| |
| |
| |
Kunstkroniek
Architectuur voor Armen
K.N. Elno
Op de vraag of zij, vóór hun de opdracht tot het bouwen van het klooster La Clarté-Dieu werd gegeven, enig vermoeden hadden van de eisen welke klooster- en kerkgebouwen kunnen stellen, antwoordden de architecten X. en L. Arsène-Henry:
- Wij waren er ons wel van bewust dat dit een totaal nieuwe ervaring voor ons zon worden, doch wij wisten stellig dat wij van onze elementaire opvattingen van de moderne architectuur in niets zouden afwijken. Ten slotte mogen een klooster, de woning der reguliere geestelijken, en een kloosterkerk, de verzamelplaats waar de kloostergemeenschap de eredienst uitoefent, specimens van zuiver utilitaire architectuur genoemd worden, zonder dat in deze definitie iets ontwijdends ligt. Het kwam er voor ons ditmaal op aan zeer nauwkeurig de praktische behoeften van de Franciscaanse kloostergemeenschap te leren kennen en daar ons ontwerp maximaal op af te stemmen. Wij hadden echter nooit durven dromen dat de hulpmiddelen der hedendaagse techniek en de geestelijke problemen dezer godsdienstige gemeenschap zozeer in éénklank met elkaar konden gebracht worden, en dat de beginselen en de esthetiek der moderne constructie-opvattingen zo gaaf konden gehandhaafd blijven bij onze taak ons in te leven in de Franciscaanse geest. Het fraaist van al is wel dat onze ‘cliënt’ dat vóór ons reeds volkomen bevroedde.
IS niet bouwheer, die wil. Ook niet als men er de breedste geldelijke aisance toe heeft. Daar is al een goede dosis zelfkennis toe nodig. En een reëel gerichte verbeelding. En een scherpe zin om wensen en verzuchtingen af te bakenen en duidelijk te formuleren.
In een precies verwoord gegeven, ‘waar geen speld meer is tussen te steken’, ligt al een mooi deel van het gedroomde succes besloten. Dáármee reeds neemt de bouwheer een positief aandeel in het werk, waarvan hij door de band, zeer ten onrechte, enkel de ‘betaler’ meent te zijn. Bezit hij dan bovendien nog de flair om zijn architect goed te kiezen - om a.h.w. ‘de onvervangbare’ te vinden -, dan zal er werkelijk niet veel reden meer zijn om het van bouwen tot ruziën te laten komen.
Dit geldt voor de kleinste woning en voor het grootste gebouw. Dit is zeker ook van tel geweest voor het zojuist ingehuldigde klooster La Clarté-Dieu, een theologisch studiecentrum van Franciscanen, te Orsay in het departement Seine-et-Oise.
Met dit klooster deden zich immers een paar zeer uitzonderlijke dingen voor. Het programma was zo wel-doordacht en aarzelloos onder woorden gebracht, dat ieder architect er geestdriftig over zou zijn. En de intuïtieve zekerheid waarmede hier de bouwheer zijn bouwmeester uitkoos, getuigt van een inzicht dat om zijn zeldzaamheid verrast. Dit is van zulk een groot belang dat men nu over La Clarté-Dieu niet volledig en grondig meer kan oordelen zonder rekening te houden met die twee factoren: de secure rechtlijnigheid, zowel geestelijk als
| |
| |
stoffelijk, in het gegeven; en de zuivere eenheid van begrip, naar verstand en gevoel, waarin opdrachtgever en uitvoerder elkaar ontmoet hebben.
Deze bouwheer zei niet tot de architect: - Bouw mij een klooster in dié stijl, met deze en gene voorzieningen, van zúlke omvang en tegen dié prijs.
Hij zeide: - Wees er u vooral van bewust dat wij Franciscanen zijn, dus geen Jezuïeten, Dominicanen of Benedictijnen. Het leven van Sint-Franciscus dient u in uw taak te richten, zijn geestelijke boodschap behoort ten grondslag te liggen aan wat gij voor ons zult maken.
