Streven. Jaargang 10
(1956-1957)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 315]
| |||||||
A.E. de Schrijver, minister van staat
| |||||||
I. Politieke en morele beginselenDe politiek-juridische band tussen België en het overzeese gebied spruit niet voort uit een veroveringsdaad; hij is ontstaan door het Verdrag van 28 november 1907, dat in 1908 door het Belgisch Parlement werd goedgekeurd. De souvereiniteit over het Congolees grondgebied werd alsdan aan België afgestaan tegen overname door ons land van de schulden en het tegoed van de Onafhankelijke Staat en mits eerbiediging van de bestaande rechten en verplichtingen. Onder deze laatste dient vernoemd de Algemene Akte van Berlijn van 1885, waarbij het statuut van het conventioneel Congo-bekken bepaald wordt. Het Congo-gebied werd bij België niet genaast als een nieuwe provincie. Krachtens wettelijke bepalingen bezit Belgisch-Congo een persoonlijkheid afgescheiden van het moederland; particuliere wetten beheren Congo en zijn bevolking, terwijl de activa en passiva van België en die van Belgisch Congo gescheiden blijven. De politieke verantwoordelijkheid is dus duidelijk omschreven. Ons land echter heeft nooit zijn verplichtin-Ga naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 316]
| |||||||
gen louter tot het handhaven van de orde en het administratief beheer herleid; steeds heeft België zijn morele verantwoordelijkheid in acht genomen. Na 1908 werd de beschavingstaak, die onder de impuls van Leopold II begonnen was, hardnekkig voortgezet. Zendelingen, ambtenaren, geneesheren, wetenschapsvorsers, verspreidden de beschaving op allerlei gebied, terwijl ingenieurs en zakenlieden hun scheppingskracht ontplooiden en met buitengewoon succes de economie en de welstand bevorderden. Het past hier, te gedenken, hoe talrijk en hoe groot de hindernissen waren, die bij het uitvoeren van deze reuzenarbeid in een grondgebied groot 2.345.000 km2 dagelijks dienden overwonnen te worden. Zeker, het Belgisch bestuur was een gezagsregime, dat met verlicht paternalisme gepaard ging; iedereen zal erkennen, dat geen ander systeem mogelijk was en tegenover dit bestuur waren de Zwarten niet zó kritisch gestemd, omdat het Overheidsoptreden volledig met hun traditionele opvatting van het gezag overeenkwam. Naar gelang de jaren voorbijgingen, groeide de economische welvaart. Al werden pijnlijke crisissen van een zekere duur aan Congo niet bespaard, toch vorderde het beschavingswerk: de gezondheid en de voeding verbeterden; de missies breidden stilaan, met oneindig veel geduld, het onderwijs, ook het middelbaar onderwijs, over al de gewesten uit; de opvoeding en de cultuur kenden vooruitgang en zo werden Zwarten opgeleid om talrijke lagere ambten en posten te bekleden.
Sedert de tweede wereldoorlog wordt, op alle gebied, vooruitgang geboekt. Het gezagsregime heeft een meer getemperd aanzien gekregen. De algemene ontwikkeling van Bevolking en Land gaat met rasse schreden vooruit. Aan de economische basis van deze vooruitgang hebben België en de Belgen sinds 1945 meer dan 75 milliard aan investeringen in Congo besteed. Het tienjarenplan, het Fonds voor het welzijn der inlanders, de Nationale Instituten voor agronomische studie en voor Wetenschappelijk Onderzoek, de ‘Foyers Sociaux’, de huisvestingspolitiek, brengen overal nieuwe verwezenlijkingen tot stand. Het universitair onderwijs wordt ingevoerd. Zwarten worden opstellers van weekbladen voor hun rasgenoten. Elk mensenwerk heeft natuurlijk keerzijden. In menig gewest verkeren de sociale vooruitgang en de opleiding van de inwoners nog in een zeer elementair stadium. Wie echter Congo in de jongste tijd mocht bezoeken kan getuigenis afleggen van de evolutie in alle aspecten van het leven der Inlanders en van al hetgeen gedurende de laatste decenniën door de tussenkomst der Blanken, de Zwarten ten goede is gekomen. On- | |||||||
[pagina 317]
| |||||||
getwijfeld heeft men de eerste stap gezet, om een onmondig Volk op te heffen en tot de bewustheid van zijn rechten en plichten te brengen. De verantwoordelijkheid van België ten aanzien van alle Congo-bewoners, Zwarten en Blanken, beperkt zich echter niet tot de bestuursproblemen, noch tot de economie van de huidige tijd. De toekomst: de zeer nabije toekomst, de verre toekomst leggen beslag op ons en verplichten er ons toe, na te denken en zo zorgvuldig mogelijk de komende tijden voor te bereiden. In dit opzicht bestaat er bij velen, hier en in Congo, een bezorgdheid, een verlangen, om vooruit te zien, welke in vroegere jaren veel minder te bespeuren vielen. Maar de gedachten omtrent de nieuwe evolutie en de meningen omtrent haar ontwikkelingsvormen lopen wijd uiteen. Het is en blijft een open vraag, hoe de houding van België en van de Belgen tegenover deze toekomst best in een gangbare formule vastgelegd kan worden. Persoonlijk zou ik de aanvaarding van de volgende politieke en morele beginselen suggereren. België