Streven. Jaargang 10
(1956-1957)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 457]
| |
Toneelkroniek
| |
[pagina 458]
| |
Na veel moeilijkheden is het Zuidelijk Toneel opgericht met als directeuren Louis Saalborn en Lo van Hensbergen. Het wil op de eerste plaats voldoen aan de grote vraag naar goed beroepstoneel in het Zuiden, waarbij dan aan Noord-Brabant maar vervolgens ook aan Limburg en Zeeland gedacht is. Volgens sommigen mag men niets kwaads van dit gezelschap zeggen, anderen schijnen de mening toegedaan dat er onmogelijk iets goeds van te beweren valt. Bij gelegenheid van de openingsvoorstelling sprak Saalborn misschien meer geestig dan tactvol van ‘een bijna enthousiaste tegenwerking’. Minder gelukkig was het wellicht ook, dat als openingsstuk een werk gekozen werd waarin alle leden van het gezelschap optraden, in plaats van een stuk dat met de beste krachten eruit had kunnen worden bezet. Maar eerlijk was het wel en voor het gezelschap moet het zijn aantrekkelijke kanten gehad hebben.
Het is dit jaar vijftig jaar geleden dat Henrik Ibsen gestorven is en honderd jaar, dat zijn grote bewonderaar en propagandist Bernard Shaw is geboren. Van een grootse herdenking kan niet worden gesproken maar geheel en al vergeten zijn deze feiten toch niet door ons toneel. De Haagse Comedie speelde Spoken (1881), Het Rotterdams Toneel De wilde Eend (1883-1884), Puck Bouwmeester Solness (1891-1892). Meer dan eens wijst Ibsen zelf erop dat men zijn werk pas kan beoordelen als men het geheel leest en wel in de volgorde waarin het geschreven is. Van de historisch-romantische dramas waarmee hij begon, gaat de schrijver over de twee grote gedichten Brand en Peer Gynt naar wat men later de sociale stukken met hun kritiek op de maatschappij heeft genoemd om tenslotte te komen tot een zich in sterk symbolisme losmaken van de realiteit. Als bouwmeester Solness wil hij, zegt R.C. Boer, eerst in zijn religieus-romantische periode torens bouwen, dan in zijn sociale stukken huizen en in zijn symbolische tijd huizen met torens. In de harde afrekening met eigen werk, die dit stuk bevat in de zin van een van zijn vroege gedichten ‘Dommedag over sig selv’, oordeelsdag over zichzelf, blijken dit echter luchtkastelen. In dit werk uit zijn ouderdomsperiode schildert Ibsen de uitverkoren kunstenaar en krachtmens, aan wie alles gelukken moet wat hij wenst, als iemand die zijn jeugd en Viking-mentaliteit terug wil. Voor zijn carrière moet het vermolmde huis van zijn schoonouders in vlammen opgaan en het gebeurt. Maar dit veroorzaakt de dood van zijn twee kinderen. Hij krijgt schuldgevoel om zijn vrouw die hij echter niet begrijpt want deze betreurt vooral het verlies van haar prachtige poppen, niet dat van haar kinderen. Hij is bang voor de jeugd wat hem tot gemeenheden drijft en duizelig om nog torens te beklimmen. Zijn kleine prinses van vroeger met haar heldenverering laat hem nog eens een toren bestijgen, waarvan hij natuurlijk afvalt. Met dit stuk dat een reflex biedt op zijn loopbaan als kunstenaar die ons weinig meer aanspreekt en soms zelfs als holle bombast voorkomt met een symbolisme dat zijn greep op ons heeft verloren, had het gezelschap zeer duidelijk ver boven zijn krachten gegrepen. Is De wilde Eend ook een biecht waarin de waarheidsapostel Ibsen erkent te hebben gefaald, dan kan men deze bekentenis niet anders dan groots noemen. Dit eerste stuk uit zijn laatste periode is de tragikomedie van het idealisme, dat door Hjalmar Ekdal wordt gespeeld. Hij leeft in zijn dromen, laat vrouw en dochter voor hem werken, zich opofferen en lijden en zegt dat hij gelijk heeft, waar zich de gelegenheid daartoe ook maar voordoet. De keerzijde levert Gregers | |
