| |
| |
| |
Internationale kroniek
De tragedie der Poolse emigratie
Jean Lamy
MEERDERE gebeurtenissen hebben onlangs weer de aandacht gevestigd op het lot der ongelukkige Polen, die door de tweede wereldoorlog verdreven werden. Wij spreken hier niet van de miljoenen die in de de Sovjet-Unie toegevallen gebieden woonden en die ofwel, bij honderdduizenden, op weg naar de verbanning, ofwel in de verbanning stierven, die vandaag nog - ongeveer vijftigduizend - in de U.S.S.R. op de terugkeer wachten, of die, uit de vroegere Poolse Oost-gebieden verdreven, in het huidige Polen overgeplant werden. Ook de vóór 1939 in meerdere golven naar Duitsland (hoofdzakelijk Westfalen), het Noord-Oosten van Frankrijk en België, de Verenigde Staten - vijf tot zes miljoen -, Brazilië, Argentinië, Canada geëmigreerden blijven hier buiten beschouwing. Dezen zijn voor het grootste gedeelte in deze landen ingeburgerd. In enige landen hebben zij het verband met hun oude Heimat, de Poolse taal - tenminste als tweede - en de Poolse gebruiken bewaard, bijzonder in de U.S.A., en in het Franse kolenbekken waar minstens twee generaties hun nationale overlevering vasthouden, terwijl vroegere Poolse emigranten uit de landadel en de intelligentia in hun nakomelingen reeds lang hun nationaliteit verloren. Elders, bijzonder in Noord-West Duitsland willen de emigranten of hun kinderen niets meer van Polen weten. Al deze bannelingen en nog meer hun nakomelingen hebben gemeen dat zij sociaal en economisch in de gastnatie gelijk berechtigd zijn opgenomen. In Frankrijk hebben de Poniatowski's, Ostrorogs, Kosciuszko's, Strowski's een aanzienlijke positie ingenomen; het wemelt er van geleerden, bestuursambtenaren en officieren van Poolse afkomst. Kooplieden, technici, arbeiders uit vroegere immigraties zijn met hun oer-Franse collega's volkomen gelijkgesteld. Een blik op de uithangborden in Gelsenkirchen of Essen toont veel Poolse namen, welker dragers zich geheel en al in hun Duitse omgeving ingeschakeld hebben. Evenzo is
de toestand in Italië en Zwitserland; vijftig tot honderd jaar zijn voldoende om van immigranten volwaardige burgers van het nieuwe land te maken.
Hoe verschillend hiervan is de toestand der jongste Poolse emigratie, die tussen 1939 en 1945 zich ver in het rond op de aardbodem heeft neergezet, voorlopig met het vurige verlangen terstond na de oorlog terug te keren. Deze betreurenswaardige mensen wier aantal een of anderhalf miljoen kan bedragen, waren ofwel voor de Duitse of voor de Russische invasie, later uit de bezetting, gevlucht, of zij hadden in het Poolse leger gevochten en waren na de oorlog, dikwijls langs de wonderlijkste omwegen, ergens aangeland waar ze zich vestigden. Bij hen allen sloten zich in niet te groot aantal vluchtelingen aan, die het onder het volksdemocratische regiem, vooral in zijn Stalinse aëra, niet uithielden en liever ‘de vrijheid kozen’.