is de erfgenaam van het pionierswerk, onder Leopold II volbracht: de soevereiniteitslast legt aan ons Land rechten en verplichtingen op. De Belgen zijn in Congo niet als veroveraars, wel als dienaars van de beschaving, als medewerkers aan de grootse arbeid voor de vooruitgang der inwoners, als bevorderaars van de belangen en van de billijke verwachtingen van de Congo-bevolking. Zij hebben de Zwarten opgeleid, om met hen op menig gebied samen te werken. Nu moeten de Belgen zelf hun volle verantwoordelijkheid opnemen en alles in het werk stellen, om deze samenwerking op een hoger en uitgebreider peil te brengen. Daartoe moeten een aantal Zwarten de nodige bekwaamheid verwerven, om belangrijke culturele, bestuurlijke, sociale en economische opdrachten te vervullen. Tevens moet de levensstandaard van alle Zwarten opgevoerd en dient het bewustzijn van de waardigheid van elke persoon aangekweekt te worden. De Belgen moeten ernaar streven de medezeggenschap van de Zwarten in het waarnemen van de belangen van de ganse bevolking, Blanken en Zwarten, geleidelijk te verzekeren. Aldus zal een voortschrijdend democratisch regime voor Blanken en Zwarten worden opgebouwd. Deze ontwikkeling van de samenwerking en de medezeggenschap zal, gaandeweg, bestuurlijke en politieke hervormingen medebrengen. Zij moet leiden naar een statuut van het overzees gebied met normen ‘sui generis’, van een Belgisch-Congolese Gemeenschap, die de interne belangen van geheel Congo omvat, en op | |||||||
[pagina 318]
| |||||||
de instemming en medewerking van de Blanke en Zwarte Congo-bewoners steunt. In dit perspectief zouden uiteindelijk België en Congo onder het Belgisch Vorstenhuis langs gemeenschappelijke organen in een sterke België-Congo Unie verenigd blijven.
Indien Congo verder in de hier aangeduide richting evolueert, zal een nieuwere vorm van samenwerking tussen Blanken en Zwarten ontstaan, namelijk een geleidelijke politieke medezeggenschap van de Zwarte bevolking met de Blanken, in het beheer van het openbaar leven. Deze ontwikkeling betekent de afwijzing van de leer, dat de inlandse bevolking juridisch aan het Belgisch Koloniaal beheer steeds onderworpen zal blijven. Deze opvatting wordt afgewezen, hoe uitstekend dit beheer ook moge wezen, hoe eerbiedig het ook weze t.o.v. de gebruiken der volksstammen, hoe bezorgd ook voor het geestelijk en stoffelijk welzijn van de Zwarten! Deze opgang naar politieke medezeggenschap behelst een geleidelijke versmelting van de belangen van de Zwarten en de Blanken in Congo en de geleidelijke evolutie en omvorming van de bestaande organen van openbaar bestuur, zodat, zonder apartheid, Blanken en Zwarten normaal samenwerken en samenzetelen. Noch een tijdstip voor de verwezenlijking, noch definitieve vormen moeten nu gesteld, noch voorspeld worden, willen we niet een bron van vergissingen en ontgoochelingen doen ontstaan; en het is duidelijk dat deze opgang onmogelijk zou worden, indien geen brede Congolese elite tot stand kan komen, die het bewijs levert van verantwoordelijkheidsgevoel, zin voor het algemeen belang, bestuursbekwaamheid en onpartijdig optreden. Bij deze trapsgewijze evolutie moet België voortdurend aanwezig blijven want het draagt historisch, politiek en moreel de verantwoordelijkheid van de zorg voor de verdere ontwikkeling van de Congolese bevolking, die én voorzichtig én doelmatig moet worden geleid. Slechts terloops brengen wij in herinnering het Handvest over de Organisatie der Verenigde Naties, te San Francisco in 1945 ondertekend. De eerste zinnen van artikel 73 luiden als volgt: ‘Leden van de Verenigde Naties, die verantwoordelijkheden bezitten of aanvaarden voor het beheer van gebieden, wier bevolking nog niet een volledige mate van zelfbestuur heeft bereikt, erkennen het beginsel, dat de belangen van de inwoners van deze gebieden allesoverheersend zijn, en zij aanvaarden als een heilige opdracht de verplichting, om naar hun beste krachten, binnen het door dit Handvest in het leven geroepen stelsel van internationale vrede en veilig- | |||||||
[pagina 319]
| |||||||
heid, welvaart van de inwoners van deze gebieden te bevorderen en te dien einde:
België heeft het Handvest van San Francisco, in 1945, des te gemakkelijker goedgekeurd, daar de beginselen in dit artikel vervat ten grondslag lagen aan zijn beschavingspolitiek in Afrika. Aan dit overzicht van politieke en morele beginselen mag wel toegevoegd worden dat vele Christenen in ons land met bezorgdheid de toestand in Congo en de sociale en politieke ontwikkeling aldaar volgen en ter harte nemen. Zij staan vol bewondering voor het weldoend apostolaat van de Zendelingen: hun evangelisatiearbeid, hun uitstekend opvoedingswerk, hun sociale verwezenlijkingen. Zij wensen dat dit alles moge blijven groeien ten bate van de inlandse bevolking. Hun belangstelling gaat ook uit naar het voortreffelijk werk van uitgelezen ambtenaren, van toegewijde geneesheren en sociale werkers, van helderziende ondernemingshoofden en kolonisten, die met ideaal en doorzicht de toekomst willen voorbereiden. Deze Christenen beseffen dat hun Zwarte Broeders recht hebben op begrip en op rechtvaardige bejegening. Evenmin als hun andere landgenoten zijn zij onwetend omtrent de moeilijkheden welke overwonnen dienen te worden, om in orde en in stijgende voorspoed de Congolese bevolking naar hoger medezeggenschap te leiden. | |||||||
