| |
| |
| |
Religieuze kroniek
Congres van het Lekenapostolaat in België
Prof. Dr. E. de Jonghe
verslaggever van het Congres
VAN 29 tot 31 december had te Leuven, onder de hoge bescherming van de Belgische Hiërarchie, het Congres van het Lekenapostolaat plaats. Ingericht met het oog op het Internationaal Congres van het Lekenapostolaat, dat in 1957 te Rome plaats vindt, wilde het een ‘open’ congres zijn, waar priesters en leken, leden van organisaties en niet-leden openhartig en rustig hun mening zouden laten gelden. Mgr. Philips, de heren J. De Staercke, A. Van Istendael, J. De Meyer, Z.E.H. Kan. Dondeyne en Z.E.P. Cerpentier droegen algemene exposés voor over de Kerk, de leek in de Kerk, de kansen van de Kerk in de moderne wereld, de situatie in het eigen land, het apostolaat in deze wereld en de vormen van het lekenapostolaat. Daarnaast werden er in 26 aparte secties besprekingen gehouden over het apostolaat in de familie, de parochie, het onderwijs, het jeugdleven, het bedrijfsleven en het leger. In deze sectievergaderingen werden bovendien een aantal algemene problemen onderzocht, zoals de opbouw van een lekenspiritualiteit, de plaats van de leek in de Kerk, moderne evangelisatievormen enz. Ten slotte hebben twee secties hun aandacht gewijd aan het lekenapostolaat in Congo en op het internationale vlak.
| |
De deelnemers
Wij hoorden over dit Congres voor het eerst spreken tijdens de zomervakantie van vorig jaar, en pas rond september kon men ernstig aan de voorbereiding gaan denken. Toch zijn de inrichters er in geslaagd, een belangwekkend programma op te stellen en de nodige medewerkers te vinden om het Congres tegen het einde van het jaar te doen doorgaan. De franstalige en de nederlandstalige afdelingen telden samen ongeveer 3000 deelnemers, waarvan ruim 1700 voor de nederlandstalige groep. Alleen over de werkzaamheden van deze groep brengen wij in dit overzicht verslag uit. Van deze 1700 deelnemers waren ongeveer de helft leken, de andere helft priesters en kloosterlingen. Onder de laatsten waren de zusters het talrijkst opgekomen. Indien de verhouding leken - niet-leken dus in het algemeen niet slecht kan genoemd worden, vormden in de secties van het onderwijs de niet-leken de grote meerderheid, doch zij kwamen er in feite - en dan vooral de zusters - het minst aan het woord. Wat de leken betreft dient men er rekening mee te houden dat er een groot aantal leden en vrijgestelden van katholieke organisaties aan het congres deelnamen. De deelnemersgroep vormde aldus niet steeds, in alle afdelingen, dát gemengd publiek dat de inrichters gewenst hadden. Toch is er in vele secties uitstekend werk verricht en mag het verloop van het congres bevredigend genoemd worden. Had men meer tijd
| |
| |
aan de voorbereiding kunnen besteden, dan waren de verschillende gewesten van het land zonder twijfel ook beter vertegenwoordigd geweest.
| |
Parochie en familie
In de secties waar gehandeld werd over de familie en de opvoeding tot lekenapostolaat ging men uit van de constatering dat de zin van het christelijk huwelijk door velen niet begrepen en niet beleefd wordt. Priesters, leken en gehuwden zijn niet steeds voldoende op de hoogte van de christelijke leer over het huwelijk om deze zin adequaat mee te delen, te vertolken en uit te dragen. De volle beleving van het christelijk huwelijk is daarenboven voor velen in de praktijk zeer moeilijk wegens de feitelijke armoede waarin ze leven of wegens het nastreven van een verhoogd materieel levensniveau, terwijl ze om zich heen, ook onder katholieken, geen of weinig voorbeelden van levensversobering zien, waarin ze een duidelijke en ondubbelzinnige steun voor hun huwelijksideaal zouden vinden. Met het oog op de apostolaatstaak van het gezin werd de nadruk gelegd op de behoefte aan meer efficiënte vorming in parochieel verband en op de vele vormen van hulp die het gezin nodig heeft, wil het in staat gesteld worden een apostolische rol te vervullen. De opgesomde middelen hadden zowel betrekking op de voorbereiding tot het huwelijk, als op de onrechtstreekse sociaal-economische hulp, de morele steun en de gezinsspiritualiteit.