[pagina 459]
| |
Werle, een fanaticus, in zichzelf opgaande, liefdeloos, niet in staat tot contact en eigenlijk een vijand van de mensen. Zowel deze Don Quichotte zonder diens aantrekkelijke eigenschappen als zijn Sancho Pansa, die tot een toneelspook is geworden, zoeken allebei slechts zichzelf. De consequenties trekt dokter Relling. Onder de zeer goede regie van Bob de Lange en met Ton Lutz als een prachtig gespeelde Hjalmar, door Ibsen tot een figuur geschapen die tot het blijvend bezit van het toneel behoort, was deze opvoering de belangrijkste bijdrage tot de herdenking. Met Nora heeft Spoken indertijd een voor ons bijna onbegrijpelijke opschudding verwekt. Het stuk toont Ibsen's kracht en zwakheid. Zijn kritiek op de maatschappij, haar leugens en dubbele moraal staat hier op een hoogtepunt. Maar hij behandelt problemen die niet zonder meer worden opgelost door verandering in de maatschappelijke toestanden. Het kwaad dat hij bestrijdt blijkt niet zo gemakkelijk uit het leven te isoleren. Zijn mensen, meer synthetisch opgebouwd dan organisch gegroeid, worden geheel en al in deze functie ingebouwd, waardoor zijn beschouwing zeer eenzijdig wordt en het stuk een tijdsdocument blijft. In een decor dat weinig geschikt was om mensen van vlees en bloed hun realistisch gegeven drama te doen beleven wekte de voorstelling niet de sfeer van de doem die over deze mensen ligt. De nadruk viel op de ongelukkige echtgenote en moeder die rond haar zoon een prachtige wereld probeert op te bouwen, welke echter een schijnwereld blijkt te zijn. De spoken uit het verleden gingen zo echter voor een goed deel verloren. Er werd om het stuk nogal eens gelachen, iets waar het zeker weinig stof voor biedt en wat men niet gemakkelijk verwacht had. Ibsen was een knap toneelschrijver, die een nieuw tijdperk opende en zeer grote invloed heeft gehad, maar tot de allergrootsten behoort hij niet. Van Bernard Shaw zijn enkel twee van zijn vrij vroege, luchtige stukken opgevoerd. Je kunt 't nooit weten is een amusant spel vol dwaasheden en spot, ondanks de paradoxale situaties en onmogelijke mensen soms wat langdradig en met enige zwakheden die moeilijk zijn weg te spelen. Het Zuidelijk Toneel heeft er een vooral in de eerste bedrijven fleurige opvoering van gegeven en met deze zijn derde voorstelling ook bewezen dat de troep als ensemble aan het groeien is. Kapitein Brassbounds Bekering brengt een sensationele geschiedenis en veel romantiek om erop te wijzen dat de romantische kijk op het leven verkeerd is en vooral de liefde maar beter vermeden kan worden. Bij de nogal drukke opvoering was Mary Dresselhuys als Lady Cicely uitstekend in vorm. Ko van Dijk scheen in de titelrol minder op zijn plaats. Maar Shaw maakt een minder verouderde indruk dan Ibsen.
