| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
MEER dan ooit is sedert de tweede helft van 1956 het Midden-Oosten het hachelijk terrein geworden van de internationale politiek. Van Lybië tot Pakistan, en van Turkije in het noorden tot het Arabische schiereiland in het zuiden zijn onderling de verhoudingen gespannen, terwijl Brittannië, Frankrijk, de V. Staten en de Sovjet-Unie er elkaars rivalen waren. De twee eerstgenoemde mogendheden zijn, slachtoffers van hun overijldheid, voorlopig uitgeschakeld, maar tussen Moskou en Washington is de rivaliteit des te heftiger geworden. Dulles verklaarde in het Huis van Afgevaardigden, dat, indien de Sovjets het Midden-Oosten in hun macht kregen, dit de grootste overwinning zou zijn, die zij zouden kunnen behalen. Zij zouden dan in feite Europa zonder oorlog in hun macht hebben. Met deze woorden onderstreepte hij wat president Eisenhower in zijn boodschap aan het Congres had uitgesproken: ‘De Russische heersers hebben al lang geprobeerd het Midden-Oosten te overheersen, in verband met hun doel de wereld communistisch te maken’. Daarom vroeg Eisenhower om machtiging Amerikaanse strijdkrachten te gebruiken ter bescherming van de territoriale onschendbaarheid en politieke onafhankelijkheid van ongeacht welk land in het Midden-Oosten dat om een dergelijke hulp vraagt. Dit ‘Eisenhower-plan’ vond instemming bij de meeste niet-communistische staten. Van Sovjetzijde en eveneens van communistisch China en van Nehroe kwam echter de afkeuring, dat het plan, in strijd zijnde met de beginselen van de V.N., een ernstige bedreiging van de vrede en de veiligheid in het Midden-Oosten inhield. Het Amerikaanse Congres was niet onverdeeld gunstig voor het plan gestemd. Hier zag men het gevaar meer in de subversieve activiteiten van Moskou dan in een openlijke agressie en vreesde van de andere kant zich bij voorbaat vast te leggen aan een oorlogsverklaring door de president. De verbondenen van het Bagdadpact hebben te Ankara
verklaard, dat zij met de plannen van Eisenhower instemden, omdat deze de welvaart en de vrede in het Midden-Oosten konden bevorderen. Maar Egypte, Syrië, Saoudi-Arabië en Jordanië beschouwden de Eisenhower-doctrine als imperialistisch en hebben ze van de hand gewezen. Zo er al, zoals Eisenhower gezegd had, ‘een politiek vacuum’ bestond, was het niet aan de V. Staten dit op te vullen, maar aan de Arabische staten zelf. Met de 200 miljoen dollar, die Eisenhower eventueel ter beschikking zou stellen, was het anders gesteld. Zowel Syrië als Egypte waren niet ongenegen economische hulp te aanvaarden, zonder zich echter politiek te willen binden.
