Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt
(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij
[pagina 244]
| |
Minlijk dees' tijdt besteên.
't Schreurtje sliep by dat baldadig
Baakertje de gantsche nacht;
En zy wierdt swaar:
Doch hy wou haar
Doen niet hebben; maar zey stadig:
O! de pry heeft my verkracht.
2 Doen 'k uit de keuken stapte,
Om voort na huis te gaan,
Zy d'onder-deur toe-klapte,
En hield my binnen staan;
All' mijn kommerlijke vragen
Wierden van haar uit-gelacht.
Ik most daar moy
Met haar te koy;
Dies mach ik met recht wel klagen:
| |
[pagina 245]
| |
O! de pry heeft my verkracht.
3 Nou praatze vaak van trouwen,
En lelt my aan het oor
Om haar by my te houwen;
Ik gaf haar wel gehoor,
Wou haar Juffrouws keuken volgen;
Maar nu s' op mijn winning wacht,
Wil ik my niet
In dat verdriet
Steeken; en zeg, heel verbolgen:
O! de pry heeft my verkracht.
4 Mijn zob're daghuur kan haar,
Mijn, en het kindt niet voên;
Dies scheid' ik haastlijk van haar,
Eer zy m' haar trouwen doen:
Doch zoo zy my voor de Heeren
| |
[pagina 246]
| |
Sleepen wil, en doen haar klacht;
Ik wil voor haar,
En voor de Vaâr,
En haar Moêr, wel vrylijk sweeren:
Dat de pry my heeft verkracht.
M.W. de jonge.
|
|