Streven. Jaargang 10
(1956-1957)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 376]
| |
ForumKan. Dr. Fr. De Hovre 3 april 1884 - 11 nov. 1956Na een langdurige ziekte overleed op 11 november jl. Kan. Dr. Fr. De Hovre. Zijn heengaan treft de pedagogische wereld diep. Alhoewel hij tot zijn laatste ademtocht geinteresseerd was in alles wat er op het pedagogisch front gebeurde, was zijn activiteit in de laatste jaren zo goed als stil gevallen. Het hoogtepunt van zijn scheppend werk valt tussen de jaren 1920 en 1935. Nu dit leven gefixeerd is kan men thans - zonder een antwoord aan de geschiedenis te willen opdringen - de vraag stellen: waar ligt De Hovre's voornaamste betekenis? Was hij in de eerste plaats een inspirator van de pedagogische activiteit te lande? Of was hij een theoreticus van internationaal formaat, zoals de vele vertalingen van zijn werken in het Frans, het Engels, het Pools, het Spaans, het Italiaans, het Duits het suggereren? Want als pionier en als denker heeft hij zijn bijzondere verdiensten. Als pionier ijverde hij voor vertalingen, voor zijn tijdschrift, voor het inrichten van leergangen en oefende dusdanig een invloed uit die moeilijk door een andere pedagoog in ons land geëvenaard wordt. Dit vraagt waarschijnlijk enige verklaring. Het was maar pover gesteld met de beoefening van de pedagogiek op het theoretisch vlak vóór en onmiddellijk na de eerste wereldoorlog. De practici hadden het druk met de verbetering van hun onderwijsprocédés, meestal dan nog voor het lager onderwijs. Pedagogen uit het buitenland - de pedagogiek sprak Duits in die tijd - waren slechts zelden uit eerste hand bekend. Wel was er te Brussel een bloeiende psycho-pedagogische beweging, die internationaal aanzien had in de persoon van Decroly, geleid door artsen, die de opvoeding beschouwde als een psychologisch groeiproces. De officiële examens in de pedagogiek - die zowat de toon aangaven van de pedagogische opvattingen - liepen over enkele historische figuren los van hun wijsgerige achtergrond. Neutraliteit was hoogste wijsheid. En van universitair onderwijs was er nog geen sprake. Op die achtergrond moet men De Hovre zien. Hij begon met een reeks vertalingen te stimuleren: Willmann, Foerster bijna in zijn geheel, achteraf nog vele anderen, soms lang voor ze elders ‘ontdekt’ waren o.m. Max Picard. Willmann en Foerster, samen met Kardinaal Newman, die hij, vóór de latere Newman-cultus, door en door kende, waren zijn lievelingsauteurs. Vanaf 1919 redigeerde hij het Vlaams Opvoedkundig Tijdschrift, gedurende haast 35 jaar, en hij geeft zich geheel aan die taak. Iedere maand behandelde hij leven en werk van een modern pedagoog. Dit bracht een grondige studie mee van soms lange reeksen van moeilijk te verkrijgen werken - en wie ooit een boek van De Hovre in handen kreeg weet hoe ze ‘doorgewerkt’ waren. Dit veronderstelde soms lang volgehouden correspondentie met de besproken pedagogen. Met Foerster was hij tot de laatste dagen in briefwisseling. De grootste Duitse, Amerikaanse, Franse, Engelse pedagogen bestudeert hij met hun nationale vooronderstellingen; sommige meer, andere minder uitvoerig. Van enkele geeft hij meesterlijke voorstellingen o.m. van Pestalozzi. Velen introduceert hij voor het eerst in ons land. De dieptepsychologie kent hij vooraleer de psycho-analytische mode via Amerika en Frankrijk tot ons doordringt. Zijn bibliotheek - thans te Leuven - bevat voor zijn tijd merkwaardige werken over de dieptepsychologie. De Hovre heeft ontzaglijk veel werk binnenskamers verzet om deze wereldshow maand na maand te kunnen volhouden. Dat zijn voorstellingen ten slotte oppervlakkiger werden, was haast niet te vermijden. Het veronderstelde meer dan één man doen kon. In Paedagogische Denkers van onze Tijd (1937) bundelde hij keurbladzijden uit zijn bijdragen, die van het Vlaams Opvoedkundig Tijdschrift een tijdschrift maakten met aparte factuur. In 1925 stichtte hij te Gent, in 1928 te | |