Verder: - Het kader waarin wij, Franciscaanse geestelijken, zullen leven, zij streng en sober, kaal en onthecht. Laat de bouwmaterialen, zowel langs de binnen- als langs de buitenkant, zoveel mogelijk naakt en onopgesmukt, zonder daardoor de zindelijkheid en de gedegenheid in gevaar te brengen. Waak erover dat in onze gebouwen de armoede, de strengheid en de eerlijkheid gepaard gaan met veel licht, met gulle toevoer van zonneschijn en met mogelijkheid uit te zien op de omringende natuur.
En met sterke nadruk: - Vergeet nooit dat de verwezenlijking van dit gebouw te danken is aan de vrucht van ontberingen en beperkingen welke vele, meestal arme lieden zich getroost hebben. Vermijd dus de geringste verspilling. Zorg dat het onderhoud zo weinig mogelijk kost.
Daar werd ten slotte de lapidaire eis aan toegevoegd dat het hele kloostercomplex zo goed als geen onderhoudskosten mocht vergen tijdens de periode der eerstvolgende honderd jaren.
| |
‘Ark en Vliegtuig’
In al haar abstractheid bevat deze verklaring veel meer bindende oriëntatie dan men in bouwprogramma's pleegt te vinden. Ze is een geestelijke synthese. Alle overtollige of bijkomstige consideraties, welke alleen maar het grote doel kunnen vertroebelen, werden van meet-af geëlimineerd.
Welk genre van architect was nu het meest aangewezen om op dat geestelijk stramien het ontwerp van kapel, kloostergangen, gemeenschapslokalen, cellen en ontvangstruimten te projecteren? Behoorde men uit te zien in de richting van de ervaren kerkenbouwers of van de geoefende woningarchitecten? De Franciscanen kozen geen van beiden. Zij wendden zich tot twee jongeren, de gebroeders Xavier en Luc Arsène-Henry (resp. 37 en 33 jaar), die, ofschoon zij reeds verscheidene omvangrijke wooneenheden en -wijken op hun actief hebben, zich meer specialiseren in de industriële architectuur en als zodanig al een ruime ondervinding opdeden in de nutsbouw-systemen en de prefabricage.
Dezelfde architecten die o.m. instonden voor het architectonisch aspect van de wederopbouw der Seine-afdamming te Andrésy, twee volledige luchthavens (Metz Frescaty en Straatsburg) bouwden en één der grootste fabrieken ter wereld ontwierpen - een produktiecentrum nl. voor radio-elektrische onderdelen en radars te Bengalore (India) waarbij aansluitend een nieuwe stad voor 10.000 inwoners -, deze bij uitnemendheid technisch georiënteerde broers kregen de taak hun vakkunde aan te wenden in de Franciscaanse geest, een huis voor God en een woning voor ascetische religieuzen op te richten, en uit de armoede op te delven wat er aan poëzie én gedegenheid in besloten ligt.
Dat was vanwege de bouwheer een even vermetele als scherpzinnige, een even mooie als nuchter-zakelijke keuze. En een erkenning van de huidige tijd-
| |
| |
geest, waarin, ondanks de veelheid der specialisaties, naar eenheid wordt gestreefd. Een veelbetekenende, onrechtstreekse hulde aan de waarde van de mens die niet noodzakelijk aan de techniek hoeft te sterven doch haar met onaantastbaar geestelijk overwicht wil beheersen.
Een grandioos gebaar, dunkt me. Deze Franciscanen kijken de mechanistische eeuw vrijmoedig in 't gelaat. Zij naderen haar, bereid en vertrouwend en zelfbewust. Hadden zij een serie-fabrikant van traditionalistische architectuur in ‘revival’-stijlen ontboden, dan waren zij, zwak en steriel, de onafwendbaarheden van hun tijd uit de weg gegaan en buiten de werkelijkheid getreden, waarin zich hun zending voltrekt.
