| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
HOEWEL de Franse regering in de Assemblée verklaard had, dat de onderdrukking van de terroristen in Algerije goede vorderingen maakte, bestond er ernstig gevaar dat de strijd zich niet tot Algerije zou beperken, maar dat hij de hele Noordkust van Afrika zal gaan bestrijken. Twee incidenten wezen in die richting. Het eerste was de aanhouding van het jacht ‘Athos’, dat uit Cairo met toestemming en onder het oog van de Egyptische regering met een lading wapenen voor de Algerijnse opstandelingen was vertrokken. Mollet riep daarop de Franse ambassadeur uit Egypte terug en bracht de zaak voor de V.R. Het tweede incident werd verwekt door een bravour stukje van de Franse luchtmacht, die een vliegtuig op weg van Rabat naar Tunis, waarin zich vijf leiders van het Algerijnse ‘Nationale Bevrijdingsfront’ bevonden, dwong in Algiers te landen. De inzittenden zouden in Frankrijk wegens hoogverraad terechtstaan. Tengevolge van deze ‘piraterij’ ontstonden, vooral in de Marokkaanse stad Meknes, anti-Franse ongeregeldheden, waaraan enkele Fransen ten slachtoffer vielen. Niettegenstaande de verdragen van zelfstandigheid tussen Frankrijk en Marokko en Tunis anderzijds, werd de verhouding tot Frankrijk uiterst gespannen. De sultan van Marokko beklaagde zich over Franse troepenverplaatsingen en riep zijn ambassadeur uit Parijs terug. De Tunesische premier Habib Bourguiba verklaarde, dat er botsingen plaats vonden tussen zijn troepen en die van Frankrijk. Sultan Ben Joessef nam openlijk de partij op voor de ‘algehele solidariteit’ met het Algerijnse volk. Onder leiding van El Bekkai liet hij een meer nationalistische regering vormen, waarin de Istiqlal de overhand had. In de overige Arabische landen, van Libië tot de Libanon hadden betogingen plaats tegen Frankrijk.
Om de internationale spanning nog te verhogen bracht Israël zijn strijdkrachten in beweging tegen Egypte. De aanval was een verdediging, zo verklaarde Ben Goerion, tegen de terreurdaden van Egyptische zelfmoordcommando's en tegen de Egyptische aanvallen op de Israëlische verbindingen te land en ter zee. Spoedig stonden de Israëli's na de zelfmoordcommando's op de vlucht te hebben gedreven, tot op 30 km afstand van het Suezkanaal.
De Britse en de Franse regeringen zagen nu de kans schoon om hun oorspronkelijk plan, dat door Eisenhower sterk was gemitigeerd, weer op te vatten en richtten een ultimatum aan Nasser, dat hij, ter beveiliging van de vrije doorvaart, in Port Said, Ismaila en Suez Brits-Franse bezetting zou toelaten. Nasser kon niet anders dan weigeren, waarop van uit de basis Cyprus vliegtuigen met troepen, schepen en bommenwerpers de aanval begonnen. Op verzoek van Egypte kwam de V.R. in spoedvergadering bijeen, waar de V. St. een resolutie voorstelden, waarbij verzocht werd geen militaire maatregelen te nemen in verband met Egypte. Na een langdurig debat werd de resolutie met zeven stemmen vóór en twee onthoudingen (België en Australië) door het veto van Engeland en Frankrijk verworpen. Sinds Moskou zijn vetorecht in de V.R. voortdurend misbruikte is de mogelijkheid geschapen de kwestie opnieuw in een Vergadering van de V.N. te behandelen. Zulks geschiedde thans. De Amerikaanse resolutie