Overigens voelde president Nasser, nadat Frankrijk en Brittannië de terugtocht hadden aanvaard, zich overwinnaar. Hij liet bekendmaken, dat het verdrag tussen Egypte en Groot-Brittannië in 1954 gesloten, door hem als van nul en gener waarde werd beschouwd. Volgens dit verdrag mochten nog 4000 man burgerpersoneel in de Kanaalzone blijven voor het onderhoud van de militaire installaties en werd aan Groot-Brittannië het recht toegekend de verlaten steunpunten opnieuw te bezetten in geval van een gewapende aanval door een niet in het Midden-Oosten gelegen land op Turkije of op een lid van de Arabische liga. Franse en Britse eigendommen werden ‘geëgyptiseerd’. Intussen is de kwestie
| |
| |
van het Kanaal, waarom alles begonnen was, maar langzaam gevorderd. De zes beginselen te Londen aanvaard, hangen in de lucht. Nasser heeft verklaard, dat hij wel internationale samenwerking wil aanvaarden, maar geen internationaal beheer. Wel heeft hij, niet zonder vertraging, toegestemd in een opruiming en berging van het Kanaal onder leiding van generaal Wheeler, maar tevens heeft hij gedreigd het Kanaal voor Britse en Franse schepen gesloten te houden, indien niet de Israëliërs de strook van Gaza verlaten. Ben Goerion maakte met zijn terugtocht tot binnen de demarcatielinie geen haast. Onder het motief het gevaar van Egyptische aanvallen vanuit Gaza te willen voorkomen, bleef hij zijn strijdkrachten in de Gazastrip handhaven om van de vrije scheepvaart in de golf van Akaba verzekerd te zijn. ‘Met teleurstelling en bezorgdheid’ constateerde de Algemene Vergadering van de V.N. dat nog niet geheel Egypte ontruimd was en droeg Hammerskjoeld op binnen vijf dagen rapport over deze zaak uit te brengen. Een nog zwaardere taak werd de secretaris op de schouders gelegd door de opdracht om van Egypte gedaan te krijgen, dat het internationale politieleger in de streek van Gaza en langs de golf van Akaba zou gecontinueerd worden. Maar minister Fawzi verwierp elke poging om het internationale politie-leger om te vormen tot een internationale bezettingsmacht, die de Egyptische politiek zou beïnvloeden. En Goerion zal ook niet voor economische sancties wijken, zolang hij niet verzekerd is van de veiligheid bij Gaza en de vrije doorvaart door de golf van Akaba.
Had Eden gehoopt door zijn aanval op Egypte Nasser ten val te brengen, het liep precies andersom: Nasser bleef en de Britse diplomaat, die geen staatsman was gebleken, nam zijn ontslag om zijn ‘slechte gezondheid’, die voor een niet gering deel verergerd was door het Egyptische avontuur. Het tragische van dit ontslag ligt in de omstandigheid, dat Eden, die gedurende zijn diplomatieke carrière er trots op ging, als kampioen van de vrede te zijn opgetreden, ten laatste ten val is gekomen, omdat hij zijn land en de wereld voor het risico plaatste van een.... oorlog. Tot teleurstelling van minister Butler, die belast werd met binnenlandse zaken, wees koningin Elizabeth MacMillan tot premier aan. Hij verminderde het kern-ministerie van 19 tot 18 en handhaafde - wat niemand verwacht had - Selwyn Lloyd als minister van buitenlandse zaken. Men mag dit opvatten als een bewijs, dat MacMillan vasthoudt aan de Britse onverzoenlijke politiek jegens Nasser. Merkwaardig ook was de benoeming van de industrieel Sir Percy Mills tot minister van ‘Energievoorziening’, met de bedoeling vaart te zetten achter de plannen tot ontwikkeling der atoomenergie voor vreedzame doeleinden.
Behalve met Egypte ligt Brittannië ook overhoop met Jemen, welks vorst, opgehitst door aan Engeland vijandige staten, zich beklaagde, dat van uit Aden de grenslijnen, die grotendeels door een woestijn lopen, niet worden geëerbiedigd. De vorst bracht de zaak voor de V.N.
Na het mislukken van de Egyptische expeditie heeft de Franse regering meer rechtstreeks de aandacht op Algerije gericht. Mollet legde, in overeenstemming met generaal Lacoste in de Assemblée een verklaring af, waarbij hij als fixatiepunt voor de toekomst, uitgaande van de politieke, economische en sociale gelijkheid van de Europese en mohammedaanse gemeenschappen, hun rechten globaal uiteenzette om aldus tot herstel en handhaving van de rust te komen.
Niettegenstaande de bestrijding door Mendès-France en anderen, verkreeg de Franse premier Mollet, met een geringe meerderheid de voorlopige steun om
| |
| |
deel te nemen aan de ‘Euromarkt’. De Franse voorwaarden zijn echter niet gering: een voor Frankrijk voordelige regeling voor de landbouwprodukten, voorkeur voor het betrekken van produkten uit de Franse overzeese produkten en aandeel in de investeringen in die gebieden. ‘Klein Europa’ (de 5 overige staten) zal bedenktijd nodig hebben om in deze privileges toe te stemmen.