Opvallend veel jonge mensen, behorend tot de kaders van de jeugdorganisaties, namen aan deze besprekingen deel. Wij schatten dat er betrekkelijk weinig familievaders aan het woord kwamen. Toch waren de discussies belangwekkend genoeg, omdat ze aantoonden hoezeer de vraagstukken rond het huwelijk op dit ogenblik de jonge mensen bezig houden. Tevens werd het duidelijk hoe voorzichtig men moet zijn met elk beroep dat men doet op de familie-als-geheel wanneer deze in feite reeds in haar eenheid gestoord wordt door de uiteenlopende initiatieven van alle mogelijke instellingen en organisaties die elk lid van de familie afzonderlijk opeisen.
Zowel voor de stadsparochie als voor de buitenparochie werd geconstateerd dat deze haar karakter van gesloten levensmilieu verloren heeft, inzonderheid wegens het feit dat men meestal werkt buiten de plaats waar men woont. Doch ook als religieus milieu, als de groepering van alle gelovigen rond het altaar, vormt de parochie geen eenheid meer, voornamelijk wegens het bestaan van school-, klooster- en collegekerken als centra van religieus leven, die elk een aantal familieleden aantrekken en de band tussen familie en parochie verbreken. Om van de parochies opnieuw de centra van het religieuze leven te maken die ze vroeger waren, zou men dan ten eerste de parochies in hun huidige structuur beter moeten bestuderen. Het onderzoek op dit gebied is in België echter nog niet ver gevorderd. Ten tweede vroeg men dat men bij elke hervorming rekening zou houden met het gezin als eenheid en dat vooral de nadruk zou gelegd worden op het coördineren van de diverse parochiële activiteiten. Ten derde werd speciaal de aandacht gevraagd voor een welwillende hernieuwing van de techniek van het huisbezoek. Ten vierde verwachtte men algemeen dat de parochie weer het centrum zou worden waar de gelovige zijn religieuze basisvorming zou krijgen.
Zonder twijfel werden hier tal van problemen aangeraakt inzake apostolaat en vorming tot apostolaat, doch we zouden niet durven zeggen dat duidelijke oplos- | |
| |
singen werden voorgesteld. Tijdens de besprekingen werd o.m. het delikate probleem van de Brusselse verfranste parochies aangeraakt. Uit een overtuigend exposé van Mgr. Schoenmaeckers bleek dat de Hiërarchie zich van het probleem bewust is, passende oplossingen wil zoeken, doch met een nijpend tekort aan geschikte priesters heeft te rekenen. Men kan dan de vraag stellen of de kloosters hier geen rol hebben te spelen. Wat de christelijke organisaties betreft is het duidelijk dat deze, in parochieel verband, meer dan tot hiertoe het geval was, de eenheid moeten dienen. Het is ook een feit dat de organisaties alleen niet het meest geschikte middel zijn om de wankelmoedigen, de ongelovigen, de politiek en sociaal niet christelijk gegroepeerden te bereiken. De liefdevolle en discrete bekommernis om het geestelijk welzijn van alle mensen is de eerste voorwaarde voor het benaderen van deze groepen. Het congres telde dan ook een sectie die het evangelisatie-probleem van deze milieus bestudeerde. De behoefte aan catechisten en een aangepaste vorming van dezen werd hier scherp beklemtoond. Het feit echter dat de meeste mensen denken, mét het geloof ook het lidmaatschap van een viertal sociale organisaties en bovendien nog van een bepaalde politieke partij te moeten aanvaarden, is hier een niet te onderschatten hindernis.
