De Stem. Jaargang 20(1940)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1041] [p. 1041] Verzen door Eddy Evenhuis Portret in baljapon Zij stond nog stijf van taf en zijde, toen krakend het skelet begaf; er vielen beenderen terzijde, die men geveegd heeft in een graf. Nu danst zij in de zaal des levens pavanes met een bleeken dood en het gewaad is heel gebleven: door rouge en door lippenrood, blanketsel en gesteven strikken, blijft zij volwaardig opgesmukt. De vinger, die erin wou prikken, heeft slechts het harde glas gedrukt. [pagina 1042] [p. 1042] De laatste tocht Wie zoo het leven heeft bevaren op koers en zicht van eigen stem, brengt eerst de schroeven tot bedaren voorbij het licht van Bethlehem. Er is een zeekaart van dit bekken in oude taal en bruinen band, waar woorden weer symbolen dekken voor geul en klip en rotsig strand. Wie zich laat stuwen door de winden in 't spaarzaam tuig, van ree tot ree, zal eens des ochtends voor zich vinden de ankerplaats Gethsémané. Het kruis verheft zich op de bergen, dit havenlicht wordt nooit gebluscht. Waarom het schip hier nog te bergen? Stuur het te pletter op de kust. Hoe ook de golven mogen bruisen, de Heer zal naast den zeeman staan. Van wrakhout slaat men elders kruisen, maar hier spoelt geen als doode aan. [pagina 1043] [p. 1043] Sterven De dagen schenen weg te vluchten en onaanvaardbaar werd hun wezen. Zoo is hij boven tijd gerezen als vogelzwerm in regenluchten. Beneden trekt een ploeg zijn voren: een zuster schikt de klamme deken. Nu gaan zijn oogen langzaam breken, de zwerm stijgt hooger dan te voren... [pagina 1044] [p. 1044] Rhapsody in blue Een wereld, die uit steenen bouwt, mist melodie voor blauw en goud, toch wist hij één daartoe verkoren. Haar borsten waren stil vertrouwd en ook het kind, uit haar geboren. Hij wist, zij zou hem toebehooren in schemering van blauw en goud. En vriend na vrouw heeft hij verloren, zijn huis verviel en hij werd oud. [pagina 1045] [p. 1045] Chasse au coeur Spoort liefde op om na te jagen, gebogen op een dampend paard; het zal U door moerassen dragen, die eeuwen in den nevel lagen, maar met Uw komst zijn opgeklaard. Rijdt liefde na, niet om het dooden, al legt Ge pijlen op Uw boog; het silhouet is snel gevloden, het wild heeft zoo geen kans geboden, het eischt Uw hand en niet Uw oog. Jaagt liefde na, maar Gij zult keeren, nog vóór de spies getroffen heeft; de vrees haar rankheid te bezeeren zal sterker worden dan 't begeeren naar vleesch, dat zich gewonnen geeft. Keert van den buit en laat U leiden, legt toom en wapentuig terzij; dan voert een pad naar open weiden en droomend zult Ge hier verbeiden de hinde met het broos gewei. Vorige Volgende