| |
| |
| |
Op de bres
Oproep van de Poolsche P.E.N. Club
Aan alle schrijvers ter wereld
De laster en de leugens door de Duitsche kranten verbreid tegen Polen, hebben bij de Poolsche auteurs al lang een gevoel van diepen afkeer gewekt. Wij hebben deze lastercampagne beantwoord met een minachtend zwijgen, omdat wij niet wilden aannemen, dat er in heel de beschaafde wereld iemand was die aan dergelijke insinuaties van de pers wilde gelooven - een pers die geheel in dienst staat van het bekende regime.
En toch, nu de voornaamste autoriteiten van Duitschland zich veroorloven in hun officieele mededeelingen te steunen op dezelfde ficties, en deze denkbeeldige feiten voor te stellen als de waarheid omtrent het leven van de Duitsche minderheid in Polen, nu zij spreken over moorden op Duitschers, over castraties verricht op bevel van de rechterlijke macht, en over concentratiekampen voor de Duitschers enz., nu voelen wij het onzen plicht deze valsche berichten als laster aan te klagen. In Polen worden dergelijke euveldaden niet door Polen verricht. Overtuigd dat deze vooropgezette leugens tot doel hebben een schaduw te werpen op onzen staat en op onze natie, die niets anders wenscht dan een vreedzaam leven op haar eigen grondgebied en die tot het bittere einde zal vechten om haar heilige grondbeginselen van menschelijkheid en beschaving te verdedigen, protesteeren wij tegen de schandelijke methoden van Duitschland en roepen wij alle schrijvers ter wereld op, inzonderheid de leden van de groote federaties der P.E.N. Clubs, om zich te voegen bij ons protest.
Jan Parandowski, president
Maria Kancewiczowa
Kazimir Wierzynski
Warschau, 30 Augustus 1939
| |
| |
| |
Eerste zendbrief van de Engelsche P.E.N. Club
Begin October 1939
Met het uitbreken van den oorlog is de waarde van de P.E.N. honderd keer zoo groot geworden. Zijn verantwoordelijkheid is evenzeer gestegen. In dezen oorlog wordt het leven van den geest evenzeer bedreigd als het leven van het lichaam. Het natuurlijke instinct van officieele personen en van wat men noemt menschen van de daad is om te onderstellen dat een activiteit van litterairen aard gemakkelijk en als nutteloos werk kan worden opzij gezet. Zij zullen het alleen goedvinden, dat schrijvers propagandageschriften uitgeven, ja, zij zullen dit zelfs aanmoedigen.
Deze klaarblijkelijke verwaarloozing van de litteratuur en van andere kunsten kan nog worden gedragen en zal wel overwonnen worden. Maar het ergste is het gevaar voor onze beschaving. Indien de verschrikkelijke noodzakelijkheden van den oorlog ons geheele leven beginnen te beheerschen, niet alleen ons huis, maar ook onze gedachten, en niet alleen onze gedachten, maar ook de Rede en de Verbeelding, dan zullen zij eindigen onze overtuiging te verstikken dat alle menschen, omdat zij menschen zijn en kinderen Gods, tot plicht hebben elkaar te eerbiedigen.
Een toekomst waarin deze overtuiging niet meer bestaat, is een verschrikking.
Schrijvers maken soms den indruk alsof zij de eenige vrienden zijn van de beschaving. Dat is hun eigen waan. Doch zij hebben bijzondere gaven om die beschaving te dienen - of te bederven. Op dit oogenblik zien wij dat de beschaving waar wij het meest mee zijn vertrouwd en waarin wij zijn opgevoed, in groot gevaar verkeert. Als de oorlog lang duurt, zullen wij eindigen heele volkeren te gaan haten, en zullen wij wenschen ze te straffen met alle middelen, die in onze macht staan. Wij zullen het gebruik van afgrijslijk oorlogstuig verontschuldigen door te beweren, dat de oorlog er door verkort zal worden. En de vijandelijke macht zal evenzoo handelen en dan zullen wij dat weer vergelden. Engeland, als een democratisch land, is slechts na lange aarzeling overgegaan tot den oorlog en met geen ander doel dan een aanval
| |
| |
af te leiden. Maar wij merken nu al, en binnenkort zullen wij 't nog beter merken, hoe ontzaglijk moeilijk het is om te vechten zonder dat een agressieve geest in ons werkzaam is. Als de oorlog verder gaat, zullen we leeren te haten. Als wij onder rampen lijden, zullen wij verleid worden ook rampen te veroorzaken, enz. En de dwaasheid, het onverstand van de Duitsche Nazi's die wij afkeurden, zullen zich meester maken van ons. En met al onze pogingen om de Europeesche cultuur te verdedigen, zullen wij nog eindigen haar mee te helpen verstikken.