| |
Onderwijs en jeugdleven
Het was de bedoeling van de inrichters van het congres, in een aantal secties de apostolaatsmogelijkheden in het onderwijs en in de jeugdbeweging te onderzoeken. Een viertal secties, waarin globaal beschouwd, de niet-leken en de ‘georganiseerden’ de meerderheid vormden, hebben zich daarmee bezig gehouden. Op grond van de rapporten welke we over deze secties ontvingen, durven we niet beweren dat de discussies er levendig, welwillend, opbouwend of tegemoetkomend zijn geweest. Onze indruk is dat de enkele leken, ouders of lekenleerkrachten, die daar aan het woord zijn gekomen, vertolkten wat vele leken sinds de schoolkwestie zijn gaan denken, nl. dat ze van het christelijk onderwijs, dat ze allen verdedigen en zullen steunen, weinig weten, er moeilijk iets in te zeggen krijgen en dat er wellicht geen echte dialoog tussen ouders en school gewenst wordt.
Wat het kleuteronderwijs betreft werd zeer sterk de nadruk gelegd op de rol van het familiaal milieu bij de eerste religieuze vorming en op de noodzakelijke eerbiediging van de psychologische basis van de kleuteropvoeding. Meer in het bijzonder werd gewezen op de grote invloed die uitgaat van de houding van eerbied voor het religieuze, de voorbeelden van de ouders, de opvoeders, de gezonde huiselijke sfeer, die de onontbeerlijke basis vormen voor de aangepaste methodes van de catechese voor kleuters. Praktisch bleek uit de besprekingen dat er in onze agglomeraties een gebrek aan kleuterscholen bestaat, dat aldus de kleuters vaak aan niet-gelovige leerkrachten worden toevertrouwd of dat de leerkrachten niet de nodige psychische en morele volwassenheid bezitten om in volle gemoedsrust een werkelijk vormende rol te kunnen spelen.
In de sectie, waar over het lager onderwijs werd gehandeld, heeft men sterk de ondeelbaarheid van de opvoeding beklemtoond. Ouders en leerkrachten streven een zelfde doel na en ze moeten dan ook rekening houden met elkaar. Meer en meer vragen de ouders een zekere medezeggenschap in de schoolopvoeding. Te dikwijls wordt in het onderwijs geen rekening gehouden met de organisatie en de verplichtingen van het familieleven. Een van de deelnemers hebben we
| |
| |
horen beweren dat de kloosterorden de uren- en werkregeling in het onderwijs te zeer in functie zien van hun eigen kloosterverplichtingen, zodat in de families met meerdere kinderen, die naar verschillende scholen gaan, de moeder verplicht is 's middags en 's avonds voor de maaltijden een soort ploegenstelsel in te voeren.
In het secundair onderwijs bestaan er klaarblijkelijk zekere spanningen. Voor al de afdelingen van dit onderwijs werd de vraag gesteld of het niet mogelijk is aan de lekenleerkrachten een betere vorming tot het apostolaat te geven. De vraag dient echter gesteld of de lekenleerkrachten in dit onderwijs een corps vormen dat op dit gebied overtuigd is of kan overtuigd worden of blijven. Is de verhouding van de leken en de niet-leken in dit onderwijs van dien aard dat de eersten er zich volledig als mens en als leek kunnen ontplooien en dat hun ijver voor het apostolaat de normale vrucht is van een volledige erkenning en integrate in dit onderwijs? Hebben wij, katholieken, tegenover de katholieke leerkrachten en de katholieke leerlingen van het Rijksonderwijs, individueel en in onze organisaties, een houding die niet louter superieur veroordelend is? Heeft men in het katholieke milieu genoeg achting en bekommernis voor de lekenleerkrachten? Wij kunnen niet nalaten te verklaren hoe jammer het is dat de lekenleerkrachten zich niet volledig kunnen inzetten voor het apostolaatswerk. Een kwantitatief uitgebreid lekenlerarencorps in het middelbaar onderwijs zou in al onze steden en grotere gemeenten honderden centra van katholiek familiaal en intellectueel leven kunnen vormen en daardoor een enorme invloed ten goede uitoefenen. Daarbij dient men te overwegen dat niet al de leraren die aan onze katholieke universiteit gevormd worden, in het katholiek onderwijs een plaats vinden, maar dat een groot deel van hen noodzakelijk de richting van het Rijksonderwijs moet uitgaan. Het inzicht in deze realiteiten en een oprechte waardering voor alle mensen die op een voortreffelijke wijze hun plicht van staat vervullen, zullen noodzakelijk de opwekking tot meer apostolaat moeten voorafgaan.