Door de geboorte van prinses Carolina van Monaco, zijn de Monagasken bevrijd van het schrikbeeld van een inlijving bij Frankrijk, die hun dienstplicht en belasting zou hebben gebracht.
Een jaar geleden bezorgde Kroestsjef de wereld de sensatie van de erkenning, dat Stalin een schurk was geweest. Het was nodig tot ‘destalinisatie’ over te gaan en de satellietstaten hun eigen weg naar het ‘socialisme’ te laten volgen. Tito triomfeerde, maar kreeg al spoedig van Chinese zijde te horen, dat Stalins verdiensten nog altijd nummer één zijn en dat Tito's redevoeringen en geschrijf niet beschouwd kunnen worden als een juist afgewogen kritiek. De Chinese Volksrepubliek van Mao is nog te jong om het zonder het Stalinistisch systeem te kunnen stellen. Zij zond haar premier Tsjoe En Lai naar Moskou om zulks de heersers onder het oog te brengen. Bij de receptie liet Kroestsjef zich weer eens als hofnar gaan. ‘Stalin is ons als communist een voorbeeld geweest’. En, hoewel atheïst, riep hij uit: ‘Geve God, dat iedereen kan strijden voor de arbeiders als Stalin’. Op het einde van zijn improvisatie bedreigde hij alle niet-communisten met het laatste oordeel, ‘want dat zal tegen u gelden, als de eindrekening wordt opgemaakt’. Zo keerde Kroestsjef zijn jasje om!
Bij die gelegenheid was Tsjoe En Lai uit Budapest en Warschau teruggekeerd en verklaarde: ‘De krachten van de vrede, de democratie en het socialisme hebben het gewonnen van de krachten van de reactie. De socialistische landen zijn souverein en onafhankelijke, gelijkwaardige landen. Bij tijden ging niet alles goed in hun betrekkingen. Maar alles is weer in der minne geschikt’. Voor Hongarije wilde dit zeggen, dat Kádár de straffen tegen ‘rebellen’ verscherpte, de leiders der arbeiders met executies uit de weg ruimde, de federatie van Hongaarse schrijvers gelastte alle activiteit te staken, 8 leiders van studentenverenigingen arresteerde en de universiteiten ‘tot nader order’ gesloten hield.
De besprekingen in Warschau met Gomulka wierpen de schuld voor de spanningen in de internationale verhoudingen op de ‘imperialisten’ en stelden vast, dat de betrekkingen tussen socialistische landen gebaseerd moesten zijn op beginselen van respect voor de wederzijdse souvereiniteit en niet-inmenging in elkaars binnenlandse aangelegenheden, maar onder Sovjet-leiding!
De verkiezingen in Polen voor de Sejm waren de eerste in de Sovjet-staten, waarbij enige vrijheid van stemmen te pas kwam. De kiezers stemden wel op een eenheidslijst, maar zij konden de hun onwelgevallige namen doorschrappen. Voor het overgrote deel der kiezers waren de communistische namen, die bovenaan op de lijst stonden, onsympatiek. Het gevaar bestond, dat de katholieken zukl een ruim gebruik van deze faculteit zouden maken, dat er voor de communistische verenigde arbeiderspartij, de verenigde boerenpartij en de democratische partij zo goed als geen zetel disponibel zou blijven. In zijn radio-uitzendingen had Gomulka in tamelijk onbedekte termen er op gewezen, dat een boycot van de officiële machthebbers ten gevolge kon hebben een herstel van de Russische opperheerschappij en de waarschijnlijkheid, dat Polen van de kaart van Europa zou weggevaagd worden. Ook kardinaal Wyszynski, die aan het huidige systeem de voorkeur geeft boven het vorige, spoorde met zijn geestelijkheid de gelovigen
| |
| |
aan ter stembus te trekken. Van de 458 zetels verkregen de communisten er 236. Door de katholieken werden ongeveer 20 zetels bezet.
