| |
| |
| |
The world of to-morrow
door Mr L.I. Brugmans-Martens
Amerika, het land van de toekomst. Nog nooit heeft dit woord zoo nadrukkelijk geklonken als nu, in de ontredderde wereld van 1940. Mits het Amerikaansche volk zich zijn roeping bewust wordt, zal het de leiding nemen en het geestelijke en materieele centrum worden van de wereld van morgen. Wat Rome is geweest voor de antieke wereld, wat Engeland is voor de hedendaagsche, zal Amerika zijn voor ‘the world of to-morrow’.
Onze gedachten gaan uit naar dit land, waar drie eeuwen geleden de pioniers gekomen zijn om er een nieuwe wereld te bouwen en dat met zijn beweeglijke geest, met zijn drang tot vernieuwing, nu, 300 jaren later, als devies voor zijn wereldtentoonstelling kiest de woorden, die zoo passen bij dit volk, dat op de toekomst zoozeer is geïnspireerd: ‘The World of to-morrow’. Amerika is het land geweest, waar men zijn verleden vergeten kon, waar men zijn vermeende maatschappelijke of politieke ondeugden, zijn nederlagen en zijn leed, achter zich kon laten, waar men niet gedwarsboomd werd door gehate herinneringen en zijn zelfvertrouwen herwinnen kon. Is het wonder, dat de pionier zoo spoedig mogelijk tracht dit verleden te vergeten en dat hij alleen maar opbouwt en denkt aan de toekomst? De Amerikanen hebben gebroken met de wetten van hun tijd en zij varen dwars door de traditie heen: zij hebben altijd nog iets gehouden van het komen aanzwerven uit een andere wereld. Zij zijn een Nomadenvolk gebleven tot in onze dagen, zooals zij in hun auto's, waarvan zij meer bezitten dan de helft van de geheele wereldproductie, rusteloos voortvliegen langs de glimmende asfaltwegen, waardoor de Amerikaansche samenleving een geheel ander karakter krijgt dan de Europeesche, op wier ontwikkeling de gebondenheid aan het huis meer den stempel drukt.
| |
| |
Er leeft iets in den Amerikaan van den ‘vliegenden Hollander’, die zijn geheele leven genoodzaakt is te blijven ‘bewegen’. Ook het symbool van het Rotarywiel geeft hier wederom de dynamische gedachte. Als de belichaming van het oude woord van Heraclitus: πάντα ῥεῖ stroomt hun leven verder, ternauwernood ingeperkt in zijn beddingen. Zoo worden zij als 't ware tot symbolen van het leven zelf, dat ook geen stilstand kent, geen oponthoud, maar dat meedoogenloos verder ijlt, dat ons in elke seconde weer ontglipt, in het onbekende zich stort en de vorige seconde tot verleden maakt. Het is de pioniersgeest, voor wien juist dit onbekende zulk een magische aantrekkingskracht bezit; die oude idee van moed en rustelooze energie, die Amerika schiep, dat werd tot het dynamische Amerika, soepel in zijn beweeglijkheid en voortdurende aanpassing, waardoor het mogelijk werd zoovele vreemdsoortige elementen tot een zoo sterke staatkundige eenheid te vereenigen in slechts anderhalve eeuw tijds. Zij spreken weinig over het verleden; hun blik is bij voortduring op de toekomst gericht. In dit opzicht zijn zij volstrekt anders georienteerd dan wij. De Amerikaan denkt zich zijn verhouding tot de andere volken aldus: de Indiaansche moeder draagt haar kinderen op een plankje op den rug: zij kijken steeds achteruit. Zij echter wijst den weg, terwijl haar kinderen alleen zien wat voorbij is, wat niet meer van praktische waarde is. Zij, de levenskrachtige Moeder Amerika, gaat voorop! Den tijd, dien wij verspillen met schouwen naar het verleden, gebruikt zij om te bouwen aan een betere ‘world of to-morrow’.
Europa's hang naar het verleden, Amerika's visie op de toekomst!
