| |
| |
| |
Misrekening
door Dr M. van Blankenstein
De dingen, die Hitler ter hand heeft genomen zijn hem boven het hoofd gegroeid. Hij meende de wereld die hij zoo slecht kende, omdat hij eenige exploiteerbare zwakheden van haar had ontdekt, te kunnen bespelen gelijk een instrument. Hij was de actie, zoo zag hij den samenhang, hij was het dynamisme bij uitnemendheid, en de anderen, de rijken, de gelukkigen, de benijdenswaardigen, die hij haatte om hun rijkdom, om hun rustig geluk, om de nijd die hij tegen hen koesterde, zij waren tot traagheid vervallen, tot afkeer van het offer. Hij zou altijd weer handelen, maar steeds juist buiten hun bereik; en de onbereikbaarheid van het slachtoffer, de onmogelijkheid tot het bieden van afdoende hulp, zou steeds opnieuw voor die anderen tot welkom voorwendsel dienen, om zich aan daden te onttrekken.
Midden Europa als machtsgebied, West Rusland als ruimte voor Duitsche kolonisatie onder Duitsche vlag - dat was zijn groote ideaal. Men leest het in Mein Kampf. Maar terwijl hij verslond was zijn honger nog gegroeid. Midden Europa was niet meer doel, maar middel geworden. Nog was niet heel Tsjechoslowakije, maar enkel het Sudetenland bij Duitschland ingelijfd, en reeds begon hij de hand uit te strekken naar de Oekrajne. Een oogenblik zagen de Polen dat met welgevallen aan; had Hitler niet sedert jaar en dag van een verdeeling van dit groote en rijke land met hen gesproken? Maar weldra werd hun duidelijk dat Hitler niet aan een verdeeling dacht, dat hij, integendeel, de Oekrajne zóó onverdeeld wilde, dat hij ook het reeds Polen behoorende deel erbij begeerde. Nog bestond de Tsjechische staat, maar reeds in afhankelijkheid van Duitschland. Hitler dwong Praag tot den aanleg van wegen onder Duitsch toezicht, die moesten dienen om de Oekrajne, de Poolsche en de Russische, voor de Duitsche kolonnen gemakkelijk toegankelijk te
| |
| |
maken. En halverwege dit werk gekomen was het hem reeds niet genoeg. De Tsjechische staat moest worden ingelijfd bij het Duitsche Rijk, opdat hij zijn plannen er ongestoord kon voorbereiden. Slowakije, gewilliger, was voorloopig voldoende als vazalstaat. Het zou, en het moest ook, als zoodanig volvoeren wat Berlijn beval. En reeds ging de sterke, de gebiedende wil weer verder Roemenië moest, onder dreigement, een handelsovereenkomst sluiten zooals Duitschland die begeerde, een overeenkomst waaraan de Roemeensche regeering zich met uitstel, zekere vermetelheid, en tenslotte met behulp van de verrassende omstandigheden welke de Duitsch-Russische overeenkomst schiep, ten deele wist te ontworstelen.
De volgende groote buit zou Polen zijn, dat door zijn beleid Hitler had versterkt in zijn geloof in het gebrekkige inzicht der anderen, vergeleken met het zijne. Polen had zich tot vriendschap laten verlokken door de belofte, dat tien jaar lang het vraagstuk van de herziening der grenzen tusschen de beide landen niet ter sprake zou worden gebracht. Toen Duitschland dit aanbood was Polen nog militair het sterkste der beide landen. Kolonel Beck had zijn begeerte en eerzucht laten prikkelen door het lokaas van een stuk der Oekrajne, waarmede Berlijn telkens weer terug kwam. Polen had daarna nog menigmaal geaarzeld, vrees getoond voor den nieuwen vriend, de hand nu en dan nog weer eens naar Frankrijk uitgestrekt. Hitler had zich daarbij gedragen alsof hij geen aanstoot eraan nam. Geduldig was hij voortgegaan met het verlokkelijk voorhouden van rijken buit. Toen Polen allang moest weten wat de werkelijke doeleinden van Duitschland waren, en dit besef reeds door betoon van vrees had verraden, liet het zich nog weer verlokken om de actie tegen Tsjechoslowakije voor Duitschland tot een onderneming zonder risico te maken. Zonder Polen's dreigende houding tegen Praag ware München niet mogelijk geweest, omdat Tsjechoslowakije zich dan, met of zonder de onmiddellijke hulp van de westelijke mogendheden, zou hebben verdedigd. Met een vijandig Polen in den rug was dat niet mogelijk. En met het Judasloon van Tesjen - dat Polen onder alle omstandigheden zou zijn toegevallen - liet Beck zich verlokken tot zijn handlangersdienst voor Duitschland. Weldra zou blijken, dat
| |
| |
hij daarmede den ondergang van zijn eigen land had helpen voorbereiden.
