| |
| |
| |
Spiegel der ieught, Ofte Een Kort Verhael der voornaemste Tyrannye, welcke de Spaengiaerden hier in Nederlandt bedreven hebben.
MYn lieve Soon, als een getrouwe Vader ben ick schuldigh u in de vreese Godes op te trecken, ende alles voor oogen te stellen, het welk u tot de selfde soude konnen bevorderen. Niet en verweckt ons meer tot ware ende oprechte Godvreesentheyt, als betrachtinge der weldaden Godts, met de welcke hy ons beyde aen Lijf en Ziele verrijckt: onder welcke niet de geringhste is maer veel meer seer groot ende hooge te achten, vremt ende wonderbaerlijk in onse oogen: 't welck onse nakomelingen met verwonderinge sullen lesen, daer sich onse goetgunstige Nabueren over verblijden, ende onse Benijders verschricken ende ontsetten sullen, dat wy na soo langhdurighe Oorlogen, ten laetsten verlost zijn uyt de Klauwen onser Vyanden, die nu lange jaren anders niet gesocht en hebben als ons te beroven, niet alleen van onse eerlijcke Privilegien, Vryheden, goede Wetten ende Statuyten, maer ook van lijf ende leven, goet ende bloet, soeckende onse kinderen ende nakomelinghen te maken hare schoe-wisschers slaven, ende dienstbare knechten.
Derhalven zijn wy schuldigh, met oprechter herten onsen genadigen Godt en Hemelschen Vader te dancken, dat de sake soo wijt gekomen is, dat de Koningh van Hispanjen selfs, ons met het maken deser Treves, kent voor
| |
| |
Vrije Landen, onder sijn gehoorsaemheyt niet langer staende. Hier over moeten wy Godt den Heere loven ende dancken, met herte ende monde alle de dagen onses levens.
Eerwaerdige Vader, de eerste ende laetste lesse die ick van u hoore, is Godt den Heere van gantscher herten te vreesen, ick sal na mijn uyterste vermogen de selfde trouwelijck behertigen ende na-komen. Maer is dit soo grooten weldaet, dat ons de Koningh van Hispangien voor vrije Landen kent? Is oock de Tyrannije soo groot geweest als men seyt? Mijne Ionckheyt ontschuldight my, soo ick dese gruwelijcke Legende niet en weet.
Twijffelt daer niet aen, men heeft u ende uwes gelijcken, het leven gesocht te benemen, soo haest als gy dat ontfangen hadt Ia te verhinderen dat gy dat niet en soudt ontfangen, ende in uwes Moeders Lichaem te versticken, gelijck dit ontallicken wedervaren is. De wreetheyt is soo groot geweest, dat ick met der waerheyt seggen magh, dat noyt Phalaris, Nero, Herodes, Pharao, Diocleanus, Iulianus, Apostara, ofte eenige andere wreede Tyrannen, schandelicker hebben gesocht ofte getracht hare Onderzaten te verdrucken, te verdelgen, ende uyt te roeijen, als de wreede Koningh van Hispangien, ende sijne Stadthouders hier in Nederlant nu ettelicke Iaren langh gedaen hebben.
Vader my dunckt dat gy dese Materie seer behertight, niet alleenlick uyt dese tegenwoordige propoosten, maer oock uyt uwe dagelicksche discoursen. Dewijle my dan dunckt dat gy tegenwoordelik den tijdt ende lust hebt, om van dese saecken te handelen, soo bidde dan ick u ootmoedelick, dat het u gelieve de Historie van die gepasseerde dingen te verhalen, op dat ick geen vreemdelingh en blijve in mijn eygen Vaderlant, als nergens van wetende. Ende oock op dat door de ken-
| |
| |
nisse deser dingen verweckt worde, Godt, die ons soo genadighlick behoedt, te dancken ende te loven.
Indien ick van dese Materie dickwils spreke, soo doe ick als eenen goeden Patriot ende getrouwen Vader toestaet. Onweerdigh is hy een Nederlander geboren, te zijn ende genoemt te worden, die dese geschiedenissen in 't vergeet-boeck stelt, onweerdigh is hy een getrouwe Vader genomt te worden, die dese dingen sijn Kinderen niet in en prent: ja immers soo getrouwelick, als de kinderen Israëls schuldigh waren na Gods bevel, Deut 6. hare kinderen voor oogen te stellen die wonderbaerlicke verlossinge uyt Egyptenlant Op dat gy dan oock uwe kinderen, indien Godt de Heere tot sijnder tijt u kinderen verleent, daer van meught onderrichten, soo sal ik in 't particulier sommige dingen voorstellen, uyt dewelcke gy sult bevinden waerachtig te wesen, 't gene ick spreke van de Barbarische Tyrannije der Spanjaerden. Is 'er yet dat gy niet recht en verstaet, breeckt vry mijne propoosten, ende vraeght, ick sal u van alles onderrichten.