II. Mogelijkheden en moeilijkheden van de ontvoogdingDe bevolking van Congo vertoont geen homogeniteit. Geschiedkundig is zij nooit één geweest. In de voorbije eeuwen bestond geen Congolees Volk, met de kenmerken van een meer of min verbonden eenheidsvolk, dat een overgroot gedeelte van het huidig grondgebied zou hebben bezet, noch waren deze kenmerken te vinden, laat ons zeggen, bij twee of drie Volken, welke ondereen zich het grondgebied zouden verdeeld hebben. Er is ook geen ras-homogeniteit. Behalve enkele tienduizenden pygmeeën en een klein aantal reuzen van hamitische oorsprong, bestaat anthropologisch, de inlandse bevolking uit | |||||||
[pagina 320]
| |||||||
min of meer zwart gekleurde Negers. Deze behoren tot drie groepen die cultureel en taalkundig onderscheiden zijn: 8 à 9 miljoen Bantoes, 2 à 3 miljoen Soedanezen en een goed half miljoen Niloten. Voor ons onderwerp is het niet zonder belang, er op te wijzen dat de Bantoegroep onderverdeeld is in bij de honderd volksstammen en dat de Soedanese groep bij de twintig volksstammen telt. De verdere indeling in substammen laat ik hier onvermeld. Zekere volksstammen spelen een belangrijke rol wegens hun numerieke sterkte en de bijzondere eigenschappen van hun leden. Deze volksstammen en substammen hebben elk hun eigen geaardheid, vooral eigen gewoonten en overleveringen. Vaak blijkt hun afkeer of vijandschap tegenover andere stammen, maar aan de bloedige onderlinge oorlogen van voorheen heeft de Pax Belgica een einde gesteld. Elke volksstam heeft zijn eigen taal of dialekt. Vier hulptalen hebben zich ontwikkeld, om de buren te begrijpen en elk dezer talen wordt in een bepaald gewest begrepen en gesproken. De volksstammen of substammen bewonen elk afzonderlijk een bepaald gedeelte van het Congolees grondgebied, onder hun traditionele Hoofden, in gewoonterechtelijke omschrijvingen: zij tellen bij de 9.500.000 inwoners. Een vrij groot aantal Zwarten, boven de 2.500.000 - hun aantal vermeerdert van dag tot dag - hebben om diverse redenen het woongebied van hun stam verlaten en zich aan het gezag van het stamhoofd onttrokken. Zij hebben zich dicht bij steden, staatsposten, handelscentra, mijn- of nijverheidsondernemingen gevestigd; voor hen werden door de Congo-overheid niet-gewoonterechtelijke centra bestuurlijk ingericht; de rassen leven er gemengd, dit brengt een zekere toenadering mede, alhoewel inwoners, die tot bepaalde stammen behoren, in de centra gemakkelijk tot een nieuwe groepsvorming overgaan. Het ontbreken van een hechte volkshomogeniteit en het dualisme in de structuur van de bestuurlijke omschrijvingen blijken gewichtige factoren te zijn waarmede rekening moet gehouden worden bij het administratief en politiek ontvoogdingsproces, indien men realistisch en niet theoretisch wil te werk gaan. Een andere factor van belang is te vinden in de maatschappelijke opvattingen van de Zwarten. De tribale overlevering, de roep van de Stam, vormen een sterk-bindend element, ook wanneer de inlander zijn dorp verlaten heeft, om in een niet-gewoonterechtelijk centrum te gaan leven: zijn geestesgesteldheid wordt er steeds door beïnvloed, zijn gemoed vaak door beklemd, zijn opvattingen zijn er doorgaans van doordrongen. Anderzijds is de Klan, de groep van families, in de meeste gevallen de werkelijke spil van het maatschappelijk leven: hij | |||||||
[pagina 321]
| |||||||
verenigt, behoudt, speelt de rol van een algehele onderlinge hulp. waar iedereen ten dienste moet staan van de medeleden en waar degene, die materieel welvarend wordt, zijn goederen dikwerf moet delen met klangenoten, die op honderden kilometers afstand wonen. Gewis, de tijd heeft een bres geslagen in het tribaal- en klansysteem en recente wettelijke verordeningen hebben nieuwe mogelijkheden ten aanzien van het persoonlijk onroerend bezit mogelijk gemaakt. We moeten deze bestaande feiten erkennen, geen gevaarlijke en te snelle evolutie willen aanprijzen, en constateren dat de volksstammen en hun tradities een gemeenschapsrecht in stand houden, dat uiteraard niet leidt naar de ontwikkeling van persoonlijke eigendom, individuele burgerlijke rechten, politieke vrijheden, kortom naar alles wat door ons als de basis van een gezonde democratie wordt beschouwd. Nu stelt zich de vraag, of men de houding van deze bevolking tegenover de problemen van de bestuurlijke en politieke evolutie kan ontdekken en bepalen? Het is immers duidelijk, dat de gesteldheid van de inlandse bevolking een factor