Voortdurend komen wij dit beeld tegen. Professor Barnouw uit New York treft een vergelijking tusschen de herdenkingen van het 300-jarig bestaan van de Harvard University en die van Utrecht en schrijft het volgende ‘In Utrecht werd deze dag herdacht met een prettigen terugblik, in Harvard neemt zij den vorm van een symposium aan, waar het heden en toekomst der menschheid de aandacht der verzamelde geleerden vragen. Harvard heeft den vooruitzienden blik behouden niettegenstaande driehonderd jaren onderwijs en besteedt geen aandacht aan prestaties in het verleden. Utrecht
| |
| |
daarentegen vierde dezen dag alsof het doel is bereikt, zonder eraan te denken, waarheen haar weg verder zal voeren.’
Wij zien verder dit beeld in het beroep, dat Roosevelt doet op Hitler in de crisisdagen voor München. Daarin zegt Roosevelt: ‘De kwestie, welke thans aan de orde is, is niet, te weten of er dwalingen in het oordeel of onrechtvaardigheden in het verleden hebben plaats gehad. Dat wat op het spel staat is het lot van de wereld, van die van vandaag evengoed als die van morgen.’ En wanneer Brand's Effectenblad over de bemiddelingspoging van Roosevelt van April 1939, waarbij hij de totalitaire landen uitnoodigt tot een wederkeerige non-agressie-verklaring, zegt, dat R. niet over het verleden spreekt en dat er een categorie menschen is, die dit ook rechtgezet willen zien, dan blijkt alleen, dat deze categorie de Amerikanen niet kent.
Ook in 's werelds eerste Tijdcylinder zien wij deze gerichtheid op de toekomst. Op den bodem der 15 M. diepe bron onder het gebouw van de Westinghouse Electric and Manufacturing Company op de New York's World's Fair, ligt het legaat voor het jaar 6939, geborgen in pyrexglas en bestaande uit allerlei dagelijksche voorwerpen, een microfilm en een idiomatisch lexicon. Het zal den menschen, die 5000 jaren na ons leven, op de hoogte brengen van het niveau van onze huidige beschaving.
En het volledigst zien wij deze gerichtheid op de toekomst uitkomen op de Wereldtentoonstelling zelf, die in zijn geheel ‘the World of to-morrow’ in beeld tracht te brengen.
Beweging en toekomst, het zijn de polen waarbinnen zich hun gansche leven voltrekt. En wie in de beweging gelooft, komt vanzelf tot aanbidding van de daad, van de actieve, animeerende kracht, die ons tot leven wekt èn van de realiteit, waarin slechts daden kunnen plaats grijpen. Er is in de Amerikanen een raadselachtige, stroomende aanwezigheid van levenskracht, die tot in alle vezelen den dadenmensch eigen is. Daden en werkelijkheidszin zijn voor den pionier de bron en de drijfkracht geweest, het cement voor den bouw van de Amerikaansche samenleving. Daardoor staat hier ook de arbeid in hoog aanzien: haar arbeid heeft haar welvaart geschapen. Elke arbeid wordt op zichzelf hoog geschat en elke minachting van handenarbeid, welke wij in Europa wel
| |
| |
kennen, is Amerika vreemd. Wij merken dan ook in dit land, niettegenstaande zijn geweldige crisis, niets van een verminderde vitaliteit: het gaat rustig door grootsche plannen te ontwerpen, ja zelfs... uit te voeren. In de donkere crisisjaren van 1929-'34 rijpen in deze altijd bezige geesten de plannen voor den bouw van het Chrysler Building in New York, verrijst het Empire State Building en bouwt men het Rockefeller Center en den George Washington Bridge over den Hudson en doet het u versteld staan door hun ondernemingszin om liefst tegelijkertijd twee bruggen te bouwen, die hun weerga niet kennen: den Golden Gate Bridge en den Oakland-bay Bridge in San Francisco. Ondanks de crisis van '37 bouwen zijn in jeugdigen overmoed twee geweldige wereldtentoonstellingen. En als wij boven op het Empire State Building staan en wij zien daar beneden ons deze millioenenstad New York liggen, dan beseffen wij, wat er aan daden en worsteling noodig is geweest om tot de schepping van dit wonder te komen, dat schooner is dan de prentjes en filmillusie, waar de skyscrapers een feest van lijnen en strakheid zijn, een prachtig schouwspel van licht en schaduw, waar de straten gleuven zijn in een spookachtig bergland, terwijl men hier enkele geslachten terug slechts jungle vond en Indianen. En dan eeren wij dit volk, dat in geheel eigen stijl deze stad optrok tot een monumentum aere perennius.