Eerwaerdige Vader, dewijle my dit vry staet, ende gy my oorlof geeft u te vragen, sonder te schromen u propoosten te breken, soo bidde ick u, my te willen verklaren den oorsprongh van dese wreede Regeeringe: Wanneer heeft die doch aengevangen? Wie is Autheur ende Prometeur der selfde?
't En is niet van huyden of van gisteren, dat men ons aldus heeft onderdruckt, de plage heeft te lange geduert, al te lange heeft men onse patientie geterght: de vervloeckte Pauselicke Inquisitie-kamer heeft al ten tijde des Keyser Karoli de vijfde, veel bloedige Placcaten gesmeet, uyt kracht van de welcke boven de vijftigh duysent Menschen zijn onthalst, verdroncken, gehangen, levendigh in de Aerden gedolven, verbrant, en andersins seer wreedelick van het leven berooft:
| |
| |
Doch dit en is maer Kinderspel, vergeleken by het gene geschiedt is onder die ongeluckige Regeringe des Koninghs Philippi de tweede.
De hayren staen my te berge, als ick alleen de vreeselicke woorden hoore, van hangen, verbranden, in de Aerde delven, etc. Was dien Karolus de Vijfde, niet de Groot-vader van den tegenwoordigen regeerenden Koningh van Hispangien Philips de Tweede?
Ia hy. Maer onder Philips de tweede, Vader van desen, is onse ellende sonder remedie geworden: Ten is niet mogelick ten vollen te beschrijven de wreetheden die daer geschiet zijn, die bloedige Placcaten, de moorden, verwoestinge van Landen ende Steden, uytschrappingen onser Previlegien, Schoffieringen van Vrouwen ende Maeghden, de onverdraghelijcke moetwille, rasernije, hooveerdige woorden ende wercken van Duc d'Alba, Don Lowijs, Don Ian Vargas, &c. Oock harer Colonellen, Capiteynen, ja Soldaten ende Iongeren.
Ick hoore wel Vader, hadmen de Spaenjaerts laten begaen sonder tegenweer te bieden, sy souden On-
| |
| |
christelick met ons gehandelt hebben. Maer 't is vreemt dat andere natien met de Spaenjaerts wel te vreden zijn, ende wy allen over hare onmenschelijcke wreetheyt so klagen.
Gy Oordeelt na uwe Wetenschap, de welcke kleyne is, als gy de Historien wat beter doorlesen hebt
soo sult gy van Oordeel veranderen, daer is qualijck eenige Natie die ofte hare wreetheyt, ofte Troulosheyt ofte alle beyde niet beklaeght en heeft, ofte noch klaeght. Hoe hebben dese Barbaren geleeft met die onnoosele Indianen, Americanen, Brasilianen, Peruvianen, daer sy doch niet op te spreecken en hadden, die haren Koningh niet onderworpen en waren, by de welcken zy nochtans soo grooten wreetheyt, ende meer dan Barbarische ende onmenschelijcke daden bedreven hebben. Soo dat een yder die de selve leest, ofte hoort vertellen, eenen gruwel ende schrick heeft vande Spaensche Natie, ende haren aenhangh. Soude ick in 't lange verhalen al het ongeluck, alle de wreetheyt ende Bloetstortingen, die over de arme Luyden bedreven zijn, by hare eygene Schribenten beschreven, onder de Regeeringe Philippi de II. soo moest ik een heel groot Boeck daer van maken.
| |
| |
Ick verneme wel Vader, dat onwetentheyt my qualijck doet oordeelen: dese gheschiedenisse waren my oock al onbekent, beneffens dat ick eens eenen Penningh hebbe gesien, daer hy, als eertijts Vespasianus, Delitie generis humani: De genoeghte des Menschelicken geslachtes genoemt wort, ende op d'ander zijde stont die opschrift, Den Goddelicken Philips den alderbesten Prince, 't welck my dede gelooven, dat hy soodanighen gruwelijcken Tyran niet en was, als sommige seggen en schrijven.