In de sectie over het jeugdleven hebben alle katholieke jeugdbewegingen de voortreffelijkheid van hun methodes en werking aangetoond. Alle staan zij echter voor het feit dat zij slechts een heel klein deel van de jeugd bereiken. Nieuwe wegen moeten gezocht worden om de niet georganiseerde jeugd te bereiken, de opvoeders moeten er rekening mede houden dat de katholieke jeugd in een zeer gemengd milieu zal terechtkomen en dat zij daarop moet voorbereid worden. Op dit gebied schijnen grote leemten te bestaan.
| |
Het levensmilieu van de volwassenen
De secties der werkgevers en werknemers vergaderden samen. Zij bestonden voor het grootste deel uit stafleden der arbeiders- en werkgeversorganisaties. Tal van belangwekkende vragen werden hier opgeworpen. O.m. of het apostolaat in het arbeidsmilieu gesitueerd moet worden op het terrein der arbeidsvoorwaarden ofwel of het vooral een kwestie is van zedelijke en geestelijke elementen. Gevraagd werd ook of de voorwaarde tot echt apostolaat niet een werkelijke ontmoeting tussen werkgevers en werknemers als ‘christenen’ zou zijn. Bij de discussie werd eerst en vooral de buitengewone rol der organisaties beklemtoond, waarover beide groepen akkoord gingen. De ene groep wees er op hoe elke vorm van paternalisme in het arbeidersmilieu wantrouwen wekt en eerder als een hinderpaal voor het apostolaat werkt, de andere groep wees op de nieuwe mogelijk- | |
| |
heden die schuilen in de arbeidsverheffende technieken. Veel nieuws werd hier eigenlijk niet gezegd. In de sectie van de Middenstand werd erkend dat de ontkerstening in dit milieu ver doorgedrongen is langs verfijnde vormen van onverschilligheid, levensvrijheid, modernisme en schijnrijkdom. Tevens werd geconstateerd dat de middenstand zeer vatbaar blijkt voor de invloed van tal van neutrale organisaties. Veel werd hier verwacht van een eigen katholieke middenstandsorganisatie.
De landbouwsector schijnt een betrekkelijk beveiligd milieu te vormen zowel voor de jongeren als voor de ouderen. Toch werd er in deze sectie geklaagd over de gevaren die meer en meer dreigen en over het gemis aan persoonlijke religieuze vorming. Het lekenapostolaat in het leger staat voor een grote opgave. Het wordt echter sterk belemmerd door het feit dat de katholieken tegenover het leger vaak een negatieve houding aannemen. Het aanvaarden van de burgerplicht van de soldaat zou hier een eerste voorwaarde zijn om effectieve actie mogelijk te maken. Pas wanneer de fundamentele houding tegenover het leger gezond is, worden het persoonlijk getuigenis en het georganiseerd apostolaat vergemakkelijkt.
Wij hebben de indruk dat de discussies in deze groepen niet verder zijn geraakt dan het herhalen van bepaalde thema's welke tot het klassieke repertorium der sociale organisaties behoren. Het interessante lijkt ons te zijn dat de besprekingen gevoerd werden buiten het organisatorische verband. Meer persoonlijk contact van de stafleden der organisaties, dat tot vrijmoedige gesprekken leidt, kan wellicht vruchtbaarder zijn dan het institutioneel steekspel dat ze beroepshalve en binnen de spelregels der Encyclieken en Pauselijke documenten moeten voeren. Waar de organisaties als belichaming van fundamenteel verschillende sociale en politieke stellingnamen tegenover elkaar komen te staan ligt in ons land de arbitrage traditioneel op een heel ander vlak dan de soms rumoerige zittingen van een congres.
