stenaar wordt uitgesproken als onafhankelijk van zichzelf. Het expressionisme is een subjectieve levensbelijdenis waarvoor de persoonlijkheid van de kunstenaar borg staat.
In werkelijkheid is de scheiding nooit zo scherp als wij het hier voorstellen. De twee aspecten spelen meestal door elkaar. Maar in het geval Léger-Chagall is deze tegenstelling toch zeer reëel. Zij verklaart meteen waarom het werk van Chagall dat duidelijk expressionistisch is, buiten het brandpunt van de belangstelling is gevallen. Het expressionisme heeft afgedaan. De epigonen ervan weten zich nauwelijks van een vrij plat academisme te vrijwaren. In die zin begrijpt men dat sommige auteurs het werk van Chagall, ontstaan onder invloed van het cubisme, willen aanvaarden maar tevens afwijzend staan tegenover de verdere evolutie waarin het expressionistisch karakter wordt benadrukt.
Maar dit alles kan niet de enige uitleg zijn van de miskenning die Chagall ten deel valt. Men moet rekening houden met het feit dat Chagall altijd een vreemde vogel is geweest. Nooit heeft men hem helemaal kunnen thuisbrengen. Alleen de surrealisten hebben hem in een laattijdige edelmoedigheid een plaats aangeboden, waar hij echter helemaal niet op zijn plaats was. Marc Chagall blijft een aparte figuur.
Hij werd geboren op 7 juli 1887 te Vitebsk in Wit-Rusland uit een arme joodse familie. Vader werkte in een haringdepot. Moeder kon lezen noch schrijven. In ‘Ma Vie’ heeft Chagall zelf de sfeer van zijn kinderjaren weergegeven. Vele details uit zijn schilderijen krijgen hier hun realistische achtergrond. Maar hoe deze joodse jongen uit een familie en een godsdienst, geheel vreemd aan elke vorm van beeldende kunst, er toe kwam om te gaan schilderen wordt er niet in verteld en zal wel niemand ooit achterhalen.
Voor hij in 1907 aan de academie van St.-Petersburg wordt geweigerd had hij reeds lessen gevolgd bij een lokaal meester. Hij wendt zich tot de nieuwe school van Bakst. Maar ook hier vindt hij geen aanknopingspunt voor zijn rusteloze ziel. Hij ontdekt er slechts de weg naar Parijs, waarheen hij wordt aangetrokken. Met de hulp van een Russische mecenas kan hij aan die drang voldoen. In 1910 komt hij in Parijs aan. Vrij vlug wordt hij er opgenomen in een kring van dichters, Blaise Cendrars, Max Jacob, Guillaume Apollinaire, zijn intieme vrienden. Deze intimiteit belet niet dat het contact met het Westen Chagall zo overrompelt dat hij naar Rusland en de miserie die hij er kende terug wil. Wanneer dit onmogelijk blijkt, keert hij in zich zelf, schept zich een wereld van herinnering en droom, en zet zich daarin vast. In Parijs, zegt Chagall, werd hij een tweede maal geboren. Wel wijst hij de westerse schilderkunst, die van de cubisten en de fauvisten, van de hand, maar ondergaat er tevens een zo diepe invloed van dat zijn persoonlijkheid er in geopenbaard en voor een goed deel door bepaald wordt. Chagall blijft zijn hele leven een Russische jood. Maar dit heeft hij pas zelf kunnen ontdekken en uitdrukken in zijn contact met het Westen.
In 1908 had hij ‘De Dode’ geschilderd. In een straat ligt een opgebaard lijk. Op het dak van een huis speelt een oude man viool. Bloempotten vallen uit het venster. Een man, hoog als een huis, veegt de straat. Met opgeheven handen vlucht een vrouw een man achterna, die om de hoek verdwijnt. Hoe onwaarschijnlijk dit amalgaan van psychische toestanden ook is, toch heeft dit schilderij niets onwerkelijks. Wat men zich in de droom herinnert is alles even reëel. Maar dit werk is slechts een aanloop tot de eigen poëtiek van Chagall. Het is voorstelling gebleven, het verhaal van een psychisch gebeuren waaraan Chagall veel