Groote Heeren, hoe wreet oock de selfde gheweest zijn, hebben altijdts pluymstrijckers gevonden, die hare gruwelijckheden verkleent hebben, ja de selfde ghepresen, maer sulcke gehuerde en loogenachtige Vleyers en moet gy geen geloove geven, maer veel meer 't gene ick met hondert duysent ghetuyghen ghesien hebbe: en twijfelt oock niet ofte daer sullen uyt ons vele ghespangioliseerde opstaen, die met Spaens Gout omgekocht, en Verraders van haer eygen Vaderlant geworden zijnde, 't gene ick verhale, sullen weten te verbloemen, ende met dese ende die coleuren te verschoonen, maer gy mijn Soon schout die als Pesten ende gelooft vry, dat het al heymelijcke lagen en stricken zijn, om u ende uwes gelijcke te verstricken.
Indien ick recht oordeele Vader, soo staet ons nu wel toe te sien dat wy de Tyrannye die wy met gewelt (Godt sy Lof) verdreven hebben, oock voortaen van onse halsen afweeren.
Al wat ick voorstelle, mijn lieve Soon, streckt daer toe, om u te bewijsen, dat het niet genoegh en is, de Tyrannye verdreven en verbannen te hebben: maer voornamentlijk om u, ende alle aenkomende aen te wijsen dat gelijck wy nu ettelijcke jaren den Spaengiaert so Mannelijck resistentie gedaen hebben, onse Nakomelingen in aller manieren met Lijf ende Goet haer oock beneerstigen moeten den Spaengiaert buyten onse Lant-palen te
| |
| |
keeren: Haer nu noch nimmermeer soo latende betooveren ofte verblinden, dat sy haer der selfde jock, gebied ofte Heerschappye, wederom souden onderwerpen, daer toe de Spangiaert met sijne Creaturen op allerley manieren seer listelick ende behendelick sal soecken te geraken, niet sparende ettelicke tonnen Gouts, noch schoone beloften, noch verhooginge van geslachte, Iesuytsche Schijnheyligheyt, noch eenige andere listen ofte pracktijcke.
Eerwaerdige Vader, ick hebbe u hier d'Inquisitiekamer hooren noemen, als de Fonteyne ende oorspronck van alle quaet ende ongeluck, wat is dit doch voor een dinck of handel?
Daer van wil ick u te rechte berichte, letter vlijtighlick op alles. Na dat Godt de Heere, door sijne goedertierentheyt ende genade, het licht ende de Predicatie sijnes Goddelicken Woorts, tot ontdeckinge der Pauselicker valscher Leere, hadde laten doorbreken, soo in andere Landen, als oock in Nederlant, also dat eenige vromen, ende na hare saligheyt yverende Persoonen, uyt het lesen van Godts heylige Woort verstonden, ja kosten tasten ende gevoelen, dat sy tot noch toe in groote duysternisse waren versoncken geweest, soo en heeft de Duyvel van der Helle dit niet konnen lijden, maer hy heeft den Paus, ende Koningh van Hispangien met al haren aenhangh daer toe gebracht, dat sy met gewelt ende rigeur van haer Placcaten, hier in dese Landen hebben willen in voeren de Spaensche Inquisitie, dat is, soodanige ondersoeckinge ende dwanck, over de conscientie der Menschen, als eertijdts in Spangien is ingevoert geweest tegen de Moren ofte Sarazijnen ende Ioden van Granada, 't welk tot groote nadeel van geestelicke ende wereltlicke Persoonen der Landen, ende tot onderdruckinge onser Privilegien ende diere gekochte Vryheden, ja, dat ongelijck kostelicker is, als dit al te samen, tot uytroeyinge van de ware Religie, was streckende.
| |
| |
Maer zijn alle andere landen met dese Inquisitie te vreden, latense haer soo muyl-banden?
Dat men soude segghen datse te vreden zijn, dat ware te veel gheseyt. Want daer zijn vele opositien hier en daer gevallen, als by exempel: De Inwoonders van der Stadt Romen selfs, hoe Papistig die oock zijn en hebben de selfde noch konnen, noch willen lijden. Want Anno 1559. hebben de Burgers van Romen met openbaer gewelt, het Inquisitie-huys opengeloopen en verbrant, sy hebben de Gevangens losghelaten, ende den Oppersten Inquisiteur gequetst, ende sijne gesellen verjaeght: Sy souden oock het Clooster Minerva verbrant hebben, om dat het selfde den Inquisiteurs toequam, ten ware dat twee vermaerde ende wel-gheachte Heeren, Marco Antonio Colomna, ende Iulio Gesarimo, met schoone woorden 't Volck geappaiseert ende gestilt hebben. Alsoo hebben die van Nopolis, Venetien, Milanen ende andere hoe Paeps datse zijn, nochtans gheweyghert de Spaensche Inquisitie aen te nemen of toe te laten.