| |
Nederland
Tengevolge van de bestedingsbeperking is sinds de aanvang van 1957 de suiker 3½ cent per kilo duurder geworden, is de benzine 45 cent per liter gaan kosten en de jenever per liter circa 90 cent in prijs gestegen. De vrijstelling van de omzetbelasting op textiel heeft de regering gecontinueerd, waarmee zij 70 miljoen gulden prijsgaf. Er zal worden aangestuurd op volledige afschaffing van consumentensubsidies b.v. voor melk, die 60 miljoen gulden bedraagt. Wat de regering zelf betreft, ook zij streeft naar bezuiniging door het burgerlijk rijkspersoneel zoveel mogelijk te beperken, door het onvervuld laten van vacatures, het afremmen van personeelsuitbreidingen en inkrimping van het apparaat.
Het heeft lang geduurd alvorens de benoeming van de burgemeesters der twee hoofdsteden, Amsterdam en den Haag, afkwam. Dat als opvolger van mr. d'Ailly wederom een lid van de P.v.d.A. werd benoemd, de heer mr. G. van Hall, vond bij niemand aanstoot. Maar dat in den Haag voor het eerst sinds vier eeuwen een katholiek, mr. H. Kolfschoten, als hoofd van de gemeente zou optreden, gaf aanleiding tot een protestvergadering - ‘bezinningsbijeenkomst’ genoemd - waarin het verbreken van een oude protestantse traditie als een soort misdaad werd gebrandmerkt. ‘In liefde’ begonnen eindigde de bijeenkomst met woorden van haat tegen de paus en de katholieke Kerk, die herinnering opriepen aan de taal der eerste geuzen.
De verhouding tussen den Haag en Djakarta blijft onveranderlijk stekelig en doornig. De Nederlandse regering, overtuigd, dat de processen tegen de Nederlanders een schending van de rechten van de mens zijn, had voorgesteld, dat de Indonesische regering de rechtsmacht van het Internationale Gerechtshof zou erkennen, in de hoop, op die wijze een onafhankelijk oordeel over de tegen de Nederlanders gevoerde processen te verkrijgen. Als antwoord op dit voorstel kwam een verontwaardigde nota, waarin beweerd werd, dat de processen in Indonesië in overeenstemming met het internationale recht waren gevoerd!
Hoewel naar alle waarschijnlijkheid binnenkort de kwestie-N.-Guinea in de V.N. zal worden besproken, gaat de aandacht in Indonesië in de eerste plaats uit naar de politieke crisis in het land zelf. Uit ontevredenheid over het ministerie van Ali Sastroamidjojo hebben in Midden- en Noord-Sumatra militaire leiders Simbolon en Ahmad Hussein militaire Raden opgericht, die weigeren zich aan de bevelen van Djakarta te storen. Zelfs een delegatie, die kwam onderhandelen, werd onverrichter zake teruggestuurd. Een zwaardere slag werd aan het coalitiekabinet toegebracht, toen de Masjumi-ministers, vijf in getal, zich uit het kabinet terugtrokken, met nog twee andere Islamitische ministers, terwijl de katholieke en de protestantse ministers een afwachtende houding aannamen. Soekarno nam aanvankelijk de zaak luchtig op, sprak van kinderziekte en deed een beroep op de bevolking om de eenheid te bewaren. Tenslotte kwam hij met een ‘conceptie’ voor de dag, waaraan zijn bezoeken aan Moskou en Peking wel niet vreemd zullen geweest zijn. Hij kondigde aan, dat hij binnenkort een adviserende of revolutionaire raad zou instellen, welke onder zijn eigen leiding zou staan, en waaraan de regering verantwoording verschuldigd zou zijn.
