Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 265] [p. 265] Winters-deuntje. Toon: Ey! wat hoort men vieze grillen, &c. SChoon Apoll', met zijne straalen, 's Hollandts lust-prieël begeeft, En in 't westen neêr gaat daalen; t' Wijl een ieder klaagt en beeft 2 Door de over bitt're koude, Van de Ooste- en Noorder - vorst; Die de stroomen staande houde Met een water - glaze korst. 3 Nochtans ziet de jeugd dit ly'en [pagina 266] [p. 266] Over 't hooft, wanneer m' op 't ys, Vrylik, met zijn lief, mach rijên, Langs een gladde baan, om prijs. 4 Gure winden, strenge vlagen, Waar van meenig zucht en karmt, Kan haar van het ys niet jagen; Midts dit swermen haar verwarmt. 5 Elk vermaakt zijn Galatheetje; t'Wijl hy dapper met 'er sweeft Op de Schaatzen, of in 't Sleetje; Daar zy dan vermaak in heeft. 6 Meenig quantje krijgt zijn meisje, Dat hem eerst zoo bitzig vil, Door een schichtig winter-reisje, Tot zijn lang-gewenste wil. 7 Hier door komt dat meenig borsje, [pagina 267] [p. 267] Eer de herfst ten einde raakt, Meêr naar een hart-klemment vorsje, Dan naar d'eed'le zoomer, haakt. M.W. de jonge. Vorige Volgende