[pagina 377]
| |
Antwerpen de Hogere Instituten voor Opvoedkunde. Later kwamen onder impuls van zijn leerlingen dergelijke instituten tot stand te Hasselt, te Brussel, te Leuven, te Brugge. Hun formule was vermetel en men betwijfelde of het korps van de onderwijzers de inspanning zou kunnen opbrengen. Gedurende drie jaar, zeven uur per week, na de klasuren een programma met sterke wijsgerige inslag verwerken, zonder enig vooruitzicht op praktisch voordeel lijkt inderdaad een uitdaging aan het gezond verstand. Maar de onderwijzers kwamen in groten getale en.... komen nog in 1956. Was De Hovre's invloed als stimulator en bronnenzoeker groot, hij bereikte toch niet het echte publiek dat zijn boodschap ten volle kon waarderen. Hij miste een universitaire katheder. Alhoewel de studie van de pedagogiek intussen in de universiteit haar intrede had gedaan, ging ze langs hem en langs zijn oeuvre heen. De universitaire pedagogiek ademde het exact-positivistische klimaat dat hij zijn leven lang bestreden had. Hij werd een outsider.... maar van welk formaat. De vaststelling, dat zijn leer misschien boven de hoofden van al die verdienstelijke onderwijzers ging, brengt ons tot de tweede vraag: zal de Hovre in de toekomst veeleer als theoreticus worden erkend? De Hovre behandelde niet het totale veld van de opvoedingswetenschap. Dialectiek à la Litt leek hem niet dicht genoeg bij de aarde. Didactiek behandelde hij waar het niet anders kon, maar zij had toch niet zijn groot interesse, afgezien dan van het domein der vormingsidealen. De psycho-pedagogiek waardeerde hij, alhoewel het er niet steeds de schijn van had, omdat hij er zijn leven lang op gewezen heeft dat de psychologie alleen niet de basis van de opvoeding is. Zijn geest was trouwens te synthetisch om zich aan het analytische vorserswerk van de psycho-pedagogen te geven. Slechts over het doel van de opvoeding liepen zijn twee voornaamste werken. En wonder genoeg, over dit doel werd bij ons in alle talen gezwegen. De neutralen zwegen er over uit tactiek, de katholieken verkondigden zelfgenoegzaam de mening dat voor een katholiek pedagoog de doelstelling niet twijfelachtig is. Gelukkig dat de wijsgeren van die tijd het voor de wijsbegeerte anders zagen: ze wilden opzettelijk het klassiek wijsgerig leergoed in contact brengen met de wetenschap en met allerlei wijsgerige scholen. Het getuigt voor het inzicht van professor Mercier, dat hij de jonge De Hovre in het Institut supérieur de Philosophie naar Willmann verwees. Via Willmann dook De Hovre onder in de gehele Duitse pedagogiek, zozeer verwant in haar tendenzen en in haar beoefenaars - meestal van filosofischen huize - met de wijsbegeerte. De eerste publicaties over Willmann, de Praagse professor, over de zijn leven lang omstreden Foerster, over de sociale pedagogiek in Duitsland, over Pestalozzi en Herbart, de twee pijlers van het moderne pedagogisch denken, verschijnen in de Revue Néo-Scolastique en de Annales de l'Institut supérieur de Philosophie. Toen hij tijdens de eerste wereldoorlog in Engeland verbleef, kon hij dan ook het pittige German and English Education schrijven (London 1917), dat de Engelsen zeer trof. Steeds meer en meer fundamenteel was intussen het standpunt geworden dat iedere pedagoog ten slotte met een filosofie in zijn achterhoofd zat. Spencer bijv. kan toch niet ‘neutraal’ gelezen worden, hij kan niet ‘neutraal’ verstaan worden. Zijn pedagogiek zit vast aan zijn evolutionisme zoals ook zijn psychologie en zijn