In een bijzondere sectie werd heel speciaal de aandacht gevestigd op het apostolaat in de natuurlijke gemeenschappen. Men kwam er tot een uitwisseling van gedachten die veel gelijkenis vertoonde met die van de secties die handelden over de stads- en buitenparochie. Beklemtoond werd hier de betekenis van de wijk, wijkvorming en spontane groepsvorming. Onmiddellijk werd echter geconstateerd dat men hierover weinig positieve gegevens bezit en dat de studie van het getuigenis dat de christelijke leek kan geven in deze spontane groepen nog in een aanvangsstadium verkeert. Deze sectie bevestigde echter met aandrang haar overtuiging dat het direct getuigenis van de katholieken in de concrete levensomstandigheden en in de natuurlijke gemeenschappen de meest efficiënte aanloop is voor dieper apostolaatswerk.
| |
De lekenspiritualiteit
De universiteitsprofessoren, de studenten, de intellectuelen, de volksmensen, allen hebben behoefte aan een eigen spiritualiteit. In de secties die de voorwaarden tot het groeien van een eigen groepsspiritualiteit bespraken, werd algemeen geconstateerd dat deze op dit ogenblik bijna niet bestaat. De studenten vragen meer religieuze vorming en het bevorderen van een beroepsspiritualiteit per faculteit, zij vragen 'n ‘universitaire parochie’. Bij de intellectuelen schijnt de spiritualiteit weinig ontwikkeld te zijn, men zoekt naar passende vormen, daarna pas kan men
| |
| |
een algemene actie voeren. Een groot deel van de volksmensen is niet meer te bereiken, dit gebeurt voor een deel toch nog wel in bijzondere levensomstandigheden. Het maximum dat men in deze groep kan bereiken is het doen aanvaarden van enkele fundamentele religieuze waarden. Slechts dan kan, met de hulp der genade, een volgende stap verwacht worden. Een grote hinder wordt bij het apostolaat in het volksmilieu ondervonden door het feit dat de volksmens scherp toeziet of geloof en profane leven elkaar doordringen. Het feit dat bij vele katholieken het profane leven allerminst een voorbeeld is zal voor de volksmens meer dan voor anderen moeilijkheden medebrengen om zich voor het apostolaat open te stellen.
Door alle groepen werd de wens uitgedrukt dat door het gebruik van de volkstaal de gelovigen beter zouden betrokken worden bij de liturgische viering der Eucharistie en bij het ontvangen der Sacramenten. Ook van de opvoeding tot een beter begrip van de liturgie wordt veel verwacht.
| |
De leek in de wereld
De wereld waarin de gelovigen hun apostolaat moeten uitoefenen is een gemengde wereld. De katholiek leeft er samen met anderen. Met hen heeft hij een gemeenschappelijke taak te vervullen. In de huidige maatschappij waarin katholieken staan tegenover andere christenen, ongelovigen en aanhangers van andere godsdiensten, worden zij door de structuur van deze maatschappij zelf, nationaal en internationaal gezien, tot samenwerking gedwongen. Het is in dit milieu dat zij hun apostolaat te vervullen hebben. De gevormde katholiek kan loyaal zijn beste krachten ten dienste stellen van deze maatschappij en in zijn geloof de hogere motieven en krachten vinden, die naast de profane zullen gelden en die hem in staat stellen in de wereld zijn goddelijk doel na te streven en getuigenis te brengen van dat geloof. Om deze taak te kunnen vervullen moet hij opgevoed worden. De leek vraagt tevens begrip voor houdingen en beslissingen die hij in deze wereld moet nemen en die steunen op overeenkomst en vergelijk. Van uit een abstract katholicisme zou men hem wellicht andere houdingen kunnen voorspiegelen doch in de realiteit staat hij als mens en als burger voor de noodzakelijkheid van de samenleving. Duurzame oplossingen zijn in de wereldse problemen slechts mogelijk zo men in de eerbied voor de persoon van de anderen de grondslag ziet van de overeenkomsten die de samenwerking mogelijk moeten maken. Het kan dan gebeuren dat de niet-katholieken de katholieken bestrijden en deze in hun diepste overtuigingen en belangen kwetsen. Het apostolaat dat op eerbied en liefde voor de anderen moet steunen zal dan ten zeerste bemoeilijkt worden, doch dit mag niets veranderen aan de grondhouding die er een moet zijn van loyale samenwerking, zelfs indien soms tijdelijk het accent eerder op de weerbaarheid moet gelegd worden.
