Streven. Jaargang 10
(1956-1957)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Litteraire kroniek
| |
[pagina 54]
| |
eerste plaats volgt de auteur de wel zeer ongewone procedure om een lijst van dramatis personae aan zijn roman te doen voorafgaan, zoals men deze aantreft op het programma van een toneeluitvoering. Vervolgens doet de opbouw in kortere of wat langere episoden denken aan scenes, zoals bij Shakespeare, waarvan er verschillende bijeen een act, een bedrijf vormen: zo kent deze roman slechts drie naamloze hoofdstukken. Ook ontkomt men moeilijk aan de indruk dat de auteur de regisseur achter de schermen is, die, vrij willekeurig overigens, dan deze dan gene de planken op duwt. Hierdoor mist het boek een dynamische inherente noodzakelijkheid, die ons ook doet vragen waarom hij niet nog wat meer karakters heeft geschapen, het boek niet nog wat langer is geworden. We bedoelen hiermede niet te zeggen dat hij van zijn hoofdfiguren poppen heeft gemaakt, naar believen te vermenigvuldigen, of in een ander pakje te steken. Doorgaans slaagt hij er in zijn personen levensecht en acceptabel voor te stellen: slechts een enkele maal helt hij over naar persiflage of karikatuur. Hier tegenover staat dat toch wel heel sterk de indruk gewekt wordt dat de schrijver zijn personen voornamelijk beschouwt als exponenten van Anglo-Saxon Attitudes. Dit impliceert een onontkoombare beperking: hij geeft niet de levende mens, maar een levenshouding. Hij wordt dan de fotograaf die zijn toestel houdt zoals hij zelf wil, opdat deze bepaalde houding belicht wordt, en sterk belicht naar voren komt. De auteur doet denken aan een zakelijk verslaggever, maar hij geeft enkel verslag van wat hij ziet, of misschien zelfs van wat hij wil zien. We gaven reeds twee voorbeelden hoe actueel Wilson is (homosexualiteit en de Piltdown-mens). Een ander modern gegeven is het geval Crichel Down, een zich jaren voortslepende actie tegen willekeurig en onrechtvaardig optredende bureaucratie; in deze roman wordt dit heel evident verwerkt in de harde behandeling van de Cressets. Nu menen wij dat deze drie actuele gebeurtenissen (en het zijn niet de enige) gezien moeten worden als een symbool van Wilsons geoccupeerd zijn met het modern actuele op dieper niveau, en dat hij bijgevolg met het ietwat vage lidwoordloze Anglo-Saxon Attitudes het hedendaagse Engeland wil tekenen. Natuurlijk moet hij zich beperken; bepaalde hij zich in zijn eerste roman tot bohémiens en dichters, deze keer richt hij zijn blik voornamelijk op de goede middenstand met academische vorming, en hier en daar met wetenschappelijke ambities. Maar wat er aan houding naar voren komt, is van hetzelfde troebele mengsel als in de eerste roman: ontrouw, bedrog, oppervlakkigheid, egoïsme, echtbreuk en echtscheiding, homosexualiteit, enz., bovenal een hopeloze zinloosheid en leegheid. De indruk wordt gewekt dat Wilson helder rustig water even omroert; de modder die komt opborrelen is verbijsterend. Dan stelt zich onmiddellijk de vraag: waartoe dient dit? Art for art's sake? Daar zijn we in deze realistische eeuw wel aan ontgroeid. Uit leedvermaak? Hier blijkt niets van. Wilson toont wel is waar weinig medelijden bij het zien van het resultaat van zijn geroer; mogelijk dat er iets bitters steekt in de wijze waarop wetenschappelijke onkreukbaarheid geplaatst wordt tegenover onwaarheid van mensen onderling; over het algemeen genomen is hij echter een objectief en kil buitenstaander, die zich mogelijk nog wat beheerst en de vuilste modder niet eens boven laat komen. Om te doceren, of om te preken? een sociale roman dus? Ook hiervan blijkt niet veel: de auteur houdt zich daarvoor te veel op de achtergrond, en is in het geheel niet gepassioneerd Waarom dan? De auteur zelf geeft ons geen antwoorden, maar zijn wijze van uitbeelden doet denken aan Newman's to register life | |
[pagina 55]
| |
als het doel van de roman, of aan Shakespeare's: to hold, as 'twere, the mirror up to nature, to show the very age and body of the time, his form and pressure. Indien dit de raison d'être is van zijn roman, dan is zij een horribele aanklacht tegen, en veroordeling van, Anglo-Saxon Attitudes. Het verklaart waarom ook dit boek zo triest en grauw is. We moeten hier nu onmiddellijk aan toe voegen dat het boek dan geenszins geslaagd mag heten. Is de schrijver wel zulk een neutrale toeschouwer? Is er werkelijk sprake van een geheel vrij blijvende afzijdigheid? Beeldt hij het leven uit zoals het is, of zoals hij het ziet? Naar onze overtuiging mist Wilson de ware diepte-visie: hij kent maar twee dimensies. Het leven van de uitgebeelde mensen moge vlak en plat, oppervlakkig en platvloers zijn, nergens blijkt er bij hen enige reactie op eigen oppervlakkigheid, noch in de vorm van een existentiële angst noch in de vorm van een zelfvoldaanheid. De getekende leegheid komt ons als sub-menselijk voor. Op gelijke wijze missen we the power and the glory, althans het uitzicht op iets bovenaards en bovenmenselijks. Mogelijk dat de auteur ons zal zeggen dat hiervoor zonde nodig is, en dat in Anglo-Saxon Attitudes geen ruimte is voor zonde, omdat zijn karakters daar te klein, te dom, voor zijn: opnieuw sub-menselijk. Wij accepteren dit niet. O.i. maakte Wilson de fout houdingen uit te beelden, deze te illustreren door zijn karakters. Hun functie werd op deze wijze primair een dienstbaar zijn aan een bepaalde opvatting waarin zij moeten passen, waarvoor zij bruikbaar materiaal moeten leveren. Maar wordt het woord materiaal gebruikt, dan ben ik inderdaad terecht gekomen bij wat sub-menselijk is. Dit tekort wreekt zich in de vorm van deze roman. De gesprekken - en er zijn er zo veel - missen vaak overtuiging en doen gekunsteld aan. Een boeiende beschrijving van het incident ontbreekt; de beeldspraak is menigmaal geforceerd, en weinig explosief. We bespeuren een kleurloosheid van stijl, die misschien wel wonderlijk past bij het kleurloze van de uitgebeelde levenshouding, maar als deze even zeer en even snel verveelt. Het merkwaardige blijft dan dat de roman toch indruk maakt, en de reden hiervan lijkt ons te zijn dat de gehele opzet van Wilson zo ambitieus is, en wij ongemerkt daardoor een maatstaf krijgen opgedrongen die zeer hoog ligt. Het boek kan niet ter zijde worden geschoven; in zekere zin is het onvergetelijk, maar dan op de wijze dat het eerste aanwezig zijn bij een operatie onvergetelijk is. Wanneer de operateur zich beperkt tot het open en bloot leggen van afzichtelijke wonden, is de aardigheid er gauw van af: we verwachten meer. We beschouwen deze tweede roman van Wilson dus niet als een meesterwerk, en met dit oordeel bevinden we ons in het goede gezelschap van de anonieme criticus van The Times Literary Supplement. Waarbij we echter niet uit het oog verliezen dat dit eminente blad het wel de moeite waard vond aan de roman een hoofdartikel te wijden: hetgeen hoogst zelden gebeurt! |
|