sociologie. Wat waar is voor Spencer geldt evenzeer voor Dewey en voor Thorndike. Het sociologisme, het naturalisme, het nationalisme, het individualisme, het intellectualisme heeft zijn eigen moraal maar ook zijn eigen pedagogiek. Dit aan te tonen achtte hij ook voor de katholieken een taak van allereerste noodzaak. Het neutrale karakter van de pedagogiekbeoefening in ons land achtte hij niet enkel praktisch gevaarlijk maar ook theoretisch onverantwoord. Paedagogische Wijsbegeerte. Een Studie in de moderne Levens- en Opvoedingstheorieën verscheen in 1924. Het is een panoramisch overzicht van de denkstijl van het naturalisme, het nationalisme, het sociologisme en van de representatieve pedagogen er van. Het dikwijls aangekondigde deel met de uitwerking van het intellectualisme, het individualisme, het vo- | |
[pagina 378]
| |
luntarisme bleef steeds in de farden van deze rusteloze maar onregelmatige werker. Dat er in al deze ketterijen een oorspronkelijke waarheid schuil ging, toonde De Hovre aan met grote ruimdenkendheid. Het ketterse leek hem juist te zitten in de schromelijke overdrijving en de eenzijdigheid, welke deze theorieën kenmerkten. Catholic betekent alzijdig. Het katholicisme overkoepelt in een geestelijke synthese wat het moderne denken uit elkaar heeft gehaald. Deze volheid van het katholicisme als levens- en opvoedingstheorie demonstreert hij in Het Katholicisme, zijn Paedagogiek en zijn Paedagogen. (1930). In Willmann en Newman vindt hij de geniale vertegenwoordigers van de katholieke pedagogische stijl. Het was zijn meest oorspronkelijk en ook zijn laatste werk. Spreken deze werken ons na 25 jaar nog aan? Sommigen menen dat deze thesen thans niet meer hoeven bewezen te worden, vanzelfsprekend als ze zijn. Zelfs de socialisten zijn van een tactische neutraliteit naar een socialistische opvoedingstheorie geëvolueerd, althans zoeken ze naar zulk een opvoedingstheorie. Men vergeet dan echter dat de inzichten van De Hovre dit nieuwe klimaat mede grotelijks hebben bepaald. Studiën als die van De Hovre worden thans genegeerd door degenen die de pedagogiek van fenomenologisch standpunt benaderen. De fenomenoloog bestudeert het specifieke doel van de opvoeding nl. de volwassenheid als dusdanig en schuift het doel van de opvoeder - de levensbeschouwing van de opvoeder - naar de achtergrond. Men doet dit omwille van het autonoom karakter van de pedagogiek. Het vraagstuk van de autonomie der opvoedingswetenschap beschouwde De Hovre als een zuiver academisch dispuut. Trouwens nog van andere zijde wordt de betekenis van De Hovre's werk bestreden. Voor sommige pedagogen is dit werk te wijsgerig-gericht, voor sommige wijsgeren is het niet wijsgerig-technisch genoeg. Het valt als het ware tussen twee stoelen. Zou men echter dit argument niet liever moeten omkeren door er op te wijzen dat er niet geringe verdiensten schuilen in de opzet twee disciplines met eigen formele doelstelling te verbinden door het pedagogisch doel tot voorwerp te maken van wijsgerige overdenking? Op dit gebied maakte De Hovre geen school. Bij ons weten werd aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte de filosofische bezinning over het opvoeden niet meer aan de orde gesteld, alhoewel dit door zijn eminente stichter wel uitdrukkelijk gewenst werd. Sinds lange jaren zijn de verschillende uitgaven uitverkocht omdat ze op vele plaatsen als handboek werden gebruikt. Ze werden trouwens ook als handboek ontworpen - en dat heeft hun verspreiding in deskundige kringen meer geschaad dan gediend. Mogen we de wens uitspreken dat iemand die én wijsgerig én pedagogisch geschoold is een heruitgave van deze werken zou verzorgen met inachtneming van datgene wat nu reeds door de tijd is verkleurd en datgene wat in de laatste jaren aan de orde is gesteld. In een nieuw kleed zou een dergelijke uitgave waarschijnlijk het succes kennen van de oorspronkelijke edities. Intussen zal na enig tijdsverloop het antwoord op de aanvankelijk gestelde vraag duidelijker worden. V. d'Espallier | |