| |
| |
om bij Engeland, Frankrijk en Israël aan te dringen hun aanvallen op Egypte te staken en de toestand te herstellen zoals die was voor de aanvallen begonnen, werd met 64 vóór, 5 tegen en 6 onthoudingen aanvaard. Onder de onthouders bevond zich Nederland. De regering was van mening, dat de ‘gehaaste wijze, waarop zonder voldoende onderzoek met name of het Israëlische optreden gerechtvaardigd kon worden door de noodzaak van legitieme zelfverdediging’ besluiten waren genomen, haar gedwongen had zich van stemming te onthouden. Ook Canada had zich van stemming onthouden, omdat het een clausule opgenomen had willen zien, waarin secretaris-generaal Hammarskjoeld gemachtigd zou worden besprekingen over de vorming van een ‘politiemacht’ te openen. Haar taak zou zijn met 10.000 man de Egyptisch-Israëlische grenzen te controleren. Hammarskjoeld werkte deze gedachte uit. De Algemene Vergadering ging er mee akkoord en de Canadees Burns werd aangewezen als commandant van de V.N.-strijdmacht. De contingenten er van worden geleverd door de niet-permanente leden van de V.R. Dus met uitsluiting van de ‘Grote Vijf’. Eden en Mollet waren intussen al gezwicht voor de aandrang der V.N.. Londen en Parijs kondigden met ingang van woensdag 7 nov. ('s nachts om één uur) het ‘staakt-het-vuren’ af.
Eden had zich volkomen misrekend omtrent de stemming in Engeland. Niet alleen de Labour-oppositie en de vakbonden toonden zich afkerig van dit avontuur, maar ook in zijn eigen partij, tot zelfs in zijn ministerie, waaruit minister Nutting zijn ontslag nam, was men het oneens over Eden's politiek. De dreigende toon van een brief aan de Franse en Britse premiers door Boelganin gericht, was niet minder een waarschuwing. De kampvechter voor de ‘hoge morele waarden’, wiens handen nog dropen van het vergoten Hongaarse bloed, zeide ‘vastbesloten te zijn om de agressie te verpletteren’. Hij stelde aan Eisenhower nauwe samenwerking voor teneinde aan verder bloedvergieten een einde te maken. Washington wees dit voorstel als ‘ondenkbaar’ van de hand en zond een vloot uit naar de Middellandse zee om zich te verzetten tegen iedere poging van de Sovjet-Unie of enig ander land om militaire strijdkrachten naar het Midden-Oosten te sturen. Moskou, dat door het zenden van wapens aan Nasser en aan Syrië de Arabische overmoed had aangeblazen, dreigde met 50.000 ‘vrijwilligers’. Tegenover Ben Gourian sloeg Boelganin zulk een hoge toon aan, dat de premier, eerst ongevoelig gebleven voor het verzoek van Eisenhower, zijn uitspraak: ‘we houden wat we hebben’ introk en beloofde zijn troepen uit het gebied van Sinai terug te roepen. De Gaza-strook liet hij echter onvermeld. Nasser schikte zich eindelijk in de toelating van de internationale politiemacht, maar onder een aantal voorwaarden, die de taak van Burns en Hammerskjoeld niet vergemakkelijkten. In geen geval wilde hij Canadese troepen in de Kanaalzone toelaten.
Van de andere kant maakten de Britse en Franse troepen geen haast hun stellingen op te geven. Zij wilden eerst afwachten of het V.N.-leger voldoende effectieve omvang had om de grenslijnen te waarborgen. Daartegenover stond dat Hammerskjoeld niet van zins is het bergingswerk te laten beginnen, voordat de bezetters zijn afgetrokken.