Zonder dat een herdenking daartoe aanleiding moest geven zijn twee stukken van Heijermans opgevoerd. Hij blijft onze grootste toneelschrijver uit de nieuwere tijd. De sociale problemen die hij behandelt zijn verouderd en in zijn mensen kunnen wij niet altijd meer tenvolle geloven, maar zij zijn zuiver en eerlijk aangevoeld, hij geeft een tekst die onmiddellijk aanspreekt en ontroeringskracht heeft voor wie ontvankelijk is voor gevoelsargumenten en eenvoudige menselijke sentimenten. Hij pakt het publiek en doet de zaal meeleven. Nadat het het vorig seizoen Eva Bonheur had gegeven, bracht nu het Rotterdams Toneel Op Hoop van Zegen. Heijermans meest bekend geworden stuk met | |
[pagina 460]
| |
Nell Koppen in de rol van Kniertje. Het was een goede opvoering, al was het niet voor alle spelers altijd even gemakkelijk de hier gevraagde speeltrant te vinden. In Schakels heeft Johan Elsensohn zijn veertigjarig toneeljubileum gevierd. Pancras Duif, de man die zich heeft opgewerkt, is zwaar ziek geweest en daarvan hebben zijn kinderen gebruik gemaakt om hem te onttronen. Hij hervindt zijn kracht, wil niet eenzaam blijven, maar zijn kinderen verhinderen omwille van het geld een nieuw huwelijk en dit breekt hem. Van deze figuur met zijn kracht, werklust, teerhartigheid en eenzaamheid gaf Elsensohn een rondborstige en gevoelige creatie. Naast hem viel Herman Bouber op als Hein Duif. Hiermede zou de Nederlandse bijdrage tot deze helft van het seizoen zijn uitgeput, als ook niet Het Dagboek van Anne Frank gedeeltelijk zo zou genoemd kunnen worden. Zoals bekend is dit toneelstuk door twee Amerikanen ontleend aan of liever gemaakt naar Het Achterhuis, het dagboek in brief-vorm van een jong Joods meisje waarin zij het verblijf van acht onderduikers beschrijft op vier kleine zolderkamertjes in een huis aan de Prinsengracht te Amsterdam. Twaalf jaar nadat de Grüne Polizei de deur van dit achterhuis intrapte en de bewoners wegsleepte naar de kampen waarin allen behalve vader Frank zijn omgekomen, zeven op zes miljoen, is het dagboek teruggekeerd naar het land en de stad waarin het ontstaan was. Bij de moeilijke opgave om dit ontroerende boek te dramatiseren tot een soort kroniek in tien taferelen zijn de schrijvers met grote piëteit te werk gegaan. Het toneel blijkt hier van een directe werking te zijn en een stuk werkelijkheid te doen herleven, zodat ook op deze wijze het dagboek zijn taak om niet te laten vergeten kan vervullen. Van even grote piëteit, liefde en bekwaamheid getuigde ook de voorstelling onder de zeer kundige regie van Karl Guttmann en met volle steun door zijn tien spelers gegeven. Met grote eenvoud en ingetogenheid is het werk gespeeld, met nadruk gelukkig toch wel op dit laatste woord. Iwanow is het eerste grote stuk van Anton Tsjechow, dat hij heeft laten opvoeren. Het is een voorspel op de latere werken. Ook hier is de hoofdfiguur een Russische landedelman uit de 19e eeuw. Na een aantal jaren van wild idealisme komt de terugslag. Zacht van aard, geneigd om te mijmeren en hun gevoelens te ontleden, afkerig van het slechte maar onmachtig tot het goede, komen er gevoelens van verveling in hen op, van lusteloosheid, eenzaamheid, schuld en vergankelijkheid van wat mooi is en echt in het leven. Zij leven als schaduwen en zijn uitgeblust want werk of afleiding kunnen zij niet vinden. Tsjechow laat Iwanow zelfmoord plegen. Dikwijls heeft de toon van het werk meer die van een dramatische novelle dan van een toneelstuk. Dit soms zeer gerekte stuk van stemmingen brengt een tragische en een komische wereld, maar verbonden zijn zij nog niet. In zijn regie had Peter Scharoff daartoe blijkbaar ook geen poging gedaan, want het verjaarpartijtje van het tweede bedrijf was sterk naar het karikaturale getrokken. Dat hij zijn tempo graag langzaam neemt, is bekend. Maar ook prachtige staaltjes van regiekunst en spel kan hij genieten die daarvoor gevoelig is. Voor sommigen zal echter deze voorstelling, een van de belangrijkste tot dusver van het seizoen, moeilijk verteerbaar zijn. Er zullen weinig detective-stukken bestaan, die eindigen met een akte van berouw. Maar de titel van Detective Story is dan ook misleidend. In naturalistische trant, de juiste sfeer en met sterke effecten tekent de schrijver tegen de | |