van grote betekenis is, de evolutie in deze of gene richting kan stuwen, ze kan vertragen of bespoedigen. Op enige duizenden na hebben de Zwarten, naar mijn mening, nog geen eigen visie op het probleem. Hun bezorgdheden - en dit is zeer begrijpelijk - strekken zich uit tot de zaken van hun gewone leven, hetzij in de Hoofdijen, bij hun gezin, hun klan, met hun geloof of hun bijgeloof en magie, met hun dagelijkse bezigheden onder de autoriteit van de Chefs, hetzij daarbuiten, in een ander arbeidsmilieu en in het luidruchtige leven van hun eigen, dikwijls geproletariseerde centra. Anders doet de toestand zich voor bij de ontwikkelde Zwarten, die algemeen ‘évolués’ worden genoemd. Hun aantal, dat op een 60.000 wordt geschat, omvat: een keur inlandse hoofden, enige universiteits-gediplomeerden; priesters, kloosterzusters, broeders, seminaristen; hoogstudenten; medische en landbouwstudenten; ambtenaren, griffiers, talrijke staatskommiezen, en beambten bij de inlandse sectoren en centra; handels- en nijverheidsklerken; middenstanders; artisten, journalisten, leraars, onderwijzers, laboratoriahelpers, onderofficieren, verplegers, technici, enz. Hun ontwikkelings- en beschavingsgraad loopt zeer uiteen. Een gedeelte dezer ‘évolués’ is er vooral op uit het de blanken na te doen, hetgeen zeer begrijpelijk is. Zij vertonen echter niet veel initiatief en hun cultuur is tamelijk oppervlakkig; zij verwachten veel meer van het kosteloos ‘verkrijgen’ dan dat zij zich toeleggen op het verwerven van bepaalde goederen door arbeid, overleg en spaarzaamheid. Hun verantwoordelijkheidsgevoel en onpartijdigheid laten nog veel te wensen over. Anderen daarentegen zijn | |||||||
[pagina 322]
| |||||||
voorbeeldig door de moeite, die zij zich geven, om door eigen arbeid op te klimmen; zij geven blijk van plichtsbesef, ernst, offervaardigheid en gezond verstand. Vele ‘évolués’ zijn zeer leergierig, en dit hebben zij gemeen met de meeste leerlingen in het middelbaar onderwijs. Zij lezen veel en volgen aandachtig de gebeurtenissen buiten Congo. Bijna allen zijn uiterst gevoelig voor een bewijs van vriendschap en voor het minste teken van afkeuring: zij zijn verbitterd over allerlei feitelijke discriminaties. Al geven zij toe, dat de color-bar uit Zuid-Afrika en Noord-Amerika als dusdanig niet in Congo bestaat, toch valt het niet te ontkennen dat de meeste ‘évolués’ zich dikwijls vernederd gevoelen. Bij talrijke ‘évolués’ zijn de gedachten omtrent de toekomst nogal vaag, maar men zou zich vergissen, zou men de felle hartstocht van velen onder hen, om een plaatselijke leidende rol te vervullen, miskennen. Sommigen hebben zich een verstrekkende toekomstvisie gevormd: een lange tijd met de Blanken werken, ondertussen weldra huns gelijken worden en eenmaal zelf over het lot van Congo beslissen. Voegen wij hier aan toe, dat menig ‘évolué’ ideologische constructies weet op te bouwen en over algemene principes of particuliere gevallen flink kan discussiëren; het ‘palaberen’ zit hem in het bloed. Ekonomische begrippen daarentegen liggen de ‘évolués’ veel minder; men zou haast kunnen zeggen, dat deze wereld hun bijna vreemd is: hun opleiding heeft hen daartoe ook niet voorbereid. Onder de vele schakeringen van de opinies der Zwarten ontmoet men zowat overal de richting dergenen, die niet negatief zijn aangelegd en tevreden zijn, dat de Belgen hun beschavers zijn; zij willen ernstig met de Blanken medewerken en blijven dit doen. Deze mensen zijn zich bewust van de vele en ingewikkelde problemen; ze zijn tamelijk bezadigd, en bezitten vertrouwen in de toekomst; ze zijn ook overtuigd van het recht van de Zwarten, om vrij hun lotsbestemming te bepalen en van hun plicht, de Europeanen niet eenvoudig na te apen. Naast de samenstelling van de Zwarte bevolking, haar maatschappelijke instellingen, haar inzichten in de huidige evolutie zijn de zienswijze en gedragslijn van de Blanken in Congo een vierde factor, waarvan het belang niemand ontgaat. In dit invloedrijke milieu wordt het probleem van de ontvoogding met gemengde gevoelens beschouwd. Immers, de komende hervormingen op het bestuurlijk-politiek plan hangen samen met een algemene evolutie op andere gebieden. Vele Zwarten zijn niet meer zo afhankelijk van de Blanken als voorheen. Zij hebben onderwijs, minstens lager onderwijs genoten; hun materiële vooruitgang, hun woning, hun kleding, hun levenswijze en gezinsleven, | |||||||
[pagina 323]
| |||||||
