| |
| |
| |
Europa's strijd om het bestaan
Een blik in verleden, heden en toekomst
Jean Lamy
IN de eerste septemberdagen van dit jaar vond in Wenen een Europese conferentie van parlementariërs plaats, waaraan vertegenwoordigers van veertien landen uit de vrije wereld deelnamen. De bijeenkomst verliep in het algemeen harmonisch, zoals dit de milde Oostenrijkse atmosfeer laat verwachten. Slechts bij gelegenheid zag men het weerlichten aan de heldere hemel, hoorde men het rommelen in de opkomende onweerswolken. Zo, toen de Griekse gedelegeerde met zijn Turkse collega over de Cypruskwestie in felle strijd raakte, of toen Conservatieven en Labour-leden uit Engeland met hun tegenovergestelde opvattingen omtrent de wereldpolitiek hunner regering voor het internationale forum in botsing kwamen. Dan werd het de deelnemers en de observers terstond weer duidelijk in welk een kritieke tijd wij leven. De vriendelijke Weense lucht kon niet verdoezelen dat Europa en daarmee de hele mensheid sinds kort voor een harde proef gesteld is: dat de schaduw van een vernietigende derde wereldoorlog dreigt: dat het noch de verantwoordelijke politici, noch de naar eenheid en een blijvende vrede strevende bewegingen en organisaties gelukt is, zo niet het afzien van gewapend optreden der naties onderling, dan toch een stevig onderbouwde, langdurige wapenstilstand te bereiken. Wij beseften verder dat ons werelddeel van reddende eenheid ver verwijderd is: dat dus de voorwaarden ontbreken om zich definitief en met succes tussen de beide kolossen U.S.A. en U.S.S.R. te handhaven.
Op het ogenblik, nu ik dit droevig feit registreer, weten wij nog niet, welke uitbreiding de haast onvermijdelijk schijnende oorlog in het nabije Oosten in Europa en de wereld vinden zal. Nog is er hoop dat men het uiterste zal kunnen voorkomen: de algemene, wereldomvattende catastroof: dat Amerika en de Sovjet-Unie het moment niet gunstig achten om het beslissende gevecht te leveren. Bedriegt deze hoop, willen de U.S.A. nog slechts wachten tot na de presidentskeuze begin november, acht het Kremlin de situatie rijp om een verdere wellicht definitieve poging tot bolsjewizering der gehele aarde te wagen, dan moeten wij elke illusie omtrent de naaste toekomst begraven. Zelfs wanneer, na een harde worsteling en met behulp der vreselijkste verwoestingsmiddelen, het Westen zou winnen, dan zou Europa nog een ruïne zijn. Wat wij
| |
| |
daarentegen bij een overwinning der Sovjet-Unie te verwachten hebben, daaraan twijfelt niemand. Beproeven wij het echter nogmaals met de gelukkigste hypothese, dat n.l. deze crisis plaatselijk beperkt blijft en dat na afloop ons continent weer met de vreedzame opbouw en de constructie der Europese eenheid zou kunnen beginnen. Hoe tekent zich dan de toestand van dit werelddeel en van zijn belangrijkste staten af?
De groepering der Europese machten heeft na de tweede wereldoorlog meermalen scherpe veranderingen ondergaan. Vooreerst vormden in 1945 de in de strijd tegen het Derde Rijk en tegen het fascistische Italië verenigde naties een schijnbaar eenheidskamp, waarin de U.S.A. Groot-Brittannië (de Commonwealth) en de Sovjet-Unie de leiding hadden, terwijl Frankrijk, om zo te zeggen, eershalve als vierde der ‘Groten’ beschouwd werd. Duitsland werd als een vacuum behandeld, dat slechts voorwerp, echter geen subject van souvereiniteitsrechten was. De strijdgenoten van Hitler deden daarom hun best zo spoedig mogelijk vredesverdragen met de Verenigde Naties te verkrijgen en daardoor het harde lot van overwonnenen te ontkomen. Dit gold ook van Italië, Hongarije, Roemenië en Bulgarije. De weinige neutraal geblevenen, of zij nu de as welgezind waren als Spanje, of de geallieerden als Zweden en Zwitserland, trachtten hun houding te doen vergeten (Spanje), of de sympathie der hun toch reeds welgezinde overwinnaars te verwerven (Zweden en het onder de Bondgenoten van het Derde Rijk een eigen positie innemende, ondanks zijn oorlog met Rusland in de grond tegenover het Westen neutrale Finland) of tot hun militair nooit geschokte, loutere neutraliteit terug te keren (Zwitserland). Oostenrijk onderging door een viervoudige bezetting een weinig beter lot dan nazi-Duitsland, waarvan men het ‘bevrijd’ had.