Met dat al begon West-Europa de gevolgen van dit avontuur te ondervinden. De olie-pijplijnen in het Midden-Oosten werkten niet, het Suezkanaal bleef versperd en de V. Staten, verontwaardigd over de eigengereidheid van Frankrijk en Engeland, maakten geen haast met het zenden van olietankers.
| |
| |
Het succes van de vrijheidsstrijd in Hongarije heeft de Sovjet-overheersers een korte tijd in verwarring gebracht. Over heel het land hadden in heldhaftige samenwerking studenten, boeren, arbeiders, het Hongaarse leger, en zelfs gedeserteerde Sovjet-soldaten aan de Russische tanks weerstaan. Politieke gevangenen waren uit de concentratiekampen bevrijd en kardinaal Mindszenty in zijn primaatschap hersteld. De weifelende premier Imre Nagy had de moed opgebracht zijn land neutraal te verklaren, terugtrekking van de Russische troepen te eisen en ‘de held van Budapest’, Pal Maleter, als minister van defensie in zijn kabinet op te nemen. Europa hield zijn adem in of Moskou in deze kritieke toestand zijn ‘glimlach’ of zijn ware gezicht zou vertonen. Het laatste was het geval. Budapest werd met een ring van tanks en pantserwagens omsingeld, de onderhandelings-delegatie werd woordbreukig gevangen genomen en op de met zwarte letters in de historie te griffen zondag 4 november zette op verraderlijke wijze een bombardement op de hoofdstad in, waartegen het toch nog dagen lang aanhoudend verzet der vrijheidstrijders, die gerekend hadden op buitenlandse interventie, niet bestand bleek. De gehate ‘veiligheidspolitie’ nam wreedaardig wraak. Vrouwen nóch kinderen waren meer veilig, jongens en mannen werden zonder pardon opgepakt en in wagons naar Siberië weggevoerd. Alleen in Budapest waren 7000 doden en 3000 gewonden gevallen. De vrijheid had slechts 5 dagen geduurd.
Aan de opvolger van Nagy, Janos Kadar, een doorgewinterde communist, wordt verweten, dat hij het was, die de Russische troepen tegen zijn landgenoten ter hulp riep. Vandaar dat wat deze Sovjet-marionet aan concessies los liet geen gehoor vond. De Hongaarse vlag zal de Kossuthvlag zijn, het Russisch zal als leervak worden afgeschaft, na het ‘herstel van orde en rust’ zullen onderhandelingen worden begonnen over het terugtrekken van de russische troepen. Maar de algemene staking duurde voort. Het duidelijk bewijs was geleverd, dat de arbeiders aan de kant van het recht stonden en dat de invloed van de communistische leerstellingen negen jaar lang verspreid over land en school, zelfs de jeugd niet aangetast had. Moskou heeft de geestelijke weerstand der Magyaren schromelijk onderschat. Bovendien is in de hele beschaafde wereld de verontwaardiging opgevlamd tegen de Moscovitische moordenaars en hun leerstelsels. Vele ‘half-zachte’ aanhangers van de ‘derde weg’ zijn de ogen opengegaan. Het hulpbetoon voor het bloedend Hongarije en voor de meer dan 100.000 vluchtelingen georganiseerd, was tevens een menselijk protest tegen de communistische barbaarsheid.
Het was de taak der V.N. om overeenkomstig haar zwakke krachten aan dit onrecht perk en paal te stellen. Hongarije werd 4 november op de agenda geplaatst en na eindeloos gepraat werd het besluit genomen, dat Hammerskjoeld zou trachten ‘op korte termijn’ V.N.-waarnemers in Hongarije toegelaten te krijgen. Het trof ongelukkig, dat de Suez-kwestie tegelijkertijd behandeld werd. Want de Arabische staten hadden alleen maar oog voor hetgeen hun zelf aanging, India nam aanvankelijk een halfslachtige houding aan, de Sovjet-unie trachtte door over de souvereiniteit van Egypte te schreeuwen, die van Hongarije onder tafel te werken. De nieuwe Hongaarse gedelegeerde bij de V.N. beweerde, dat de vrijheidsstrijd in zijn land uitsluitend een ‘binnenlandse aangelegenheid’ was. Hij loog, dat de rust was hersteld, dat de staking was verlopen en dat van deportaties geen sprake was. De V.N. kregen de kans niet om waarnemers, die zich op de hoogte konden stellen, toegelaten te krijgen.