Is het wonder dat Hitler onbeperkt vertrouwen kreeg in zijn vermogen anderen naar welbehagen te misleiden, en in eigen gesternte? Allen had hij kunnen misleiden, al waren zij nog zoo gewaarschuwd.
Nu echter dreef de begeerte hem veel verder. De staten van Midden Europa vormden voor hem geen hinderpaal meer. Zij waren slechts nog plunderingsgebied, waar Duitschland zijn al te armoedige voorraden kon aanvullen. Vooral Tsjechoslowakije leverde grooten buit. Hitler, de zwakheid van de wereld tegenover hem doorgrondende, raakte overtuigd, dat grootscher lot voor hem weggelegd was dan leider te zijn van alle Duitschers in de wereld en van zijn Midden en Oost Europeesche wingewesten. Andere, meer utopistisch geformuleerde gedachten uit ‘Mein Kampf’ traden op den voorgrond. Hij had daar gezegd, dat het Duitsche volk, om zijn superieure eigenschappen, het recht had in de wereld te heerschen. Het Duitsche Rijk, zoo had hij verder verkondigd, kon op den duur niet dulden dat andere, sterke militaire mogendheden aan zijn grenzen bestonden. Het moest dat beletten, desnoods een reeds bestaande macht neerslaan. Eens moest hem dit alles een onbereikbaar ideaal hebben geleken. Stap voor stap was Hitler nu begonnen te probeeren, hoever hij zijn plannen kon verwezenlijken. En het was steeds meegevallen. Zijn eerste groote stap was de remilitarisatie van Rijnland. Dit was de voorbereiding geweest voor alle volgende, nog grootere stappen, omdat hij daardoor den ‘Westwall’ kon aanleggen, waarachter Duitschland beschutting zou vinden als het in Oost-Europa zijn plannen volvoerde. De eerste verovering was de inlijving van Oostenrijk. Alles ging goed, ook Italië, het onmiddellijk in Triëst bedreigde, boog het hoofd. Nu werden de stappen sneller en nog grooter. Tsjechoslowakije werd tot wingewest gemaakt, en tenslotte Polen. Bijna tegelijkertijd stak Berlijn oeconomische vangarmen uit in zuidoostelijke richting, naar Hongarije, dat zijn voortbestaan als onafhankelijke staat niet meer veilig voelde, naar Roemenië, Bulgarije, Zuid-Slavië, Griekenland, in zelfoverschatting zelfs naar Turkije. Berlijn bekommerde zich niet om
Italiaansche
| |
| |
‘Lebensraum’, het bekommerde zich om niemand en niets ter wereld meer. Want Hitler wist het nu: slagen in deze wereld doet hij, die handelt, enkel maar handelt. En handelen kon niemand gelijk hij. Niemand had ook een instrument ter beschikking, als hij bezat in het Duitsche volk.
