| |
| |
| |
Een spel van interventie en neutraliteit
door Dr. M. van Blankenstein
Finland was gedoemd den strijd te verliezen. Er was geen macht ter wereld, die het had kunnen redden; tenzij Duitschland. Maar Duitschland had de Finnen aan de Russen uitgeleverd; en het verhinderde dat anderen hun te hulp kwamen. Noorwegen, hulpeloos als het is, was in geen geval tot eenige medewerking bereid. In Zweden stond het anders. De oude koning had met zijn gezag de regeering moeten bijspringen om te verhinderen dat zij, die interventie verlangden, de sterksten werden in het land. Ware Zweden zeker geweest van krachtigen steun van buiten, dan zou het Finland niet lang alleen den strijd tegen het gemeenschappelijk gevaar hebben laten voeren. Te Berlijn had men dat begrepen. De Duitschers waarschuwden dus de Zweden: Zouden zij troepen der geallieerden door hun land laten, dan konden zij op de vijandschap van het Derde Rijk rekenen. In dit dreigement stak meer politieke logica dan in de uitlevering der Finnen bij de onderhandelingen met Rusland. Want ieder voordeel dat op de Baltische kust de Duitschers aan Rusland hadden verleend, was tegen henzelf en tegen geen ander land gericht. Wat met de Finnen gebeurde, kon Berlijn niet anders dan met leede oogen aanzien. Onmiddellijk gevaarlijk echter was het als de geallieerden gelegenheid kregen zich ter verdediging van Finland, in Noord-Europa te nestelen. Zij konden daar een front tegen Duitschland vormen. Zij zouden het Duitsche gebied zelf van Scandinavië uit misschien niet bestoken; maar zij zouden verhinderen dat de Duitschers nog de onmisbare ertsen uit Zweden ontvingen. Hun in het Noorden gestationneerde luchtvloot zou de voor de Duitschers vitale vaart op de Oostzee onveilig maken. Het ware voor het overige niet goed denkbaar, dat de Scandinavische landen in den strijd tegen Rusland de bondgenooten van de westelijke geallieerden konden zijn, zon- | |
| |
der tegelijkertijd met Duitschland in conflict te geraken. Dat de geallieerden er groot voordeel in zagen de noordelijke staten op hun kant
te krijgen, is begrijpelijk. De veiligheid, die de Noorsche kustwateren hun bieden, maakt het voor Duitsche schepen mogelijk, te varen op de Noorsche en Noord-Russische havens. Zou Noorwegen niet meer neutraal zijn, dan had geen lading uit Archangel of eenige andere plaats van verscheping in het hooge Noorden nog de kans, een Duitsche haven te bereiken. De diplomatieke nederlaag, die de geallieerden in de Finsche aangelegenheid geleden hebben, bestaat dan ook niet in de mislukking van hun plannen tot redding van Finland; die plannen zijn misschien niet eens zoo erg mislukt. Zij bestaat in het falen van hun pogingen om het conflict in Finland te gebruiken als uitgangspunt voor het verkrijgen van een sterke, strategische positie in Noord-Europa. De Duitschers hebben die nederlaag bewerkt door hun dreigen te Stockholm. Daarmede was het pleit voor Franschen en Britten verloren. Want de Zweden konden niet anders dan voor dit dreigement het hoofd buigen.