hun kennis van de buitenwereld, alles is in tien jaar tijd volkomen gewijzigd en de veranderingen zijn niet van de lucht. Bij de Blanken reageren de enen op behoudsgezinde wijze. De evolutie is hun te sterk, zij kennen de zwakheden van de Zwarte, die dikwijls kinderlijk en naäperig aandoet. Zij geloven niet dat hij, vóór zeer lange tijd, standvastigheid genoeg zal bezitten, om zonder gevaar met openbare verantwoordelijkheden belast te worden. Op zijn best genomen kunnen naar hun oordeel slechts enkele Zwarten in geheel Congo daarvoor in aanmerking komen. Andere Blanken, hetzij wegens hun temperament of om bepaalde ervaringen, ook nog omdat zij op menig gebied de mededinging van de geëvolueerden aan den lijve vrezen, staan vlakaf weigerachtig tegen inslaande hervormingen. Een numeriek gering, maar bewust, bevoegd en belangloos gedeelte van de Blanken, waaronder ambtenaren, industrieleiders, missionarissen, beoefenaars van vrije beroepen, kolonisten, sociale adviseurs, journalisten - ik heb er verscheidenen onder hen ontmoet - aanvaarden de verdere evolutie en trachten deze naar verwezenlijkbare objectieven te richten. In dit opzicht werden belangwekkende en behartigenswaardige verklaringen door leidende Blanke personaliteiten, nu, in juli j.l. afgelegd. Goeverneur-Generaal Petillon sprak te Elizabethstad over de groei van het Congolese volk naar zijn maturiteit, de harmoniëring van de levensvoorwaarden van Blanken en Zwarten, de deelneming van de Zwarten aan het beheer van de zaken der Belgisch-Congolese gemeenschap. In de plechtige verklaring van het Episkopaat, voltallig te Leopoldstad verenigd, wordt uitdrukkelijk gewezen op de plicht voor het Voogdland het recht van de inwoners, om actief deel te nemen aan de leiding der openbare zaken, te eerbiedigen en de uitoefening van dit recht door een geleidelijke politieke opvoeding te bevorderen, terwijl de autochtonen hunnerzijds bewust moeten worden van de complexiteit van hunne verantwoordelijkheden en zich moeten bekwamen om deze te dragen. | |||||||
III. Vormen van de ontvoogdingWanneer men over de ontvoogding van de Zwarten spreekt, is het verkeerd, bijna uitsluitend of hoofdzakelijk aan het bestuurlijk apparaat te denken. De grondvoorwaarde tot geleidelijke ontvoogding van de Congolezen is het verhogen van het beschavingspeil van de massa, en het ontwikkelen van de bekwaamheid en opvoeding van een belangrijke middelmatige elite. De ontvoogdingsmethodes moeten heel het veld van het leven bestrijken: godsdienst, opvoeding, cultuur, ge- | |||||||
[pagina 324]
| |||||||
zondheid, voeding, huisvesting, koopkracht, de menselijke verhoudingen van de Zwarten tot de Blanken. We willen ons hier beperken tot de vraagstukken betreffende het landsbestuur. Zonder in het minst een technisch plan te willen voorleggen, hetgeen aan ervaren mannen uit Congo en aan deskundigen moet worden overgelaten, kan men toch trachten opvolgende fasen van de politieke en bestuurlijke ontvoogding te schetsen. De eerste hervorming, na de veranderingen die zeer onlangs in de administratie van de inlandse wijken te Leo aangebracht werden, moet gericht worden op een grondige wijziging in het bestuurssysteem van de niet-gewoonterechtelijke centra en van de wijken voor inlanders, dus op 60 geografisch-administratieve eenheden met circa 2.500.000 inwoners. Zonder op modaliteiten of overgangsmaatregelen in te gaan, menen we, dat een dubbel doel dient nagestreefd, dat ik zeer in het kort aangeef:
Hiermede wordt de invoering beoogd van gematigde demokratische methodes. Anderen dan ik hebben er reeds op gewezen, dat de louteradviserende bevoegdheid het stellen van demagogische eisen in de hand werkt: zij is inderdaad geen school tot het aankweken van verantwoordelijkheidsbesef. Lokaal zelfbestuur, de eerste politieke ontvoogdingsstap, moet aangeleerd worden ook ten koste van vergissingen; de onontbeerlijke controle van de Overheid zal deze weten in te dijken of te herstellen. De invoering van de aangeprezen hervorming moet noch gelijktijdig, noch gelijkmatig voor al de bedoelde centra geschieden. Hierop past de regel, die principieel voor Congo in vele materies moet gelden nl. dat noch centraliserend, noch gelijkvormig moet worden opgetreden. Maar met de hervorming dient in de zes provinciën, volgens bepaalde criteria, een aanvang gemaakt. Mutatis mutandis, moet in dezelfde demokratische geest, het statuut van de | |||||||
[pagina 325]
| |||||||
drie grote steden worden aangepast, terwijl de brug wordt geslagen naar de inlandse wijken, welke naast deze steden dagelijks aan belang winnen. Bij een tweede fase zou de verkiezing van de leden van de Raad door een breder korps geschieden, de eigen bevoegdheid van de Raad en het uitvoeringsorgaan vermeerderd en de voogdijmacht beperkt worden. Uiteindelijk - in een derde fase - zou een vrij algemeen kiezerskorps zijn vertegenwoordigers afvaardigen terwijl de bevoegdheid tot lokaal zelfbestuur tot volledige ontplooiing komt, in het raam van een algemeen statuut. De inlandse Hoofdijen en de inlandse sektoren - die globaal genomen ongeveer 9.000.000 inwoners tellen, bezitten hun eigen bestuur; zij vervullen een onontbeerlijke zending, waardoor zij steeds rekening hebben te houden met de tradities, de graad van ontwikkeling, de behoeften van de Volksstammen. Een bestendige evolutie wordt aldaar in de hand gewerkt door het zorgzaam optreden van de Gewestbeheerder en zijn medewerkers. Aan