Maar Londen en Parijs hadden het gevaar in zijn vollen omvang beseft, na de overweldiging van Praag. Nu begon Chamberlain met den opbouw van zijn ‘vredesfront’. Dat was niet afdoende, zoolang Rusland niet erin betrokken kon worden. Eerst toen Chamberlain en de zijnen hun vrees voor samenwerking met Moskou overwonnen hadden en daar onderhandelingen aanknoopten, zag Hitler zich ernstig gedwarsboomd. Hulp aan Polen kon nu mogelijk worden. Weer dreigde Duitschland het gevaar, gelijk in 1914, als het in Polen nieuw avontuur waagde, van een oorlog naar twee fronten. Het zou, onzeker als het was van Italië, geheel kunnen worden omsingeld. En Duitschland verdroeg geen omsingeling. Te voren, in het begin van 1939, was reeds aan toenadering tot Rusland gedacht. Dat moest tijdelijk te vriend worden gehouden zooals Polen tijdelijk te vriend gehouden was, toen Duitschland dat noodig had voor zijn onderneming tegen Tsjechoslowakije. Maar Rusland was op zijn hoede. Stalin was wantrouwiger dan kolonel Beck. Hij was koelbloediger rekenaar, dan de van allerlei wrok vervulde, hyperzenuwachtige, al te veel alcohol verorberende Pool zich betoond had. Zijn positie tegenover Berlijn was bijzonder sterk geworden, toen Engeland hem een defensief verbond aanbood. Toen moest Hitler hem afkoopen. Het doel was iederen prijs waard. Maar Rusland nam geen genoegen met bescheiden buit, want het wist dat het met een doodsvijand onderhandelde, die het lokaas voorhield. Het eischte machtige posities van allerlei aard, die Duitschland uit oostelijk en zuidoostelijk Europa wegdrongen. Stalin had vertrouwen genoeg in de weermacht, welke hij had opgebouwd, om na het verkrijgen van die posities op veiligheid tegenover Duitschland te durven rekenen. Berlijn is misschien een oogenblik ontzet geweest over zijn veeleischendheid. Maar als Hitler kans wilde behouden op verwezenlijking van zijn droom dan kon hij niet op kleinigheden zien tegenover de
| |
| |
Russen. Hij kon hun ook zeer wel iederen prijs toestaan. Want zeker had hij niet meer het geloof in de Russische weermacht, die eens, vóór de hecatomben onder haar leiders, aanzienlijk prestige in de wereld, en ook in Duitschland genoten had. Voor de Duitschers is reeds de bewijsvoering niet meer noodig geweest, welke de Finnen nu bezig zijn de wereld te leveren. Liep alles goed, lieten Engeland en Frankrijk zich nu afschrikken, dan zou later, ondanks alle strategische posities der Russen in Midden Europa, niets Rusland voor de uit Polen opdringende Duitschers kunnen beschutten. Duitschland kon veel prijs geven, waar het wist, alles, en meer nog dan dat, te kunnen herwinnen. Het accoord met Rusland kwam tot stand, en weer zag Hitler den weg geëffend voor een grooten stap naar zijn, steeds verder uitgezette doel. Polen werd thans snel, en in het beslissende stadium met Russische hulp, onder den voet geloopen. Nog eens had Hitler reden tot onwrikbaar vertrouwen in zijn gesternte. En toch had hij zijn groote misrekening gemaakt. Dat zou weldra blijken.