Vader, ick hoore vreemde ende onghehoorde dingen.
Ick wil u noch wat voorstellen dat vreemder is, ende daer aen ghy de onbilckheyt van dese Inquisitie beter sult leeren kennen. De Koopluyden van Lisbona, die soo Paepsch zijn als eenige Menschen ter werelt, hebben nochtans dit wreede Monsterdier (doe de Koningh Philippus eerst aen Portugael quam) begeeren af te koopen, ende hebben derdehalf milioen ducaten aengeboden dat alleenlijck dit de Inwoonderen der Stadt mochte gegunt worden, dat de Inquisiteurs niemant souden in hechtenis werpen, sonder sijn aenklaegher, ende d'oorsaecke te vermelden, ende niemant op gheene ghetuygenisse te condemneeren, sonder den beklaeghden Copye daer af te verleenen, om sijn verklaringe daer op te doen.
| |
| |
Maer wat voor een Apostilli hebben die van Lissabon op hare Requeste gekregen?
Wel moetmen in die Landen den Koningh Geldt aenbieden, om daer mede hem te beweghen, te doen dat recht ende billick is, gehoor te geven eer hy het oordeel uyt spreeckt?
Billick of onbillick, soo gaet het toe in die Landen daer d'Inquisitie plaetse heeft, want d'Inquisiteurs en wilden haer soo niet binden laten, sy begeerden hare op-bepaelde macht te behouden, om een yeder, die het haer beliefde, te condemneren, al en hadden sy geen ander getuygen, dan des gevanghen ghesworene Vyanden, of lichtveerdige Boeven, welcker getuygenisse men in een saecke van drie Guldens hadden mogen verwerpen, of oock sulcke die sy selfs uytgemaeckt hadden, gelijck Annas ende Cayphas tegen Christum valsche getuygen hebben uytgemaeckt.
Vader, indien het u wel gevalt, wilt doch eens den inhout der Placaten deser Inquisitie verhalen.
't Gelieft my wel, op dat gy daer uyt meught vernemen de zware lasten diemen ons opleyde: dese bloedighe Placcaten der Inquisiteuren verbieden, dat niemant, op Lijf-straffe, en mach koopen, hebben noch lesen Schriften ofte Boecken gemaeckt by Luther, Calvin, Wiclef, Zwinglius, Melancthon, ofte andere diergelijcke Schribenten: Item, dat niemant de H Schriftuere lesen, daer van spreken, ofte disputeren en mach, dan alleen de Theologanten, ende Doctoren in der Godtheyt of soodanige Persoonen, dien dit vanden Paus toegelaten wort, ende dit alles op verbeurte van lijf en goet.
Was dit oock conform Christi Jesu, onses eenigen Salighmakers bevel? Iohan. 5. Ondersoeckt de Schriftuere, 't Is al te groote vermetentheyt, dat een
| |
| |
sterffelick Mensche verbieden sal, 't gene de onsterffelicke Godt soo expresselick beveelt.
Hier oordeelt gy recht, maer hoort al voort: Op dese pene was verboden in sijn Huys te ontfangen, te logeren, victualie, kleederen, of gelt te geven, yemant die in 't minste suspect was van Ketterije, (so sy het noemen) ja oock niet, al ware het sijn Vader, Moeder, Suster ofte Broeder: dese restrictie ofte genade, was alleen by de rigoureuse Placcaten, dat de Mans met den sweerde souden gestraft worden ende de Vrouws-persoonen souden levendigh in d'Aerden gedolven worden, indien sy de Ketterije afgaende ende verloochende, haer wouden voor eenen Mis-Pape Biechten: maer indien sy volstandigh bleven by de aengenomen bekentenisse der waerheyt, soo was dit hare Sententie ofte Vonnisse, dat soo wel de Mannen als de Vrouwen met vyeren souden gestraft worden.
Dat is een ongenadige genade, maer noch is 't beter hier te branden als hier namaels in't eeuwige vyer.
Gy spreeckt seer wel, mijne dagelickse vermaningen strecken alle hier toe, dat gy den Heere uwen Godt van herten vreeset, want dat is het beginsel der wijsheyt: Maer luystert noch naeuwer toe wat dese Placcaten noch al meer verbieden.
Is het niet genoegh geweest, dat men op soo hooge straffe verboden heeft, goeder Schribenten Boecken te lesen ja Godts eygen Boeck, gedistineert om ons ter saligheyt wijs te maken?