Ondanks vele schoonheidsfouten had de toestand van 1945 het uitgangspunt tot een blijvende vrede en tot de vereniging van Europa kunnen vormen. De hoofdvergissingen, die dit verhinderden, waren de onvervulbare ideologische en militair-politieke expansiedrang der Sovjet-Unie, de door innerlijke oorzaken verhaaste aftocht der Amerikaanse troepen uit Europa - waaraan een niet meer goed te maken fout, het afwijzen van het plan Churchill, om in 1943-44 de geallieerde aanval vanuit Italië door Hongarije naar Polen te richten, was voorafgegaan -, de verkeerde behandeling van Duitsland, dat tegelijk als uitbuitingsobject en als onderworpen vormloos blok en toch reeds als toekomstige bondgenoot tegen de eigen bondgenoten gebruikt werd, eindelijk de duidelijke wens van elk der twee machtigste zegevierende staten, de alleen-heerschappij over heel Europa uit te oefenen en slechts onder deze voorwaarde zijn eenheid te bevorderen.
| |
| |
Zo gleed men dan sedert 1946 in de tweede periode, die men gewoonlijk als die van de koude oorlog aanduidt en die haar definitief hoogtepunt bereikte in het begin van 1953. De band tussen de vijanden der as wordt langzaam verbroken. Het ‘kapitalistische’ Westen en het ‘Socialistische’ Oosten staan scherp en herhaaldelijk oorlogsklaar, tegenover elkaar. (Wij zetten de adjectieven tussen aanhalingstekens, want socialisme en kapitalisme bemantelden maar al te vaak, als smaad- of als eretitel gebruikt, het reinste politieke en economische imperialisme). Men dingt om Duitslands gunst, dat zich langzaam uit zijn diepe vernedering opricht. De neutralen en vele kleine landen, die tot de Verenigde Naties behoren, zouden zich graag zo spoedig mogelijk van het toneel van de koude oorlog terugtrekken. In het Westen lukt dit slechts de neutralen; de andere volken moeten echter weliswaar meedoen aan de door Amerika gepatroniseerde verbonden, bewaren echter hun innerlijke onafhankelijkheid, hun eigen aard. In het Oosten wordt door de Sovjet-Unie alles rücksichtlos gelijk geschakeld. Zodra dat geschied is, in de zomer van 1948, begint na een gistende eerste fase de ergste, verstarde en toch met plotse uitbraak dreigende tweede fase van de koude oorlog.
Tussen '46 en '48 horen Hongarije, Roemenië en Polen slechts weifelend, Tsjecho-Slowakije in het geheel niet tot het machtsgebied der U.S.S.R. Dit strekt zich uit tot de Duitse Oost-zone, Bulgarije en Joego-Slavië met Albanië. Spanje wordt door Frans protest buiten de Westerse gemeenschap gehouden, hoewel de Angelsaksen het daarin wensen op te nemen. Door uitschakeling van alle werkelijke oppositie, door het absorberen van de in Marxistische eenheidspartijen opgaande socialistische fracties in Midden-Europa wordt de Sovjet-Unie, de Kominform, geleid door de almachtige, aanbeden Stalin, heerseres over alle Oostelijk van het dichte ijzeren gordijn gelegen landen van ons werelddeel, ten laatste, na een staatsgreep, over Tsecho-Slowakije. De Amerikaanse invloed, die in het Westen op de zogenaamde Marshallhulp steunde, is niet in staat zich bij de nu volkomen onder Moskou staande satelieten te handhaven. Doch Moskou lijdt een zwaar verlies. Joego-Slavië ontwringt zich aan de greep van Stalin; daar Tito in huis alleen bevelen wil, niet omdat hij van het communisme vervreemd is. Op deze door de Angelsaksen zeer overschatte tactische wending van de Belgradose dictator, op de triomf der Griekse monarchie over de opstandige communisten en op de snelle opstanding van Duitsland bouwden westerse staatslieden de overtuiging dat zich het zwaartepunt langzamerhand naar de niet-communistische wereld verplaatste. Deze mening werd versterkt door de voorsprong, na de al te spoedige demo- | |
| |
bilisatie, van Amerika's vernieuwde uitrusting, vooral door het gewaande alleenbezit der atoombom en de onbetwijfelbare voorrang in moderne bewapening. De Praagse omwenteling was een laatste aanvalssucces van het werldcommunisme geweest. Twee jaar later mislukte de poging zich van heel Korea meester te maken (1950). De verijdelde blokkade van Berlijn door de U.S.S.R. had reeds vroeger politieke en militaire zwakten in het Sovjetverbond
onthuld.
