| |
| |
| |
In de Voor-rede, als mede in dit Boeck selfs, is geseyt, dat de Spaenjaert desen sijnen Bloet-dorstigen aert, daer van nu in het breede gesproken, ende die met seer veel exempelen levendig voor oogen gestelt is, soo weynig kan verlaten, als een Kat het Muysen, ende een Exter het huppelen: ofte als een Moorman sijn Huyt en Luypaert sijn vlecken kan veranderen; Hier van hebben wy een versch ende levendigh Exempel, noch onlangs gebeurt, aen het Lichaem van een doodt Mensche: 't Welck wy hebben goet gevonden, ons, ende onsen Kinderen voor te stellen, om den selven dien wreeden en Bloetdorstigen Spaenschen aert, te meer doen apprehenderen.
HEt is geschiet tot Linnich, in den Lande van Gulick, in het beginsel van Mey deses Iaers 1627. dat een seker Ionghman, Ian Wevers genaemt, die altijdt kreupel was geweest, een Litmaet van de Gereformeerde Kercke, gestorven zijnde twee of drie schoot weeghs buyten de Stadt, op het kerck-hof | |
| |
daer die van de Gereformeerde Religie hare dooden begraven, (alsoo syse op het Kerck-hof in de Stadt niet begraven en mogen) naer gewoonte soude begraven worden, van die luyden die de selve Religie toestandigh zijn. De Spaenjaerts (alsoo der eenige in die Stadt in guarnisoen leggen) dit niet konnende verdragen, hebben haren haet teghen die van de Religie, ende haren wreeden bloet-dorstigen aert, by dese gelegentheyt geopenbaert: want sy zijn het Lijck met sijn gevolg, ter Stadt uyt na getrocken, ende hebben het kleet van de kist, ende de Luyden eenige Mantels afgenomen; ende als de doode begraven was, hebben sy de Luyden die hem begraven hadden, met groote furie van daer verstroyt. Den Predicant Theodorus Hullekramer, die het Lijck mede gevolght hadde, hebben sy na gejaeght ende gedreyght te dooden, soo dat hy hen selven heeft moeten rantsoeneren, ende sijn leven koopen. Het Graf hebben sy wederom geopent, de Kist in stucken geslagen, den dooden het Doot-kleet uytgetogen, ende alsoo op de Aerde ter neder geworpen: daer na hebben sy hem 't Hooft afgehouwen, de Mannelickheyt afgesneden, de welcke een Barbier van de Spaenjaerts, tot Adam Kuck te Huys leggende, met eenigh bloet mede genomen heeft: het Lichaem hebben sy van den hals af tot den buyck toe opgesneden, met de voeten langhs de Aerde gesleept, gevilt, ende alsoo opgehangen, ende seyden dat sy het wilden verbranden. Maer door dien de Luyden van de Stadt dese schrickelicke daet niet langer konden verdragen, zijn sy soo sterck toe geloopen, dat de Spaenjaerts het Lichaem hebben moeten laten leggen, ende wederom in de Stadt zijn getrocken. O wreede, Barbarische, onmenschelicke daet, aen een doot Lichaem! wreetheyt, die de Heydenen selfs verfoeyen, die door het licht der Natueren hebben verstaen, dat de Lichamen ende Gebeente der dooden, eerlick gehandelt, ende in ruste behooren gelaten te worden. Doen sy dit aen de dooden, die haer geen tegenstant meer | |
| |
en konnen doen, wat souden sy niet wel doen aen den levendigen? Doen sy dit, daer sy noch geen volkomen Meester en zijn, maer noch eenighsins door het swaert van de Vereenighde Nederlanden, van Groot Brittaenjen, van Denemarcken, van Saxen, Weymer, ende andere ingehouden worden: Wat souden sy niet wel doen, als sy die alle, ende insonderheyt als de Vereenighde Nederlanden, die haer soo langen tijdt in den wegh geweest zijn, geheel vermeestert hadden? Doen sy dit aen die Luyden, die hen in 't minste niet misdaen en hebben, daer sy niet op te seggen en hebben, als alleen de verscheydenheyt van Religie: wat souden sy niet wel doen aen de Nederlanders, die soo vele Iaren voor haer Religie ende Previlegien tegen hen gestreden, soo veel van haer geselschap omgebracht, hare Tyrannije soo kloeck wederstant gedaen, hare hooghmoet soo menigmael gebroken, ende hem ingebeelde Monarchie so lange verhindert hebben? Laet u dat niet wijs maken vrije Nederlanders, dat de Spaenjaert sijnen ouden aert verlaten heeft, veel min dat hy tot u beter geaffectioneert soude zijn als te voren. Siet hier sijnen aert, als in eenen levendigen Spiegel, ende maeckt een Argument, A minori ad majus. Moeten die, daer hy soo weynigh pretensie op heeft, sijnen aert alsoo gevoelen, hoe soude die uytbarsten op u, die hem soo geoffenseert hebt, indien hy eens gelegentheyt daer toe konde krijgen? daerom wagt u voor den Spaenjaert, wapent u met couragie tegen hem: biedt hem mannelick het hooft: voorsiet u van bequame middelen: zijt gewilligh in 't contribueren tot de gemeene middelen, gedenckende dat het beter is wat te geven, ende de reste te behouden, als goet en bloet ende alles te verliesen, ende met uwe Kinderen in de uyterste miserie te geraken, ende insonderheyt, danckt Godt dat hy u van de Spaensche Tyrannije verlost heeft, ende bid hem, dat hy u om uwer sonden wille daer onder niet wederom late geraken.
