Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 133] [p. 133] Vryigheidt Genomen op de Bruiloft van de onnoozele Bruidegom D.v.S. En zijn gebruide Bruidt S.H. BRuiloft! riepen al de Heeren: Yeder scheen verkropt van vreugt, Overladen met geneugt; Elk die wou de Bruid gom eeren, Schoon hy niet wist wieze was, Door 't geroep en bly gebas. Doch naar vragen en weêr vragen: Wie 's de Bruid'gom? wie de Bruidt? [pagina 134] [p. 134] Villeter zoo slechtjes uit: Dat een yder ging gewagen, Arme vryer, arme knecht, Hoe 's de gauwert nou zoo slecht. 'k Wed hy meent een roos te plukken, Uit een frissche rooze-gaart, Klein van knop, en klein geblaart, Doch het steeltjen is al stukken, 't Leidt vertreên op stof en as, 't Is verslenst, en niet als 't was. Ey! wat mach ik dit verhalen, Wat, dit is al lang geleen, Dat dees Bruidt noch Maget scheen; En dat zy haar liet bemalen, Met de pen van avontuer, Zoet in 't eerst, en na vol suer. [pagina 135] [p. 135] Heeftze niet eens vlak gelegen? (Goôn hoe is die mensch verblindt,) Voor een die dit Venus kindt Met haar smeeken kond' bewegen, Ia hem heeft gestreelt, gekrooft, Tot hy zocht, waar 't was geklooft. Noch veel duisterhande dingen, Weet ik Bruid'gom van u Lief, 't Maagdeken vol van gerief. Doch ik wil nu geen meer zingen, 'k Mocht u steuren in u sprong, Dat het veel bevaarde Jong, Licht mocht letten aan zijn leden, Die voor al behoorden fris En volmaakt te zijn gewis; Des wil ik u wenschen heden, [pagina 136] [p. 136] Dat j'op 't wel beploegde landt, Alleen 't tweede spruitjen plant. Gecomponeert door den Hooghduitsche Boeren Professor. Vorige Volgende