| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
ONVERMINDERD gaat in Hongarije de vrijheidsstrijd door. De marionettenregering van Kádár, die door haar herhaalde woordbreuk alle vertrouwen verspeeld heeft, onderhandelde aanvankelijk met arbeidersdelegaties over de terugkeer van Nagy, vrije verkiezingen en terugtrekking der Russische troepen, maar spoedig ging zij over tot de jacht op de arbeidersleiders, kondigde het standrecht af, eiste inlevering van wapens, met geen ander gevolg dan dat de strijd weer oplaaide en een 48-urige algemene staking geproclameerd werd. Een economische chaos bracht het land op de rand van de afgrond. Men kan zich indenken, dat in zulke omstandigheden de Hongaars-Russische dictatuur niet gesteld was op bezoek van toeschouwers. Herhaaldelijk hebben de V.N. aangedrongen op toelating van door haar te zenden ‘waarnemers’. Dit verzoek bleef onbeantwoord, tot tenlaatste de Hongaarse delegatie bij de V.N., onder leiding van de minister van buitenlandse zaken, Imre Horvath, al protesterend de vergadering verliet, onder voorwendsel, dat de gebeurtenissen in Hongarije een ‘puur binnenlandse aangelegenheid’ zouden zijn. Hoogstens was men bereid de secretaris der V.N. Hammerskjoeld te ontvangen. Het bezoek was afgesproken voor de 16de december. Voor het zover was, kreeg echter de algemene secretaris bericht, dat hij op een ‘later tijdstip’ welkom zou zijn. In de vergadering der V.N. kwam een door 20 landen ondertekende scherpe resolutie, die tevergeefs enkele Aziatische staten gepoogd hadden te verzachten, in behandeling, waarbij de Sovjet-Unie werd veroordeeld, omdat haar optreden in Hongarije een schending was van het Handvest en waarin haar gevraagd werd haar troepen uit Hongarije terug te trekken. Zij werd met overgrote meerderheid aangenomen maar bleef onbeantwoord. Als tegenzet verzocht de Sovjet-gedelegeerde ‘de inmenging van Amerika in de binnenlandse aangelegenheden der volksdemocratieën en zijn
ondermijnende activiteit tegen deze landen’ op de agenda te plaatsen. De Amerikaan Cabot Lodge antwoordde hierop: ‘Laat Moskou waarnemers van de V.N. toelaten in Hongarije en de wereld zal spoedig weten of deze Russische beschuldiging waar of onwaar is’.
Ter weerlegging van deze beschuldiging verklaarde Dulles in een persconferentie, dat de V. Staten geenszins het verlangen hebben munt te slaan uit de situatie in Oost-Europa. Zij wensen de satellietstaten niet om te vormen tot een ‘cordon sanitaire’ rondom Moskou, maar zijn van oordeel, dat de geleidelijke ontwikkeling van de Oosteuropese landen tot onafhankelijke staten zal worden versneld als aan de Sovjet-Unie ruimte wordt gegeven om compromissen te sluiten.
De grote zorg van de Poolse premier Gomulka is hoe hij de Polen van opstand kan weerhouden om Sovjet-gewelddaden te voorkomen. De onlusten in Stettin, Breslau en elders werden toegeschreven aan ‘straatschenders en misdadige elementen’, die hun ‘hoge levenstemperatuur’ niet konden bedwingen. Met de Sovjet werd te Warschau een overeenkomst gesloten, waarbij een tijdelijke legering van Sovjet-troepen in Polen werd aanvaard. Op papier ziet dit verdrag er
| |
| |
betrekkelijk gunstig uit. Op geen enkele wijze wordt inbreuk gemaakt op de Poolse souvereine rechten. Niets kan leiden tot inmenging van de Russische troepen in de Poolse binnenlandse aangelegenheden. De Poolse autoriteiten hebben het laatste woord bij alle beslissingen over deze Russische troepen. Zelfs werd gezegd dat de overeenkomst een uitstekend voorbeeld is voor de wijze, waarop de betrekkingen tussen de Oosteuropese landen en de Sovjet-Unie geregeld kunnen en moeten worden. Want de overeenkomst bevestigt het beginsel, dat de Polen meester zijn in eigen land! Aldus de Poolse premier Cyrankiewicz. De toekomst zal leren hoe lang de Russen hun woord houden. Het is duidelijk, dat zij van Polen geen tweede Hongarije willen maken. Dat de katholieke Kerk thans een beperkte vrijheid geniet en dat zelfs de primaat openlijk kan optreden ter verdediging der kerkelijke rechten blijft een precaire zaak, afhankelijk van de loop der gebeurtenissen.