IgnatianaDe ondertitel van Brodricks boekGa naar voetnoot1) over Ignatius is veelzeggend. Hij geeft op de eerste plaats aan dat de hagiograaf zich beperkt heeft tot de jaren die voorafgaan aan Ignatius' Romeinse periode en zich kenmerken door veel gereis en getrek. Hij geeft ook aan dat de schrijver als stramien van zijn studie genomen heeft het ‘Pelgrimverhaal’ van de heilige zelf, en het ligt dan ook wel in de lijn der verwachtingen dat voor Brodrick Ignatius op uitgesproken wijze een pelgrim is, een zwerver op zoek naar Gods wil. M.a.w. | |
[pagina 379]
| |
de auteur breekt vrij radicaal met wat wij bijna een traditionele Ignatius-opvatting zouden willen noemen, waarin de heilige is een bekeerd soldaat, een militair en militante geest, een strateeg van groot formaat, die zijn ambities naar leiderschap en roem verschoof van wereldlijk naar kerkelijk terrein. Father Brodrick volgt het simpele voor de hand liggende procédé van wat achtergrond aan te brengen bij Ignatius' autobiografie. Een datum, plaats of persoon worden even toegelicht, zodat een woord, term of naam beleefde en levende werkelijkheid wordt. Het geniale van deze eenvoudige methode komt echter vooral naar voren in de wijze waarop de schr. als het ware zijn accenten legt bij het lezen van Ignatius' levensverhaal: het is het oog voor het relevante detail dat van de zwijgzame Ignatius opeens en waarschijnlijk tegen diens bedoelingen, een mens maakt die in zijn spaarzame woorden zijn diepste aard nimmer kon verbergen. Wanneer we dan aan de hand van zijn eigen levensverhaal Ignatius op zijn vele avonturen gevolgd zijn, zullen we aan het einde van dit boek niet in staat zijn om de afgelegde pelgrimstocht te reconstrueren: de tocht naar Pampeluna, en vandaar naar Montserrat, Barcelona en Manresa, en weer naar Barcelona, en dan Venetië en het Heilig Land, en terug door Italië weer naar Barcelona, en vandaar naar Alcala, Salamanca en Parijs, en dan weer terug naar Spanje, en zo naar Venetië, Padua en Rome, de tocht van roemzuchtig Spaanse grande tot priester, misschien wat scrupuleus aangelegd, en groot mysticus met verbijsterende revelaties. Maar onuitwisbaar staat ons de mens zelf voor de geest: charmant en beminnelijk, van een uiterste mildheid en diepste nederigheid. Men vergete niet dat in deze zestien jaren Ignatius nog maar weinig de leider van mannen is, weinig een organisator, weinig betrokken bij de belangrijke gebeurtenissen die in de kerk en de staten van Europa, en daarbuiten, plaats vinden. Dit biedt het grote voordeel dat bijna doorlopend onze aandacht getrokken wordt naar het karakter en de geestesontwikkeling van deze heilige, naar de mens die als een door God gegrepene een brandende behoefte gevoelt om met andere mensen te spreken over de Allerheiligste Drievuldigheid die hij menigmaal aanschouwde. Aldus schenkt Brodricks commentaar op Ignatius' eigen woorden onvermijdelijk ook een dieper inzicht in diens geestelijk leven, en dit betekent dat een zeer verhelderend beeld gegeven wordt van wat de ware inhoud is van de Geestelijke Oefeningen. Het is natuurlijk in zekere zin jammer dat dit voortreffelijke boek niet het gehele leven van Ignatius behandelt. De schr. zal t.z.t. echter ook de laatste achttien jaren, die Ignatius te Rome doorbracht, behandelen. Voor wie bekend is met Brodricks andere grote hagiografieën over Franciscus Xaverius, Bellarminus en Petrus Canisius (een standaard-werk dat