het systeem zelf moet, principieel, in de huidige toestanden niet geraakt worden, maar het medezeggensrecht van de Raadsleden van de Hoofdijen en Sektoren, zou nu reeds moeten versterkt worden. Een ontwerp-dekreet werd hieromtrent opgesteld. Het ware wenselijk dat deze hervorming weldra goedgekeurd werd. De bijdrage van deze inlandse omschrijvingen tot de algemene vooruitgang en ontvoogding van Congo zal slechts dan verkregen worden, wanneer zij zelf ekonomisch er sterker op vooruitgaan. Vermeerderde voortbrengstmogelijkheden, betere voeding, betere huisvesting, watervoorziening, comfort zijn er nodig, want het verschil in levensstandaard tussen vele brousse-dorpen en de meer stedelijke centra is soms al te groot. Samen met de bestuurlijke hervorming van de niet-gewoonterechtelijke centra en van de inlandse omschrijvingen, moet een ander statuut gegeven aan de Gewesten, die de basis van het regionaal leven in Congo vormen. Zij moeten een representatieve Gewestraad krijgen, waar Blanken en Zwarten alle belangen van de streek bespreken en aan wie bevoegdheden worden toegekend, die verband houden met de rol en de ontwikkeling van de Gewesten. Over de opportuniteit van een verandering in het statuut van de Raadgevende Goevernementsraad en Provincieraden zijn de meningen sterk verdeeld. Toch kan men de opinie verdedigen, dat met het oog op de wijzigingen, die eens zullen intreden, nu reeds aan de voorbereiding van de toekomst de hand moet worden geslagen. Richtlijnen voor de eerste hervorming kunnen als volgt worden samengevat: aanwijzing van een aantal territoriale afgevaardigden uit elk distrikt, be- | |||||||
[pagina 326]
| |||||||
nevens notabelen, ex officio leden en vertegenwoordigers van belangengroepen; bevoegdheid tot beslissen in bepaalde zaken behoudens het toezichtsrecht van de overheid. Het spreekt van zelf dat bij de verdere politieke ontvoogding die wij niet in de tijd situeren, de samenstelling en de bevoegdheden van de provinciale raden belangrijker zullen worden. Deze raden worden dan niet enkel meer representatief, maar zullen ook beslist zwaardere verantwoordelijkheden te dragen hebben. Het is trouwens niet uitgesloten dat het aantal provinciën en hun gebied dan gewijzigd worden. De zoëven geschetste bestuurlijke hervorming, die in haar ontwikkeling door de staatsburgerlijke opvoeding van de Zwarten zou geschraagd worden, zou hen samen met de Blanken deelachtig maken aan het beheer van de zaken van hun Land. Zij staat in het teken van de Belgisch-Congolese gemeenschap in Afrika. Men moet niet willen beproeven, alle vormen en geledingen van deze Gemeenschap van nu af aan te tekenen noch te voorspellen. De Gemeenschap zal gaandeweg zelf haar wegen vinden, maar zij moet fundamenteel berusten op de vaste wil, nu zonder achterdocht uitgedrukt, gemeenschappelijk in Congo en gemeenschappelijk met België, iets duurzaams op te richten. Niets duurzaams zal opgericht worden, indien het niet steunt op degelijke en gezonde bestuurlijke beginselen; niets duurzaams opgebouwd, indien het niet evenzeer gegrondvest is op beginselen van rechtvaardigheid en liefde. Voor het Moederland, het Voogdland is het een blijvende plicht, er voor te waken, dat deze beginselen zegevieren; onder meer, dat de minst-begunstigden, de min-ontwikkelden in Congo in beschaving en bewustwording stijgen, opdat zij niet, in deze evolutie, ten prooi van anderen, Zwarten en Blanken, zouden vallen. Het einddoel is wel de Zwarte Congo-bewoners tot vrijere mensen, met persoonlijke rechten te maken en hen in de gelegenheid te stellen zonder ongelijkheid in rechten samen met de Blanken te besturen. Wij kunnen noch moeten op de toekomst vooruitlopen, maar wij hebben de plicht na te denken. Iedereen zal het aanvoelen, dat op het einde van het ontvoogdingsproces, waarvan de duur onmogelijk kan worden voorzien, een Goevernementsraad - of welke benaming ook aan 't lichaam gegeven wordt - een autonoom representatief lichaam van de geheel interne Belgisch-Congolese Gemeenschap - met Zwarte en Blanke leden - in de hoofdstad van Congo zal zetelen. In samenwerking met de Goeverneur-Generaal, vertegenwoordiger van de Koning, Hoofd van de Uitvoerende Macht, zal dit lichaam de volle medezeggenschap van de bevolking vertolken en verzekeren. Tussen België in Europa en Congo in Afrika zullen alsdan, met de instem- | |||||||
[pagina 327]
| |||||||
ming van beide volken, vernieuwde banden een oude solidariteit komen bevestigen. | |||||||