Van de westelijke wereld heeft Hitler nooit iets begrepen. Iedere ontmoeting met westersche staatslieden versterkte zijn misverstand, en het wantrouwen der anderen. Hij had goede raadgevers gehad, die echter de kracht hadden gemist hem naar zich te doen luisteren. Op den duur had hij hen hinderlijk gevonden en hen uit zijn omgeving verwijderd. Nu waren trouwe volgelingen, onwetenden omtrent de volken in de buitenwereld gelijk hij, lieden die gelijk hij in een roes van zelfvertrouwen geraakt waren door het telkens weer slagen van het geweld, zijn raadslieden. Von Ribbentrop, die in de buitenwereld gereisd en zelfs gewoond had, die vreemde talen sprak en de manieren van diplomaten of wat daarmede gelijk staat kende, was de voornaamste onder hen. Maar Von Ribbentrop heeft een zeer beperkt intellect, en dientengevolge een onbeperkt zelfvertrouwen. Waar begrip noodig geweest was, toonde hij cynisme en onbegrensden durf. Geen gevaarlijker man had Hitler kunnen vinden. Von Ribbentrop was de toegewijdste zijner volgelingen, en ontleende daaraan, gelijk Hess, zijn groote macht. Von Ribbentrop dreef Hitler vooruit; moedigde hem aan tot het onmiddellijk
| |
| |
ondernemen van ieder nieuw avontuur waarvan hij droomde. Gevaren redeneerde hij weg. Hij wist, dat Frankrijk niet naar de wapens kon grijpen, ondermijnd als het was door revolutionnaire gevaren van rechts en van links; en hij wist dat Engeland, hoe ook geprikkeld, nooit zijn gemakzucht overwinnen zou voor een strijd om zijn overheerschende positie, vóór het daarvoor te laat zou zijn. Van Engeland had hij in het bijzonder verstand. Was hij daar niet Hitler's ambassadeur geweest, had hij daar geen toegang gehad tot de huizen en de harten van de kringen, die, naar zijn meening, machtiger waren in dat land dan eenige politieke groep of eenig staatsman? Engeland was altijd bang te maken met het roode gevaar. Dat had hij van zijn vrienden daar geleerd. Tegen dat gevaar zou het steeds Duitschland's bescherming aanvaarden. Was er reden om Engeland te gaan vreezen, dan hoefde men dat gevaar slechts wat aan te wakkeren, en onmiddellijk zouden de Engelschen onder een hoedje te vangen zijn. Het zou niet moeilijk zijn, Londen altijd weer te overtuigen dat zonder een sterk Duitschland de westersche beschaving aan het bolsjewisme zou zijn overgeleverd.
Volgens dit recept is Hitler te werk gegaan. De eene slag volgde onmiddellijk op de andere. In Maart liep hij Oostenrijk onder den voet, in de daarop volgende maanden vertoonde hij er alle kunstgrepen, en begingen de zijnen er alle gruwelen en alle daden van willekeur, waarmede zij toen nog de wereld in verbazing konden brengen. In September stond hij reeds gereed om Tsjechoslowakije hetzelfde lot te laten ondergaan. Het was een te groote hap op eens. Had Hitler geen twee étappen te baat genomen, dan zou Polen niet misleid zijn, en ware het vergelijk van München niet mogelijk geweest. Men kon van de lijdzaamheid van Engelschen en Franschen niet te veel verlangen, vooral niet als een Duitschland vijandig Rusland op den achtergrond loerde. Met hooghartigheid ging Hitler te werk. Hij liet niet na een Chamberlain en een Daladier als zijn gasten met grofheid te behandelen. Op de film van de bijeenkomst van München was dit, in zijn toornig hanteeren van stoelen, te constateeren. Dat is ook wel zijn bedoeling geweest. De wereld, en in het bijzonder het Duitsche volk, moesten zien, hoe de nieuwe man zich kon veroorloven met de z.g. groote staatslieden van
| |
| |
Europa om te springen. Kan men den gewezen handarbeider de behoefte aan deze voldoening euvel duiden! Hoe duur dit genoegen moest uitvallen, hebben Hitler en zijn bewonderaars zeker niet bevroed. Te weinig hebben zij overdacht, dat er diplomaten zijn die beter dan zij hun beurt kunnen afwachten. Chamberlain moge, toen hij uit München terug kwam, de menigte die hem begroette, met het door Hitler geteekende document van ‘nooit meer oorlog’ triomfantelijk hebben toegezwaaid, in zijn diepste binnenste was hij, zoomin als hij het voren geweest was, in het onzekere omtrent hetgeen onvermijdelijk geworden was. Had hij toen werkelijk nog illusies gekoesterd, dan zou hij van oordeel verstoken moeten geweest zijn. Hij had den man, zijn opvattingen en manieren en zijn omgeving, nu uitvoerig van nabij bezien. Bovenal een Engelschman gelijk hij, moest daar heel bepaalde conclusies uit trekken. Het machtige tempo, dat Engeland's bewapening daarna kreeg, was een aanwijzing voor zijn indrukken. En Chamberlain is zeker niet meer waarlijk verrast geweest, toen de ontknooping van Maart 1939, de overweldiging van Praag, leerde wat de verzekeringen van München, en zoovele andere verzekeringen, waard geweest waren. Verbazing kan bij hem slechts hebben gewekt de spoed, waarmede dit gebeurde. En ternauwernood was het geschied - slechts na dagen! - of Hitler liet blijken wat hij nu tegen Polen in den zin had.