Wanneer men hun prestaties beschouwt, indien men nog maar kort in Amerika is, dan lijken zij haast de grenzen van het menschelijk kunnen te hebben overtroffen. Hun skyscrapers, hun bruggen, hun fabrieken, hun statistieken, hun Congresbegrootingen, hun musea, hun music halls, ja zelfs hun gangsterdom. Er is niets kleins noch kleinzieligs in dit land. Deze dadendrang heeft de machine en de techniek naar voren geschoven; een geloof in de mogelijkheid van technische volmaaktheid door efficiency; maar daarnaast is gekomen, even sterk en levend, een geloof in de volmaakbaarheid van den mensch, een vertrouwen in een world of to-morrow van ‘goodwill’ en ‘better understanding’.
In zijn kortzichtigheid heeft Europa zich vroeger met eenige minachting gekeerd tegen de technische vervolmaking van Amerika. Wij hebben vroeger gemeend dit volk, omvangen in zijn atmosfeer van materie en techniek, het begrip cultuur
| |
| |
zelfs te moeten ontzeggen, wij hebben gemeend, dat Amerika's opgang slechts een materialistische en oppervlakkige, een zinlooze, een ledige standaardizatie was, wij hebben ons verhoovaardigd op onze eeuwenoude grijsheid, op onzen diepgang, op ons stijlvol leven, op onze trotsche civilisatie. En wij zijn geëindigd... als een volgzame leerling van Amerika! Ook wij hebben ons aan de machine bedwelmd!
En ook wij hebben er tenslotte ons leven mee verrijkt. Want wij speuren, hoe de machine, hoe de techniek heeft meegeholpen ons leven kleurrijker te maken, doordat zij ongekende mogelijkheden binnen ons bereik bracht, toen zij door spoorwegen, automobielen, vliegtuigen, telefoon en telegrafie de afstanden deed verdwijnen. In dit reusachtige land tellen afstanden niet meer, sinds men in 10 uren vliegt van den Atlantic naar den Pacific. Men ontbijt in New York en men gebruikt het avondmaal in Los Angeles. Wij speuren hoe de techniek grootere hygiene bracht en daardoor een gezonder, levensvoller menschenras kweekte. Hoe de film en de radio bij ons belangstelling hebben wakker geroepen voor het lot van vreemde volkeren, hoe zij ons levensgevoel deden verwijden, hoe zij menschen in die vreemde verten dichter bij ons bracht, waardoor het saamhoorigheidsgevoel groeide met deze andere wereldbewoners en wij ons sterker aan hen verbonden wisten, nu wij merkten aan eenzelfde fatum onderworpen te zijn.
Hoe wij universeel werden... dank zij de techniek! Hoe wij misschien later door deze versmade techniek zullen komen tot één algemeene wereldbeschouwing, een geheim, dat de toekomst nog in zich bergt.
Ook minder veredelende processen heeft de techniek het menschdom gebracht: wij denken aan de vernietiging op het slagveld en den gasoorlog, den concurrentiestrijd op de wereldmarkt tusschen kapitaal en arbeid, tusschen grondstoffenbezitters en industrieelen; wij denken aan de industrieele revolutie die de groote steden schiep en daarmee het proletariaat en de werkloosheid. Natuurlijk heeft de massaproductie eerst nivelleerend gewerkt, heeft zij de dorre eenvormigheid gebracht, het standaardtype en het gestandaardizeerde ideaal, maar als wij ook hier den afstand gevonden hebben, dan ranken wij omhoog en vinden het evenwicht: Amerika
| |
| |
in zijn menschelijkheid, Europa in de kracht van zijn eeuwenoude cultuur. Want is het niet een oude wet, die zegt, dat eerst de caricatuur komt en daarna de harmonie?
En moeten wij ons, instede van kritiek uit te oefenen, liever niet verbazen, dat uit deze tientallen rassen, waaruit Amerika is samengesteld, die niet slechts naar lichaamsbouw en kleur verschillen toonen, maar vooral ook geestelijk, in gaven, in aanleg en karakter, in zulk een korten tijd deze sterke eenheid in taal, zeden en gewoonten is ontstaan? Naast de sterke wil tot eenheid heeft de verbetering van de verkeersmiddelen meegeholpen om dit land tot eenheid te brengen, zooals de film, de pers en de radio dit dagelijks doen.
