijsberg, waarvan meer onder water dan erboven zit’. Over het gebruik door Groot-Brittannië van ‘bepaalde Amerikaanse (atoom)wapens’ werd gezegd, dat beide regeringen deze kwestie verder zullen bestuderen. In feite zouden reeds regelingen getroffen zijn voor de levering van Amerikaanse raketwapens, zodat de numerieke sterkte van de Britse troepen in zekere mate verminderd kon worden zonder de vuurkracht te verminderen. Dientengevolge is de Britse regering voornemens de 77.000 man, die in West-Duitsland staan met 27.000 te verminderen. Ook de Franse regering, die tot over de oren nog steeds in de Algerijnse kwestie verward zit, koestert dergelijke plannen. Bij zijn bezoek aan Nederland heeft de Nato-opperbevelhebber, de energieke generaal Lauris Norstad, zijn bezorgdheid over de Britse reductie-plannen uitgesproken. ‘Als er een toenemende neiging bestaat de strijdkrachten te verminderen dan zouden we in een ernstige situatie kunnen geraken’.
Dat het onderhoud tussen Sandys en Eisenhower niet definitief kon zijn stond wel vast uit de afspraak, dat MacMillan begin maart zich naar Bermuda zou begeven om met de Amerikaanse president de hangende kwesties nog eens door te nemen, in overleg met Canada. Eind februari, dus vlak aan de Bermuda-besprekingen voorafgaand, had te Washington een conferentie plaats tussen de Franse premier Guy Mollet met het doel de vriendschap te herstellen.
De meeste zorg bood de Amerikaanse president de constante weigering van Israël om te voldoen aan de minstens viermaal gestelde eis door de V.N. om zich uit Egyptisch gebied terug te trekken. Eisenhower streeft naar de gunst der Arabieren zonder met Israël overhoop te willen liggen. Men kan het Ben Goe- | |
| |
rion niet kwalijk nemen, dat hij, al jaren lang door Egypte getart en gehinderd, vooral in de doorvaart door het Suezkanaal, geen vertrouwen stelt in de zwijgende Nasser en degelijke garanties eist van de V.N. alvorens tot ontruiming over te gaan. Zijn ambassadeur bij de V.S. Abba Eban had de zware taak de voorstellen van Israël aannemelijk te maken. De garanties van Washington bleven echter vaag. Op papier zou het recht van vrije doorvaart door de golf van Akaba erkend worden, maar tot een uitgesproken belofte, dat de V.S. met kracht zouden tussenbeide komen, indien Egypte de blokkade van Israëlische schepen in de golf van Akaba zou voortzetten kwam het niet. Nadat Eisenhower geconfereerd had met democratische en republikeinse leiders van het Congres, wier adviezen uiteenliepen, hield hij een radiorede, waarin hij wees op de kritieke toestand. Volgens hem was er geen alternatief dan te erkennen, dat de V.N. niet in staat zijn om de vrede in dit gebied te herstellen, ofwel de V.N. moesten met hernieuwde kracht pogen de evacuatie van Israël te bewerkstelligen. Zonder het woord ‘sanctie’ te gebruiken en zonder uitdrukkelijk te zeggen, dat de V.S. zouden meedoen, verklaarde hij, dat de V.N. geen andere keuze hadden dan pressie op Israël uit te oefenen. De A.A.-delegaties in de V.N. stonden al klaar om door de Libanon een resolutie in deze geest voor te stellen.