Europa's eenwording scheen flink voortgang te maken. Daarvan getuigden meerdere verdragen: de Brusselse overeenkomst en het Noord-Atlantisch pact van 1949, de eenheid in de Europa-raad en de E.V.G., de Europese verdedigingsgemeenschap, die in 1952 voorbereid werd, doch ten laatste in 1954 door de Franse Nationale Vergadering werd afgewezen. Juist deze houding van het Parijse parlement verraadt, wat in het vervolg de hardste steen des aanstoots zou worden, in de derde, sinds 1953 durende periode na Stalins dood, toen zich de opvolgers van de grimmige oude uitspraken voor een van concessies begeleide elastischer taktiek der ‘Co-existentie’. De hinderpaal heette weer Duitsland en het bleef de laatste oorzaak van alle andere conflicten tussen West en Oost, waar die zich ook voordeden, in het verre of nabije Oosten of op de Balkan. Want het ging er daar om, bij welk kamp dit hartstuk van Europa in de toekomst zal worden ingedeeld. Sinds allereerst Engeland en Amerika, dan aarzelend Frankrijk erkend hebben, dat de eenwording van Europa en het voorkomen van verder doordringen der Sovjet-Unie alleen door het opnemen van een weer opgebouwd, politiek, militair en economisch sterk Duitsland te verwezenlijken is, is de wereldwijde kloof tussen U.S.A. - Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie nog dieper en schier onoverbrugbaar geworden. Want Moskou weet - en het heeft nog voor de Angelsaksen zijn Europese politiek daarop gebouwd, - dat het een Communistisch geleid, of tenminste voorlopig, een sovjetophiel Duitsland aan zijn zijde moet hebben om de voorrang te behouden, zowel in Europa als elders. De toestand tussen de Habsburgers en de Kapetingen herhaalt zich, die Karel V voor vier eeuwen deed zeggen, dat er geen vrede tussen hem en zijn Franse broeder zijn kon, want beiden wilden hetzelfde, de hegemonie in Europa. (De keizer sprak slechts over het hertogdom Milaan, maar bedoeld was de hegemonie over de Christenheid).
Alle gesprekken over Duitsland, alle plannen tot hereniging lijden onder de koppige wil der beide rivalen naar de wereldheerschappij, die elk het gezamenlijke Duitsland onder eigen invloed, onder eigen economische sfeer, onder eigen politieke en maatschappelijke concepten wensen te brengen. De Duitse kwestie drukt intussen ook nog anders- | |
| |
zins op de Europese ontwikkeling. Zo is men er tot nu toe niet in geslaagd het onderlinge wantrouwen en de ingewortelde antipathie der oude erfvijanden op beide Rijnoevers volledig te doen verdwijnen. De Saar-aangelegenheid heeft een decennium lang alle pogingen tot een goede verstandhouding tussen de regeringen in Parijs en Bonn verijdeld. De openbare mening hier en ginder was niet bij machte de snelle omkeer in de ambtelijke relaties te volgen, die zich in de drie jaar van het Brusselse pact, met zijn tegen Duitsland gerichte spits, tot de E.V.G. voltrokken had, welker medelid juist ditzelfde Duitsland zou worden. Ook kan men de uitwerking niet onderschatten, die binnen het Oostblok het op het Franse lijkende wantrouwen en ressentiment tegenover Duitsland van Polen, Tsjechen, ja zelfs van Roemeniërs en Hongaren, op de ware inzichten en bedoelingen der Sovjet-politiek gehad heeft. Weliswaar gaf zich dit niet openlijk te kennen als in Frankrijk en bij gelegenheid ook bij een deel der Engelse parlementariërs, doch achter de coulissen verborgen Polen en Tsjechen hun bezorgdheid niet, die zij in Moskou naar voren brachten en die door officiële verbroedering met het Pankow-regiem te niet gedaan werd.