nog steeds niet in Nederlandse vertaling werd uitgegeven), zal het wel van zelf sprekend zijn dat schr. alle bronnen benut, verkwikkend eerlijk is bij het citeren van zijn collega's, alsof het hem een vreugde is deze te kunnen prijzen, en daarbij op even knappe als geestige wijze de brug slaat tussen het verleden en het heden, zodat de lezer steeds met beide voeten in de werkelijkheid blijft staan, hetgeen niet weinig bijdraagt tot een zuiver beoordelen van gebeurtenissen, situaties en personen. We willen hier nog aan toe voegen dat ook deze hagiografie in mooi Engels geschreven is en dat de veertien foto's, waarvan enkele in verrukkelijke kleuren, dit prachtboek geheel waardig zijn. Een vertaling zal niet te lang op zich laten wachten. Eveneens werd een Ignatius-biografieGa naar voetnoot2) geschreven door een Ierse onderwijzeres, Mary Purcell; mogelijk dat lezers niet meer verwachten dan een populair levensverhaal. Het is echter verwonderlijk hoe deze vrouw er in geslaagd is niet alleen een zeer leesbaar boek te schrijven over de heilige, maar ook niet terugschrok voor de vracht materiaal waar zij ‘door heen moest’, en hieronder nimmer bedolven raakte. Schr. is volledig op de hoogte van de meest recente studiën over Ignatius, en de invloed van geleerden als Leturia en Rahner is duidelijk. Met dit alles nog niet tevreden heeft schr. Ignatius op zijn vele | |
[pagina 380]
| |
pelgrimstochten op de voet gevolgd, waarvan het verheugende resultaat de lezer wordt geboden in de plaatselijke kleur die het verhaal levend en boeiend maakt. Het boek bestrijkt het gehele leven van Ignatius: dit plaatste de schr. voor een zeer moeilijk schiftingsproces: alleen een volledige biografie in vele delen brengt het grote voordeel mee dat er weinig geschift behoeft te worden omdat ieder incident, iedere ontmoeting en iedere brief zijn plaats moet krijgen. Schr. heeft zich bij de vaak moeilijke keuze laten leiden niet door wat Ignatius deed, maar door wat hij was. Op deze wijze is zij er in geslaagd het beeld van de man en heilige die Ignatius was te tekenen, en ook hier ontmoeten we de zachte nobele mens, een pelgrim en zwerver steeds op zoek naar Gods wil. Ofschoon een Jezuïet hier en daar een andere interpretatie zou prefereren, en deze met verwijzing naar de Constituties van Ignatius' stichting ook zou kunnen waar maken, heeft schr. recht op onze bewondering en waardering; zij heeft doorgaans Ignatius' geest en orde voortreffelijk verstaan, hetgeen ons een niet geringe prestatie lijkt voor iemand die in zekere zin een buitenstaander is. Wij achten dit boek Ignatius volkomen waardig en een waardevolle toevoeging tot de Ignatius-biografie, en de illustraties zijn hiermede geheel in overeenstemming. Wij willen dit boek dan ook bijzonder aanbevelen. Dr. W. Peters | |
Honger naar het Woord van JahwehVaak klagen de leken over de predikatie. Het woord dat hun van de kansel wordt toegesproken staat te ver van het leven. De kennis en de liefde van God die geest en hart zouden moeten ontvlammen blijven al te dikwijls in dodende algemeenheden en academische fraseologie steken. De gelovige verlangt naar het eenvoudige directe spreken van zijn Verlosser en Heiland. Geen feestpreken of toernooien van welsprekendheid maar het woord dat als een tweesnijdend zwaard doordringt tot het scheiden van ziel en geest, gewrichten en merg, en over de bedoelingen en gedachten van het hart richt. (Hebr. 4, 12). Wat de profeet Amos aan zijn tijdgenoten zegde krijgt ook in onze dagen een bijzondere betekenis: Zie de dagen gaan komen
Is de godsspraak van Jahweh:
Dat ik over dit land een honger zal brengen:
Geen honger naar brood,
Geen dorst naar water,
Maar om het woord van Jahweh te horen. (Amos 8, 11).