[pagina 461]
| |
bonte achtergrond van misdadigers, verdachten, slachtoffers en politiemannen van verschillend karakter het drama van rechercheur Mc Leod, een verbeten dwangneuroticus met alleen oog voor wat hij als recht beschouwt maar met een verlangen naar iets beters. Subtiel is het stuk niet, eerder hard en soms zelfs rauw, maar de personen zijn knap getypeerd en dwingen tot meeleven. Verstandig en tactvol is het niet van Mc Leod's chef om een onderzoek naar het verleden van diens vrouw in te stellen en aldus hun huwelijk te verwoesten en de oplossing door een paar revolverschoten moet gezocht worden genoemd. Onder regie van Edward Deleu, die zich als een intelligent en bewonderenswaardig vakman deed kennen was in een sterke voorstelling van de afwisselende scènes een goed sluitend geheel gemaakt. In de laatste Minuut komt nauwelijks aan de eigenlijke vragen toe die het wil stellen, al doet het alsof. Moet degene die in handen is gevallen van een vijand, wiens intimidatiemethoden ongehoord geraffineerd zijn en die daarvoor bezwijkt, als een verrader worden gebrandmerkt en geldt voor hem nog de militaire erecode, of heeft hij recht op begrip en clementie? In dit stuk, geïnspireerd door enkele processen na de Koreaanse oorlog, vooral dat van Generaal Dean, gaat onder dit verraad echter een heldhaftig kameraadschap schuil. Wat schematisch opgezet, handig op de smaak van het Amerikaanse publiek geschreven, soms spannend, met te sterke effecten in de kampscènes en van de noodzakelijke grappen voorzien, is het werk niet fijnzinnig of diepgaand genoeg om te bevredigen. De opvoering was goed. In Jeanne en de Rechters wil Maulnier het proces geven dat door de eeuwen heen en nu misschien meer dan ooit gevoerd wordt tegen onschuldigen door rechters, bij wie hun schuld al van te voren vaststaat. Dit is hem in dit streng en sober geconstrueerde stuk, dat zeer statisch is en daardoor dramatisch wat eentonig, niet gelukt. Hij geeft alleen het proces en daarin staat Jeanne door iedereen verlaten, zelfs schijnbaar door God, Die het zo wil. Want uit vrije wil zal zij naar Christus' voorbeeld moeten handelen en aldus haar werkelijke waarde bewijzen. Heiligheid vraagt niet minder. De opvoering door het Zuidelijk Toneel, reeds een grote vooruitgang vergeleken bij zijn eerste optreden, werd met grote aandacht gevolgd en met verdiende waardering ontvangen. Martha Gevers gaf een zeer mooie en doorleefde uitbeelding van Jeanne d'Arc. Stuk en opvoering van De Kalktuin zijn allebei onduidelijk. Misschien kwam dit laatste gedeeltelijk doordat Caro van Eyck als Madrigal, die niet de hoofdrol heeft, zo knap speelde dat dit het stuk scheef trok, dat overigens wel specifiek Engels is. Een grootmoeder heeft al even weinig succes met de opvoeding van haar kleindochter als met haar tuin. Een gouvernante dient zich aan. Het blijkt later dat zij wegens beschuldiging van moord vijftien jaar in de gevangenis gezeten heeft, maar zij heeft verstand van pedagogie en tuinieren. Zij brengt dan ook het kind terug onder de hoede van haar moeder en blijft bij de nu eenzame grootmoeder om de tuin te verzorgen. Deze eersteling van Enid Bagnold blijft echter een kalktuin, zou men kunnen zeggen, als dit een Nederlands woord of begrip was. Vooral luidruchtig en daardoor vermoeiend is Inherit the Wind, waarvan men de titel onvertaald heeft gelaten. Het best had men dit ook maar met de rest van dit stuk kunnen doen, dat het zgn. ‘apenproces’ oprakelt, dat in 1925 in de staat Tennessee gevoerd werd tegen een onderwijzer die zijn leerlingen het een en ander over de evolutieleer van Darwin verteld had en daardoor in conflict kwam | |
[pagina 462]
| |
met de wetten van deze staat, die zeer orthodox-bijbels georiënteerd was. Twee hoofdrollen heeft het zeer groot bezette stuk. Deze waren bij Paul Steenbergen en Albert van Dalsum in uitstekende handen. Nog bewonderenswaardiger was overigens de regie van Cees Laseur. Wat niet verhindert de keuze van dit werk een misgreep te noemen.
