Sprechen Sie Deutsch?

of Hoogduitsch-Nederduitsche winkelgesprekken; benevens eene verzameling der meest gebruikelijke spreekwijzen en uitdrukkingen in den handel. Een handboek voor allen, die bij den in- en verkoop, juiste en gepaste bewoordingen willen bezigen

In einem Leinwandladen. In eenen linnenwinkel.

Wollen Sie mich ganz feine Leinwand sehen lassen.	Wilt ge mij eens zeer fijn linnen laten zien?
Ich brauche deren zu Hemden.	Ik moet het voor hemden hebben.
Hier sind mehrere Stücke.	Hier zijn onderscheidene stukken.
Was kostet die Elle von dieser?	Hoe hoog komt de el van dit linnen?
Sie scheint mir für den Preis zu gering.	Dit schijnt mij te gering voor den prijs.
Diese ist etwas dünn.	Dat valt wat dun.
Sie ist schön weiß.	Het is mooi wit.
Brauchen Sie Besatz?	Moet er niets bij wezen om te bezetten?
Ich habe schönen Batist, der nicht theuer ist.	Ik heb mooije batist, en niet duur.

[p. 79]

Er paßt zu der Leinwand.	Die komt goed bij het linnen.
Wie viele Ellen brauche ich zur Krause?	Hoe veel ellen heb ik voor de jabots noodig?
Erlauben Sie, daß ich Ihnen sehr schönes Tischzeug zeige.	Mag ik u zeer fraai tafelgoed laten zien?
Haben Sie gute Taschentücher von Batist?	Hebt ge goede batisten zakdoeken?
Lassen Sie solche mit den Anfangsbuchstaben meines Namens zeichnen, und schicken Sie mir morgen alles zu.	Laat ze met de voorletters van mijnen naam merken, en zend me morgen alles bij elkander.