Nu is het de plicht van de schrijvers om op allerlei wijzen de groei van dien haat en die verachting voor onze tegenpartij tegen te gaan. Een schrijver, die het publiek wil overhalen tot haat, zal ons beletten vrede te sluiten. Een van zijn plichten is juist om ons verstand gezond te houden en ons er aan te herinneren, dat sommige manieren van oorlog voeren alleen maar leiden tot verwoesting van de beschaving; hij moet onzen geest afhouden van onwaardige handelingen, domheden, haat en wraak.
Wij, als democratisch volk, hebben altijd genoten van vrijheid van denken, spreken en schrijven en wij staan verbaasd over en zijn afkeerig van de landen waar zulke vrijheden niet meer bestaan. Maar wij moeten oppassen, dat in dezen oorlog onze autoriteiten, onder den druk van angst of in te groote zucht naar autoriteit, de vrijheid, die wij nog bezitten om hun maatregelen aan kritiek te onderwerpen, niet zullen opheffen om ons den mond te snoeren. En niemand meer dan een schrijver heeft er belang bij zulk een vrijheid te verlangen en te behouden. Zonder een persoonlijken geest is elke vorm waardeloos. Daarom is het vooral aan ons, schrijvers, om die vrijheid te verdedigen. In vredestijd is het al bezwaarlijk genoeg voor een auteur oprecht zijn gedachten te uiten - hoeveel te meer in oorlogstijd.
En toch - zonder waarheid kan geen enkele staat blijven leven. De eersten, die onder de onderdrukking van de waarheid hebben te lijden, zijn de schrijvers. Daarom moeten zij er voor waken, zonder ophouden en zoo angstvallig mogelijk, dat de waarheid niet worde aangerand.
Als het hun verboden wordt te publiceeren, laten zij dan wachten tot een gelegener tijd. Maar zij kunnen leugens
| |
| |
helpen verzwakken, te niet doen, vooral halve leugens, die de ergste zijn.
In de achttien jaren, dat de P.E.N. bestaat, heeft deze vereeniging onnoemlijk veel sterke banden gelegd tusschen schrijvers van alle landen. Dat hebben wij 't laatste jaar van spanning al gevoeld. Maar nu wordt ons een veel zwaarder beproeving opgelegd. Wij moeten nu bewijzen, dat in ons een werkelijkheid bestaat van intellectueel en geestelijk leven, die gevaar loopt door den oorlog te worden verminkt of onder te gaan, als wij daar niet tegen strijden, met al onzen wil en heel ons geloof.
Wij hebben geen andere middelen! Wij moeten onze verantwoordelijkheid in dit opzicht onder de oogen zien. Wij worden opgeroepen om de rechtschapenheid en de eerlijkheid van het geschreven woord te verdedigen, om onze eigen gedachten trouw te blijven - en goed te beseffen, dat de eenige hoop op de toekomst blijft in ons pogen zooveel mogelijk kanalen open te houden waarlangs onze denkbeelden kunnen worden uitgezonden; en te herhalen, desnoods met levensgevaar te herhalen, dat elk woord, elke handeling, elke overeenkomst die de waardigheid en de vrijheid van den mensch aantast, slecht is en verworpen moet worden.
De Engelsche P.E.N. Club groet U allen. Wat de centra van de neutrale landen betreft, wij weten hoe zwaar Uw verantwoordelijkheid is en dat gij daarvan doordrongen zijt.
Storm Jameson, Presidente
Hermon Ould, Secretaris
| |
Fransche zendbrief van den internationalen voorzitter van de P.E.N. Club aan alle centra
Eind September 1939
De internationale Voorzitter van de P.E.N., de Heer Jules Romains, richt een brief aan alle centra, waarin hij het uitbreken van den oorlog ziet als een zwaren slag, ook voor de P.E.N. Club, die altijd voor het behoud van den vrede heeft geijverd.
Hij begint met te zeggen, dat hij van zeer nabij den toestand heeft kunnen volgen en de betrouwbaarste bronnen
| |
| |
heeft kunnen raadplegen, waardoor hij de zekerheid won, dat de regeeringen van alle vrije landen in de wereld - of zij nu tot de oorlogvoerenden behoorden of niet - eerlijk besloten waren den vrede te handhaven met alle middelen, die haar ten dienste stonden, maar dat dit niet heeft mogen baten.