Maar... techniek en dollars alléén voeren niet onfeilbaar tot gelukzaligheid: de crisis heeft het den Amerikanen getoond. De economische inzinking heeft dit volk tot bezinning gedwongen. Zij heeft de Amerikanen doen ervaren dat er blijkbaar, ondanks de betere wegen, de betere organisaties, de gestroomlijnde automobielen, de grootere perfectie en efficiency op elk gebied, toch nog iets hapert. De bezinning door de crisis kwam, toen men zag, dat het materialisme met zijn massaproductie en machinegeloof wèl mogelijkheden bood voor ieder, maar geen algemeene welvaart bracht, wèl 12 millioen werkloozen, dat is meer dan ⅔ deel van het wereld-totaal, maar geen geluk voor ieder. Men aanschouwt de politieke corruptie, men ziet het bandietensysteem wel ingeperkt, maar niet overwonnen, men ziet de zedewetten geminacht in het groote aantal echtscheidingen; het negervraagstuk knaagt aan het Amerikaansche geweten.
En men zoekt naar het waarom.
Het antwoord komt van de besten uit eigen gelederen. Zij gaan begrijpen wat zij missen.
Wat ontbreekt is, dat de wereld van hun realiteit niet suggereert tot philosofisch denken, niet tot bespiegeling: zij houden vast aan het binnen-het-tastbare mogelijke, aan het praktisch bereikbare. Zij zoeken met groote scherpzinnigheid naar nieuwe wegen, dat hebben zij steeds gedaan van het oogenblik, dat zij uit de onherbergzame jungle, met inzet van alle krachten, dit land schiepen, dat in zulk een korten tijd vooraan gaat in het rijk der naties, maar zij zoeken de nieuwe
| |
| |
wegen... alleen in de werkelijkheid. En de weg van de werkelijkheid is te begaanbaar om den zin van het leven te doen ontdekken!
Wat ontbreekt is de gedachte, dat, hoe wij ook arbeiden en werken en doen, het toch nog altijd belangrijker is waar wij ons op bezinnen, wat wij in onze ziel beleven en de ervaring, dat wat een mensch is, meer waard is, dan wat hij heeft. Die bezinning kan alleen komen in de volkomen stilte der ziel, waar deze afgesloten is van de wereldsche belangen, wanneer onze instelling op het leven niet is op de aarde gericht, maar juist van de aarde verlost.
Wat nog ontbreekt is de teederheid bij de grootschheid en 't besef, dat er tusschen beleving en uiting een afstand moet zijn, tijd om gedachten en gevoelens tot bezinking te laten verdroomen; terwijl bij de Amerikanen de uiting meer direct en concreet is.
Door hun onmetelijk gebied en tengevolge van het feit, dat zij gevrijwaard bleven voor buitenlandsche agressie op eigen territoir, hebben de Amerikanen tot nu toe hun ruime leefwijze kunnen handhaven, maar het standaard troostwoord van ‘go West young man’ is tot het rijk der fabelen verbannen, nu er geen ‘West’ meer te ontdekken is en ook het verhaal van den selfmade man, die er met de hulp van zijn eigen wil alleen komt, wordt langzamerhand tot een legende. En men is bereid tot andere oplossingen en men aanvaardt, zij het schoorvoetend, de hulp, welke de gemeenschap biedt in den vorm van sociale maatregelen.
Er is een nieuwe geest vaardig over Amerika, een verandering in geestesgesteldheid, een nieuwe mentaliteit. Beluisteren wij, wat er in eigen gelederen gezegd wordt. Mrs. Roosevelt: ‘... but I am not sure it is always right to be safe.’ Dorothy Canfield: ‘What our country needs now is a supply of keentrained minds, exact knowledge, artistic taste and skillful fingers (not fists) to transform the incredible wealth of our raw material into something worthy of its fine quality.’ En teekenend is het Wallstreet Journal: ‘Money is an article which may be used as a universal passport to everywhere except Heaven, and as a universal provider of everything except happiness.’ Verder uitingen uit de sportwereld, die in Amerika zulk een machtige factor is, waar in sporttermen
| |
| |
verklaard wordt, dat men ‘een wedloop tegen den chaos is begonnen’ en dat ‘het nieuwe patriottisme wereldrecords zal vestigen in nationale opoffering’.