Ook tegenover een ‘ultimatum’ van Eisenhower hield Ben Goerion in de Knesset voet bij stuk. Hij vroeg zich af of er geen dubbele maatstaf werd aangelegd: één voor de Egyptische dictatuur en een andere voor de democratie van Israël. Hij sprak tevens de hoop uit, dat de deur open zal blijven voor onderhandelingen. Inderdaad werden deze, wel niet in het openbaar, voortgezet. Israël was bereid terug te trekken, wanneer de grote mogendheden de golf van Akaba tot een internationale waterweg verklaarden en de Gazastrook zouden laten bezetten door V.N.-troepen. Nasser heeft in dit laatste voorstel toegestemd. De A.A.-landen wilden in de Algemene Vergadering der V.N. een oproep tot alle staten richten om militaire, economische of financiële hulp en alle faciliteiten voor Israël stop te zetten en om aan dit voorstel kracht bij te zettten zijn de Arabische leiders voornemens de bergingswerkzaamheden in het Suezkanaal op te schorten, indien de V.N. geen doeltreffende maatregelen tegen Israël nemen. Deze werkzaamheden worden toch al door Egypte gesaboteerd. Maar de meeste westerse mogendheden, met name Engeland en Nederland, vonden omdat Israël gedwongen was uit zelfbehoud, dat te radicaal. Ook in de V.S. zelf is de algemene opinie tegen het toepassen van volledige sancties. Hoogstens zou men om vredeswil kunnen overgaan tot ‘morele sancties’, een mooi woord, waarachter in feite niets anders schuil zou gaan dan een uiting van misnoegen over Israëls gedrag. De enige westelijke mogendheid, die bereid was tot toepassing van sancties tegen Israël was de Sovjet-Unie, die, toen het over sancties ging te nemen door de Assemblée tegen Hongarije, deze als illegaal verwierp! Intussen werden de besprekingen tussen Eban en Dulles voortgezet en gaven beiden een verklaring uit, dat zij hoopten op een oplossing volgens de beginselen der V.N. Want Dulles had ‘bepaalde punten ten
aanzien van de houding en de bedoeling der V.S.’ nader toegelicht en Eban had daarna weer urgent contact met zijn regering opgenomen. Een definitieve beslissing kan thans niet verwacht worden.
Op het partij-congres te Venetië van de links-socialistische partij heeft Nenni, die sinds 1947 de opening naar links, d.w.z. naar het communisme heeft voorgestaan, fel het ‘reactionair’ systeem van de Sovjet veroordeeld. Hij hekelde de onderdrukking van Hongarije, hij was van mening, dat de begane misdaden niet
| |
| |
enkel aan Stalin waren toe te schrijven, maar voortkwamen uit het gehele systeem. Voor het binnenland wilde hij in samenwerking met de partij-Saragat, het Marxisme doorvoeren en ten opzichte van de buitenlandse politiek was hij bereid het Atlantisch Pact en de West-Europese Unie als feiten te aanvaarden, evenals de Europese gemeenschappelijke markt en Euratom. Tevens wenst hij een neutrale bufferzone te scheppen, bestaande uit een verenigd Duitsland, de communistisch bestuurde landen van Oost-Europa en het Midden-Oosten. Tot deze stoute conceptie had zich de opportunist Nenni laten verleiden. Bij de verkiezing echter van het partijbestuur bleek nochtans, dat velen onwillig, althans niet van harte, van het communisme afscheid namen. Na onderlinge besprekingen kwam een compromis uit de bus, waarbij Nenni als partij-secretaris mocht aanblijven, maar terzijde gestaan wordt door een directorium van 21 leden, waarvan de ‘rebellen’ over 11 beschikken. De fusie met de groep-Saragat wordt door deze strubbelingen weliswaar vertraagd, doch zal haar beslag krijgen.
Te Parijs is na zware discussies overeenstemming bereikt over de plannen voor de Gemeenschappelijke Markt en Euratom. Vooral van Nederlandse zijde waren redelijke bezwaren naar voren gebracht. De Franse delegatie heeft haar eisen beperkt, zodat de associatie van de Franse en Belgische overzeese gebieden en ook die der andere mogendheden aanvaard werd, terwijl een investeringsfonds gesticht werd voor de financiering van de economische ontwikkeling van de Afrikaanse gebieden.