Onwillekeurig denkt men bij dit feit terug aan de treffende woorden waartoe de dakvorm van Le Corbusiers kapel te Ronchamp de Aartsbisschop van Besançon tijdens de inwijding van deze ‘wolkenkrabber voor Maria’ inspireerde: ‘arche et avion’. De ark, ja, maar ook het vliegtuig, het heden.
| |
Functie vóór Ornament
In het studiecentrum van La Clarté-Dieu worden jongelieden, vóór hun priesterwijding, gedurende vier jaren opgeleid tot hun apostolische zending die een deels bespiegelend, deels actief bestaan zal worden. Het is dus een onderwijsinstelling in de volle zin van het woord, maar dan doordesemd van de tucht, eigen aan het kloosterleven, en gemerkt door de onthechting en het gebed.
Zulks vereist een gebouwencomplex, niet met comfort of weelde, doch met een zuivere logica in de structuur en de planindeling, waarin het schema der dagtaak zich vrij en ongedwongen kan ontwikkelen. Een radicaal functionalisme, dus, zoals gevergd wordt voor een fabriek.
Daartoe hebben de architecten de modernste constructie-methoden, materialen en uitrustingen toegepast. Het werd een gebouw in gewapend beton, dat nagenoeg nergens - tenzij, uitzonderlijk, om louter technische redenen - overschilderd werd. Maar dit ruwgelaten materiaal, in casu een wit cementbeton, spreekt een eigen eerlijke taal, te meer wijl de indruksporen van het bekistingshout opzettelijk bewaard bleven en aldus een zekere natuurlijke ‘schriftuur’ zich over de wanden verspreidt. Doordat voor de vervaardiging der bekisting gebruik werd gemaakt van lange, smalle planken handelshout, 23 cm breed en, alternerend, 27 en 34 mm dik, is in de muren een vrij levendig verticalisme ontstaan.
Overigens werd het bekistingsysteem zeer lang vooraf, studieus uitgekiend, o.m. terwille van een intense rotatieve benuttiging op de werf, en berustte de ruwbouw in hoogst mogelijke mate op het principe der prefabricage. Zo werden
| |
[pagina t.o. 48]
[p. t.o. 48] | |
| |
[pagina t.o. 49]
[p. t.o. 49] | |
la clartè-dieu, orsay
| |
| |
b.v. niet minder dan 15.000 gaten, voor de aanleg der kanalisaties, gelijktijdig met de storting van het beton aangebracht: de ‘proppen’ werden samen met de bekisting in één manoeuvre verwijderd.
Al terstond krijgt de strenge soberheid van de Franciscaanse levensregel haar adekwate uitdrukking in deze ‘sierloze’ wanden en onbeklede pijlers. Naarmate men de verschillende ruimten doorschrijdt, merkt men hoe deze directe expressiekracht door middel van de onvoorwaardelijke utiliteitsbouw tot in de kleinste karaktertrekken van plattegrond en afwerking bijna demonstratief werd opgedreven.
In zijn geheel omvat het complex van La Clarté-Dieu een kapel voor circa honderd geestelijken en ruim driehonderd lekengetrouwen; een honderdtwintigtal cellen, zowel voor de leraars als voor de studenten; twee kloostergangen voor de gebedsuren; gemeenschapslokalen, zoals conferentie- en studiezalen, arbeidsruimten, vergaderlokaal, refter, keuken, bibliotheek, infirmerie; negen ontvangkamers voor het bezoek der familieleden, en een portiersloge.
De cellen, alle identiek, vormen een prachtig voorbeeld van een rationeel geconcipieerde wooneenheid.
Elk van deze vertrekken - waar de student te 5.50 uur wordt gewekt - meet 3,50 bij 2,10 meter. In één der breedte-muren zit een gerekt venster van vloer tot plafond; daartegenover de deur. Drie witte, één gele muur; een tegelvloer. Vlak bij het vensterlicht een houten tafel en stoel, met, in het armbereik van de zittende student, het boekenrekje. Een houten brits: drie planken op twee schragen. Wordt de deur (binnenwaarts) geopend, dan verbergt ze het voetbad met koudwaterkraan (de Franciscaan loopt blootvoets in sandalen), terwijl aan de andere kant het klederrek hangt.