| |
| |
En om het voorgaende te meer te bekrachtigen, dat de Paus-gesinden niet een hayr beter zijn dan voor desen, en dat het maer aen de macht is ontbrekende, blijckt uyt het neven-gaende, door den Hertoogh van Savoyen geschiet, Anno 1656. in February, aen de arme Vaudoysen in Piedmont, daer sy noch niet mede te vreden waren, dat sy de onnoosele Menschen in de koude Winter uyt haer Huysen in de Rotzen jaeghde: maer stellende alles dat haer voor quam, te Vyer en te Swaert, stekende de Brant in de Huysen van Angrogne, ontrent Latour, zijnde een van de verre af-gelegenste Plaetsen, selfs eer de andere tijdt hadden om te komen in het midden van Angrogne, het welck sy tot haer Logement verkoren hadden: het selve deden oock de andere Troupen, aen de zijde van S. Jan, Bricheras, in veel andere Plaetsen, aen de zijde van Latour, soo langh den dagh haar sulcks toeliet.
Onder alle dese geweldige bespringingen, verwoede aenvallen, ende soo Barbarische bedrogh ende verraderije, de Lucht vervult met vyervlam, ende roock, door de aengesteken ende brandende Kercken, ende Huysen, hoordemen anders niet als een afgrijsselick gekrijt, geween, ende gehuyl, schaterende noch te eysschelicker, om de menighte der weder-geklancken, die in de Bergen ende Rotzen zijn.
De Moeder heeft haer zuygende Kint, de Man sijn Vrouw, de Broeder sijn Broeder, verloren: de sommige zijn op Barbarische wijsen verslagen, terwijlen sy doende waren, om noch yets van hare Goederen te bergen: andere verstroyt zijnde op de toppe van de Bergen, worpen sich van boven in de Kuylen, ende in het Sneeuw, levende sonder brandt, onderhoudt, kleederen, zijnde sieck, oude Luyden gequetst, ende swangere Vrouwen, van dewelcke vele gequetst zijnde, benevens ende by hare vrucht, op staende voet doot bleven, naer dat men haer een wijle tijdts met Sneeuw | |
| |
onderhouden hebbende, het selve gesmolten, in plaets van Suycker in de mont gegoten heeft: daer warender oock veel met naeckte Voeten ende Beenen, selfs oock Persoonen van aensien, die door Sneeuw ende Ys afgevroren ende afgesedt zijn.
Des anderen daeghs, zijnde den twee-en-twintighsten, zijn dese Stoocke-branden ende Dootslagers, oock niet ledigh geweest: een Monnick van de Ordre van St. Franscoys, ende een Priester, die met hare Vyerwercken de eere wilden hebben, van te wesen de voornaemste Brant-stoockers, konnende het selve naer haer believen uytvoeren, lieten niet na, de Kerck van St. Jan in Brant te steken, ende alle het gene van de Huysen, soo van Angrogne als van Latour, overgebleven was: ende waer sy noch een hoeckjen van den voorgaenden Brant overgeschoten vonden, daer schoot den Priester met sijn Roer in, om het voort aen kant te helpen; de Soldaten oock verduyvelt zijnde, liepen ende klommen boven op de toppen van de Rotzen ende onbeganckelicke plaetsen, om daer alle die arme Creaturen, die sy daer vonden, alhoewel sy niet de minste tegenstant deden, den hals af te snijden: hare tranen souden de Tartaren Mensch-eters, ende andere Barbarische Volckeren, de Wapenen uyt de handen hebben doen vallen: alleen in het Dorp Taillaret, gelegen op eene van de hooghste Bergen ofte Heuvels van Latour, heeft men duysenderhanden moetwilligheden aen hondert vijftigh Vrouwen ende Kinderen bedreven, ende daer naer al te samen het Hooft af geslagen: sy hebben veel Menschen laten Braden, ende der selver Herssenen opgegeten, maer hielden haest op, seggende, datse qualick smaeckten, ende haer pijn voor 't Hart veroorsaeckten; andere heeft men by menighten in stucken en brocken gehouwen, daer sy malkanderen mede naer het Hooft wierpen: een arme Vrouwe, die haer ontkomen, ende by haer eerst afgrijsselick qualick getracteert was, hebben sy ontnomen een | |
| |
kleyn kint in Doecken gewonden, ende 't selve uyt de Doecken geschut hebbende, wierpen het selve, benevens meer andere van de Bergen, in een steylen afgront. Daer is een groot getal der selver verscheurt, gehangen ende midden door gehouwen.