Toen begreep Chamberlain, dat de tijd van aarzeling voorbij was. Nu kon nog slechts de snelle en cordate vorming van een overmacht in staat zijn Hitler's verder handelen te betoomen, den vrede voor Engeland te redden. De opbouw van het ‘vredesfront’ begon. Daartegenover kwamen Von Ribbentrops plannen met Rusland uitstekend te pas. Er was al aan gewerkt. In de openbare meening in Duitschland was de agitatie tegen het bolsjewisme in Februari gestaakt. Reeds waren voelhorens naar Rusland uitgestoken. Het leger en de groote industrieelen hadden dat steeds gewild. Hitler was er niet voor te vinden geweest. Verwoed had hij geweigerd, aan dit verraad zijn goedkeuring te hechten. Gevaarlijk, zooals in Rusland het bepleiten van vriendschap met Duitschland, was deze ‘Russische gezindheid’ in Duitschland echter nooit geworden. En tenslotte had zij gezegevierd.
| |
| |
Niet gemakkelijk was het geweest, Moskou te winnen. Litwinof waarschuwde uit alle macht. Hij kon wijzen op het voorbeeld van Polen, dat nu het slachtoffer ging worden van de vriendschap die Duitschland het had getoond, van de voordeelen welke het van Duitschland aanvaard had. Moskou gaf dan ook nog de voorkeur aan een toenadering tot het Westen, en onderhandelde voorloopig enkel met Londen en Parijs. De aanbiedingen van Berlijn werden steeds verleidelijker. Litwinof bleef waarschuwen. Polen had zich door lokaas laten verleiden, Rusland was het zelfde lot toegedacht. Stalin echter ging er anders over denken. Het moest mogelijk zijn, zooveel van Duitschland te verkrijgen dat dit niet meer zijn, ongetwijfeld kwade, plannen tegen Rusland kon verwezenlijken. Litwinof, de waarschuwer, moest dus wijken. In overschatting van de militaire kracht van Rusland meende Stalin het spel, dat Berlijn hem voorstelde, te kunnen wagen. Thans, nu men in Finland gezien heeft hoezeer het Russische leger bij het Duitsche leger ten achter staat, kan het niet meer twijfelachtig zijn dat hij heel veel heeft gewaagd. Als Duitschland eens zegevierend uit den oorlog kwam, zou de toekomst voor de Sowjetunie er niet gunstig uitzien.