1-2-1957
K.J.D.
| |
| |
| |
België
Op 15 januari 1957 diende de Eerste-Minister, dhr. Van Acker, in de Kamer persoonlijk het wetsontwerp ‘houdende sommige bepalingen op financieel, economisch en sociaal gebied’ in. Het werd naar een bijzondere commissie van 23 leden verwezen die het spoedonderzoek aanvatte. Onmiddellijk werd het nieuwe ontwerp door de C.V.P. en de christelijke opinie op hevige kritiek onthaald. Deze kritiek richtte zich, algemeen gezien, minder tegen het beginsel der heffing en haar aanwending, dan tegen het feit dat de regering een zeer uitgebreide reeks volmachten vraagt. Deze zouden zich uitstrekken over de gehele maatschappelijke zekerheid, over bevoorrading, distributie en prijzen, over het onrechtstreekse en rechtstreekse arbeidersloon, over het financiële en personeelsbeleid der parastatalen. Tot einde 1957 zou de regering, lees de socialisten, op al deze gebieden eigenmachtig kunnen tewerk gaan, bestaande wetten fundamenteel wijzigen zonder tussenkomst van het parlement, hoogstwaarschijnlijk tevens (dit juridisch probleem is nog niet zeer klaar) door haar besluiten, lees besluit-wetten, de uitvoerende macht in de toekomst binden. In feite zou op economisch en sociaal gebied kunnen geregeerd worden alsof de socialisten reeds de door hen gedroomde volstrekte meerderheid bezaten. Het grote gevaar van het ontwerp is daarenboven dat het, in de grond belasting- en volmachtwet, voorgesteld wordt als sociale wet. En het antwoord van de socialistische pers op de rechtse kritiek liet geen twijfel: de bedoeling is, de tegenstanders van het ontwerp als anti-sociaal te discrediteren bij de openbare opinie van wie gehoopt wordt dat ze in haar argeloosheid een wetgeving zal aanvaarden waarvoor het woord dictatoriaal nauwelijks te sterk lijkt. Op de C.V.P.-partijraad van 26 januari werd het sociale aspect van de wet tot zijn juiste verhoudingen herleid: het gaat om een aanpassing van de sociale vergoedingen aan de gestegen levensduurte (alleen de pensioenen ondergaan
een zekere reële verhoging), maar de arbeiders zijn zelf voor 650 miljoen in de financiering betrokken en de arbeiders aan het werk, zien, zonder tegenprestatie, hun loon geblokkeerd. Door het indienen van wetsvoorstellen met dezelfde sociale draagwijdte als de heffingswet, wist de C.V.P. intussen het socialistisch maneuver geschikt te pareren.
Is dit sociale uitzicht voor de opinie wellicht het belangrijkste, in de grond krijgt het ontwerp zijn volle zwaarte door de volmachten. Aan linkse zijde is men het zich wel bewust dat hier een zeer delicaat aspect van de wet ligt: Syndicalist in Volksgazet legde zelf de nadruk op de noodzaak om dit karakter van de wet overtuigend te wettigen (een lastige taak!) en wanneer minister Rey zich over de radio tot de bevolking wendde, repte hij voorzichtigheidshalve met geen woord over de volmachten! Men mag nochtans aannemen dat deze een der voornaamste redenen uitmaken van het groeiende verzet bij de liberalen (naast de financiële belangen die er nog steeds invloedrijk zijn). Ondanks nieuwe concessies op gebied van erkenning der liberale syndicaten (deze onbetekenende groeperingen zijn thans reeds in 67 van de 72 paritaire commissies vertegenwoordigd) kon de regering niet verhinderen dat een commissie der liberale tegenstanders van het ontwerp, onder impuls van de invloedrijke heren Motz en Vanderschueren, bijeenkwam om amendementen uit te werken. De regering verwierp deze amendementen, bracht zelf enkele tekstverbeteringen aan en loodste het ontwerp dan toch door de bijzondere Kamercommissie. De reactie van de
| |
| |