Dat de Finnen voor het oogenblik hun nationale zelfstandigheid en hun geestelijke en stoffelijke vrijheid, zij het ook ten koste van bittere opofferingen, hebben kunnen redden, hebben zij hoofdzakelijk aan de geallieerden te danken. Niet enkel, en niet eens voornamelijk omdat Engeland en Frankrijk hen van de vliegtuigen en wapenen hebben voorzien die hun ontbraken; maar door militaire actie. Rusland heeft het niet gewaagd, zijn oorspronkelijk plan uit te voeren en van Finland een aan Moskou onderworpen sowjetrepubliek te maken. Het moet Stalin niet gemakkelijk gevallen zijn, zijn vroegere weigering, de Finsche regeering nog te erkennen, in te trekken. Hij bleek daar echter toe bereid, juist op het oogenblik, waarop het den Russen militair voor het eerst voor den wind ging. Moskou mocht dan een hoogen prijs daarvoor eischen, voor den dictator in het Kremlin was het een offer. Dat hij het ter vermijding van verder bloedvergieten zou hebben gedaan, mogen wij van hem niet aannemen; hij moet goede politieke redenen ervoor hebben gehad. Van welken aard die redenen waren, kan men opmaken uit de omstandigheid, dat hij de bemiddeling van Londen heeft ge- | |
| |
vraagd, toen hij Helsinki het vergelijk wilde aanbieden. Moskou vreesde een conflict met de geallieerden. Het duchtte dit misschien niet zoozeer voor zijn positie in het Noorden; maar zeker in den Levant. De samentrekking van machtige, en weluitgeruste Fransche en Britsche heirscharen in Syrië, de troepenconcentratie in Egypte, de voortdurende militaire besprekingen met Engelschen en Franschen te Ankara, de aanmoediging die andere West-Aziatische naburen van Rusland in dit alles vonden, dat heeft met elkaar Moskou blijkbaar verontrust. Het leger van generaal Weygand zou, zoodra het op de medewerking der Turken rekenen kon, een zeer dreigend gevaar gaan vormen voor Rusland's kostbaarste bezit, de oliebronnen van Azerbeidsjan. Zonder die oliebronnen kan het zoo extreem gemotoriseerde Rusland niet meer
bestaan. Inplaats van een betrekkelijk klein overschot aan olie zou het een ondraaglijk tekort aan deze drijfkracht voor zijn industrie, verkeer en landbouw krijgen.
En dat was niet het eenige gevaar. In geval van een conflict waaraan Turkije deelnam, zouden de Dardanellen geopend worden voor de oorlogsschepen der geallieerden. De oliehavens, ook die voor den noordelijken Kaukasus, zouden binnen het bereik der vijandelijke scheepskanonnen komen te liggen. Graanverschepingen, ook voor Rusland zelf, zouden niet meer mogelijk zijn. En de kustvaart op de Zwarte Zee moet voor de Russen den onvoldoenden staat van hun binnenlandsch transportwezen verhelpen. Rusland zou Duitschland nooit een militaire hulp kunnen verleenen die op zou wegen tegen het verlies aan levering van grondstoffen, dat Duitschland door een dergelijken loop van zaken lijden zou. Dat weet Moskou zoogoed als Londen het weet. De Russen begrepen, waarom Engelschen en Franschen zoo ijverig waren, over Finland met hen in conflict te geraken. Hun daden in Finland moesten ook te Ankara bijzonderen indruk maken. De Turken hebben, na hun nationalistische herleving, een gloeiende belangstelling aangekweekt voor hun oud verleden; gelijk ook de Hongaren. En Finnen, Hongaren en Turken zijn van gemeenschappelijken oorsprong.
Waren er al deze omstandigheden niet geweest, dan zou niets ter wereld Stalin hebben kunnen weerhouden den strijd in Finland door te zetten tot het bittere einde. Het beleid der
| |
| |
geallieerden heeft dus voor de Finnen groot nut gehad. De geallieerden zelf echter hebben er niet mee bereikt wat zij ermede nastreefden. Politieke waarde bezit nu voor hen de geleverde bewijsvoering, dat Moskou reden heeft Engeland en Frankrijk te vreezen. Deze bewijsvoering is echter niet duidelijk genoeg geweest om te verhinderen, dat de westelijke mogendheden in de Finsche aangelegenheid groot verlies aan prestige geleden hebben. Indien nergens anders, dan toch stellig in de Balkanwereld. In Roemenië heeft men er de uitwerking van gezien. Opeens zijn de Roemenen weer toeschietelijker geworden tegenover de Duitschers. De IJzeren Garde is in genade aangenomen. De Roemenen hebben daartoe waarschijnlijk zeer goede redenen. Buitenlandsche militaire waarnemers zijn vrijwel overeenstemmend van meening, dat het Roemeensche leger weinig waard zou blijken - hoe groot het ook zijn moge - in geval van een Duitschen of van een Russischen inval.