Ik wist, zegt hij, dat zij om dit doel te bereiken, bereid waren hun politieke of doctrinaire voorliefdes te onderdrukken en hun wantrouwen, hoewel gewettigd, terug te dringen, zeer ernstige grieven te vergeten en zwaarwegende belangen op te geven.
Persoonlijk contact met verscheidene autoriteiten stelt mij in staat U te verzekeren dat er op dit punt geen uiteenloopende meeningen waren en dat ieder van die regeeringen klaar stond concessies te doen. Ik kan U verzekeren, dat het werkelijk tegen hun zin was en alleen onder dwang van 't gevaar, dat de Westersche democratische landen besloten een verbond van bijstand en wederzijdsche garantie te sluiten tegenover den dreigenden aanval - iets wat zij veel liever hadden vervangen door een groote onderlinge samenwerking tot oplossing van alle geschillen, een opbouwende samenwerking van alle volkeren, in den geest van president Roosevelt.
Er bestond dus, volgens mij, al sedert maanden geen twijfel meer: de vrede werd alleen bedreigd door de regeeringen der totalitaire staten en in de eerste plaats door Duitschland. Wij behoefden dus terwille van menschelijkheid en vrede, aan de regeeringen der vrije landen, die bereid waren tot de uiterste concessies over te gaan, niets meer te vragen. Al onze smeekbeden zouden zich dus moeten richten tot de totalitaire staten. Maar wij wisten maar al te zeer dat deze ons slechts met hoon en minachting zouden ontvangen.
De opinie van 't Duitsche volk te beïnvloeden, dat volk uit zijn hypnose te doen ontwaken, dat was ons doel; maar hoe die menschen te bereiken? en als het waar is dat wij er niet aan wanhoopten zoover te komen door een langdurige bewerking, dan heeft de haast, waarmee hun regeering dezen ramp heeft ontketend, er ons niet den tijd voor gelaten.
Maanden lang was 't eenige wat men tot de vrije landen kon zeggen dit: ‘Als gij nog één kans wilt bewaren om den vrede en de vrijheid van de wereld te redden, wees dan sterk
| |
| |
en vastbesloten.’ Alles wat men tot de schrijvers en intellectueelen van de vrije landen kon zeggen was: ‘Helpt Uw regeeringen den vrede te redden, door ze met al Uw kracht te steunen.’ En dat is ook wat in de afgeloopen maand Mei gezegd is op het laatste buitengewone Congres van de P.E.N. Club in Amerika, in de laatste resolutie, welke eenstemmig werd aangenomen.
En nu is toch de slag gevallen en of wij nu tot de oorlogvoerende landen behooren of niet, wij zijn er allen in betrokken.
Wij, schrijvers van de geheele wereld, hebben alles gedaan om de kansen op een oorlog te verminderen, wij hebben geweigerd nationale hartstochten op te wekken of ideologische twisten uit te lokken. Wij rekenden op het gezond verstand en op den invloed van den tijd om dwalingen te doen verdwijnen en demonische leuzen te doen verstommen. Helaas is onze hoop verijdeld. De oorlog is uitgebroken, omdat sommige menschen voor 't meerendeel met een verdwaald verstand, verblind door hoogmoed en door een laagstaande cultuur, of misschien door vroegere fouten tot het uiterste gedreven, den oorlog gewild hebben en dien oorlog zouden gewild hebben en ook verkregen, hoe zachtmoedig of hoe zwak de vredelievende volkeren tegenover hen ook zouden geweest zijn.
Doch wij zullen niet met gekruiste armen stil blijven zitten onder voorwendsel dat wij niet bij machte waren dezen ramp te voorkomen. Juist de gematigdheid die wij hebben betoond en die ons meer dan eens is verweten, geeft ons het recht en den plicht met kracht partij te kiezen. Het is niet denkbaar, dat in dezen tragischen strijd, waarin het lot van de beschaving en waarin alle waarden van den geest op het spel staan, de aangewezen en tot een vereeniging verzamelde vertegenwoordigers van den geest in deze wereld neutraal blijven. Het is begrijpelijk dat de landen die zich politiek neutraal willen houden, van hun burgers verwachten dat die ook zulk een houding aannemen. Maar is het mogelijk dat Uw geweten en Uw gedachten neutraal blijven? Hebben wij niet als voorschrift voor onze P.E.N. Club verklaard en dit bij elk congres herhaald, dat het de plicht en het recht is van elken schrijver om eerlijk en voluit zijn gedachten uit te
| |
| |
drukken? Het is niet mogelijk dat Uw daden als schrijver niet overeen zouden komen met Uw geweten; dat Uw stemmen zich niet zouden verheffen in een aanklacht tegen hen, die, nadat zij een tijdperk hebben ingesteld van achtervolging en de wegen van de wereld bezaaid hebben met vluchtelingen, waaronder verschillende broeders van onzen geest en van onze litteratuur, nu op dit oogenblik met voorbedachten rade de afschuwelijke gevolgen van een nieuwen oorlog tusschen de volkeren ontketenen.