Medio december had in het Palais Chaillot te Parijs een Nato-conferentie plaats, wier belangrijkheid moeilijk kan onderschat worden. De Nato indertijd met zoveel enthousiasme opgericht, begon scheuren te tonen en lelijk af te brokkelen. Meer en meer gingen de vijftien leden hun eigen gang. IJsland maakte bezwaar tegen het Amerikaanse vliegveld op zijn gebied, Griekenland, verstoord op Groot-Brittannië wegens Cyprus, hield zich op een afstand, West-Duitsland bleef in gebreke zijn leger op te bouwen. Frankrijk zond een deel van zijn troepen, tegen het verdrag in, naar Algerije en Engeland wenste niet langer het onderhoud van zijn troepen in Duitsland te betalen. En toen Frankrijk en Engeland eigenmachtig, buiten de V. Staten om, hun oorlog tegen Egypte begonnen, scheen de Nato, als bolwerk tegen het Sovjet-imperialisme opgericht, in puin te liggen. Deze inzinking was des te gevaarlijker, gelijk Dulles opmerkte, omdat de Sovjet-machthebbers zich voor moeilijkheden geplaatst zagen, waaraan zij slechts door oorlogsrisico konden menen te ontsnappen. Het rapport van de ‘drie wijzen’, Pearson, Martino en Lange om de militaire samenwerking ook in politicis uit te breiden, werd in beginsel aanvaard. Met name werd goedgevonden, dat, indien Nato-leden hun geschillen niet rechtstreeks konden oplossen, de andere leden zouden ingeschakeld worden ter bemiddeling. De taak van de secretaris-generaal der Nato, waartoe Spaak benoemd werd, werd uitgebreid met de bevoegdheid om op ieder ogenblik in geval van geschillen, zijn goede diensten te kunnen aanbieden. Dulles wenste de ‘meningsverschillen van het verleden’ te begraven en verzekerde, dat de V. Staten bereid zijn de westelijke eenheid te versterken tegen dreiging van agressie. Op de vraag van minister Staf, hoe het zat met de tactische atoom-wapens voor de Nato-strijdkrachten, antwoordde de Amerikaanse minister van defensie, Wilson, dat de huidige Amerikaanse wetgeving niet toeliet, dat de
controle over atoomwapens aan andere landen werd overgedragen, maar dat de regering wel bereid was zekere soorten van moderne wapens, waaronder zowel voor het afschieten van conventionele als atoommunitie, ter beschikking te stellen. De Raad hield zich aan zijn louter defensief karakter. Hij hoopte, door het mobiliseren van de wereldopinie de Sovjet-Unie er toe te bewegen haar troepen uit Hongarije terug te trekken. Een opstand der Oost-Duitsers diende voorkomen te worden, opdat de West-Duitsers en met hen de landen van de Nato niet gedwongen zouden worden te hulp te komen en aldus in een derde wereldoorlog gesleept te worden.
