Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt
(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– AuteursrechtvrijGrilletjes.ECho! leeden-looze geest;
Die geen naare galm vreest
Van de minnaars minne-klachten,
Die men, in de duist're nachten,
Klaagde met een groot gerucht:
Antwoordt mijn eens op een zucht;Ga naar margenoot+
Die ik vong, en deê begraaven,
| |
[pagina 137]
| |
Om mijn hert daar meê te laaven.Ga naar margenoot+
Zijn de gaaven dan een zucht?
Waarom vangt ghy s' in de lucht?Ga naar margenoot+
Ist een klucht? ô! neen; 't was minne',
Die mijn hert en ziel deê winnen;Ga naar margenoot+
En mijn geest trok naar 't gevry,
Van een zoete slaaverny:Ga naar margenoot+
Slaaverny en liefdens klachten,
Deed' dit zuchje steeds vernachten.Ga naar margenoot+
Kondt ghy lachen om mijn pijn?
'k Vin dan nergens troost te zijn.Ga naar margenoot+
Te verdwijnen kan niet weezen;
'k Meen van 't zuchten te geneezen,Ga naar margenoot+
Mits mijn Engel my dit gaf
Tot een teeken in het graf;Ga naar margenoot+
In het graf, daar minnens-lonken
| |
[pagina 138]
| |
Steedts met yver deed' ontfonkenGa naar margenoot+
Mijn verliefde hert en ziel,
'k Wenste 'er noch wat zuchjes viel:Ga naar margenoot+
Ja, mijn ziel die zou dan aazen;
En mijn hert dat zou zich graazenGa naar margenoot+
In de zuchjes mijns Goddin;
Daar ik Nectar-sap in vin.Ga naar margenoot+
Nectar-zap van weêr-mins liefde,
Die mijn borst geheel doorgriefde.Ga naar margenoot+
Komt dan dra, en spoeidt u snel.
Hadie, Echo, 't gaat u wel.Ga naar margenoot+
Haasje.
|
|