Misschien is Het Bezoek van de oude Dame niet het aangewezen stuk om de bespreking van de blijspelen te beginnen, maar omdat het nergens voor aangewezen lijkt, wat tegenwoordig soms ook al als een verdienste beschouwd wordt, zal het ook hiervoor wel kunnen dienen. Het doet bizar, maakt grapjes en wil in een abstract haatbegrip, dat Claire Zachanassian, geb. Wäscher heet, de niet nieuwe waarheid verkondigen, dat voor geld alles te koop is. Deze dramatische algebra vaart als een Zwitsers fregat achter de Duitse slagschepen van het expressionisme aan, die dateren uit 1910-1930, maar op het ogenblik nog in serie ongegeneerd als ‘Dramen der Zeit’ in Duitsland worden uitgegeven. De vier of vijf kenmerkende eigenschappen van deze richting kan men er onmiddellijk aan herkennen maar laat ik toegeven dat het wat minder vervelend is dan de meeste stukken van dit genre. Aan spelers en regie stelt het werk hoge eisen. Onder leiding van Elise Hoomans heeft Theater daaraan volkomen voldaan, wat niet verhinderen zal dat het publiek, zeker dat wat dit gezelschap op de eerste plaats bereikt, er onwennig tegenover zal blijven staan. Hetgeen pleit voor dit publiek. Het lag aan het stuk dat de Haagse Comedie met Berenvel van Paul Willems weinig succes had. Een bekend sprookje van tederheid, liefde en trouw heeft de schrijver met de clownerie van een meisje dat door drie mannen omzwermd wordt tot een rommelig en dikwijls kinderachtig geheel verbonden. Gelukkig was de Nederlandse Comedie in de keuze van twee blijspelen al waren het nog niet die achtste wereldwonderen, die men zo langzamerhand wel de blijspelen met een goed laatste bedrijf kan gaan noemen. De grote Liefde berust op de komische werking die het heeft om het ongewone als normaal voor te stellen. Roussin schrijft goede dialogen en weet verrassende situaties te scheppen. Een rustige getrouwde vrouw van rond de veertig wordt plotseling opgeschrikt door het verschijnen van een serieuze minnaar. Het gezin lacht er om maar moeder verliest haar evenwicht. De minnaar komt haar man om haar hand vragen. Moeder gaat te rade bij haar veel meer ‘levenswijze’ dochter en ziet in haar gedrag een oplossing: zij behoeft haar gezin niet te verlaten als alles een ‘avontuurtje’ blijft. Waar de minnaar echter niets voor voelt zodat hij teleurgesteld het huis verlaat. Met een heel eigen humor en wat melancholie zijn in Home, sweet Home een aantal oude mensen, vier zusters, waarvan drie zijn getrouwd, scherp geobserveerd en uitvoerig getekend. Ieder hebben zij hun eigenaardigheden, allen zijn onbeduidend en middelmatig, zij roddelen en zaniken, er gebeurt verder niet veel, voor een intrige zorgt een zoon, die op veertigjarige leeftijd nog steeds is verloofd. In een ideale bezetting en door de uitstekende regie geeft het stuk een avond onderhoudend vermaak dat uitgroeit tot een groot succes ook al toont het publiek zich wat te uitbundig vrolijk. Bijzonder Mevr. Jacqueline Royaards-Sandberg werd wegens haar tachtigste verjaardag in dit stuk gehuldigd. Toneelspelers te spelen heeft voor acteurs blijkbaar altijd een bijzondere aantrekkelijkheid. In Julia treedt een artistenpaar op, dat door hun vak en hun roem | |