Het gevaar, dat Duitschland zegevierend uit den oorlog komt, is nog niet bijster groot. Op dezen oorlog, die voortgevloeid is uit Hitler's Poolsche avontuur, had Berlijn niet gerekend. Von Ribbentrop was zeker geweest van zijn zaak. En Hitler, vol vertrouwen op zijn gesternte, had hem graag geloof geschonken. Ciano, de Italiaansche minister van buitenlandsche zaken, is in een rede in zijn parlement zoo verregaand indiscreet geweest, een bekentenis van Von Ribbentrop te onthullen. Toen zij beiden het Duitsch-Italiaansch bondgenootschap sloten, hadden zij geconstateerd dat Italië eerst na drie jaren, en Duitschland na vier of vijf jaren, gereed konden zijn voor een oorlog. Rome, ook het Rome van het Quirinaal, kan wachten; Hitler en de zijnen kunnen het niet. Liever dan geduld oefenen liepen zij het gevaar, waaraan zij weigerden te gelooven: het gevaar van in een echten, grooten oorlog gewikkeld te raken. De kans erop scheen hun nog te geringer geworden, nu zij Rusland hadden om mede
| |
| |
te dreigen. Zij lieten zich door geen waarschuwingen uit Londen en Parijs meer weerhouden. De veldtocht tegen Polen begon, en hij liep zoo gunstig voor Duitschland als slechts denkbaar ware geweest. Alles liep mee. De Polen deden zoo verward, als men van hen maar had mogen verwachten. Zij begingen alle traditioneele fouten, waarop men bij hen had gerekend. Een droge nazomer vergemakkelijkte het oprukken der Duitschers. Toen eindelijk regen inviel, en het tempo van den opmarsch moest worden verlangzaamd, toen de Polen dan eens kans kregen, hun eveneens tradioneele dapperheid in een laatste, sterke verdedigingslinie te toonen, waren zij reeds genoeg teruggedrongen om den Russen gelegenheid te geven hen zonder veel gevaar in den rug te vallen. Toen was het met hen gedaan.
Engeland en Frankrijk hadden Duitschland den oorlog verklaard, maar daarvan had Hitler zich weinig aangetrokken. Zijn Westwall kon met betrekkelijk zwakke krachten worden verdedigd. Als hij niet aanviel zouden ook de anderen dat niet doen. Zeker zouden zij niet het initiatief nemen tot een luchtoorlog. Zij kenden de overmacht van zijn luchtvloot, en zouden weten wat hun wachtte als die geheel tegen hen zou kunnen gebruikt worden.
Na de oorlogsverklaring geloofde Hitler nog steeds niet aan den oorlog. Als Polen eerst onderworpen was wilde hij Engeland en Frankrijk een vrede aanbieden, waarbij nog een kern van den ouden Poolschen staat zou worden gered. Deze kern zou wel een Duitsche vazalstaat zijn. Hitler mist het vermogen los te laten, wat hij eenmaal in handen gekregen heeft. Maar Engeland en Frankrijk zouden reeds tevreden zijn, wanneer zij geen oorlog hoefden te voeren en toch aan hun verplichting hadden voldaan. Zij hadden den oorlog verklaard, en zij hadden concessies voor Polen van Duitschland gekregen. De eer was gered. Gaarne zouden zij daarmede genoegen nemen.
Hitler begreep niets van de waarheid, dat Engeland en Frankrijk niet terwille van Polen den oorlog hadden verklaard, maar omdat zij het laatste oogenblik gekomen achten waarop het Duitsche gevaar, ook voor hen zelf, nog bedwongen kon worden. De machthebbers te Berlijn begrijpen waarlijk niets van de buitenwereld. Voor hen zijn onwrik- | |
| |
bare waarheden wat zij uit partijbrochures van Al-Duitschers over vreemde volken hebben geleerd.
Hitler ondernam zijn vredesoffensief. Het was een zonderlinge vertooning. Feitelijke aanbiedingen behalve halfhartige toespelingen op mogelijkheden met Polen deed hij niet. Hij bood, ter verkrijging van den vrede niets aan; zooals steeds eischte hij slechts nòg meer.
Zijn vrienden lieten hem in den steek. Moskou had hem, in hun verdrag van vriendschap, hulp beloofd bij zijn vredesoffensief. Mocht dit falen, dan was bepaald dat Russen en Duitschers zouden confereeren over hetgeen verder te doen stond. Moskou deed niets van dien aard. Molotof hield slechts eenige redevoeringen, die men, volgens den klank der woorden, maar niet eens volgens hun feitelijken inhoud, voor Berlijn vriendelijk kon noemen. Mussolini ondernam niet het vredesoffensief, dat men van hem had verwacht. Hij stak geen hand uit om Hitler in zijn streven, aan den oorlog te ontkomen, te ondersteunen. Molotof en Mussolini gaven verder beiden te verstaan, dat zij hun landen buiten den uitgebroken strijd zouden houden. Het Duitsche volk had waarlijk anders verwacht.