Dat Duitschland iederen vorm van pressie op Zweden zou uitoefenen om dit land af te houden van een toelaten van geallieerde troepen op zijn gebied, was met zekerheid te verwachten. Het Duitsche belang vereischte dat, en Duitschland had de macht, ernstig te dreigen. Het militair vermogen van Zweden is gering; bijzonder zwak is zijn luchtmacht. Duitschland beheerscht de Oostzee. Geen mogendheid kan de Duitschers verhinderen, een sterke troepenmacht in Zweden aan land te zetten, en het Zweedsche volk met zijn luchteskaders naar willekeur te teisteren. O zeker, het zou met een dergelijken inval eigen bronnen van grondstoffen vernietigen. Helpers der Zweden zouden tijd genoeg krijgen om de ertsmijnen, die in het hooge Noorden gelegen zijn, te bezetten. Maar daartegenover stonden voor de Duitschers groote voordeelen. Zij hadden dan de hand gelegd op de westelijke kust der Baltische wateren. Zij waren ontheven van den plicht tegenover eigen volk, oneindig bloedige aanvallen, rechtstreeks of langs gevaarlijke zijwegen, op de Fransche verdediging te ondernemen. Zooals tijdens den Poolschen veldtocht kon de Westwall met betrekkelijk bescheiden krachten verdedigd worden. De Duitsche legers konden zich wijden aan een gevechtsterrein, dat zeker in den beginne
| |
| |
veel succes en rijk propagandamaterieel moest opleveren. Waarlijk, Hitler had geen reden terug te schrikken voor een ingrijpen in Scandinavië. Daarbij kwam nog dat de weerbarstige Russen dan gedrongen waren tot het militaire bondgenootschap, waarvan zij zich totnogtoe afkeerig hebbengetoond. Door de Duitsche dreigementen was de positie van Zweden bepaald. Het kon niet ingrijpen in Finland, als het zeker wist, geen hulp van buiten te kunnen aanvaarden, doordat die hulp den toestand slechter, en niet beter zou hebben gemaakt. Duitschland had Zweden tot neutraliteit gedwongen. En daardoor werd voor de geallieerden hulpverleening aan Finland vrijwel onmogelijk. Zij hadden rekening te houden met de neutraliteit van Noren en Zweden. Noorwegen vooral vormde voor hen een onoverkomelijke hindernis. Ten opzichte van de Zweden was men daarvan altijd nog minder zeker. Er waren nu eenmaal sterke stroomingen in het land, die het neutraliteitsbeleid der regeering scherp veroordeelden. De geallieerden konden hopen op de mogelijkheid, dat in Zweden gebeuren zou wat tijdens den grooten oorlog in Griekenland is gebeurd, toen zij Saloniki opeischten voor de ontscheping van hun troepen. De koning, pro-Duitsch, voorstander der neutraliteit bij gebrek aan andere mogelijkheden, was weggedrongen door den geallieerd-gezinden Venizelos. Een speculatie op de anti-Russische gevoelens in het Zweedsche volk scheen niet bij voorbaat verloren. Maar wat kon dit baten? Geallieerde troepen konden in geen geval in Zweedsche havens ontscheept worden. De havens aan het Kattegat liggen te zeer in het machtsgebied der Duitschers. Hield Noorwegen consequent vast aan zijn neutraliteit, dan moest die neutraliteit verkracht worden of wel, van het heele avontuur moest worden afgezien.