[pagina 463]
| |
verbonden blijft maar tot de ontdekking komt, dat dit voor heel een leven toch niet voldoende is. Verwikkelingen doen hen uit elkaar gaan, maar zij vinden de weg naar elkaar terug en de liefde. De dialogen zijn dikwijls geestig en de wisseling van schijn en werkelijkheid is gewoonlijk wel volgehouden. In de opvoering maakte Rie Gilhuys van Julia een in alle nuances geschakeerde figuur met snel wisselende stemmingen als vrouw en actrice. Naast haar stond John Gobau als de man die ook thuis altijd acteur is. In The great Sebastians is er geen gevaar dat het artistenpaar, twee telepathen met als truc natuurlijk een afspraak, ondanks hun ijdelheid en kibbelpartijen uit elkaar zullen gaan. Op een tournee achter het ijzeren gordijn raken zij in politieke verwikkelingen verward en worden zij betrokken in een moord. Dank zij hun kunst weten zij te ontkomen. Na een begin dat een vondst is, doet het stuk niet veel meer dan hun een aantal situaties verschaffen waarin zij comedie kunnen spelen. Van deze mogelijkheden maakten Ida Wasserman en Joris Diels volop gebruik en droegen aldus de voorstelling. Voor Elisabeth Andersen en Coen Flink was deze taak weggelegd in Zuidzee Zeepbel. Dit zich nogal moeizaam voortslepende stuk dat in een Britse kolonie in de Stille Zuidzee speelt, waarin de bevolking weinig behoefte toont om haar onbezorgd bestaan door allerlei vernieuwingen van een progressieve gouverneur in de war te laten brengen, behoort lang niet tot Coward's beste werk. De verwikkelingen ontstaan doordat de gouverneur zijn vrouw overhaalt om haar best te doen een jonge conservatieve inlander voor zijn ideeën te winnen. Dit levert de enige goede scène uit het stuk. Een niet sterk stuk met een zeer zwak derde bedrijf is Wonderen zijn de wereld nog niet uit van Joaquin Calvo Sotelo. Ook de goede vondsten van Louis Saalborn als regisseur konden dit niet verbergen in deze geschiedenis van een boekhoudertje die in een overmoedige bui een miljoen peseta's van zijn baas onder voorbijgangers verdeelt. Vooral de H. Cosmas moet helpen om deze weer terug te bezorgen. Het is de gemeenzaamheid met het heilige die dit stuk enige charme verleent. In Elke Lente brengt een Belofte is de titel nog het beste van een zwak en niet toneelmatig geschreven werk. Men vindt hier aspirant-zelfmoordenaars bijeen in een vreemd instituut dat juist voor hen is ingericht, want de zelfmoord wordt er zo gemakkelijk gemaakt, dat het aanlokkelijke ervan af gaat. Het gegeven is kinderachtig en sentimenteel uitgewerkt. Met soms aardig maar dikwijls geforceerd spel bleef het geheel bij Puck zonder lijn of sfeer. Na een goed eerste bedrijf biedt Een Kans op de Hemel uit gebrek aan esprit in de dialoog niet veel kans meer op humor of succes. Dit ‘mysterieus’ blijspel wil ons laten zien wat er zou gebeurd zijn als Lucile Miremont haar man eens werkelijk vermoord had en deze dan was gereïncarneerd in een antiek bureautje. De opvoering kan verdienstelijk worden genoemd. Moederdag en Tsantsa schijnen niet erg aan het doel te beantwoorden dat het