Het natuurlijke middelpunt der emigratie was sinds juni 1940, toen de tot dan
| |
| |
toe op Franse bodem in Angers verblijvende Poolse exiel-regering zich naar Engeland begaf, Londen. Hier waren de president der republiek Raczkiewicz en de door generaal Sikorski geleide regering in dezelfde toestand als andere in Groot-Brittannië asyl-verkrijgende legitieme Staatshoofden en regeringen uit door Hitler bezette landen. Hun situatie scheen volkenrechtelijk zelfs bijna beter. Want de Poolse Exiel-regeringen stond in de door de vijand bezette Heimat geen Vichy, geen Quissling tegenover. De emigranten koesterden zich in de illusie dat zij in een wel verwoest, maar in wezen onveranderd Polen zouden terugkeren. Deze verwachting kreeg een eerste schok, toen na het samengaan der Sovjet-Unie met de Geallieerden het Kremlin duidelijk te kennen gaf, de Poolse Oost Provincies als Oekraïnse of Wit-Russsische landen in het Sovjet-verband te willen opnemen, toen verder, na de schokkende tragedie van Katyn, Moskou een nieuwe breuk met de Londense Polenregering provoceerde en deze een communistisch ingesteld team tegenoverstelde, dat eerst als nationaal comité, dán als provisorische regering en tenslotte als regering der Nationale eenheid optrad en onder bescherming der Sovjet-wapenen de macht in de door het Rode Leger bezette gebieden overnam, voorzover deze niet aan de U.S.S.. werden overgedragen.
Toen had de eerste scheuring in de emigratie plaats. De linkse partij - de Boeren-partij en enige Socialisten met enige Christelijke Democraten - wilde het met de Russophiele koers proberen en, om maar spoedig terug te kunnen keren, met de gevestigde Communisten samenwerken, in de hoop langzamerhand, steunend op de meerderheid, de macht in handen te krijgen. Mikolajczyk met enige politici van geringere naam bleef twee jaar lang lid van een coalitiekabinet in Warschau. Toen vluchtte hij weer in de verbanning, naar Engeland en later naar de U.S.A. Hevig teleurgesteld, voortaan een onverzoenlijke vijand van het huidige Poolse regiem, doch voor de intransigenten uit de emigratie door zijn tijdelijk samenwerken met de Communisten verdacht. Mikolajczyk gaat nog steeds eigen wegen. Hij zelf, zijn belangrijkste metgezel, de uitstekende historicus en vroegere gezant in Moskou Prof. Kot, en de aanhangers der eens in Polen zo machtige Boeren-partij (P.S.L.) spelen in de groene internationale een zekere rol; zij ondervinden een zekere reserve in de U.S.A., minder bij Britse en Franse regeringspersonen.
De onverzoenlijken in de verbanning, die ook in de jaren 1945-1947 elke toenadering tot de Warschauer machthebbers afwezen, hebben zich na Raczkiewiczs dood in twee hoofdgroepen gesplitst, waarvan de ene in de U.S.A., de andere in Britse sferen ondersteuning vindt. August Zaleski, Raczkiewiczs opvolger als president der Republiek in de verbanning, de vroegere minister van Buitenlandse Zaken onder Pilsudski - von Beek destijds verdrongen en als westers gezinde op de achtergrond geraakt - en in het kabinet Sikorski, had eerst volgens de eenstemmige opvatting aller verbannen Polen de legaliteit en de rechtcontinuïteit belichaamd. Na afloop van zijn ambtsperiode weigerde hij zijn post te verlaten. Hij geldt voor zijn aanhangers verder als staatshoofd, en de Britse regering ruimt hem een wat dubbelzinnige positie in. Het Verenigde Koninkrijk erkent weliswaar sinds 1945 slechts de Warschauer regering, laat echter toe dat Zaleski in zijn ‘Slot’ feitelijk de functies van President der Poolse exiel-republiek uitoefent, dat diplomaten van vreemde mogendheden bij hem geaccrediteerd zijn en dat hij vertegenwoordigers in deze Staten onderhoudt, zo b.v. bij het Vaticaan, in Spanje, in de Libanon. Zaleski heeft verder om de beurt
| |
| |
elkaar aflossende kabinetten benoemd, aan welker top, behalve onbeduidendheden, ook mannen van naam stonden, als Generaal Bor-Komorowski of Cat-Mackiewicz, over wie wij nog spreken zullen. Achter deze naar Londen opziende emigratie-groep, waarvan zich de laatste jaren talrijke ontevredenen hebben afgescheiden, staan vooral de meeste vroegere Pilsudski-aanhangers van links, een deel der aristocratie die goede betrekkingen onderhoudt met de voorname wereld in Engeland, de meeste intellectuelen en in het algemeen dat deel der emigratie, wie het gelukt is in den vreemde vaste voet te krijgen, daaronder ook bijna alle gepoloniseerde Joden. Zij hebben weliswaar een heftige afkeer van de Warschauer volksdemocratie, willen zich echter niet in romantische dromen verliezen, en als zij over terugkeer of de val van het Communistisch regiem spreken, dan houden zij het eer met de Fransen van vóór 1914, die druk over Elsas-Lotharingen spraken, maar weinig aan het herwinnen daarvan dachten, zoals zij, zouden echter ook de Poolse reaalpolitici der emigratie met vreugde elke omkeer in het Oosten begroeten en dan terstond op het toneel verschijnen.