Toen nu in het voorjaar 1953 Malenkow de positie van Stalin erfde en toen de nu ingeleide wereldpolitiek van de co-existentie, van de toegestoken hand en de vriendelijke glimlach ook door het duumviraat Kroestsjef-Boelganin werd overgenomen, bleek het Duitsland-probleem voor en na onoplosbaar. Reeds lang was uit het vormloze ruïnenland weer een bloeiende gemeenschap opgebloeid, die, hoewel gedeeld, in het Westen onder Adenauer - sinds 1949 - door haar economische voorspoed nijd en bewondering uitlokte, doch ook in het Oosten, ondanks de politieke druk, te bewonderen prestaties opleverde. De Duitse bondsrepubliek was, zonder dat men het juiste moment kon bepalen eensklaps weer een grootmacht geworden, met Frankrijk en het haar door affiniteit en belangengemeenschap sinds kort sympathieke Italië gelijkwaardig en slechts de mindere van Engeland en natuurlijk van de wereldmachten U.S.A. en U.S.S.R. Dit West-Duitsland verlangde met alle nadruk en eensgezind twee dingen: de vereniging met het communistisch geregeerde Oost-Duitsland tot de Oder-Neisze-grens en zijn volle, in elk opzicht erkende gelijkwaardigheid met de andere Europese grote mogendheden. Bovendien eisen de regering en het overwegende deel der openbare mening de terugkeer tot de Oostgrenzen van 1939 af, tenminste een overeenkomst, die de meeste tussen de Oder-Neisze-linie en die grenzen gelegen territoria aan Duitsland terugschenkt. Adenauer en zijn getrouwen, met een aanzienlijk aantal uit de oppositie, zijn voor een enge verbinding met het Westen, waarbij echter de geestdrift voor
| |
| |
een hartelijke vriendschap met Frankrijk wankel is en bijzonder door succes of tegenslag bij de Saar-onderhandelingen beïnvloed wordt. De meeste aandacht echter verdient, gezien vanuit het standpunt der Europese eenwording, het feit dat het ongeduld over de geringe vooruitzichten ener spoedige hereniging van Duitsland en de stille (of luide) verwachting zowel dit doel, als ook een correctuur der Oder-Neisze-grens te verkrijgen, een groeiend aantal niet-communistische, ja fel anti-communistische politici, gehele partijen en ten slotte een deel van het publiek ertoe verleiden zich van het Westen en van de Europese solidariteitsgedachte af te wenden om door een direct gesprek met Moskou gunstige resultaten te bereiken. De Tauroggen-gedachte spookt weer door vele hoofden, als schrikwekkend fantoom uit een onvergeetbaar verleden, gelijk aan het genoemde leidmotief der Duits-Franse erfvijandschap. Ook roert zich, door de zo juist beschreven overwegingen in prikkelbare, strijdbare kringen en in enkelingen gevoed, en door de onverzoenlijke wraakzucht op de overwinnaars van 1945 en de vreugde over de latere onenigheid en verlegenheid der Europese mogendheden aangewakkerd, een derde spookbeeld, het afschuwelijkste uit een nabij verleden - het neo-nazisme, dat de Westerse cultuur verfoeit, de vrede haat en de algemene chaos toejuicht. Deze gedurende enige jaren gedwongen onderaardse, helse stroming komt nu op vele plaatsen weer aan de oppervlakte. Zij heeft vooral in het nabije Oosten een belangrijk aandeel aan het onheil, dat daar dreigend is. Zij zal ook in het verre Oosten (Japan!) en in Zuid-Amerika, zo niet formeel dan toch feitelijk met het communisme een van beide zijden huichelachtig verbond aangaan en de Westerse overwinnaars van 1945 het leven lastig maken.
Duitsland dus heeft de Europese overeenstemming tot nu toe het gevoeligst verhinderd. En wel, wij onderstrepen dit, minder door kwaadwilligheid dan door een boosaardig noodlot, krachtens zijn centrale ligging in het hart van ons continent en wegens het hardnekkige streven der twee geweldige antagonisten, U.S.A. en U.S.S.R., dit kerngebied onder contrôle te houden. Deze toestand is op de conferentie te Genève in 1955 aan het licht gekomen, toen Oost en West, tijdens een korte adempauze van internationale ontspanning, een overeenkomst van langere duur nabij waren. Het werd na het bezoek van Adenauer aan Moskou bevestigd, toen dezelfde handen, die elkaar voor een juichend publiek ten teken der verzoening toegestoken waren, tot vuisten gebald werden en de warme lucht van ‘Romeo en Julia’ in het Moskouse Bolsjoi-theater, waar Duitse en Sovjettische staatslieden de eendracht der verzoende Montecchi en Capuletti nabootsten, wijken moest voor het natuurlijker, ijzige klimaat van het Noorden.