| |
Congo en de Internationale Gemeenschap
De twee secties, welke de apostolaatsproblemen in Congo en in de internationale gemeenschap behandelden, zijn tot een reeks zeer praktische conclusies gekomen. We hebben echter de indruk dat men, althans voor Congo, voornamelijk suggesties gedaan heeft over concrete, individuele houdingen, aan te nemen door ambtenaren, vrouwen van kolonialen, lekenleerkrachten enz. Op een ogen- | |
| |
blik echter dat men in alle overzeese gebieden en langzamerhand ook in Congo, in politieke kwesties de erkenning van de mondigheid der autochtone bevolking eist, mogen wij, als katholieken, niet aansturen op een politiek quietisme. Zeker, we moeten niet overhaastig zijn, doch we mogen het experiment van de 19de eeuw tegenover de arbeidersklasse niet vergeten.
In de internationale gemeenschap hebben de katholieken grote verantwoordelijkheden te dragen en bestaat er een grote behoefte aan middelen en mensen. Vorming en mensen zijn hier de grote eisen die in tal van meer concrete resoluties tot uiting kwamen.
| |
Slotbeschouwingen
Wanneer wij pogen de grondgedachten samen te brengen die in alle secties tot uiting kwamen dan moeten wij eerst en vooral de nadruk vermelden die gelegd werd op de noodzakelijke persoonlijke religieuze vorming en op het noodzakelijk persoonlijk getuigenis van de katholiek op de plaats waar hij leeft en werkt. Met aandrang werd ook gevraagd om de familie te eerbiedigen en te erkennen als eerste vormingsmilieu van de religieuze zin. Algemeen werd betreurd dat het parochiële leven een zeker verval toont. Al de bestaande christelijke organisaties die aan het woord kwamen stemden hiermede in, doch meenden onmiddellijk vanwege de parochiële geestelijkheid voor de leden van hun organisatie meer belangstelling te moeten vragen. Uit vele besprekingen bleek echter dat de organisaties, zoals alle middelen, hulp en hinderpaal tegelijk zijn en dat het apostolaat niet uitsluitend op de organisaties kan steunen. In alle secties kwam een groot gebrek aan positieve kennis van de toestanden tot uiting. Hieraan ligt het voor een groot deel dat tal van uiterst belangwekkende vragen gesteld werden, doch dat de discussie gevoerd werd in termen van vermoedens en dat de conclusies slechts een veralgemening van de vragen waren. In het algemeen werden niet veel theoretische discussies gevoerd, het congres heeft geen grondige theologische of kerkelijk-juridische twisten opgeleverd. De deelnemers hebben daar waar het nodig was hun inzicht gegeven over toestanden en eerbiedig de hoop op verbeteringen en hervormingen uitgedrukt. Wij menen dat er in dit land weinig leken zijn die het op een andere wijze hadden kunnen doen. De leek is niet theologisch geschoold en zelfs de intellectuelen hebben zelden een kerkelijk wetboek in handen gehad. Vele deelnemers aan dit congres hebben aangevoeld hoe hier grote leemten aan te vullen zijn en hoe het wenselijk ware een permanente open conferentie van het lekenapostolaat in het leven te roepen. Wij kennen geen bijeenkomst van katholieken in
dit land waar de leken, wellicht aarzelend en onbeholpen, maar open, onder elkaar en met de clerus en de Hiërarchie gesproken hebben als tijdens dit Nationaal Congres van het Lekenapostolaat.
|
|