Ten slotte blijkt deze gewijzigde houding uit het doel van de wereldtentoonstelling in New York: het geldt hier niet alleen een najagen van een materieel doel, van veel verkoopen en concurrenten in den grond boren, maar men wil door activiteit op allerlei gebied het leven der menschen verrijken, zoo heet het. Handel en industrie vormen geen afgesloten eenheden, maar hun voorspoed is afhankelijk van de algemeene welvaart; hieruit zou blijken, hoe ook de verschillende naties in de wereld solidair zijn en van elkander afhankelijk.
En deze vernieuwingsgedachte onder de bezielende leiding van President Roosevelt! Hij is de gids op den weg naar een nieuwe wereld van ‘goodwill’ en ‘better understanding: the world of to-morrow’. Zijn regeering heeft voor Amerika in vele opzichten een nieuw tijdperk ingeluid. Zijn meening, dat er geen winst meer mag zijn om de winst, maar dat de verrijking allen dienstbaar gemaakt moet worden, heeft hij trachten te verwezenlijken in de ‘National Industrial Relations Act’. Hij is hier de drijvende kracht, omdat hij instinctief weet van die vele ondergrondsche krachten, die hij heeft willen kanaliseeren, alvorens zij een verwoestenden invloed konden hebben. Voor het eerst komt in Amerika, dat tot nu toe aan den klassenstrijd was weten te ontkomen, het proletariaat met een eigen machtswil: geen regeering zal hieraan voorbij kunnen gaan, zonder hiermede terdege rekening te houden. Eerbied voor het individu, eerlijke besprekingen inplaats van geweld en recht van den sterkste, solidariteit van het menschenras, dit zijn begrippen, die Roosevelt hooghoudt zoowel in binnen- als in buitenlandsche politiek. Hiervan getuigen zijn maatregelen op het gebied van de sociale wetgeving, zijn politiek van den ‘goeden buurman’ tegenover de Zuid-Amerikaansche Staten, zijn vredespolitiek in Europa en Azië. Dit alles is ook terug te vinden in 's Presidenten Boodschap aan het begin van 1939, welke Walter Lippman genoemd heeft een mijlpaal in de geschiedenis van de Westersche gedachtenwereld, aangezien zij is een fundamenteele heroriënteering in den liberalen, democratischen kijk op het leven. Dat de President van de Ver. Staten daarin
| |
| |
den godsdienst aanduidt als de bron van democratie en internationaal vertrouwen, beteekent het antwoord van het Westen op de krachten, die de Westersche gedachtenwereld dreigen te vernielen.
Zoo hebben wij in Europa onze houding wederom te bepalen tegenover dit nieuwe Amerika. Een oudere generatie meende in dit land te zien een land van aanmatiging, het land van de dollaraanbidding, van zich uitverkoren voelen boven andere volkeren. Maar wie nu in Amerika komt, ervaart, dat er hier heel wat meer te kennen is dan dollaraanbidding alleen, al dringt de business-spirit ver door in het leven. Laten wij niet platvloersch maken wat groote perspectieven in zich bergt. De Amerikaan is niet uitsluitend een dollar- en machine-vereerder geweest: ‘making money’ alleen brengt nog geen wereldrijk tot stand!
Maar daar is hun vurig idealisme en hun warme menschelijkheid, hun bereidheid om te geven, wat hun allereigenste bezit is. Wij denken hierbij aan de vele Stichtingen op humanitair gebied: de Rockefeller Foundation, die sinds zijn oprichting in 1913 $320 millioen in 88 landen heeft uitgegeven voor den vooruitgang van den mensch in alle deelen van de wereld, die het Paleis in Versailles heeft gerestaureerd; het Julius Rosenwald Fund en de Carnegie Corporation. De Amerikaansche millionnairs zijn altijd vorstelijk geweest in hun giften. Sinds 1881 heeft Carnegie in de Ver. Staten en Canada meer dan 1800 bibliotheken opgericht en het totaal van zijn giften bereikt het cijfer van $55.655.000. Ook voor scholen en Universiteiten vloeit het geld van particulieren rijkelijk. De ontwikkeling van de hygiène berustte geheel op de inspiratie van enkelen: Herman Biggs maakte New York tot een van de gezondste steden van de wereld en het Instituut Pasteur werd gesticht uit gelden bijeengebracht door een nationale inschrijving.