| |
| |
De Hongaarse verzetsbeweging heeft ook in andere satellietstaten gisting gebracht. In Boekarest en Sofia werden betogingen gehouden. Uit voorzorg werd een groot aantal personen gearresteerd en Sovjet-troepen naar Bulgarije en Roemenië gezonden om een herhaling van Budapest te voorkomen.
| |
Nederland
Het vierde kabinet-Drees, dat bijna vier maanden na de verkiezingen tot stand kwam, was niet veel meer dan een reconstructie van het derde. De negen ministers, die hun portefeuilles behouden hadden, werden met vier anderen aangevuld: Mr. Struyken als vice-premier en belast met de behartiging van enige sociale maatregelen, Hofstra voor financiën, Samkalden voor Justitie en mejuffrouw M. Klompé, die - een novum in de vaderlandse geschiedenis - de eerste vrouw op een ministerszetel werd n.l. die van ‘Maatschappelijk Werk’. Intussen had de uitbreiding der beide Kamers haar beslag gekregen. De Tweede Kamer telt nu 150 en de Eerste Kamer 75 leden, die met moeite in de enge behuizing een plaatsje konden vinden. Belangrijker dan de vage compromis-regeringsverklaring was de uiteenzetting van minister Hofstra over de financiën. Hij stelde, dat het begrotingstekort met 400 à 500 miljoen gulden moest worden verminderd, zodat zal moeten worden nagegaan welke gewone uitgaven kunnen worden verlaagd en welke nieuwe uitgaven zoveel mogelijk kunnen worden getemporiseerd. De deviezenreserve ging relatief achteruit en in het dekkingstekort moest worden voorzien, omdat een overschot noodzakelijk is. Daarom was de minister voornemens het invoerrecht op benzine zodanig te verhogen, dat de prijs aan de pomp ongeveer f 0,45 per liter zal worden. Ook de accijns op het gedistilleerd zou aanzienlijk moeten stijgen.
Het kon niet anders of de onderdrukking van Hongarije kwam in de Tweede Kamer ter sprake. Een voorstel van de heer Blaisse, dat de regering de resolutie van Pakistan in de V.N. zou steunen om waarnemers naar Hongarije te zenden had ten gevolge, dat de Nederlandse gedelegeerde, mr. Schurmann, in krachtige bewoordingen aandrong op ‘maatregelen’, die Nederland zou steunen. Een verzoek van verschillende zijden gedaan om de betrekkingen met de Sovjet-Unie te verbreken werd door de minister-president afgewezen door te wijzen op de nadelen, die hieraan verbonden waren. Iets anders zou het zijn, als een dergelijke stap in het verband van het Atlantisch bondgenootschap zou geschieden. Wel achtte hij het in de huidige situatie niet meer verenigbaar, dat culturele en sportdemonstraties van Sovjetzijde hier te lande zouden doorgaan!
Een verbod op het wettig bestaan van de C.P.N. zou, volgens de minister-president, in strijd zijn met ons democratisch staatsrecht.
15 oktober had Drees de verwachting uitgesproken, dat binnenkort mutaties in de inrichting van het Huis der Koningin zouden worden aangebracht. De fractie-voorzitters hadden zich gezamenlijk verontrust verklaard over publicaties in de binnen- en buitenlandse pers. De particuliere secretaris van H.M. baron van Heeckeren van Molecaten en de kamerheer van Maasdijk hadden zich door hun enigszins vreemde handelwijze in opspraak gebracht. Met ingang van januari 1957 zijn beide heren, onder dank voor hun ‘opofferingsgezindheid’ en voor de ‘betoonde trouw’ van hun functies ontheven.