| |
| |
Parallel met de opnieuw opvlammende vijandschap tussen Bonn en het Kremlin ging de spoedig weer verzwakkende toenadering tussen de eens verbondenen, Rusland en Frankrijk. Ook dit bleek van korte duur, zodra zich politieke, economische en ideologische facta voordeden, die zwaarder wogen dan diplomatieke kunst en door historisch sentiment gedragen ressentiment over ontstemmingen in de Saaraangelegenheid. Frankrijk verkeerde reeds tengevolge van de ‘sâle guerre’ in een moeilijk uit te praten conflict met de U.S.S.R. Bij de hedendaagse samenhang aller ernstige gebeurtenissen op onze planeet en tengevolge der werkzame solidariteit tussen ideologisch en politiek verwante staten was de Sovjet-Unie, evenals het China van Mao-Tse-Tung, onafscheidelijk verbonden met het Vietnam van Ho Tschi-Minh, dat Frankrijk tevergeefs had trachten te overwinnen. Enkel en alleen omdat onder Mendès-France Indo-China afgeboekt werd, verdween het als lastige passiefpost uit de Frans-Sovjettische balans. Geheel anders was en is de verhouding in Noord-Afrika. Dat Moskou daar de Arabische onafhankelijkheidsstrevingen nadrukkelijk ondersteunde, niet slechts in Tunesië en Marokko, maar ook in Algerije, wekte in Frankrijk verbittering tot in de socialistische partij, ja zelfs tot in het communistische partijvolk. De toegewijde hulp, die Moskou, met zijn volksdemocratische bondgenoten, het Egyptische officieren-regiem van Abd el Nasser en de andere leden der Arabische Liga verstrekt, is Frankrijk evenmin aangenaam. Mollets en Pineau's reis naar Moskou heeft hun dezelfde teleurstellingen gebracht als Adenauer en Brentano ondervonden. De Duitsers konden evenmin in hun vraag naar hereniging iets concreets bereiken als de Fransen in hun verzoek, dat Moskou van verdere aanmoediging der Algerijse ‘rebellen’, der voor Frankrijk beduchten in Marokko, Tunesië en Egypte en de overige Arabische landen zou afzien.
Het zou logisch geweest zijn dat de Duitse bondsrepubliek en Frankrijk na hun Sovjet-ervaringen de zo vaak dringend gepreekte wereldpolitieke belangengemeenschap erkend en verwezenlijkt hadden. Edoch, daar beleefden wij onlangs dat in de 20ste eeuw niet alleen de zin van de onbelangrijkheid der structuur van een staat voor zijn buitenpolitiek, maar ook de oeroude waarheid ‘les amis de mes amis sont mes amis’ en ‘les ennemis de mes amis sont mes ennemis’ hun geldigheid verloren hadden. Het Duitsland van Adenauer is thans van de Sovjet-Unie door een diepe kloof gescheiden: doch het onderhoudt goede betrekkingen met de vrienden van Moskou in Azië, met de derde-rangsmachten, India voorop, en met de Arabische staten van heel het nabije Oosten. (Het onofficiële Duitsland van heel rechts dat de kanselier niet goed
| |
| |
gezind is, levert Egypte de kern zijner militaire en wereldpolitieke organisatoren). Trots alle pogingen van regeringswege kiezen pers en publieke opinie in Duitsland ondubbelzinnig partij voor de Noord-Afrikaanse onafhankelijkheidsstrevingen en eveneens voor Egypte tegen Britten en Fransen, voor Griekenland en de Cyprioten tegen Engeland. Dit heeft weer zijn terugslag op de Frans-Duitse betrekkingen, minder op die tussen Bonn en Londen. En de Europese eenheid lijdt van deze het Saarconflict begeleidende vertroebeling der Duits-Franse verhoudingen de schade. Nog erger is de uitwerking der Noord-Afrikaans-nabij-Oostelijke gebeurtenissen op de betrekkingen van Spanje tot de Westerse Mogendheden. Parijs en Madrid hebben sinds de val van Alphons XIII nooit in tedere verhouding gestaan. De openlijke, hoewel ontoereikende ondersteuning der roden in de burgeroorlog door Frankrijk hebben Franco en de zijnen evenmin vergeten als de tegenstand die men noordelijk van de Pyreneën elke aansluiting van Spanje bij de Verenigde Naties in de weg stelde. Anderzijds namen de Fransen de Caudillo en zijn Falange hun houding in de tweede wereldoorlog kwalijk, daarna hun steun aan de Marokkaanse onafhankelijkheidsbeweging en hun werven om de sympathie der Arabische volken en het contact met leidende Fransenvijanden, van de Atlantiek tot de Perzische golf. Groot-Brittannië blijft zich stellen tegen het huidige Spaanse regiem, omdat Franco en zijn aanhangers het verlangen naar teruggave van Gibraltar niet onderdrukken en Madrid in de Egyptische en Cypriotische kwestie tegen de beide West-Europese mogendheden optreedt, zodat daarbij tussen Gibraltar, het Suezkanaal en Cyprus een anti-Britse belangengemeenschap openbaar wordt. Uitstralend van de Frans-Spaanse onenigheid in Noord-Afrika op de destijds vrij goede Hispano-Engelse betrekkingen heeft zelfs de in de beginnende vijftiger jaren uitstekende verhouding tot de U.S.A. geleden. Zelfs schemert er een nog voor
weinige jaren grotesk aandoende mogelijkheid dat Spanje met zijn doodsvijand, de Communistische Sovjet-Unie, wereldpolitisch zou kunnen samenwerken. Reeds is het polsen tussen de antipoden begonnen. Sovjet-geleerden reisden naar Spaanse congressen, het handelsverkeer van beide landen is schuchter ingezet. Vooral is als feit te constateren dat Moskou en Madrid de Arabieren en de Grieken welgezind schijnen.