Ziedaar ‘het povere wonen’ in zijn meest rigoureuze vorm, en toch door en door praktisch, mathematisch in functie van de dagelijkse gebaren en bewegingen. Maar in welk heerlijk licht baadt iedere cel! De rijkdom van de natuur wordt nergens zo diep en aandoenlijk waargenomen als in dit gedepouilleerde interieur.
| |
Wijding door Licht
In de kapel verzamelt de kloostergemeenschap zich iedere dag te 6.15 uur, voor het eerste grote officie, en vervolgens nog vijf maal om de psalmen te zingen, rond het centraal gesitueerde altaar van massief, gestreept beton. Ook tot deze ruimte kregen sierlust en pronkzucht niet de minste toegang. De schoonheid bloeit louter op uit de oordeelkundige, gevoelig uitgemeten verhoudingen der constructie. Een ceramiek-tegel vloer; ruw-cementen muren van ongeveer twaalf meter hoogte; zichtbaar gebleven dakstoel; naturel-houten bidstallen in rijen van drie langs de wanden; zakelijk geplaatste lamptoestellen, voor directe en indirecte verlichting, van een a.h.w. ‘industrieel’ vormtype. Maar weer: een verrukkelijk daglicht, ditmaal gefilterd door een smalle, hoog tegen het plafond geprojecteerde glaswand en vooral door de enorme, verticale ramen in gebrandschilderd glas. Hier heersen vreugde en wijding door licht in een strelende, gedempte variëteit van innige kleurcomposities.
Het mooie altaar, op een verhoog van drie dalles-treden, met zijn bijna schriel, hoogrijzend kruisbeeld, trekt als met een geheimzinnige dwang het licht, de blikken, de aandacht en de gevoelens naar het midden. Dit is een bidruimte
| |
| |
waarvan het hardnekkig constructief functionalisme a.h.w. agressief de inkeer en de belijdenis opwekt en de aanwezige isoleert van tijd en stof.
Het zal de architectuurcritici ongetwijfeld zeer moeilijk vallen om in de totaliteit van dit gebouw enig détail te ontdekken dat zonder tegenspraak kan worden afgekeurd of beknibbeld. Zelden zag men een zo schrander beredeneerde benutting van het terrein, een zo zorgvuldig overlegde uitwerking van de plattegrond.
Het is waar dat X. en L. Arsène-Henry bijzonder gediend werden door de helling welke als bouwplaats kon worden uitgekozen. Daardoor, bijvoorbeeld, werd het hun mogelijk het plan der gemeenschapslokalen op een gemiddeld peil tot het niveau der woonruimten te relativeren, wat het vlotte verloop in de dagelijkse handelingen der bewoners bijzonder bevordert. Doch er kwam toch ook veel oordeelkunde en vinding bij te pas. De situering der arbeidsruimten (schrijnwerkerij, atelier voor schoenenherstel, linnenwasserij, boekbinderij, smidse, enz.) onder de refter, is zeker een gelukkig idee geweest: tijdens het werk is de refter leeg en kan geen hinderlijk gerucht worden gevreesd. De projectie van de wandelgang naar de kapel tegen de énige blinde muur liet harerzijds toe overal elders het hoogste rendement van lichttoevoer na te streven. De refter zelf werd zodanig ingericht dat, door de in vier wanden geprojecteerde vensterramen, de ‘zonnige maaltijd’ geen ijdel woord is: alle tafels staan zodanig langs de wanden opgesteld dat de kloosterlingen tegenover elkander zitten en het volle licht op gerechten en handen ontvangen. En buiten de vele boeiende aspecten welke hier niet alle kunnen beschreven worden, dient ten slotte speciaal de aandacht gevestigd op de lage kloostergang die een simpele, mooie binnentuin omsluit: hier eindigt deze ‘industriële’ bouwkunst zonder dat men feitelijk een ‘einde’ waarneemt, - het tuintje maakt via deze terrasgangen organisch deel uit van geheel de architectuur, binnen en buiten vloeien onbespeurbaar-logisch in elkaar over.
| |
Triomf van het Maatgevoel
Al het beton, de totale dakbedekking in koperplaat, het ongeschilderde, geoliede ‘Niangon’-houtwerk, het zakelijke latwerk in de kapeltoren (als de rooster van een verwarmingsinstallatie in een fabriek....), en nog zovele andere kenmerken der strict-utilitaire bouwerij ten spijt, is La Clarté-Dieu een schitterend model van architectonische schoonheid geworden.