Konden echter de geallieerden, die hun gezag in de wereld vooral ontleenen aan het feit, dat zij hun overwinning kunnen aankondigen als de overwinning van den eerbied van het recht op de zuivere rooversmoraal, Duitschland voorgaan in het schenden van de neutraliteit van een klein land? Zij hebben in 1939 het diplomatieke spel te Moskou verloren, omdat zij niet bereid waren, de kleine Baltische staten aan Rusland uit te leveren, door de onderwerping dier staten door waarborgen voor den overweldiger
| |
| |
te bevorderen. Konden zij nu omgekeerd handelen? Het volkssentiment en het politieke belang der geallieerden eischten hulp aan de Finnen. Een leger van 100.000 man, met de noodige uitrusting, werd in gereedheid gebracht voor het vertrek. De transportschepen lagen onder stoom. Nu noodigde men de Finnen uit, een beroep te doen op de hulp van Parijs en Londen. De Finnen konden dat doen krachtens de besluiten, die te Genève in December genomen zijn. Hadden de Finnen aan de uitnoodiging voldaan, dan zouden Engeland en Frankrijk, krachtens artikel 16 van het handvest van den Volkenbond, te Oslo en te Stockholm recht van doortocht hebben gevraagd. De Fransche en de Britsche regeering meenden, aan dezen eisch groote, moreele kracht te kunnen geven. In werkelijkheid ware deze actie rechtelijk zeer zwak geweest. Zweden en Noorwegen hebben zich, gelijk zoovele leden van den Volkenbond, ontslagen verklaard van iedere verplichting, die men hun krachtens artikel 16 zou willen opleggen. Zij hadden dit gedaan, nadat Engeland en Frankrijk, in de Abessinische aangelegenheid, de verwachtingen van Genève hadden teleurgesteld. Frankrijk had geweigerd, de rechtmatigheid van deze opzegging van gebondenheid te erkennen. Maar Engeland had naar aanvaard. Men moest te Londen en te Parijs weten, dat een schending der neutraliteit van de beide staten van Scandinavië, na een dergelijk beroep, in de wereld weinig anders beoordeeld zou worden dan indien zij zonder deze formaliteit ondernomen ware. Men hoopte echter blijkbaar op het moreele effect in Scandinavië zelf. Maar de Finnen gaven daartoe geen gelegenheid. Zij deden het hun in den mond gegeven beroep niet. Zij weigerden niet de aldus aangeboden hulp, maar stelden hun beslissing telkens weer uit. Zij zagen blijkbaar meer heil in de mogelijkheid van redding, die de hun reeds bekende, Russische voorstellen boden dan in den militairen steun, die hun van de geallieerden geworden kon. Het is denkbaar, dat
zij ook terwille van de andere Scandinavische staten aldus handelden. Zweden in het bijzonder mocht hun dan hebben teleurgesteld, de sympathie en hulp die hun van de vrienden en buren ten deel gevallen was, verdienden toch hun erkentelijkheid. En het kon ook niet voor de Finnen zelf dienstig worden geacht, als Noord-Europa het
| |
| |
slagveld zou worden in den grooten oorlog, en dienovereenkomstig te lijden zou krijgen.
Het is werkelijk volstrekt niet ondenkbaar, dat de Finnen mede terwille van Zweden en Noorwegen de geallieerde hulp niet op de gevraagde wijze hebben ingeroepen. Maar zeker moeten zij ook overwogen hebben, dat die hulp hen niet zou kunnen redden. Hun beste troepen verkeerden reeds in een staat van verregaande uitputting. Met vrijwilligers uit den vreemde hadden zij geen goede ervaring opgedaan. Hoelang zouden zij zich nog kunnen handhaven tegen de in getal, maar ook in hoedanigheid en aanvoering steeds geduchter wordende overmacht? Zij hebben er de voorkeur aan gegeven den vrede dien de Russen aanboden te aanvaarden. Zij hebben zich aan de voorwaarden van Moskou onderworpen, ook toen de Russen die voorwaarden, gelijk hun gewoonte geworden is, gedurende de onderhandelingen nog verzwaarden. Moge de toekomst hen in het gelijk stellen, en niet blijken, dat de vrede van Moskou door de Russen met de zelfde bedoeling gesloten is, waarmede de Duitschers het verdrag van München hebben aangegaan.