Twee Soldaten namen tusschen haer beyden, een van dese onnoosele Creaturen, d'een by het een, ende d'ander by het ander Been, naer dat sy het van een gescheurt hadden, sloegen malkanderen daer mede om 't Hooft: sy hebben sonder onderscheyt, alle Menschen naeckt uytgetrocken, haer Lichaem opgesneden, op soodanigen manier, die de Menschen doet grouwelen die het hooren verhalen, ende hebben in de op gesneden Lichamen, Zout en Bus-kruyt gevreven: ende de selve haer Hembden weder aengetrocken hebbende, dese arme gemartiliseerde Menschen in 't Vyer geworpen ende verbrant; anderen hebben sy heel naeckt de Hoofden tusschen de Beenen gebonden, ende alsoo gebonden, van steylten in de diepten laten afrollen, sonder te verschoonen: een seker Man, van Angrogne, genaemt Pieter Simon, oudt hondert Iaren, noch sijn Vrouwe, oudt vijf-en-tnegentigh Iaren: men heeft een groot getal der selve verbrant in hare Huysen, sonder dat men deselve van te voren heeft willen dooden, niet tegenstaende sy sulcks als een genade versochten: andere heeft men de Borst opgesneden, het Ingewant uytgeruckt, ende hare Schamelicke Leden afgesneden: naer dat sy veel Vrouwen geschent hadden, hebben sy deselve Steenen in het Lichaem gesteken, ende hebben haer in dier gestalt omgeleyt, tot dat sy de geest gaven; sommige heeft men by een Been aen Boomen gehangen, ende alsoo laten sterven: men heeft vele op de manier der Turcken, Palen door het Lijf geslagen: andere heeft men met scherpe Palen in de Aerde vast-gemaekt, dewelcke men haer in den Buyck gesteken heeft, ende soo diep in de Aerde gedrongen als mogelick was. Van de gene die levendigh | |
| |
voor den Marquis gebracht waren, ende hare Religie niet en hebben willen afsweeren, heeft men een groot getal na Turin gebracht, onder andere Monsr. Gros ende Agnit, Leeraers van Villar ende Bubiana, na dat sy met verwonderinge gesien hadden de wonderbaerlick stantvastigheyt van een armen Huysman, genaemt Ian Paillas, ende van Monsr. Paul Clement, Ouderlingh ende Diaken van de Kercke van Latour, den eersten de Galgh voor de Misse verkiesende, leydemen den tweeden by hem om schrick aen te jagen: maer als hy al boven op de Leer was, ende dat de Mis Priesters hare helsche vermaningen verdubbelende, seyden datter noch tijdt voor hem was, indien hy Catholijck wilde werden, sprack hy tot den Beul, dat hy doen soude het geen hem te doen stont, ende hem biddende dat hy hem van kant soude helpen, badt Godt dat hy het dese Moordenaers wilde vergeven, alhoewel hy sagh dat de wrake na by was, die Godt over al dit onnoosel uytgestroyt Bloet nemen soude.
Eer sy hare verwoetheden in het werck stelden op een Man ende sijn Vrouwe, die Godt de Heer tien Kinderen verleent hebbende, deselve in de vreese des Heeren opgetrocken hadden, om haer te doen begrijpen wat tractement sy op haer beurte te verwachten soude hebben, soo dwongen sy deselve aenschouwers te wesen van de wreetheyt, die sy aen dese tien onnoosele opgeofferde Kinderen in 't werck stelden, te weten, sy sneden deselve altemael het Hooft af, daer na rolden sy met deselve in't aengesicht van hare Ouders, als men met Bollen doet: de tranen verdonckerden mijn gesicht, ende de verstrickende droefheyt beletten mijn dit verhael te vervolgen, ende dencken dat de Nieuws-gierige Gereformeerde Leser, hier mede gecontenteert sal blijven, en geene meer op de Spaenjaerts barmhertigheyt haer sullen vertrouwen; Hier mede eyndigende, wenschende u alle een voorspoedige voortgangh in de goede Regeeringe, Etc.
|
|