IV. De menselijke factorEr voltrekt zich in Belgisch Congo een maatschappelijke evolutie, die vele facetten vertoont. Ik heb slechts de stand van zaken, die in de lente van dit jaar heerste, leren kennen, maar wie de toestanden op de voet heeft gevolgd, beter wellicht, wie met een tussenruimte van 10 jaar, bv. in 1946 en in 1956, Congo bezocht en bestudeerde en de ontwikkelingsniveau's heeft kunnen vergelijken, spreekt met verbazing over de geweldige veranderingen die zich hebben voorgedaan. Het pionierswerk van vóór 1914, de consolidatieperiode van vóór de tweede wereldoorlog hadden beide de voorwaarden van de vooruitgang geschapen. Daarna is de expansie op alle gebied gekomen. De besten onder de Blanken zijn werkelijk gedurende tientallen jaren als beschavers opgetreden: zij hebben de ziel, de geest, het lichaam van de Zwarte verzorgd; zij hebben de warme dankbaarheid van de autochtonen verdiend. Sommige Zwarten hebben ook hun aandeel hierin als eerste helpers bij het pionierswerk, als medewerkers aan de latere uitbouw. Zeker, er zal nog ontzaglijk veel moeten gedaan worden alvorens een behoorlijke woongelegenheid zal kunnen verzekerd worden aan de tienduizenden, die jaarlijks in de niet-gewoonterechtelijke centra en inlanderswijken komen wonen - Leo telt nagenoeg 350.000 Zwarten -; alvorens de koopkracht van de inlanders, vooral van de minst bedeelden, merkelijk zal gestegen zijn; alvorens in de armtierige toestanden van vele broussedorpen zal verholpen worden; alvorens het gezondheidswezen overal effectief zal werken, hoe doelmatig het reeds over Congo is verspreid; alvorens het wegennet overal uitgebreid en verbeterd zal zijn. Maar er werd en er wordt van Overheidswege en door grote industriële ondernemingen oneindig veel gedaan. De vaste investeringen in de openbare en privé-sektoren in Congo bedroegen tijdens de jongste vijf jaren 70 miljard frank. Vergeten wij niet dat de Congo-ekonomie ten slotte in de jaarlijkse bekostiging van de stoffelijke vooruitgang moet voorzien. De ramingen van het globaal inkomen van Belgisch-Congo geven bedragen aan die tussen de 50 en de 60 miljard frank liggen voor de 12½ miljoen inwoners. Bij wijze van vergelijking kan er gewezen worden op België's globaal nationaal inkomen, dat de 350 miljard frank overschrijdt. Gepaard met de stoffelijke vooruitgang heeft het onderwijs een reuzentaak verricht, hoofdzakelijk aan de Missionarissen te danken. Hier- | |||||||
[pagina 328]
| |||||||
bij dient onderstreept te worden, dat dit onderwijs voornamelijk op het grootst aantal kinderen is gericht, zodat de lagere school niet het voorrecht van enige streken, noch van een beperkt aantal scholieren is geworden. Het is algemeen ten goede gekomen en op dit stuk staat het Congogebied aan de spits in Afrika. De leerzucht is algemeen: in alle centra, in alle streken is er een tekort aan scholen. Ontevreden zijn vele ouders, omdat hun kinderen niet allen tot het Middelbaar onderwijs worden toegelaten. Zelfs een summiere opgave van de vorderingen op de andere gebieden, tijdens de jongste tien jaar verwezenlijkt, zou ons te ver leiden. Werd voor deze gegevens nogmaals de aandacht gevraagd, dan is het, omdat niet voldoende kan herhaald worden dat de bestuurlijke en politieke ontvoogding, wil men niet in het ijle werken, insgelijks de culturele, de sociale, de economische vooruitgang van de massa vereist. Het bezetten van een aantal interessante posten door Zwarten kan bestuurlijk en psychologisch een goede uitwerking hebben, maar het zou slechts een oligarchische oplossing teweegbrengen, indien het algemeen niveau van de bevolking niet gevoelig stijgt. Wil de Belgisch-Congolese Gemeenschap zin hebben dan mag ook de groep van de Blanken zich niet verwijderen van de in evolutie verkerende Zwarten. Dit verstaan de besten onder hen en edelmoedige pogingen worden gedaan, om het wederzijds begrijpen te bevorderen en het overbruggen te vergemakkelijken. Vele Blanken hebben heel wat af te leren van wat elkeen, zowel Zwarte als Blanke, enige jaren terug, nog als normaal beschouwde. Het naast elkaar leven vergt veel zelfbeheersing, veel tact, diep psychologisch inzicht, oneindig veel geduld. Het belang van de menselijke relaties, zo heerlijk door Koning Boudewijn, tijdens zijn onvergetelijke triomfreis van 1955, in het licht gesteld, stelt wellicht in deze tijden van zoeken en aanpassing, al het overige in de schaduw. Naast de goede menselijke betrekkingen, zal de komende tijd vergen dat ook op stoffelijk gebied de afstand tussen Blanken en Zwarten vermindere. Het is een complex geheel, waarvoor trapsgewijs eigen oplossingen zullen moeten worden gevonden. Uit de Zwarten-massa is de groep der ‘évolués’ gegroeid, wier gesteldheid ik reeds bondig ontleedde. In hun rangen is reeds een keurgroep naar voren getreden: een Bisschop, een schaar priesters, vrouwelijke en mannelijke kloosterlingen, enige voortreffelijke Hoofden en Ambtenaren, leerkrachten en publicisten. Benevens deze keurgroep zijn talrijke ijverige en dienstvaardige medewerkers in de Staatsdiensten, het onderwijs en in de privé-sektor werkzaam. Zij hebben hun gebreken, men kan niet alles | |||||||
[pagina 329]
| |||||||