De geallieerden hebben een diplomatiek spel, dat hun te voren reeds slechte kansen bood, verloren en heel wat prestige daarbij. Maar voor erger zijn zij gespaard gebleven door de houding der Finnen. Hun interventie in Finland had slechte vooruitzichten. Het gevaar was groot dat hun troepen daar eerst zouden aankomen op een oogenblik, waarop zij enkel nog konden worden meegesleept in de algemeene nederlaag. En wat beteekenden 100.000 man, niet gewend aan de omstandigheden waaronder in winter en zomer in Finland gevochten moet worden, tegenover de millioenen soldaten, waarmede Rusland het land overstroomen kon? Wij stellen het gunstige geval, dat een landing in Noorwegen werkelijk mogelijk zou zijn geweest. Want veel moeilijker ware de expeditie nog geworden, wanneer zij bij Petsamo eerst een landing in den rug van de Russen, en daarna een doortocht door de Russische linies had moeten forceeren. Van zeer langen duur ware dan het transport geworden van zoovele manschappen naar het eigenlijke oorlogsterrein. En hoe zou de verbindingslijn van deze hulptroepen er hebben
| |
| |
uitgezien? Slechts traag en spaarzaam zou de noodige toevoer hen hebben bereikt. De ammunitie, die de Russen, uit naburige industrieele centra, in onbeperkte hoeveelheid toevloeide, zou hun steeds ontbreken. Maar wij veronderstellen nu, dat Noorwegen voor moreelen of anderen druk geweken ware en het transport der troepen over zijn gebied had toegestaan. Dan zou Narvik, het eindpunt aan den Oceaan van den Laplandschen spoorweg, voor de landing in aanmerking zijn gekomen. Het transport had dan moeten geschieden over die zwakke, éénsporige lijn, die op het oogenblik reeds het zoo gestegen transport voor Finland niet aan kan. Uit Chamberlain's rede is gebleken, dat een gedeelte der troepen bestemd was om de Scandinaviërs zelf te steunen tegenover de Duitschers, wier ingrijpen men met zekerheid kon verwachten. Waarlijk, de middelen die Frankrijk en Engeland ter beschikking hadden kunnen stellen waren zeer, zeer gering, in vergelijking met de taak, en met de macht der vijanden, die hen wachtten. En moeilijk ware dit kwantitatief gebrek te verhelpen geweest.
Natuurlijk hebben niet dilettanten zonder verantwoordelijkheidsgevoel dit plan op touw gezet. Men mag niet aannemen, dat Londen en Parijs ondoordacht te werk zijn gegaan. Maar zij speelden een hoog spel. Het ziet er naar uit of de expeditie in de eerste plaats ten doel had, de Finnen in staat te stellen den oorlog langer vol te houden en daardoor de Russen te beletten oeconomisch den Duitschers van nut te zijn. Een verder doel kan zijn geweest, met de Russen een conflict te forceeren om de gelegenheid te scheppen hen in het Zuiden, waar zij zwak en de geallieerden sterk zijn, aan te tasten. Toch kan men moeilijk anders dan huiveren bij de gedachte welk lot Zweden en Finland getroffen zou hebben, als de Duitschers in een bij uitstek gunstige positie en niet beperkt in hun middelen, aan den strijd in het Noorden zouden zijn gaan deelnemen. Een militair échec zou de geallieerden daar ter plaatse zeker hebben gewacht. Hun zaak ware daarmede niet verloren geweest, wat met of zonder échec, hun blokkade zou in ieder geval veel meer effect hebben gekregen. Noorwegen, Zweden en Finland zouden echter het gelag hebben betaald. Waarlijk niet uit liefde voor de kleine neutralen hebben de geallieerden hun Finsch plan op touw gezet, het moge
| |
| |
dan zijn, dat hun overwinning een levenskwestie is en blijft voor diezelfde neutralen.
Deze samenhang heeft vele neutralen niet verhinderd, de Franschen en Engelschen met hoon te overstelpen om het feit, dat zij niets ondernomen hebben om Finland te redden. Dat dit slechts mogelijk ware geweest met verkrachting van de rechten van andere neutralen, is in dergelijke beschouwingen bijzaak. De Engelschen hebben zich zeer terecht daarover opgewonden. ‘Niet degeen die de rechten der neutralen respecteert, wint de achting der neutralen,’ zoo zeggen zij, ‘maar degeen die zich niet bekommert om de rechten van andere volken. Voor hem hebben zij niet enkel achting, maar zelfs bewondering.’