Wij denken mede aan den oproep van Roosevelt in het begin van dezen oorlog waarin hij alle betrokken regeeringen uitnoodigt tot een humane wijze van oorlogvoeren: de open steden niet te bombardeeren en het gebruik van gifgassen en bacteriën achterwege te laten.
De levensbeschouwing der Amerikanen is niet een moeizaam
| |
| |
denkproces, maar een ervaring: zij leven midden in de practische werkelijkheid. Zij meenen, dat wij niet strak een principe moeten volgen, maar ons elk moment weer moeten aanpassen aan de omstandigheden, niet te veel moeten praten over de volmaaktheid van schoone denkbeelden, maar ze liever desnoods half volmaakt in toepassing moeten brengen.
En wij Europeanen, die naar Amerika komen, moe van onze problemen, onze dogma's, onze systemen, waarvan er zoo vele zijn dat zij ons verwarren, wij voelen het als een genot, deze frissche geest op ons te laten inwerken. Hoe verwarmen wij ons aan hun geloof in de toekomst en in de volmaakbaarheid van den mensch, aan hun kinderlijk en daarom zoo vreugdevol optimisme.
Er gaat iets van de Amerikanen uit, dat onverklaarbaar is: het is als de oerkracht, die zoekt te ontsnappen en als een bezielende kracht op ons inwerkt. Het is, of men hier vindt de bronnen, die de eeuwige jeugd schenken! Hun vitaliteit werkt als dynamiet!
Hun ideaal is de orde van den bedrijfsleider op alle gebieden van het leven door te voeren. Deze business-geest, deze sfeer van efficiency, waarin men leeft, heeft zijn goede kanten: men is steeds op zoek naar wat er verkeerd is en met een nuchtere zakelijkheid en in een onvervaarde eerlijkheid zoekt men verder om deze fouten op te heffen en door nieuwe experimenten te komen tot een constructiever opbouw. Hun dikwijls onbarmhartig realisme vinden wij terug bij hun schrijvers, als Stribbling, dos Passos, Hergesheimer, Dreiser en Lewis, die ironisch en kritisch de geldmoraal, de matelooze luxe en de oppervlakkigheid beschrijven. En in de Amerikaansche films, waar zij wantoestanden hekelen in de Mij, bij de rechtspraak en in het gevangeniswezen. En dit alles niet zwaarwichtig naar voren gebracht, maar onopzettelijk, speelsch en vol humor.
‘Keep smiling’ gaan zij hun weg. Optimisten zijn de Amerikanen: hoe kan het ook anders. Worsteling, strijd, nederlagen heeft dit volk genoeg gekend, maar het einde in steeds de overwinning geweest, steeds een ‘happy ending’.
En als wij, bewoners van de oude wereld, met hen omgaan, dan komt iets van hun optimisme, van hun feestelijke stem- | |
| |
ming over ons, iets sprankelends, iets brilliants, iets van de sfeer van een lenteverwachten.
Achter hun vriendelijkheid en gemoedelijkheid ligt een groote hevigheid, een drift om het uiterste te presteeren, een felle gretigheid om de bedoeling in een volmaakten vorm te realiseeren.
De uitdrukking van de stof is in dit land steeds volmaakt geweest, hun techniek is uitgebalanceerd tot in de kleinste onderdeelen: deze eeuwige drang om steeds het beste, steeds het hoogste te presteeren, is als een magneet, die hen aantrekt. Dit moet op den duur leiden tot het zoeken naar het hoogste, ook in den mensch zelf en zijn streven naar verwezenlijking van zijn hoogste idealen van vrijheid en gerechtigheid.
Op het oogenblik dreigt helaas het kanongebulder alle andere stemmen te overheerschen, bedreigt een onoverzienbare ramp alle volkeren van deze wereld. Maar wat vandaag in de schaduwen leeft, kan morgen zich naar voren dringen: niets blijft, zooals het is.
Wij weten alleen één ding: dat dit volk met zijn sterke wil tot het goede, alle elementen in zich heeft om een leidende rol in de wereld te spelen. En wij gelooven hiervoor slechts dankbaar te moeten zijn, omdat zij ons dan kunnen brengen, indien zij hun roeping verstaan, in een schoonere ‘world of to-morrow’.
|
|