Van de overige doorslaande veranderingen der Europese constellatie in tegenstelling tot de periode van de koude oorlog voor '53 zijn te vermelden: de terugkeer van Joego-Slavië in de Oosterse gemeenschap, het herstel van een werkelijk onafhankelijk, van zijn bezetting bevrijd en neutraal Oostenrijk, de korte bloei en het snelle verval van de Balkan- | |
| |
driebond met de daarop volgende toenadering van Griekenland tot de naar het Oostblok neigende ‘Derde Kracht’.
Het afsluiten van het Oostenrijkse staatsverdrag en de daardoor ontstane bevrijding van een tienjarige bezetting van de kant der vier zegevierende machten vormden 't lichtpunt aan een overigens, ondanks alle gepraat en geschrijf over co-existentie en ontspanning, weinig heldere politieke horizon. Hier in Wenen bleek duidelijk, wat met aller goede wil mogelijk is, uit wat voor gesteltenis deze bereidheid tot onderling verdragen dan ook mag voortkomen. In een ogenblik waren de hindernissen verdwenen, die nog voor enkele maanden onoverkomelijk schenen. Het neutrale, vriendelijke Oostenrijk bleek een eiland van het niemand bedreigende geluk, niet in een verloren hoek, maar op een der prikkelbaarste punten van Europa: het bleek een passende plaats voor ontmoetingen tussen Oost en West, een oase, in welker zacht klimaat de felste tegenstellingen hun scherpte verloren. Cultureel, in zijn instellingen en maatschappelijke ordening bij het Westen horend, toont Oostenrijk, krachtens zijn historische verbondenheid met het Oosten en Zuid-Oosten, meer begrip voor de bijzondere ontwikkeling der onder Sovjetinvloed staande naties. En het handhaaft zorgvuldig zijn militaire, politieke neutraliteit. In dit opzicht is het, hoewel deze houding eerst sinds een jaar gegarandeerd is, met Zwitserland te vergelijken: stabiel en, zover het zijn wil aangaat, met vaste standplaats.
Ditzelfde van de Balkanstaten te beweren, voorzover zij niet sinds '45 onafgebroken blindelings van Moskou afhankelijk zijn, zou de waarheid verkrachten. In drie jaren, van '53 tot '56, is in deze windhoek van Europa het volgende gebeurd: na Stalins dood is Joego-Slavië als een verloren lievelingszoon tot moedertje Rusland teruggekeerd. Het snelle en met succes bekroonde polsen, dan het opzienbarende bezoek van Kroestsjef en Boelganin aan Tito, tenslotte diens triomftocht door de Sovjet-Unie, daarnaast de verzoening van Joego-Slavië met de meeste volksdemocratieën - slechts met Bulgarije vlot het nog niet! - moesten de hardnekkigste illusionisten in de Angelsaksische rijken bewijzen, dat de Belgradose dictator weer zonder voorbehoud tot het Oosten te rekenen was, met dit verschil echter, dat hij daar, naast het Kremlin, de eerste viool speelde en geen vasal meer was, doch een geziene bondgenoot. Een geallieerde, die des te belangrijker was, daar hij tegelijk een brug sloeg naar de neutralistische machten van Azië en Afrika, vooral naar Nehru's India, naar Nassers Egypte en naar de gehele muzelmanse wereld en Griekenland. Deze frontverandering van Tito, die zijn reizen naar Azië en Egypte bekrachtigden, kon bij de onder Angelsaksisch patronaat tot stand gekomen Balkanbond niet zonder weer- | |
| |
klank blijven. Turkije en Griekenland, waarmee Joego-Slavië door deze alliantie verbonden was, behoorden sinds '52 ook tot het Noord-Atlantiek-pact, waarvan zich de Belgradose regering sedert haar verzoening met het Kremlin terugtrok. Nu ging het om een keuze, of n.l. de drie Balkanstaten 't, gezamenlijk mét Tito, met de U.S.S.R. of, mét Turkije en Griekenland, het met de Angelsaksen zouden houden, of dat de Balkanbond uit elkaar zou vallen. Het laatste is gebeurd. De oude vijandschap tussen Rusland en Turkije, verergerd door ideologische tegenstellingen tussen de Westers-democratische politici te Ankara en het
Moskouse communisme, dan de oprechte sympathieën van het nieuwe Turkije voor de Angelsaksen hebben dit land trouw aan het Atlantiek-pact opgelegd. En dit te meer, daar de Cypruskwestie weer een ander nationaal ressentiment deed opleven, tegen de Hellenen namelijk. Zo heeft de Balkanbond, zo niet op papier, dan toch feitelijk na minder dan een jaar zijn kracht verloren. Daarbij slaagde Tito erin, onder de indruk van het Cyprusconflict en van de geprikkeldheid der Grieken, die zich eerst tegen de Britten, later ook tegen Amerikanen en Fransen keerde, het Hellenistische koninkrijk tot het neutrale blok en zelfs tot de Sovjet-Unie te brengen.