In het Midden-Oosten is Syrië het onberekenbare woelwater. Daar heeft het leger onder leiding van de Russisch-gezinde kolonel Serrai, president Kuwatly
| |
| |
praktisch tot zijn gevangene gemaakt en als bewijs voor zijn aanhankelijkheid aan Nasser de olieleiding van Irak naar de kust afgesneden. Tevens werd een laster-campagne tegen de politiek van Irak's premier, Nuri es-Said ingezet, met de bedoeling het Bagdad-pact tussen Turkije, Pakistan, Irak en Perzië te vernietigen. Op aandrang van Irak, dat tevens om wapens vroeg, heeft de Amerikaanse regering verklaard, dat zij elke bedreiging van de onschendbaarheid van het grondgebied der vier verbonden staten als ‘buitengewoon ernstig’ zal beschouwen. Syrië was hard op weg een Sovjet-kolonie te worden. Het ontving wapens en materiaal van Moskou en een groot aantal Russische raadgevers en technici bevonden zich in de Syrische gelederen. Niettemin zette de Syrische regering uiteen, dat zij een onafhankelijke politiek voerde, nl. een nationale Arabische politiek, die gebaseerd was op ‘positieve neutraliteit’, zonder blokvorming of een koude oorlog na te streven.
Na de pro-Egyptische uitslag der verkiezingen in Jordanië liep de nieuwe regering te hard van stapel. Zij verklaarde voornemens te zijn het Brits-Jordaans verdrag van 1948 te beëindigen en alle stappen en maatregelen te nemen om dit voornemen uit te voeren. Het Bagdadpact was een ernstig gevaar voor de Arabische wereld. Het parlement juichte deze dappere taal toe. Maar na enig nadenken kwam de Jordaanse regering tot het inzicht, dat het wegvallen van de jaarlijkse Britse subsidie van 33,6 miljoen niet uit andere fondsen zou gecompenseerd worden. Derhalve had het heldhaftige plan geen voortgang.
Ook Libanon bleef niet onberoerd. Er werd een complot, gesteund door Egypte, ontdekt, om de president, Camille Chamoun, te dwingen zijn betrekkingen met de westerse mogendheden af te breken. De president wist zich te handhaven en benoemde een pro-Amerikaans kabinet onder Sami el Solh, waarvan de minister van buitenlandse zaken als goed vriend van Amerika bekend stond.
Met het terugtrekken der Frans-Britse troepen uit de Kanaalzone was heel wat meer tijd gemoeid dan met hun landing. Om zich voor de toekomst de Egyptenaren van het lijf te houden, pasten de Israëliërs de politiek van de verschroeide aarde toe en weigerden de strook van Gaza te ontruimen. Generaal Burns, hoofd van het internationale V.N.-legertje, had tot opdracht de vijandelijke partijen tijdens de evacuatie van elkaar gescheiden te houden. Te Port Said lukte dit maar half. Want de Egyptenaren aldaar vielen niet alleen de Britse militairen aan, maar lieten zelfs de internationale troepen niet met rust. Een protest van Burns en van de Britse aanvoerder, generaal Stockwell, werd afgewezen door Nasser, dat hij geen verbinding had met Port Said en derhalve ook geen verantwoordelijkheid voor deze incidenten droeg. Wel was hij verantwoordelijk voor de deportatie van Joden uit Egypte en voor de mishandeling van Britse onderdanen, waarover een klacht bij de V.N. werd ingebracht. Nasser stond op het standpunt, dat de schoonmaak van het Kanaal eerst ter hand zou genomen worden, als de laatste Brit en Fransman de zone ontruimd zouden hebben. Hoewel dit werk namens de Uno aan Burns was toevertrouwd, was het duidelijk, dat Hammerskjoeld met Nasser rekening had te houden. Nasser nu wilde niets weten van Frans-Britse medewerking aan het bergingswerk. Hij wilde wel hun schepen, maar niet hun bemanning in dienst nemen. Het kwam tot een compromis, dat de Britten hun schepen disponibel stelden en dat de bemanning, niet in militair, maar in civiel gekleed, dienst zou doen. Tegen Kerstmis werd eindelijk tot het opruimingswerk overgegaan.