Een tweede groep appelleert intussen aan de oude Poolse verzetsgeest; zij wil ondanks de huidige wereldsituatie zich voortdurend op een komende derde oorlog voorbereiden en dan als bevrijde bevrijders met de wapens naar Polen terugkeren. Het is begrijpelijk dat dergelijke gedachten bij de massa der emigranten toegang vinden, vooral bij de beklagenswaardigen die zich in den vreemde niet thuis voelen, die sociaal gedeclasseerd werden en die thuis alles verloren, doch in de verbanning niets bereikten. Beoefenaars van een geestelijk beroep die zich als slecht betaalde handwerkers moeilijk staande houden, gewezen beambten, officieren, grootgrondbezitters, die hun standsgevoel niet kunnen afleggen, doch een armzalig bestaan leiden, zijn voorbestemd die vooruitzichten toe te juichen, die door de rivalen van Zaleski, door de op het ogenblik door een zekere Pajak voortgezette regering en door vele anderen worden nagestreefd. De scherpere, strijdlustige richting wordt geleid door een raad van drie, die als regentschap te beschouwen is en de taak van staatshoofd heeft. Een zijner leden, de rechtse socialist Arciszewski, die vroeger onder Zaleski minister-president der verbanning geweest was, is gestorven en zo zijn als regenten nog slechts twee politici over, graaf Raczynski, te voren Pools gezant in Londen, en minister van Buitenlandse Zaken, en de wereldberoemde generaal Anders. Hun terzijde staat een uitvoerende macht waarin de socialist Ciolkosz en de nationaal-democraat Bielecki de voornaamste rol spelen. (Deze tegenregering beschouwt zich overigens officieel nooit als een ministerie). Ondanks de aristocratische leiding - niet slechts Graaf Raczynski, maar ook de Baltische Baron Anders mét zijn omgeving, waarin, te beginnen met adjudant Vorst Lubomirski, zeer veel magnaten zijn, heeft alle moeite zich zo democratisch te gedragen als dit hun Amerikaanse beschermers verlangen - zou deze groep, het ‘Zjednoczenie’ (eenheid), de beslissende majoriteit
der emigratie kunnen uitmaken. Zij wordt door het Amerikaanse Staatsdepartement begunstigd - Anders is in mei 1956 op zijn reis door de U.S.A. door Eisenhouwer in een lange audiëntie ontvangen -; de Poolse organisatie der U.S.A. geeft de voorkeur aan de Zjednoczenie en de clerus mét de Katholieke politici treedt in de keuze tussen de vrijmetselaar Zaleski en de eerst later vroom geworden Anders op voor deze, voor de vroegere Pilsudski-generaal Sosnkowski en voor de onkreukbare Raczynski. Anders laat geen gelegenheid voorbijgaan om zijn Katholicisme te betuigen; hij werd door de H. Vader ontvangen. Nu werft de generaal sinds enige tijd voor een Pools leger in
| |
| |
de verbanning, dat reeds nu in de gebrekkige vrede moet worden voorbereid. Meerderen zijner aanhangers zijn met Westerse geheimdiensten in contact getreden, wat bij de Polen der Obediëntie Zaleski of Mikolajczyk veel ergernis gewekt heeft. Critici van het Zjednoczenie verwijten het volledige afhankelijkheid van de U.S.A. en tevens een onvoldoende beoordeling van de huidige wereldsituatie.