1-3-1957
K.J.D.
| |
België
Begin februari hadden de liberalen verzocht om een week uitstel voor de stemming over het ontwerp op de heffing in de Kamer. Het probleem werd inderdaad op 9 februari voor het Bestendig Comité van de Liberale Partij gebracht. Aldaar deelde voorzitter Destenay mede, dat de regering zich akkoord had verklaard met drie wijzigingen: de term ‘heffing’ wordt opgegeven en vervangen door ‘uitzonderlijke conjunctuurbelasting’; voor de winsten beneden de 2 miljoen wordt een abattement toegestaan van 500.000 fr.; de regering schrapt het bijzonder krediet van 500 miljoen voor de ziekteverzekering uit de begroting. Het Bestendig Comité sprak zich daarop met 123 stemmen tegen 36 uit voor een motie die, akte nemend van deze ‘aanzienlijke verbeteringen’, het ontwerp verklaarde te aanvaarden. De regering diende toen de drie gemelde amendementen in en op 14 februari werd de nieuwe belasting- en volmachtenwet in de Kamer goedgekeurd met 107 tegen 52 stemmen bij 7 onthoudingen.
Daarmee had de regering Van Acker de gevaarlijkste kaap die haar sedert haar ontstaan bedreigde, gelukkig omzeild en heeft ze veel kans om op dreef te blijven tot de volgende verkiezingen waarvoor minister Vanaudenhove als tijdstip april 1958 onthulde.
De wijziging in de afwijzende houding van de liberalen is natuurlijk niet te wijten aan de weinig-betekenende amendementen - volgens dhr. Liebaert zal de minder-opbrengst maar een goede 100 miljoen per jaar bedragen - maar veeleer aan een socialistische druk, om niet van chantage te spreken. Voor hun instemming zouden de liberalen beloond worden met een vaste hernieuwing van de coalitie na de volgende verkiezingen. Er zou zelfs aan een herziening van de
| |
| |
kieswet kunnen gedacht worden in de zin van de nationale apparentering, voordelig voor de kleine partijen.... Stemden de liberalen niet in met de wet, dan zouden ze voor eeuwig naar de oppositie verwezen worden; trouwens de arbeiders zouden voor de sociale voordelen in beweging komen en het patronaat nog zwaardere concessies afdwingen.
Zo ongeveer kwam het tot de definitieve liberale capitulatie, die hoogstwaarschijnlijk tot een zeer ernstige afbrokkeling van deze partij zal leiden. Tevens tot een bespoediging van de evolutie die van een driepartijenstelsel, met veelvuldige evenwichtige mogelijkheden, naar een tweepartijenstelsel gaat - met een mogelijke opslorping van alle anticlericale krachten door de B.S.P. In dit perspectief schijnen de socialistische kansen op de volstrekte macht te stijgen. Voor het praktische bereiken daarvan bestaan er in de B.S.P. wel twee richtingen; de ene, de pragmatische van dhr. Buset, zet, althans voorlopig, alles op het anticlericalisme en de medewerking met het liberalisme; dit echter behoort voor de andere richting, de doctrinaire, veeleer naar rechts. En deze richting, met haar tijdschriften Socialisme en La Gauche voelt meer voor een orthodox Marxisme. Haar opvattingen zijn onverbloemd tot uiting gekomen in de bespreking, door een zekere Defay, van het boek der Brusselse professoren De Smet en Evalenko over verkiezingssociologie. Een klassebewuste stand van werknemers brengt volgens de leer van Marx noodzakelijk een socialistische meerderheid met zich; deze ligt in het verschiet. De totale klassebewustheid wordt nog alleen geremd door de invloed van de Kerk en de christelijke arbeidersbeweging, en door de spreiding van werknemers op platteland en in eigen woningen. Deze elementen dienen dus uitgeschakeld: de Kerk, zonder de godsdienst rechtstreeks aan te vallen; de spreiding, door concentratie én van werkgelegenheid én van massawoningen. Daarenboven dienen de groep der werknemers aangevuld door proletarisering van het gedeelte van landbouw en middenstand dat alleen door protectie leefbaar kan gehouden worden: 170.000 van de 250.000 landbouwbedrijven moeten verdwijnen, de distributie moet in de grootwarenhuizen geconcentreerd worden o.m. door opheffing van de grendelwet. Ook de kleine, verspreide, weinig
personeel tellende onderneming dient geleidelijk uit de weg geruimd te worden en de industriële concentratie dient uit te monden in de nationalisatie van tenminste de basissectoren. De politiek dient intussen geheel gericht op de werknemers, voor wie, althans in de overgangsperiode, alle offers moeten kunnen gebracht worden.