Het kostte Hitler veel moeite, tegenover zichzelf en de zijnen te erkennen, dat de ‘oorlog der zenuwen’ nu in een hoogst gevaarlijk, heel reëel conflict was ontaard, en dat hij geen middelen bezat het te stuiten. De oorlog moest worden aanvaard. De met zooveel zelfvertrouwen opgestelde rekening lag overhoop.
In Duitschland had men verwacht, dat Frankrijk en Engeland zich nu zouden gaan verzwakken door felle en nuttelooze aanvallen op den Westwall. Maar Londen en Parijs hadden andere plannen. Zij kenden de buitensporig moeilijke oeconomische omstandigheden van Duitschland; zij wisten, dat juist op dit punt aan de gereedheid voor den oorlog nog al te veel ontbrak. Zij geloofden niet aan de mogelijkheid, dat Rusland in de behoeften van Duitschland, die op andere wijze niet vervuld konden worden, zou willen of vermogen te voorzien. Berlijn smaalde: Dit was geen oorlog. En het meende te begrijpen: Frankrijk wilde in werkelijkheid niet vechten; het zou niet moeilijk zijn het van Engeland los te maken. Het was daarvoor slechts noodig, het wat te ontzien
| |
| |
en op te stoken. De propaganda zou hier goed werk kunnen verrichten.
Maar niets van dit alles gelukte. Tegen de Engelsche blokkade werd een tegenblokkade door Duitschland afgekondigd. De duikboot zou wonderen verrichten. Maar de duikboot schoot te kort. Zij was te kwetsbaar geworden door allerlei middelen van bestrijding. Toen zou de hoogste troef tegen Engeland worden uitgespeeld, het geheimzinnige wapen waarmede Hitler had gedreigd. De zee ten Oosten van Engeland werd met mijnen van bijzonder gevaarlijk karakter vergiftigd. Even schenen de resultaten groot te zullen worden. Maar spoedig waren de Britten het werkelijke gevaar te boven. De mijnen deden nog veel kwaad, vooral aan de neutrale scheepvaart. Het was echter duidelijk, dat zij niet in staat zouden zijn Engeland werkelijk in gevaar te brengen.
Als minder belangrijke, maar voor het moreel van het Duitsche volk verre van onverschillige omstandigheid kwam er nog bij, dat de derde week van December bijzonder ongelukkig was voor Duitschland ter zee. Hitler moet gaan overzien, wat hij begonnen is, en waaraan hij nog moeilijk zal kunnen ontsnappen. De worgende uitwerking van de Britsch-Fransche blokkade wordt reeds op menig gebied gevoeld. Door dit alles heen moet het Duitsche volk in hoopvolle stemming worden gehouden. Over Frankrijk wordt bijna niet gesproken. Engeland is de aartsvijand. En Engeland geeft reeds teekenen van vertwijfeling, zoo heet het. Ieder Duitscher weet, dat zijn land geen langen oorlog kan voeren. Maar het volk hoort nu, dat het niet meer lang zal hoeven te wachten; dat de Engelsche kolos, een reus op leemen voeten, reeds aan het omzijgen is. Alles is in Duitschland op korten termijn berekend. Spoedig moest de vrede komen, en toen deze uitbleef, spoedig de overwinning. Geestelijk is het volk niet voorbereid op geduld oefenen. Het systeem is nooit een oogenblik geduldig geweest.
Het kan nog veel leed over Europa brengen in zijn doodsstrijd. Maar het is een doodsstrijd. Hitler heeft zijn onbekende tegenstanders zeer ver onderschat. Von Ribbentrop was toch niet de ware raadgever.
|
|