liberale tegenstanders op de vergadering der beide groepen van 31 januari was zo hevig, dat de stemming er moest worden vrij gelaten. Gezien de halsstarrigheid van de Eerste-Minister, die een eenparige stemming van het ongeamendeerde ontwerp eist, lijkt het lot van de regering nog steeds in het onzekere te zweven. Maar de liberalen staan wel, tussen hun principes en hun onmiddellijk belang, voor een zeker dilemma: houden zij de coalitie recht, dan wordt een socialistische politiek gevoerd en verliezen zij de laatste sympathieën, maar mogen zij er waarschijnlijk op rekenen in een nieuwe legislatuur naast de socialisten in de regering te blijven - en dat is voor een kleine partij als de liberalen heel belangrijk; laten zij de coalitie vallen, dan zijn nieuwe verkiezingen wellicht niet meer uit te stellen, d.w.z. een liberale nederlaag en, hoogstwaarschijnlijk, een fatale oppositiekuur. Niemand verwacht inderdaad dat de socialisten, indien de regering op dit punt valt, verliezen zullen lijden. Wellicht handhaven zij hun positie, temeer daar een nieuwe opslorping van communisten mag verwacht worden - de toetreding van de communist Van Hoorick tot de B.S.P. in Aalst, waar het socialisme dringend een nieuwe voorman nodig heeft, is symptomatisch. En zelfs de rebellerende vleugel van het A.B.V.V. onder Renard is het op dit stuk met Buset eens: de B.S.P. moet naar de volstrekte meerderheid streven. Het nieuw opgerichte weekblad La Gauche heeft het uitdrukkelijk bevestigd. Hoe deze delicate positie van het liberalisme bij sommigen tot een waar gewetensconflict wordt, blijkt uit de reactiehouding van een Coulouvaux die zich plotseling druk maakt om de grondwetsherziening. Maar indien in de C.V.P. al een strekking bestond om - omwille van de Europese verdragen - de vroegere weigering tot medewerking weer in te trekken, dan hebben de linksen dit door hun volmachtwet volstrekt onmogelijk gemaakt.
Terwijl de strijd om de volmachten volop aan de gang is, blijft de inflatoire strekking zich ontwikkelen. Het indexcijfer is opnieuw gestegen, en een reeks prijsverhogingen zijn toegestaan of in het vooruitzicht gesteld, voor steenkolen (waar de bevoorradingsmoeilijkheden voortduren), voor bouwmaterialen, wellicht voor bier (een ernstige zaak in België!) enz. Dank zij de in vorige kroniek vermelde lapmiddelen, waarover in de Senaat met kracht werd geïnterpelleerd, zijn de onmiddellijke betalingsmoeilijkheden blijkbaar voorlopig voorbij, maar die financiële zorgen komen periodisch, sterker, terug.
Opzienbarend was het ontslag van de linkse rector der Gentse Universiteit, gevolgd door andere beheerders om reden van verwaarlozing der universiteit door de staat, maar ook - en dit is zeer pikant - omwille van partijdige benoemingen van linkse krachten (blijkbaar van twijfelachtige kwaliteit)....
De vorig jaar in het vooruitzicht gestelde commissie voor het wetenschappelijk onderzoek, onder voorzitterschap van Z.M. Koning Leopold, werd opgericht.
In christelijke kringen doet het probleem van de vrouwelijke vrijwillige legerdienst veel stof opwaaien. In de grond gaat het erom, de vrouwen die in administratieve en sanitaire diensten van het leger tewerkgesteld zijn, een statuut te bezorgen. De Middenstands- en Burgervrouwen, van wie het verzet vooral uitgaat, vrezen dat het voluntariaat een eerste stap naar verdergaande incorporatie van vrouwen zou kunnen worden. De amendementen van de niet zo skeptische Mw. De Moor-Van Sina, die bepaalde waarborgen van familiaal en vrouwelijk standpunt op het oog hebben, werden echter door de Kamercommissie verworpen.
L. Deraedt
|
|