Het is niet mogelijk dat gij aarzelen zult te helpen met alle middelen, die U ten dienste staan. Kan een schrijver, van wien wij verwachten dat hij eerlijk zegt wat hij meent, zwijgen over het onrecht dat thans geschiedt? Is daar niet een element in van lafheid en schijnheiligheid? Het is niet als Franschman, dat ik tot U spreek, maar als algemeen voorzitter van de internationale P.E.N. Club dien gij allen sedert jaren kent, van wien gij weet, dat hij steeds bereid was de partijen met elkaar te verzoenen en van wien gij overtuigd zult zijn, dat hij de zedelijke en geestelijke belangen van zijn taak als voorzitter boven alle nationale engheid en egoisme zal stellen; en die tot nu toe onze Federatie buiten alle gebondenheid aan de politiek heeft weten te houden. Hij zegt U thans plechtig: Groot-Brittanië en Frankrijk zijn niet in den oorlog gegaan om imperialistische redenen, noch om materieele voordeelen - neen, het is om te strijden uit ons aller naam, opdat de wereld weer bewoonbaar worde, opdat de internationale moraal gezuiverd en versterkt worde, laten wij hopen voorgoed; opdat de moderne mensch ontsnappe aan het lot van den slaap; opdat zijn leven niet meer af zal hangen van een handjevol lieden, tuk op roof en avontuur; en opdat de geestelijke vrijheid haar rechten hernemen zal!
En wij P.E.N. Clubleden moeten ons in de eerste plaats herinneren, dat die leus de onze is; wij vormen de eenige Federatie die de cultuurdragers van alle landen vereenigt, zoowel in 't Oosten als in 't Westen, in Indië zoowel als in Amerika.
Het is dus uit naam van alle cultuurdragers ter wereld, dat wij aan Frankrijk, aan Groot-Brittannië, aan Polen en aan alle landen die zich bij ons voegden of zich bij ons zullen
| |
| |
voegen, toeroepen: ‘Gij zijt onze kampioenen. Uw overwinning zal de onze zijn.’
| |
Tweede zendbrief van de P.E.N. Club uit Engeland
October 1939
Het uitvoerend comité heeft van onzen internationalen voorzitter, Jules Romains, een missive ontvangen, gedateerd eind September.
Het comité heeft deze missive met eenige bedenking gelezen. De leden van het comité zijn het, individueel, volkomen eens met de veroordeeling van de totalitaire Staten. Deze regeeringsvormen zijn op zichzelf beschouwd verwoestend ten opzichte van alle geestelijke goederen, die de P.E.N. nastreeft. Niettemin voelt het Londensche Centrum, dat de missive van den internationalen voorzitter, die de gevoelens en gedachten van J.R. als Fransch staatsburger tot eer strekken, niet geheel en al uitdrukt wat de taak is van de P.E.N. Club. Het is immers duidelijk dat de leden van de P.E.N. het voorstel van J.R. om hun plicht te doen overeenkomstig de P.E.N. gedachte niet kunnen aannemen, zonder hun plichten te verwaarloozen tegenover hun regeeringen, hetgeen vaak conflicten zou veroorzaken. Al moeten wij als individueelen onze regeering bijstaan, òf om den oorlog te helpen voortduren, òf om neutraal te blijven (dat hangt af van het land waar wij wonen), als leden van de P.E.N. Club hebben wij een hoogeren plicht. Die plicht is in de eerste plaats om een helder inzicht te krijgen in de diepere oorzaken van den oorlog; in de tweede plaats: ons een even heldere en nuchtere opvatting te vormen van de richtsnoeren die wij volgen moeten om Europa te herstellen, teneinde een vredige en menschwaardige toekomst voor elk volk te verkrijgen, óók voor het Duitsche volk; in de derde plaats: deze opvatting voor te staan en te verdedigen tegenover de publieke opinie, met alle kracht en overreding, die ons mogelijk zijn; in de vierde plaats: op onze regeeringen invloed uit te oefenen dat zulke plannen voor de toekomst nu al gevormd worden, zoodat het einde van den oorlog ons niet komt verrassen omdat wij den rechtvaardigen, men- | |
| |
schelijken en hoopvollen vrede nog niet hebben voorbereid. Onder
de P.E.N. Clubleden zal het meerendeel, hoe verschillend in hun opinies zij ook zijn mogen, toegeven dat de vrede die komt meer moet worden dan een rustpunt tusschen twee oorlogen.