Temidden van deze hevige strijd, die de Poolse emigratie verscheurt, hebben de Communisten gemakkelijk spel, vooral... als zij geen communist zijn. In het teken van het ‘Sneeuwsmelten’ heeft de Warschauer regering een taaie, ijverige agitatie ontplooid om zoveel mogelijk bannelingen naar Polen terug te lokken. Een aparte ‘Vereniging tot verbinding met de Emigranten’ richt zich niet slechts tot de burgers van Poolse afkomst in vreemde staten, maar ook en vooral tot de later geëmigreerden. De leiding dezer organisatie tracht vertrouwen in te boezemen door aanzienlijke namen die tot terugkeer naar Polen uitnodigen. Zo treffen wij daar naast talrijke bekende geleerden ook een vroegere vriend van Mikolajczyk en oud-minister, het Boerenpartij-lid Wyczch, de uit de verbanning teruggekeerde gewezen minister-president der Londense Polenregering Hanke, verder dichters, musici en vooral onder 89 persoonlijkheden niet minder dan zes Katholieke priesters en eveneens veel Katholieke leken. Radio-uitzendingen en een weliswaar weinig aantrekkelijk tijdschrift ‘Kraj’, persoonlijke ‘Einsatz’ van naar het buitenland gezonden niet-communistische propagandisten en in bijzondere gevallen, als het prominenten betreft, diplomatieke gesprekken trachten de massa der emigranten en afzonderlijke ‘week’ geworden verbannen politici of geleerden en schrijvers voor de terugkeer te winnen.
In het algemeen nog zonder succes. De grote demonstratie der in Engeland verblijvende Polen naar aanleiding van het bezoek van Chroestsjef en Boelganin bewees zeer uitdrukkelijk, dat de emigranten de verlokkingen niet vertrouwen en niets willen weten van een Russisch gecontroleerd regiem. Toch zijn nog meerdere duizenden de oproep uit Warschau gevolgd. De vandaaruit sinds april uitgezonden berichten zijn bezig een ander klimaat te scheppen. Vele op de voorgrond tredende bannelingen, die nog kort te voren de gedachte aan een terugkeer in de volksdemocratische Heimat verontwaardigd zouden afgewezen hebben, bevonden zich in een moeilijk innerlijk conflict. Sommigen hebben dit conflict in de laatste maanden in de zin der Warschau-uitnodiging opgelost. Daaronder drie mannen die op onderling verschillende gebieden een schitterende naam hebben: de tennismatador Skonecki, - die vijf jaar vroeger ‘de vrijheid gekozen’ had - de fysicus Klemensiewicz en, de veertiende juni, de beroemdste van allen, Stanislaw Cat-Mackiewicz, niet slechts een jaar lang eerste-minister van het Londense exiel-kabinet - dit was ook zulk een doorsneefiguur als de reeds vroeger teruggekeerde Christelijke vakbondleider Hanke -, maar ook Polens schitterendste publicist sinds een mensenleeftijd, royalist, heraut en bewonderaar van Pilsudski, vóór 1939 hoofdredacteur van het Wilnase dagblad ‘Slowo’, steeds een onafhankelijk eenling, doch een onaantastbaar karakter en een beproefde patriot. De terugkeer van deze ene politicus betekent voor het Warschauer regiem een groter succes dan, afgezien van alle personen-cultus, die van duizenden vertwijfelde en teleurgestelde kleine luiden. Mackiewicz heeft namelijk in zijn verklaringen voor en na zijn opvallende stap met de hem eigen onbevangenheid duidelijk uitgesproken, dat hij van twee kwaden - het uitzichtloze volharden in de verbanning en de aanwezigheid in een communistisch geregeerd land, welks
moeilijke bestaansvoorwaarden hij kent - het verblijf in
| |
| |