Nauwelijks was Eden, uit Jamaica hersteld teruggekeerd en met weinig égards
| |
| |
in het Lagerhuis ontvangen, of het ontwerp-Racliffe tot regeling van Cyprus werd gepubliceerd. Deze ‘liberale’ grondwet voor Cyprus bood een grote mate van zelfbestuur (niet van ‘zelfbeschikking’) aan, onder toezicht van de Britse gouverneur op buitenlandse zaken. verdediging en binnenlandse veiligheid. Er zal een grotendeels gekozen parlement komen met een meerderheid van Griekse Cyprioten, terwijl de rechten van de Turkse minderheid gewaarborgd worden. De Grieken zijn er echter niet mee tevreden, omdat zij het recht handhaven zich bij Griekenland aan te sluiten.
| |
Nederland
Bij de behandeling van het wetsvoorstel van de minister van financiën om de accijns op het gedistilleerd te verhogen, een bijzonder invoerrecht op de benzine te heffen en de omzetbelasting op textiel op te heffen, bleek plotseling, althans uit de door de minister verstrekte cijfers, dat onze welvaart uiterst labiel was. Het tekort op onze betalingsbalans lag tussen de 500 à 600 miljoen. De deviezenreserves vloeien maandelijks in hoger mate naar het buitenland. Om het evenwicht te handhaven leek het de minister nodig, de bestedingen met 700 miljoen te beperken, zowel van de overheid als van de particulieren. Volgens de socialistische leer is het eenvoudigste en meest probate middel de belasting te verhogen, maar tegen deze oplossing zijn gerechtvaardigde bezwaren in te brengen. Het werd dan ook een vraag of de minister uit ‘principiënreiterei’ de toestand niet te somber had voorgesteld.
Ter verdediging van de begroting van buitenlandse zaken hield minister Luns een krachtige rede, waarvan de gespannen internationale toestand het onderwerp was. Door de aanval op Hongarije was gebleken, dat de politiek van ‘vreedzame coëxistentie’ een sluwe poging was om de waakzaamheid der overige landen te ondermijnen. Van de Frans-Britse activiteit bij het Suezkanaal waren de V. Staten terecht onkundig gelaten, juist om moeilijkheden te voorkomen. De staat Israël zonder meer als agressor te doodverven, was een blunder van Washington, des te schokkender, omdat het Witte Huis in deze zaak met het Kremlin samenging. Frankrijk en Engeland te verplichten ten voordele van een overdreven nationalisme en van de dictatuur van Nasser terug te trekken, kon tot een rampzalige verwijdering leiden tussen Amerika en West-Europa. In de Uno was de minister droevig teleurgesteld. Er was een daling van het intellectuele niveau, groeiende onwil om te luisteren naar debatten en het gevaar van een dubbele moraal. Dat bij de Uno-troepen Nederland was uitgesloten, kon wel samenhangen met de wensen van kolonel Nasser, die geen vertrouwen stelt in verdedigers van Israël.
Minister Cals, die zich door het bijwonen van het congres der A.N.O.F. in het hol van de leeuw had gewaagd en de fiolen van toorn over zijn hoofd had laten uitgieten, haalde in de Tweede Kamer bij de verdediging van zijn begroting van Onderwijs zijn veren terug. In een uitstekende rede, die vier uur in beslag nam, toonde hij aan, dat het haperen van het georganiseerd overleg meer te wijten was aan de eisen van de A.N.O.F. dan aan de regering. Verwezenlijking van de eisen der onderwijzers, zou honderden miljoenen gaan kosten, maar de regering zou met een nieuw voorstel komen, dat, mocht de A.N.O.F. het verwerpen, toch bevorderd zou worden door het bij K.B. vast te stellen.
1-1-'57
K.J.D.
| |
| |
| |
Belgie
De regering is dan toch nog door de maand december geraakt, ondanks een opeenstapeling van moeilijkheden en zwaar prestigeverlies op de meest verschillende gebieden.