Er stroomt een genereus maatgevoel door dit werk.
Hier tonen architecten zich meesters in de beperking. Waar men zich ook buiten of binnen het gebouw bevindt, - allerzijds wordt men ontroerd door de preciesheid en het fraai sluitend perspectief der statische, vluchtende en bindende constructielijnen. Dit werd, zonder aanmatiging of zucht naar blikvangerij, een pure veruitwendiging van de ‘rijkdom der armoede’: deemoedig en toch zelfzeker mensenwerk onder de hoge hemel en te midden van een nauwelijks afgerichte natuurpracht.
La Clarté-Dieu ligt inderdaad in een mooi bebost park, in de Chevreuse-vallei, nabij een stille, met schaarse bomen en bosschages omzoomde vijver. En wat de architecten hier maakten, is zeker geen afzondering ván of ‘bescherming’ tégen het natuurdecorum geworden, doch integendeel over heel de lijn een opgaan in de wondere gave van de Schepping. Sint-Franciscus sprak met bloemen en vogels en vissen....
| |
| |
Op dié weelde hebben deze Franciscanen aanspraak gemaakt, niet op de wereldse. Met schroom en behoedzaamheid werd hier en daar één enkele opluistering door middel van schilder- en beeldhouwkunst geduld en verlangd, - net genoeg om de monotonie te ontgaan, te weinig om aan het elementairste stadium van praal te doen denken. De keuze, in dit verband, pleit evenzeer voor het inzicht en de onbevangenheid der bouwheren als hun architectenkeuze: de jonge vooruitstrevende schilder Rezvani ontwierp de gebrandschilderde vensters der kapel in een volstrekt non-figuratieve vormentaal; de beeldhouwer-metaaldrijver Coulentianos maakte o.m. een prachtig, eivormig tabernakel met een sierlijk grafisch vis-motief op het deurtje, en de (enigszins door de stijl van Henri Laurens beïnvloede) engelengroep in geslagen koper waaruit, aan de kapelgevel, het ijzeren kruisteken oprijst.
Aan dit alles werden enkele middeleeuwse kunstwerken, uit het oude bezit van de kloostergemeenschap, als bindtekens met het verleden toegevoegd.
* * *
Met La Clarté-Dieu te Orsay werd voor de eerste maal sedert de achttiende eeuw, in Frankrijk, een volledig nieuw kloostercomplex opgericht. Dit is op zichzelf al bemerkenswaardig.
Het interessantste is echter wel dat in deze nieuwbouw glansrijk werd bewezen met hoeveel succes een op introspectie en studie afgestemde gemeenschap van geestelijken gediend kan worden door de voor onze tijd kenschetsende nuts-architectuur en de immer voortschrijdende mechanisatie in het bouwen. Noterenswaard is tevens dat hier de bouwheer in zekere zin aan onze op produktie- | |
| |
snelheid toegespitste tijdgeest een lesje gaf door een hoge materialenkwaliteit te eisen, welke ten slotte economischer in gebruik en onderhoud moet uitvallen.
Dit alles kon verwezenlijkt worden zonder ook maar in de miniemste mate de trouw aan de regel van de orde van Sint-Franciscus - welke zes eeuwen oud is - in het gedrang te brengen. Dat betekent noch min noch meer dan dat een strenge godsdienstige traditie de rijkste bronnen te harer bestendiging vermag aan te boren door onbevreesd de techniek en de kunst van vandaag als onontbeerlijke middelen te erkennen.
Kan hier, ten slotte, niet gesproken worden van ‘survival through design’, het gevleugeld woord van de Amerikaan Richard Neutra? Voortleven, duren, niet versagen, dank zij ontwerp, plastische en architectonische vorm, óók in de dienst van God, - ziedaar het grote, helaas te weinig geachte voorrecht dat de hedendaagse kunstenaars ons bieden. Het zijn durvers en begrijpers zoals de Franciscanen van Orsay, die er voor zullen zorgen dat men van ónze eeuw niet zal kunnen zeggen wat Pater Regamey over de negentiende eeuw moest schrijven: un siècle d'occasions manquées.
|
|