Het is begrijpelijk dat ten aanzien van dit onverbloemd socialiseringsplan het christelijke kamp ongerust is geworden. Z. Em. de Kardinaal zelf vestigde in zijn Vastenbrief de aandacht op de gevaren van de socialistische politiek, niet zonder te zinspelen op de regimes achter het ijzeren gordijn. De christelijke pers bleek bezorgd voor een hervorming van de kieswet die de linkse meerderheid ook na 1958 zou bestendigen. Dit zou een grote bedreiging zijn voor de reeds zo weinig middelpuntzoekende christelijke politieke macht. Het lijkt echter dat de bezwaren tegen een nationale apparentering én juridisch én politiek onoverkomelijk zullen zijn. De gemelde onrust uit zich anderzijds ook in de christelijke reacties t.o.v. het militaire vraagstuk: gevreesd wordt een electoraal manoeuver van diensttijdvermindering op het laatste ogenblik, wellicht mede dank zij de doorzetting van het vrouwelijk vrijwilligerschap dat, dan toch door sommige waarborgen verzacht, op 28 februari door de Kamer werd goedgekeurd. De C.V.P. schijnt nu, gezien de traagheid waarmee de Gemengde Militaire Com- | |
| |
missie haar taak nakomt, desnoods daarbuiten een spoedige officiële stellingname te willen eisen, vooral na de verklaring van de minister die iedere vermindering in de huidige omstandigheden zou hebben uitgesloten.
In de Senaat werd het ontwerp Troclet op het bediendenpensioen goedgekeurd, dat een verbetering in de prestaties brengt maar toch in verhouding te zware lasten oplegt en daarenboven geheel etatistisch is georiënteerd. De oppositie slaagde erin enkele amendementen te doen aanvaarden, w.o. één betreffende de niet-aftrekbaarheid van de vergoeding voor ongeschiktheid ingevolge arbeidsongeval of beroepsziekte, samen met de liberalen tegen de socialisten. Ook ontlokte ze de minister een verklaring die schijnt te bevestigen dat de buitengewone verhoging met 2000 fr. van het pensioen inderdaad geheel door het stelsel, d.i. door de betrokkenen zelf gedragen wordt, zoals de C.V.P. inzake de sociale voordelen samenhangend met de belastingwet nooit heeft opgehouden te beweren. De regering verhoogde, anderzijds, de werklozenvergoedingen met 10%, juist voordat het voorstel Van den Daele, daartoe ingediend sedert mei 1955, besproken werd....
In de Senaat hield de Interparlementaire Benelux-Raad zijn eerste vergadering, op 22 februari.
Het Comité der missie-oversten van Belgisch Kongo en Roeanda-Oeroendi heeft publiek protest aangetekend tegen de eenzijdige schending van het akkoord van 28-8-1956 door de minister, in verband met de scholen voor administratie.
De Algemene Raad van de UNO heeft een resolutie gestemd om België ertoe aan te zetten zo spoedig mogelijk een einde te stellen aan de voogdij over Roeanda-Oeroendi.
De besprekingen over Euratom en de Euromarkt hebben geleid tot een overeenkomst over de eigendom van het splitsbaar materiaal en over de geleidelijke inschakeling van de overzeese gebiedsdelen van Frankrijk en België in de Europese markt. Deze laatste beschikkingen binden in zekere mate Europa aan het Franse kolonialisme en zijn weer helemaal getroffen in het perspectief van de concessies aan Frankrijk, dat de EDG verwierp....
L. Deraedt
|
|