De grondslag van de - ook politieke - moeilijkheden ligt voornamelijk in de verdere verslechtering van de sociaal-economische toestand. Vastgesteld dient wel dat de maatregelen van de regering om de inflatie tegen te gaan definitief mislukt zijn en over de hele lijn opgegeven werden. De schuchtere en hopeloze prijsmaatregelen hebben niet kunnen verhinderen dat het indexcijfer tot op 105,45 steeg, hetgeen een weddeverhoging van 2,5% voor de staatsambtenaren meebrengt en ook de meeste loonconventies doet spelen in de zin van de hausse. Daarenboven volgt er uit een aanpassing van aan de index gekoppelde sociale vergoedingen, met name de ouderdomspensioenen. Deze evolutie betekent natuurlijk meteen dat de loonstop volledig illusoir is. Wat de besnoeiingen in de openbare uitgaven betreft, meldde de regering dat ze het mes zet vnl. in de buitengewone begrotingsuitgaven die met 4 miljard zouden verminderd worden. Maar zal dit veel veranderen aan het feit, dat de begrotingsramingen toch zullen overtroffen worden door de werkelijke uitgaven waarmee geen rekening gehouden werd, zoals de uitgaven voor de ziekteverzekering en de wedde- en vergoedingsverhogingen? De staatsuitgaven zijn inderdaad van dien aard, dat dhr. Liebaert voor onoverkomelijke thesauriemoeilijkheden is komen te staan. De lening van november jl. bracht ver beneden de verwachtingen op - ze werd trouwens op de voet gevolgd door een verhoging van de discontovoet van de Nationale Bank die allesbehalve elegant was voor de intekenaars. Zo kwam het dat dhr. Liebaert zich rond Kerstmis tot nog verdergaande maatregelen verplicht zag, wilde hij de vervaldag van 31 december min of meer kunnen houden. Ditmaal was de Nationale Bank niet meer zo gewillig en weigerde ze categorisch een verhoging van het plafond toe te staan. Dhr. Liebaert omzeilde de moeilijkheid door zich tot de private banken te wenden en slaagde er inderdaad in van hen binnen de tien dagen 2,5 miljard fr. los te krijgen. Het effect van die maatregel
kon niet anders zijn dan een nieuwe geldcreatie, een nieuwe stuwing in de zin van de inflatie. Er wordt dan nog gesproken over een lening bij de Wereldbank, normaal voorzien voor ‘noodlijdende’ landen.... waardoor dhr. Liebaert impliciet erkent, dat zijn beleid België in de buurt van een financiële crisis heeft gebracht. Officieel echter, voor het parlement, gaat alles nog altijd opperbest. Het is waar, dat de huidige regering het parlement helemaal niet meer ernstig neemt waar het de sociaal-economische politiek betreft.... Een speciaal woord dient voorbehouden voor de laatste van de oorspronkelijk anti-inflatoir bedoelde maatregelen van 19 oktober: de heffing op de hoge winsten. Zoals men weet zouden oorspronkelijk 10% worden vastgelegd van de winsten boven de 500.000 fr. Maar over de aanwending ervan heerste onenigheid bij de regeringspartners: de liberalen wilden tot elke prijs een nieuwe belasting vermijden, de socialisten wilden bepaald sociale voordelen kunnen verstrekken (het A.B.V.V. sprak van een eindejaarspremie van 1000 fr. voor alle arbeiders - hetgeen er als anti-inflatie-maatregel nogal mee door kan!). De liberalen verzetten zich hevig. Het kwam zover dat, ter gelegenheid van een door de oppositie toevallig behaalde meerderheid bij een stemming over de voorlopige twaalfden, dhr. Van Acker
| |
| |