De afscheiding tusschen naties en landen moet verbroken worden, er moet een laisser-passer bestaan voor menschen en gedachten; alle beperkingen op 't gebied van handel en financiën moeten plaats maken voor een goed opgezette algemeene staathuishoudkunde.
Onze plicht als P.E.N. Clubleden behoeft niet in conflict te zijn met onzen plicht als staatsburger. Het is juist als P.E.N. lid èn als staatsburger dat wij al onzen invloed willen gebruiken om aan de volkeren en aan hun regeeringen de dringende noodzaak bij te brengen dat er een nieuwe orde moet ontstaan, die de anarchie in Europa zal dienen te vervangen, willen wij gered worden voor nog erger dingen. Het Centrum in Londen vraagt dus met klem aan alle P.E.N. leden te overdenken hoe en in welken vorm deze nieuwe opbouw verricht moet worden; want mee te helpen aan deze toekomst is de hoogste plicht van de P.E.N.
Londen
Was geteekend:
Storm Jameson, presidente
| |
Antwoord (manifest) aan de Fransche en Engelsche P.E.N. Clubs
13 December 1939
De Nederlandsche P.E.N. Club, gelezen hebbende de Missiven haar toegezonden door den Algemeenen Voorzitter P.E.N. Club te Parijs en de Voorzitster der Engelsche P.E.N. Club te Londen, stemt van harte in met de verontrusting, die in deze brieven spreekt en acht zich solidair met allen die uitzien naar een betere verhouding der Europeesche volken, in de hoop dat na den huidigen oorlog inderdaad een nieuw Europa geboren worde. Zij acht daartoe noodig een besliste veroordeeling van het geweld door het volksgeweten - het geweld, waarmee kleinere staten door grootere worden onder den voet geloopen en een veroordeeling
| |
| |
van den veroveringsoorlog in het algemeen, als niet meer overeenkomend met het zedelijk bewustzijn en rechtsgevoel van den huidigen tijd. Zij acht 't onnoodig te protesteeren tegen thans gebeurende dingen, daar zij, behoorend tot een neutralen staat, de neutraliteit van dezen in acht neemt, en vooral omdat haar aandacht niet gericht is op het verleden, maar op de toekomst. Zij meent dat oorlogen in de tegenwoordige wereldgesteldheid slechts ten deele uit oekonomische beweegredenen gevoerd worden, en dat de regeeringen in staat zijn om bij onderling overleg maatregelen te treffen, die in dit opzicht bestaande wanverhoudingen en gevaren wegnemen. Het ligt trouwens niet op den weg eener kunstenaarsvereeniging om hier aanwijzingen te geven.
Andere oorzaken liggen in instinctieve drangen, zooals nationaal eergevoel en expansiedrang, wellicht door daarbij passende ideologieën gevoed en die vaak niet meer dan schijnaanleidingen behoeven om tot uitbarsting te geraken. De Ned. P.E.N. Club acht het een taak der schrijvers om door hun werk den tegenweer tegen deze gevaarlijke machten ten bate van een algemeen rechtsbewustzijn te bevorderen, opdat ook de regeeringen in haar beleid rekening houden met wat als het beste in den volksboezem leeft.
Ook de thans uitgebroken oorlog zal eens ten einde zijn. Dit einde kan een nieuw gevaar inhouden, wanneer n.l. overwinnaars en overwonnenen in onderlinge vijandschap elkaar blijven tegenstaan. Indien echter, door ondervinding van voorafgaande jaren geleerd, naar een eervollen vrede voor allen gestreefd wordt, aan het bewustzijn van recht wordt voldaan en samenwerking verkregen op politiek, oekonomisch en geestelijk gebied - dan bestaat de mogelijkheid voor een toekomst van Europa, die beter zijn zal dan het verleden. Het heeft geen zin te leven in een wereld, waarin het geluk der levenden door voortdurende oorlogsdreiging wordt verduisterd. - Daarom roept ook de Ned. P.E.N. Club haar leden op om in woord en geschrift te doen wat mogelijk is tot aankweeking van die betere gezindheid, die het beginsel uitmaakt van een broederschap der volken.
Zij wacht op een vrede zonder wraakzucht en zonder haat.
|
|