Polen als het minste beschouwt, zolang men van hem niet het offer van zijn intellect vraagt. Het was een slimme schaakzet van het regiem dat het de ‘gerepatrieerde’ toestond terstond bij aankomst op het vliegveld af te kondigen dat hij altijd een tegenstander der richtlijnen van het heersende systeem geweest was. Waarbij dan Mackiewicz onder tranen er aan toevoegde dat hij dankte voor de hem bereide grootse ontvangst; nu was er in Polen geen onderscheid meer tussen overwinnaars en overwonnenen. Reeds vroeger had Mackiewicz in zijn Londens weekblad ‘Tygodnik’ zich allerscherpst uitgelaten tegen Anders' legerproject en in zijn persoverzicht de uitlatingen van de door een reis naar Warschau onder de indruk gekomen Labour-afgevaardigde Crossman geciteerd, dat namelijk in Polen een tweede revolutie aan de gang was. Dit en tevens de overtuiging dat - zoals de ‘New York Times’ midden mei met recht klaagde - de Polen van de grootmachten der vrije wereld geen ernstige hulp ontvingen, heeft aan Mackiewiczs besluit de doorslag gegeven. Voegen wij erbij dat de teruggekeerde expremier en publicist de beproefde vriend van een overeenstemming met Duitsland (niet met het Pankower regiem) is: zo wordt ons het verloop der lotswisselingen in de Poolse emigratie volkomen duidelijk. Een andere, tragischer oplossing heeft de psychische tweespalt van geestelijk hoogstaande bannelingen bijna tegelijkertijd in New York vertoond, toen zich daar Jan Lechon, een der grootste, zo niet de grootste lyricus der natie op het ogenblik, door een sprong uit zijn hotelkamer het leven benam. Mede-oprichter der Klassistische school van de ‘Skamander’, bewonderaar van Pilsudski, tot 1940 legatie-raad bij het Poolse gezantschap te Parijs en belast met de cultuuraangelegenheden, was hij in de tweede wereldoorlog over Zuid-Frankrijk naar Brazilië gevlucht, vandaar was hij overgestoken naar de U.S.A. zonder ooit het brandend verlangen
naar de Heimat te overwinnen. Zijn tegenzin tegen het daar heersende regiem was echter nog heviger; de laatste tijd schijnt hij geen andere uitweg uit zijn verterend innerlijk conflict gezien te hebben dan de vrijwillige dood. De terugkeer was hem mogelijk geweest; herhaaldelijk was hij daartoe uitgenodigd.
Deze teruggekeerden hebben officieel niets te vrezen, geen politiebemoeiingen en geen gerechtelijke vervolging, sinds hun de wet van 27 april 1956 volledige amnestie verzekert. Wanneer toch de meeste emigranten aarzelen of zelfs niet aan een terugkeer denken, dan is dit om de volgende motieven: zij wantrouwen de bestendigheid van de zachtere koers; zij vrezen in Polen slechtere levensverhoudingen, belastingen, arbeidsvoorwaarden aan te treffen dan in het Westen en zij hebben geen zin in een communistisch geleide, van de U.S.S.R. afhankelijke staat een door hen gehaat en ondanks alles nooit door de Warschauer machtshebbers verloochend einddoel, de communistische samenleving, na te streven. De gebeurtenissen te Posen op 28 juni hebben deze angsten nieuw voedsel verschaft. Niets had de pogingen der tot terugkeer manende stemmen scherper kunnen doorkruisen dan deze plotselinge niet mis te verstane blik in de huidige Poolse werkelijkheid. Daar nu de verhoudingen in de emigratie voor de meerderheid ook niet zeer verheugend zijn, zal in afzienbare tijd de tragedie der door de tweede wereldoorlog uit hun vroegere omgeving verdreven honderdduizenden geen harmonische, bevredigende oplossing - en zeker niet de op zich zelf natuurlijk van de terugkeer - vinden.
|
|