zelf besloot de vertrouwenskwestie te stellen over zijn economisch-sociale politiek. Een nieuwe verklaring werd afgelegd op 18-12-1956 waarbij een nieuwe formule voor de heffing werd voorgesteld: slechts 5,5% zouden worden geheven, op winsten boven 500.000 fr. (1956 en 1957), 3% zouden voor sociale doeleinden worden aangewend o.m. de aanpassing van het ouderdomspensioen op 30.000 fr., 2,5% voor wetenschappelijk onderzoek, o.m. inzake kernenergie. Daarenboven zou, door een verhoging van 1% op de werkgeversbijdragen, een verhoging met 20% van de kinderbijslagen worden mogelijk gemaakt vanaf 1 april. De liberalen stemden tenslotte het vertrouwen, echter niet zonder verklaard te hebben dat zij hun vrijheid behielden om amendementen in te dienen op de wetsvoorstellen die terzake zouden worden voorgelegd. Van de andere kant spande dhr. Buset zich ten zeerste in om aan zijn troepen te bewijzen, dat de socialisten door deze formule het volle pond gekregen hadden. Het is een publiek geheim dat het A.B.V.V., vooral onder de invloed van André Renard, helemaal niet geestdriftig was over dit nieuwe compromis met de liberalen. Maar voorlopig is het gezag van Buset nog groot genoeg, geniet hij nog voldoende vertrouwen om Renard openlijk tot de orde te kunnen roepen en de voortzetting van de huidige coalitie op te dringen. Het volstond echter niet, om de desertie van dhr. Spaak uit de regering te verhinderen. Sinds lang weet men dat dhr. Spaak, vanaf de aanvang tegenstander van de huidige formule, het beu was, onder deze regering te moeten evolueren. Hij heeft de kans om secretaris-generaal van de Nato te worden dan ook gretig aanvaard, en de reis van de heren Buset en Van Eynde naar Parijs vermocht hem niet van zijn beslissing af te houden. Het lijdt geen twijfel dat de nieuwe positie van dhr. Spaak, vooral daar ze gepaard gaat met een uitbreiding van de aan zijn functie verbonden bevoegdheden, heel wat zal bijdragen tot de versteviging van het Atlantisch
verbond en verder in de richting zal werken van de totstandkoming van Europa. Onder Spaaks impuls zullen reeds, zeer waarschijnlijk, in de loop van februari de verdragen over Euratom en de Gemeenschappelijke Markt door de regeringen ondertekend worden, ondanks aanzienlijke offers van de Benelux-landen en België inzonderheid, ten voordele vnl. van Frankrijk en Italië. In de loop van april op zijn laatst verwacht men dan de ratificatie dezer verdragen, waarna dhr. Spaak met gerust gemoed afscheid zou kunnen nemen. Tegen april dient dus een regeringswijziging in het vooruitzicht gesteld en het is nog allesbehalve duidelijk hoever die zal gaan. Dhr. Van Acker zelf zou het grondig beu zijn. Dhr. Buisseret, wiens Congo-politiek hoe langer hoe meer een mislukking blijkt, zou ook niet langer verkiezen minister te blijven, terwijl dhr. Pétillon, van wie hij een persoonlijke vijand gemaakt heeft, dan toch in zijn mandaat van goeverneur-generaal bevestigd is. Wanneer men de financiële moeilijkheden in het oog houdt, en tevens opmerkt dat april ook de maand is waarin nieuwe sociale vergoedingen moeten ingaan, is het misschien niet al te gewaagd aan de mogelijkheid van een vervroegd aftreden van de regering te denken. De socialisten gaan inderdaad liefst met enige zekerheid naar de verkiezingen en de toestand van het land in het voorjaar van 1958 behoort tot de uitgesproken onzekerheden....
Hoe dan ook, deze regering zal een zware nalatenschap overdragen aan haar opvolger. De Christelijke Volkspartij schijnt echter haar toekomstige taak reeds krachtdadig in het oog gevat te hebben. Haar Congres te Namen stak scherp af tegen de voorafgaande congressen der meerderheidspartijen door betekenis en dynamisme.
L. Deraedt
|
|