1-12-'56
K.J.D.
| |
| |
| |
België
November bracht er wel een zeer duidelijk bewijs voor, dat de binnenlandse ontwikkeling in feite uit het internationaal geheel niet kan worden losgemaakt. Want ook de meest intern-Belgische verschijnselen hingen nauw samen met de gebeurtenissen in Hongarije en het Suez-vraagstuk.
Het was voor de heren Van Acker en Spaak een tamelijk ongelukkig toeval, dat hun reis naar Rusland met de Hongaarse opstand samenviel en de oppositie had gelijk toe te geven, dat het kultureel akkoord niet ondertekend zou zijn indien dhr. Spaak zich op dat ogenblik rekenschap had gegeven van de omvang en van de betekenis van die opstand. Maar de oppositie had minstens evenveel gelijk, als ze erop stond, dat dhr. Spaak een kapitale vergissing had begaan, door zijn reis voort te zetten tot midden-Azië, zonder de minste verbinding te onderhouden met zijn informatiebronnen. Hoezeer de minister van Buitenlandse Zaken trouwens in de war was, blijkt wel daaruit dat hij een verkeerde start nam naar de U.N.O. en een eerste maal, nauwelijks te Londen aangekomen, terugkeerde. Het blijkt eveneens uit het op de lange baan schuiven van de interpellatie. Inderdaad had de Belgische openbare opinie zeer hevig meegeleefd met het lot van Hongarije, en was de verontwaardiging over de inopportune verbroedering met de Sovjet-heersers algemeen: de studenten-betoging tegen het Russische optreden gaf aanleiding tot ergere relletjes dan de schoolkwestie. In feite was het dhr. Spaak bij zijn terugkeer duidelijk geworden in hoe nauwe schoentjes hij zat. Met zeer grote behendigheid had hij eerst voor de radio verklaard, dat hij bedrogen was. Door zijn protestboodschap aan Sjepilov en de niet-uitvoering van het kultureel akkoord had hij zijn verdediging verder voorbereid. De onwaardige Kamerzitting van 14-11, waar de meerderheid ten koste van de meest twijfelachtige procédés en een onwaardige geschiedvervalsing de stemming van een oppositiemotie had weten te verijdelen, had de kronologietwist verwekt. Deze gaf de gelegenheid aan journalisten die dhr. Spaak begeleid hadden en zichzelf blijkbaar wegens hun eigen gebrek aan informatie meenden te moeten schoonwassen, een datumlijst op te stellen, waarachter dhr. Spaak zich geheel, en met succes (hoewel geenszins terecht)
heeft kunnen verschuilen. Dit neemt niet weg, dat zijn prestige, met name in het buitenland, door deze episode lelijk getaand schijnt. Hoe anders de volslagen mislukking te verklaren van zijn verzoeningspolitiek in de U.N.O., en zijn verbittering over deze mislukking? En komt het gerucht over zijn kandidatuur voor de opvolging van Lord Ismay aan de N.A.V.O. niet suggereren dat dhr. Spaak aan pensioen denkt?
Met dat al heeft de regering geweigerd, het kultureel akkoord op te zeggen. Dit akkoord is op dezelfde leest geschoeid als dergelijke verdragen met bevriende landen uit het westen. En dat bewijst, hoever de linkse regering al in haar vertrouwen in de sovjets gegaan was: als er sprake is van uitwisseling van leerkrachten van middelbaar en lager onderwijs, van samenwerking der erkende jeugdverenigingen, van gemeenschappelijke verdediging van kultuurbelangen, dan is dat heel normaal als het om Nederland of Frankrijk gaat, maar niet meer als het de sovjetdiktatuur betreft.