Het is niet zeker, dat deze opgewondenheid heelemaal echt is, ook al is de bitterheid, die aan deze uitlatingen ten grondslag ligt, het wel degelijk. De Engelschen en Franschen konden behoefte gaan voelen aan dergelijke argumenten ter rechtvaardiging van een hardhandiger beleid. Zij hebben inderdaad kunnen opmerken, dat in Europa niets zooveel succes heeft als de intimidatie. Ook in ons dierbaar vaderland, en in onze veelgeprezen pers is dat verschijnsel waar te nemen. Ofschoon de Duitschers zich weldra op gruwelijke en bloedige wijze tegenover ons misdroegen, onze zeelieden in koelen bloede bij honderden lieten omkomen, bleven onze groote bladen uitermate voorzichtig in hun critiek op de daden der Duitschers. Want Goebbels en de zijnen dreigen. En dan is zich koest houden de boodschap. Tegelijkertijd verzekeren de Duitschers aan allen die het hooren wilden, dat zij in ons land met succes een ‘Zermürbungskrieg’ voeren, waardoor Nederland op den duur van zelf op hun kant of in hun macht moet komen. Bewust voerde men te Berlijn dezen oorlog van vreesaanjaging, die in een groot stelsel hoort dat in zijn geheel ‘zenuwoorlog’ heet.
De Engelschen en Franschen dreigden niet. Het gevolg was dat hun de, menschelijk beschouwd oneindig veel lichtere inbreuken op onze rechten die zij begingen en begaan, veel zwaarder, in ieder geval veel luidruchtiger werden aangerekend. Wij hebben het waarlijk beleefd dat in ‘dappere’ beschouwingen van groote Nederlandsche bladen, naar aan- | |
| |
leiding van een gruwelijken moord, op Nederlandsche zeelieden zonder eenigen schijn van recht begaan, toch niet werd nagelaten even eraan te herinneren, dat het onrecht steeds van beide oorlogvoerende partijen kwam. Dat verminderde misschien het wenkbrauwfronsen der grootmachtigen te Berlijn. In den vorigen oorlog was onze pers dapper, ook tegenover Duitschland, en gewoonlijk met goed resultaat. Maar toen was Duitschland een staat, die er nog begrippen op na hield gelijk andere staten, en werd het niet door de bullepezen der S.A.-lieden, en door S.A.-mentaliteit beheerscht. Toen was dapperheid minder gevaarlijk. Of lag het aan de andere leiding onzer pers in die dagen? Ik geloof het laatste. Waar is thans de Plemp van Duiveland of de Van der Hoeven aan het hoofd van een groot blad?
Het jammerlijk gebrek aan fierheid, als risico daarmede verbonden schijnt, begint zich echter te wreken. De eerste uiting van ongeduld heeft men van Churchill vernomen. Hij richtte een nijdigen snauw tot de neutralen, die eerst nog door de Engelsche regeering zoo goed als verloochend werd. Toen zijn er felle protesten in onze landen tegen deze onbehoorlijkheid opgegaan. De Engelschen hebben zich verder daarover geërgerd. ‘Waarom dit eenzijdig gekef van lieden, wier toekomstig lot toch van de overwinning die wij, geallieerden, moeten bevechten, afhankelijk is?’ zoo vroegen zij. Nu, na de ervaringen in Scandinavië, zijn de Engelschen ernstig boos geworden. Men hoort dreigende woorden aan het adres der neutralen uit den mond van Chamberlain en zijn voornaamste medewerkers. Men begint te begrijpen dat het ook aan dien kant meenens wordt. En op eens is het uit met de fiere protesten. Wij hebben niets van een storm tegen Chamberlain en Stanley gemerkt, zooals indertijd tegen Churchill, ofschoon daartoe nu nog ernstiger aanleiding was. Men vindt blijkbaar, dat het zaak wordt naar beide kanten voorzichtig te zijn. Het is geen spelletje meer, tegenover Engeland zijn hart lucht te geven. Men heeft stil het hoofd gebogen bij de woorden van den Engelschen premier en van zijn minister van oorlog. Waarlijk, het is geen vreugde nu neutraal te zijn. Ons betaamt bescheidenheid. En dan stille eerbied voor de Finnen, het eenige kleine volk, dat in deze sombere periode de wereld ontzag heeft weten in te boezemen.
|
|