Op het einde der derde periode na de wapenstilstand van '45 en op de drempel van een vierde tijdperk, waarvan wij niet weten of het een vurig verhoopte aëra van echte vrede, een drukkende vernieuwing van de koude oorlog of de gevreesde derde wereldoorlog brengen zal, op dit ogenblik heeft er een aanmerkelijk anders geörienteerde hergroepering der Europese staten plaats gevonden. Daar zijn vooreerst, door een gerevaloriseerde entente cordiale met elkaar verbonden, Groot-Brittannië en Frankrijk, waarmee, al is het ook niet in alles, de Beneluxlanden nog het meest solidair schijnen. Londen en Parijs treden thans als de openlijke tegenspelers van Moskou op. De regeringen van de conservatief Eden en de socialist Mollet zijn het daarover eens dat men door het verdedigen der resten zijner positie in de muselmanse zone tevens de Sovjet-macht een ‘tot hier toe en niet verder!’, toeroept. Amerika, dat geen Europese mogendheid, doch wel de Europese voormacht is, en dat tot deze zomer als de scherpste antagonist der Sovjet-Unie beschouwd werd, is - ten dele tijdgebonden en voorwaardelijk wegens de presidentskeuze, ten dele blijvend bezorgd over zijn betrekkingen met de Arabische staten - op het ogenblik enige graden gereserveerder, zal en moet echter, als het er op aankomt, aan de zijde der Europese Westerse mogendheden staan. Dit is minder duidelijk bij de Skandinavische Staten. Al behoren Denemarken en Noorwegen bij het Atlantiek-pact, toch zouden zij wel eens eenzelfde neutrale houding kunnen nastreven
| |
| |
als Zweden en Finland aangenomen hebben. (IJsland zou ook zo willen handelen, is echter, volkomen weerloos en bezet door Amerika, niet in staat in een ernstig geval zijn wil door te zetten). Ofschoon in het Noorden van Europa de communisten slechts een kleine minderheid vormen en er nergens een bijzondere voorliefde voor de U.S.S.R. heerst en, hoewel de vijf Skandinavische staten cultureel en in hun structuur volstrekt bij het Westen te rekenen zijn, zullen zij evenals Oostenrijk en Zwitserland toch met alle krachten ernaar streven buiten een inmenging in gewapende conflicten te blijven.
Spanje en Portugal waren tot voor kort bereid ingeval van een wereldconflict energiek de partij niet zozeer der Angelsaksen als die der tegenstanders van het communisme te kiezen, en wel afgezien nog van de Gibraltar-kwestie. De toestand heeft zich echter - tengevolge der toespitsing van de tegenstelling tussen Groot-Britannië en indirect de U.S.A., en de Arabieren - gewijzigd. Vandaag tracht evenzeer Franco een conflict te vermijden dat door een Frans-Engelse actie tegen Egypte ontstaan zou, als de Skandinavische staten. Duitsland en Italië bevinden zich in een gelijke situatie. Zij zouden niet graag hun gunstige politieke en economische positie bij de muselmanse volkengemeenschap verliezen: doch zij koesteren tevens de wens het met moeite weer herstelde contact met de Angelsaksen en Frankrijk niet te verspelen. Daarbij is het voor Bonn noch moeilijker de juiste uitweg te kiezen dan voor Rome. Het Italiaanse publiek, afgezien van niet bekeerde Fascisten, koestert even weinig haat- en wraakgevoelens tegen de Angelsaksen en Fransen, als het lust heeft aan hun zijde in een oorlog verwikkeld te worden. Het vordert van de regering in wezen dat zij voor het land de vrede bewaart en zich nergens bindt. In Duitsland echter geeft de officiële buitenpolitiek nadrukkelijk haar solidariteit met het Westen te kennen: om niet een breuk met Frankrijk of een omzwenken van Engeland in de herenigingskwestie te riskeren, vooral echter uit rijpelijk overwogen afweergezindheid tegen het bij het Suezgeval duidelijk gebleken drijven der Sovjets. Deze houding wordt intussen door een groot deel van het Duitse publiek niet begrepen en door een groeiende oppositie der politici, (in vertrouwde kring ook van enige partijgenoten van Adenauer en Brentano) afgekeurd. Wat weer tengevolge heeft dat Groot-Brittannië en Frankrijk in Europa bij een met uiterste consequentie doorgevoerd conflict met de Sovjet-Unie hoogstens - en dit nog voorwaardelijk en beperkt - op
Duitsland en de Beneluxlanden kunnen rekenen. Want Turkije dat tegen de U.S.S.R. steeds gereed zou staan, zal zich wel wachten als enige Mohamedaanse staat tegen de gehele Islam te vechten. Het zou dit slechts aandurven, wanneer het
| |
| |
zich, wat van de U.S.S.R. niet te verwachten is, doch van de kant van Griekenland gebeuren kon, onmiddellijk bedreigd voelde.