De honger die de ziel naar het woord van God voelt is op zichzelf reeds een genade, een genade die wacht op de zondagpreek, het geestelijk boek, het godsdienstig radio- en T.V. halfuurtje. De gelovige zoekt er de ontmoeting met God in de Geest van Christus. Gezien in dit ruime verband is het verschijnen van de Nederlandse bewerking van Kochs Homiletisch handboek een gebeurtenisGa naar voetnoot1). Het is een onbegonnen werk deze groots opgezette publikatie in een enkele pagina te willen voorstellen. Alle mysteries van onze Godsdienst, reikend van uit onze diepste miserie tot in de schoot van de Allerheiligste Drieëenheid, worden hier behandeld. Het is er de schrijver niet om te doen zijn persoonlijk inzicht in de geloofsopenbaring de lezer mede te delen. Hij wil veel meer. De geloofsbronnen zelf en de getuigenissen van gelovigen en ongelovigen die hierin enig licht kunnen brengen worden systematisch geordend en ons zonder meer voorgelegd. Het resultaat is een uitgebreide informatie in een minimum van tekst. Wat hier bereikt wordt kunnen wij best aan de hand van een voorbeeld duidelijk maken. De vraag naar de zin van het kwaad in een schepping die het werk is van God, blijft de mens, en niet het minst de christen, bezig houden. Het homile- | |
[pagina 381]
| |
tisch handboek behandelt dit probleem, zoals alle punten dat het bespreekt, in een dubbel hoofdstuk. In het eerste vernemen wij wat God in de H. Schrift en langs het kerkelijk leergezag ons hierover heeft willen mededelen. De leer van de Kerkvaders, kerkleraren en gewijde schrijvers verklaren verder dit inzicht. Gezegden van heiligen en theologen, ook bedenkingen van wijsgeren, dichters en schrijvers vullen dit alles aan. Tenslotte krijgt dit geheel als het ware zijn concrete gestalte in voorbeelden uit de geschiedenis en het leven van mensen uit alle tijden. Zeker er blijven nog vragen, bezwaren, zelfs aanvallen van de menselijke geest die niet begrijpt. Dit is nu juist de bedoeling van het tweede hoofdstuk. Het rijke materiaal wordt hier verenigd, verklaard en systematisch uiteengezet. De predikant vindt er de schetsen van een preek, de mogelijkheid tot aanknoping bij het liturgische jaar. De apologeet en de zielzorger kunnen er de antwoorden gaan zoeken op de klassieke moeilijkheden en vinden er kostbare verwijzingen voor verdere studie. De ontwikkelde leek die deze vier of vijf bladzijden doorwerkt komt, onder het licht van de genade en met de medehulp van de vele geesten die met dezelfde vraag werden geconfronteerd, tot een christelijk inzicht van dit geloofsmysterie. Nu is het probleem God en het kwaad slechts één van de meer dan vijfhonderd titels in dit grote verzamelwerk. Alles wat een gelovige bezig houdt wordt even eerbiedig als vrij en openlijk besproken: Gods voorzienigheid, het schandaal en de heerlijkheid van het kruis, de duivel, Gods barmhartigheid, de missies, verhouding tussen de Kerk en de Staat, de zonde, de keuze van een levensstaat, spel en sport, de hel en de eeuwige verwerping, godsdienst, lijkverbranding, de Heilige Mis, het huwelijk, de vorming van het hart, de mystiek en zo meer. Dit homiletisch handboek is geen geestelijk boek, geen vlot geschreven proza, geen mooi afgerond geheel. Wijsheid van alle tijden en goddelijke openbaring voor alle tijden bevattend, is het zo opgesteld dat het, mits de nodige persoonlijke inspanning, een katholiek antwoord wil geven op diens persoonlijke nood. Wij kunnen niets anders dan van harte wensen dat dit standaardwerk het geliefde vademecum worden zou van allen die de gewijde opdracht kregen: Predica Verbum, het Woord te verkondigen, - dit is van alle volwassen christenen.
A. Vandenbunder S.J. |
|