De Stem. Jaargang 20(1940)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 385] [p. 385] Verzen door Johan de Molenaar Schoone herfstdag Nu weet ik, eindlijk en voorgoed, het najaar is het schoonst seizoen! Tracht niet te zeggen hoe het groen tot goudbruin wordt, met glans van bloed. Voor zooveel tinten is geen taal toereikend...: amber, smeltend geel; en 't stergelijke godsjuweel: 't rood wingerdblad... O, laatst onthaal van diafane treurmuziek, waarmee de zomer afscheid nam op 't wenken, als een ijle vlam, Doodsengel, van Uw gouden wiek! Vers 't Is vreemd: hoe dieper ik mijn eigen wezen besef, des te meer macht het Andre over mij gaat krijgen, het verre, naadrend grootsch en zacht... Ik wil mij wel en niet verweren; ik voel mij klein worden en groot. Moet ik vervloeken of vereeren; is dit het leven of de dood? Zal ik verlost zijn of gevangen? Wat ben ik en wat ben ik niet? - En de een'ge leeftocht: het verlangen naar de bevrijding in een lied. Vorige Volgende