Dhr. Spaak beschouwde klaarblijkelijk het Hongaarse probleem bij voorbaat als onoplosbaar. Zijn hoofdzorgen gingen naar de Suez-kwestie. Een hechte solidariteit verbindt België inderdaad met Frankrijk en Engeland die op het
| |
| |
slechtst denkbare ogenblik, en op wederrechtelijke manier, meenden in Egypte te moeten tussenbeide komen. Dat plaatste ons land voor diplomatieke moeilijkheden. En tallenkante heeft men dan ook horen herhalen dat er geen gemene maat bestond tussen Hongarije en Egypte. Dit strookt niet met de opvatting van de wereldopinie en het valt af te wachten wat de geschiedenis er over beslissen zal. Hoe nefast de Frans-Britse aktie intussen geweest is, wordt in geheel het Westen aan de oliecrisis gevoeld. In een onbetwistbare verwarring heeft de Belgische regering beperkingsmaatregelen getroffen en andere (rantsoenering) in het vooruitzicht gesteld, waarvan de noodzaak niet bewezen was. De laatste maatregel, de snelheidsbeperking, kan als de meest passende beschouwd worden, al verraden de overdreven sankties die uitgevaardigd werden, dat de regering zich nog steeds niet zeker voelt.
Bracht de buitenlandse spanning de regering in bepaalde moeilijkheden, ze nam langs de andere kant de aandacht weg van de binnenlandse verwikkelingen. Terwijl de bevolking met Hongarije meeleefde, de dreiging van een derde wereldoorlog aanvoelde en zich in een lang aanhoudende, hoewel totaal ongegronde, hamsterpaniek liet meeslepen, bleef ze betrekkelijk blind voor een ontwikkeling die de regering aan de rand van de afgrond heeft gebracht. De meningsverschillen tussen socialisten en liberalen betreffende de steenkolenpolitiek en nog meer conjunctuurheffing brachten in de week vóór de parlementaire hervatting al bijna de val van de regering teweeg. De twistappel van de nationalisatie der mijnen werd weggenomen op het socialistische congres van 25-11, waar het principe bevestigd werd, maar de toepassing verzaakt. Wat de heffing betreft, deze was er in de grond voor verantwoordelijk, dat de besprekingen tussen patronaat en werknemers - teneinde een oplossing voor de sociaal-economische moeilijkheden te vinden - op 21 november afbraken, mede door de onhandige tussenkomst van de regering. En deze heffing scheen dan ook een ogenblik - na de andere uitgevaardigde maatregelen van 19 oktober - te zullen worden opgeheven, ondanks de niet te misverstane stellingname van voormeld socialistisch congres. Dit bericht werd onder druk van dhr. Buset spoedig tegengesproken - het had intussen drie vermoede punten van het socialistisch verkiezingsprogram onthuld: aanpassing van de werklozensteun, verhoging van de kinderbijslagen, ouderdomspensioen op 30.000 fr. Maar de eensgezindheid is nog ver van bewerkstelligd inzake deze heffing, waartegen tal van liberale parlementsleden zich blijven verzetten. En de stelling der liberale ministers is nog verzwakt, sedert op het congres van hun partij dhr. Van Glabbeke een meerderheid wist te verkrijgen voor een ultimatum, om binnen de drie maanden de erkenning der liberale vakbonden door te voeren, zo niet....
Zoals gezegd is er van de maatregelen van 19 oktober weinig of niets te recht gekomen. Door ingewikkelde formules werden de vastgestelde prijzen praktisch omzeild, de loonstop is geenszins doorgegaan, het indexcijfer is nog, tot 104,77, gestegen. Tijdens de bespreking van de rijksmiddelenbegroting in de Kamer bleek duidelijk, dat de raming voor 1957 weer zo aanzienlijk onderschat is, dat ook voor dat jaar wellicht weer een tiental miljard bijkredieten zullen nodig zijn. Wat betekent de conjunctuurheffing dan nog, als men weet dat ze onmiddellijk door de uitgaven van 1957 zal opgeslorpt worden? Het is een feit, dat hoe langer hoe minder te loochenen valt: het land is bepaald op weg naar de inflatie en alle socialistische zegebulletins kunnen die werkelijkheid niet verdoezelen.
L. Deraedt
|
|