De Stem. Jaargang 20(1940)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 847] [p. 847] Verzen door Joh. van der Linde Danmark Waar de heuvelen hellen In vlijende val Tot het diepliggend dal Waar de wateren wellen, En de ruggen in 't rond Zich bukkende buigen Tot de grazige grond Waar in tallooze veelte De weidebloem bloeit Door het water omvloeid Op het drassigst gedeelte, Daar gaat een mensch met warme zinnen Den hemeltuin der aarde binnen. [pagina 848] [p. 848] Noorsch fjell Waar het witte wolgras Wuift over het ondiepe water, Waar de berken zijn behangen Met de doodssluier van zwart baardmos, Waar boomen te sterven hangen Over het bodemlooze moeras, Waar hooge doode stammen Oprijzen als schrikgestalten in het bosch, Waar de rotsen zijn bekleed Met het witgrijs rendiermos, Waar de groote meren Springende visschen bevatten, Waar menschen de eenzaamheid bewonen Met een schaamle hut, Waar God de aarde zegende In de wildheid van haar eigen natuur, Waar oerkrachten wederopstaan Om zich aan zichzelf te meten, Waar naakte ongereptheid Zich paart aan grootschen wil. Vorige Volgende