In het kort komt het hierop neer: het niet-communistische Europa is innerlijk verdeeld, zwak, ook dan en bijzonder dan, als het uit vertwijfeling sterkte-bevliegingen heeft en zich, door de handige Sovjet-diplomatie daartoe gedreven, voor de wereldopinie in het ongelijk stelt. Daarginds, in het Oostelijk kamp, is het echter ook niet alles goud wat er blinkt. De gebeurtenissen sinds het 20ste partijcongres hebben het geraamte der communistische partijen doen schudden, de val der miniatuur-stalins in Warschau, Boedapest, Boekarest en Sofia, de ‘democratisering’, de ‘sneeuwsmelting’, het in vele opzichten succesvolle verzet der intellectuelen en de in Posen bloedig onderdrukte uitbraak der ontevredenheid onder de massa's mogen niet voorbijgezien worden. Dit alles is echter een kleinigheid, gemeten aan de beurse plekken van het verdeelde Westen. De wereldpolitiek van het Kremlin volgt een groot, in zijn doel onveranderlijk, in zijn methode elastisch concept. Zij wordt volgens één plan geleid en alle satelieten moeten zich schikken: haar buitenpolitieke en militaire solidariteit met de Sovjet-Unie wankelt geen ogenblik.
Er is nog iets dat ons wellicht het belangrijkste lijkt, hoewel de politici en de publicisten dit vaak voorbijzien. Het Westen is ideologisch verdeeld: het is aangevreten door twijfel aan zijn recht, zoals men dit bij de Britse Labour in de Suezaangelegenheid zien kon. De als kolonisatoren aangevallen naties voelen zich voor een goed deel schuldbewust. De in het Oosten verplichte Marxistische wereldbeschouwing telt in meerdere Westerse staten zeer vele en invloedrijke aanhangers. En het eens deze Westerse wereld verenigende christelijke ideaal wordt maar al te vaak verloochend, terwijl het Marxisme-Leninisme voor alle staten en staatsleiders in het Oosten, tot een, minstens theoretisch, vereerd en gevolgd richtsnoer geworden is.
Bij een strijd om het bestaan echter, of deze nu in een acuut conflict met de wapens uitgevochten wordt, of zich chronisch op geestelijk, politiek en economisch gebied doet gevoelen, is een militaire uitrusting met de modernste vernietigingsmachines niet voldoende. Nog minder voldoende is de wil tot vrede tot elke prijs en allerminst de lust in een fris-vrolijke oorlog. Wil Europa zich redden, dan moet het bezield zijn van geloof aan zich zelf, aan zijn taak en zijn innerlijke kracht, één in zijn bereidheid zich tegen elke vijand te beschermen. Anders had ook een na vreselijk lijden behaalde overwinning op een aanvaller slechts dit gevolg, dat ons uit een materiële, een morele ruïne aanstaarde. Of het kon gebeuren - en deze mogelijkheid moet men recht in de ogen zien
| |
| |
- dat hij overwon, die het sterkste, hoewel het valse geloof en de hechtste, hoewel opgedrongen eenheid bezat. Het hoogste doel van het Westerse Europa luide dus: terugkeer tot een, in het louter politieke nooit te bereiken, doch overigens te verwezenlijken geestelijke eenheid, geloof aan gemeenschappelijke hoogste waarden, waarvoor het zich loont te leven en, als het zijn moet, te sterven. Eerst op deze eenheid en op dit geloof kan een het eindresultaat waarborgende bereidheid tot de strijd gevestigd zijn. En slechts deze bereidheid zal - ach! zal zij of zou zij? - de ware vrede voor lange tijd verzekeren, voor een zijn verleden waardig Europa en voor de gehele wereld.
|
|