Nieuw Nederlands Toneelgezelschap zich op de eerste plaats heeft gesteld. Het eerste zuiver op routine geschreven stuk wil de zgn. ‘dolkomische’ situaties brengen, die ontstaan als een jonge man op één dag geconfronteerd wordt met de drie vrouwen die na de dood van zijn moeder als echtgenoten van zijn vader, die ondertussen aan een vijfde denkt, in de loop van zijn jeugd met zijn opvoeding zijn belast geweest. Tevergeefs waren de spelers op zoek naar karakters die het muffe geval nu eenmaal niet biedt. Het tweede is een ordinaire schoon- | |
[pagina 464]
| |
moeder-mop waarin vrouwen met allesbehalve fijnzinnige middelen proberen hun schoonzoons of echtgenoten onder de duim te houden. Ondanks het stuk wist Frits van Dijk van een der kleinere rollen nog iets heel bijzonders te maken. Met het aftandse geval op het thema van de bedrogen bedrieger, dat Louis Veile in Het hol van de leeuw behandelt, zou waarschijnlijk een goed amateurgezelschap niet tevreden geweest zijn. Men kan zich dan ook maar enkel verbazen deze klucht zonder enige geest op het repertoire van Theater te vinden. De volle Waarheid is een zeer spannend en in de twee eerste bedrijven wel bijna volmaakt detectivestuk. Minder overtuigend is als sloteffect het valse telefoonnummer, dat de volle waarheid aan het licht moet brengen, nadat de slimme moordenaar een psychopaat is geworden die nogal grove middelen gebruikt en de inspecteur zich ook niet van zijn slimste zijde heeft doen kennen. Onder de bekwame regie van Bob de Lange is er een goede opvoering van gegeven. Zoals in dit stuk weet ook in Het huis aan het meer het publiek na een kwartier wie de moordenaar is, maar overigens is deze thriller heel wat tammer, al heeft men als ondertitel ‘Het lijk in de kast’ voorgesteld. Wat hocus-pocus met hypnose probeert een morbide sfeer op te roepen. De Haagse Comedie gaf er een zeer verzorgde en bijna fijne opvoering van. Het had wat thrilliger gekund.
Ziet men af van Ibsen, Shaw en Heijermans dan zijn, als ik mij niet vergis, van de 22 andere stukken er 21 nieuw, d.w.z. niet alleen niet eerder in ons land gespeeld, maar ook werken uit de laatste tijd. Dat daaronder geen grote meesterwerken worden aangetroffen behoeft niet te verwonderen, misschien behoeft men het zelfs niet al te zeer te betreuren. Wel had men echter mogen verwachten hier meer stukken onder te vinden die een beeld van onze tijd geven, in de goede zin van het woord eigentijds zijn. Nu moeten wij ons nog te veel tevreden stellen met stukken van weinig betekenis die alleen bewijzen kunnen dat onze acteurs tot voortreffelijke prestaties in staat zijn. Dat plaatsgebrek niet heeft toegelaten daarop in dit overzicht uitvoeriger in te gaan, ben ik zelf de eerste om te betreuren. Velen hadden zeker verdiend om hun optreden met name te worden genoemd. Klassieken tenslotte zijn juist voor de Nieuwjaarsvoorstellingen aangekondigd: Vondel, Shakespeare, Molière, Goldoni en nog een halve of hele eeuw ouder dan dezen, Marin Drzic, een ons onbekende schrijver uit de Croatische literatuur, waarvan Theater het in 1550 geschreven Dundo Maroje's Dukaten zal opvoeren. |
|