in één generatie bereiken. In de eerstvolgende jaren zal hun aantal verdubbeld zijn en naast hen zullen een honderdduizend half-geëvolueerden komen te staan. Een zekere gisting in de geesten kan waargenomen worden als een natuurlijk gevolg van de aan de gang zijnde evolutie en als een terugslag van de gebeurtenissen in nabuurlanden of elders in Afrika. Deze gisting wordt als het ware gestimuleerd door de geest waarin en de wijze waarop de (linkse) regering van ons land de uitbreiding van het onderwijs in Congo doorvoert en door de innerlijke twisten welke dientengevolge onder Blanken zijn ontstaan: dit alles brengt een vermindering van het prestige van de Belgen teweeg. Dit is des te meer te betreuren, daar de Belgisch-Congolese Gemeenschapsgedachte in het algemeen door de ‘évolués’ als doelstelling wordt aanvaard. Zij staan niet op het standpunt van zekere geheime sekten, die principieel tegen de Blanken zijn gericht. In overgroot aantal geven de ‘évolués’ zich rekenschap, van hetgeen de Belgen in het bijzonder en de Blanken in het algemeen voor het welzijn van Congo verricht hebben: zij wensen veel meer de gelijken van de Blanke te worden dan hem te zien vertrekken, want zij zijn zich bewust van de chaos welke dan zou ontstaan; ook in de toekomst rekenen zij op zijn hulp. Maar de vorm van de Gemeenschap van de toekomst mag hun niet worden opgelegd. In het teken van een vruchtbare samenwerking onder Belgen en Zwarten en van de progressieve opgang naar een ontvoogding wordt de vraag gesteld of de tijd is aangebroken, om aan gediplomeerde Zwarten de toegang te verlenen tot de ingangfuncties bij de hogere Administratie, bij de Weermacht en bij allerlei Openbare Diensten, ingangfuncties die tot nog toe alleen aan Blanken worden voorbehouden. Zowel het politiek ontvoogdingsproces als de levenseis van een duurzame Belgisch-Congolese Gemeenschap, wettigen een affirmatief antwoord. Zwarten, dragers van het vereiste diploma, nadat zij voldaan zullen hebben aan de eventuele ingangsproeven zullen - evenals de Blanken - functies waarnemen in de Centrale, Gewestelijke en Lokale Besturen, in het Officierenkorps van de Weermacht, in het Middelbaar- of Hoger Onderwijs - (in het Vrij Middelbaar Onderwijs hadden reeds aanstellingen plaats) - in de Geneeskundige diensten, in de Landbouwleiding. De Nijverheid en belangrijke handelsvennootschappen zullen ook deze weg opgaan. De geest waarin door de Blanken in het algemeen deze Keurzwarten zullen ontvangen worden, de bekwaamheid en de verantwoordelijkheidszin waarvan deze laatsten het bewijs zullen leveren, in één woord | |||||||
[pagina 330]
| |||||||
het gelukken van de coöperatie met de geweldige psychologische effekten, die er uit voortvloeien, zullen doorslaggevend zijn voor de verdere, rustige, bestuurlijke en politieke ontvoogding. Hier dient vermeld, om elk onklaar beeld van de toekomst te weren, dat leiders en specialisten uit België nog zeer lang een onontbeerlijke gewichtige rol in Congo zullen te vervullen hebben.
Evenals de instellingen, die als instrumenten van bestuur worden bedoeld, aan de noden van Congo moeten beantwoorden en geen eenvoudige nabootsing worden van lichamen, die in België aan Belgische opvattingen en toestanden voldoen, zo ook moeten de methodes aangepast worden aan de graad van ontwikkeling van de Zwarten en aan de noden en toestanden welke in Congo heersen. Het ware onder meer totaal verkeerd de Belgische politieke partijen in Congo over te planten en Congolese politieke groepen in het leven te roepen, die als verlengstukken van onze politieke partijen zouden fungeren. De allerbeste dienst welke aan de opkomende Zwarten en aan talrijke ‘évolués’ kan bewezen worden, is ze in voorlichtingscentra en studiekringen, nu eens Blanken en Zwarten tezamen, dan weer Zwarten onder elkaar, samen te brengen, om de elementen van de sociale, ekonomische en bestuurlijke vraagstukken bekend te maken en besprekingen hieromtrent te houden. Verscheidene initiatieven werden in deze zin genomen; zij dienen aangemoedigd en uitgebreid. Er is in Congo nog voor lange duur door de Belgen heerlijk werk op velerlei gebied te verrichten. Jonge, edelmoedige, wijze, entoesiaste, begrijpende Universitair-gediplomeerden zijn er nodig om mede te arbeiden aan de historische en vruchtbare beschavingstaak, die door vele landgenoten en door een schitterende schaar van onze Vlaamse Volksgenoten in Afrika vervuld wordt. Wanneer wij nu, tot besluit, de gegevens verzamelen van het vraagstuk van de politieke ontvoogding, de gesuggereerde methodes en hun doelmatigheid overwegen, de bereikbaarheid van het gestelde doel erkennen, dan mogen wij, met zekerheid besluiten, dat aanvaardbare oplossingen bestaan, om de geleidelijke ontvoogding te bevorderen. De Belgen en de Zwarten is een kans geboden om, in gunstige voorwaarden schier enig in Afrika, tezamen een interne Belgisch-Congolese Gemeenschap op vaste grondslagen te vestigen. Met dit doel voor ogen, moet de evolutie in het overzees gebied met durf, wijsheid en edelmoedigheid worden geleid: de evolutie doen slagen zal niet alleen een werk van het verstand zijn, maar ook van het hart. |
|