De Stem. Jaargang 20(1940)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 373] [p. 373] Verzen door Anthonie Donker Achterbalcon Het menschelijk gelaat - hoe droef misteekend, Des morgens in de tram grauw van den nacht, Des avonds in de tram grauw afgejacht Van al waar men zich deerlijk in verrekent. Retour kantoor, kliniek en magazijn Tobt elk van al wat er kan tegenvallen. Zie in den mondhoek, onder de oogwallen Onverwisselbaar de paraaf der pijn. Hoe als nu plotsling de bazuinen schallen, Het hemellicht hoog neerstraalt over allen? Verhoord gebed, gevonden wat gij zocht! Doch God is zuinig op zijn wonderwerken, En vreest dat zij het zelfs niet zouden merken, Tegen elkander schuddend in de bocht. [pagina 374] [p. 374] Zaterdagochtend in een nieuwe stadswijk De Joden zingen in de synagoge, Met tromgeroffel naderen soldaten, Dat klinkt zoo dringend door de nieuwe straten, Zoo vreemd dooreen roept het om mededoogen. God echter kent het en blijft onbewogen. Zou dit vanochtend plots het menschdom baten? Te lang al heeft dit zich langs oude straten Met klaagzang en met treurmarsch voortbewogen. Meng kindren in dit koor en kreet van meeuwen - Als dezen morgen roepen zij al eeuwen De Joden, kindren, meeuwen en soldaten. Kinderzang, hongerkreet, het wordt doodshijgen, De klaagzang en de roffel zullen zwijgen, Het trekt al verder weg uit deze straten. Vorige Volgende