Neen het, maer men heeft dit noch daer bygevoeght, om de Luyden noch meer te verschricken, dat de Persoonen, die om de Religie ter doot verwesen waren, geen macht en hadde Testamenten te maken, of haer goederen wech te geven, het welck nochtans Schelmen, Dieven, Moordenaers, ende Straetschenders gegunt ende toegelaten wordt.
| |
| |
Eerwaerdige Vader, is 't mogelijck dat eenen Prince, die een Vader sijner Onderzaten hoort te zijn, met sijn getrouwe Onderdanen soo wreedelijck handelt?
't Is geschiet soo als ick u vertelle, ja het is menighmaels geschiet, dat de Vaders ofte Moeders als Ketters veroordeelt ende gedoodet zijn, ofte ten Lande uytgebannen, om dat sy op eenen Vrydagh ofte Quatertemperdagh onwetende, of oock willens, Vleys gegeten hadden, of om dat sy op den bestemden tijdt niet en waren te Biechte gekomen, Etc. Hare Kinderen of Erfgenamen wierden vervreemt van haer Erfgoet, ja tot arme Bedelaers en Lantloopers gemaeckt, ende vreemde Tyrannen, Spaensche Korve-vlechters (welck men den name van Don gaf) mitsgaders andere Pockige Italianen, oft godtloose Walen, Bourginons, Albanoysen, ende diergelijcke Fielten quamen inbesittinge der Goederen, welcke dese ende gene vrome luyden van hare Voor-ouderen hadden ge-erft, of die sy met haren arbeyt ende sorge suerlijck hadden vergadert.
Heeftmen soo met ons om gesprongen, soo en is 't niet vreemt noch te verwonderen, dat onse Vaders gepoogt ende gesocht hebben de Inquisitie van ons te weren, soo wel als die van Roomen, Neapolis, Milanen, Lissebon, &c. Maer hebben de Vyanden deser Landen, die soo vol loose practijcken zijn, geenen middel konnen vinden om deselfde in te voeren, ofte ons te doen aennemen?
Daer op sult gy dit aenmercken: twee dingen sochten sy met vlijt hier in te voeren, de Spaensche Inquisitie, ende het Concilium van Trenten, Om tot dit haer voornemen des te beter te geraecken, soo hebben sy in dese Landen willen invoeren drie Aerts-Bisschoppen, ende verscheydene andere Bisschoppen, (waer van de twee souden Inquisiteurs zijn) die genieten souden het beste deel van de Goederen, Renten, ende Inkomsten der voornaemster Abdijen, Cloosteren, Proosdijnen, Etc. deser Landen.
| |
| |
Soo schijnt het wel, dat niet alleen die, die sy Ketters noemen, maer oock hare Geestelicke selfs in 't lijden gekomen souden hebben. Maer hebben onse Heeren Staten ende Geestelicke selfs, die oock al een stemme in 't Capittel hadden, hier in geconsenteert?
't Is wel gevraegt, onse Heeren Staten ende de geintresseerde Geestelicke wierde niet eens gekent noch aengesproken. Dat was al in Spangien besloten, ende gereet om ter executie te stellen, sonder de Staten deser Landen ofte Geestelijcke of Magistraten der Steden eenigen Raet, ik zwijge consent daer over te vragen.
Wie was doch die gene die dese saecke dus bevorderde tot infractie van onse Privilegien, ende soo groot nadeel van onse lieve Vaderlant?
't Was dien argen, ende om zijn wreede schelmstucken wijt beroemden Cardinael Granvelle, een Vreemdelingh in dese Landen, ende geheel gespanignoliseert die alreets was gemaeckt Aerts Bisschop van Mechelen, die oock het principael beleyt aller Kerckelijcke ende politijcke saecken bevolen was. Tot sijn onderhoudt waren gedestineert (nevens de Abdye van S Amant, die hy alreets possedeerde) de opkomste van de Abdye van S. Aslegem, welcke is de rijckste Abdye van Vlaenderen, hebbende jaerlicks inkomende wel vijftig duysent guldens.
Maer als de Staten ghesien hebben datmen hier soo de Meester maeckte, hebben sy gewegen, ofte ja daer toe geseyt?
De Generale Staten, hoe Catholijck, ofte om recht te spreecken, hoe Paeps die oock waren, en hebben de invoeringe der nieuwen Bisschoppen niet kunnen goet vinden, merckende dat de selve dienen soude, niet soo seer om de Pauselijcke Religie te hanthaven, als om de Privilegien des Lants allenskens te verdrucken, ende een absolute Regeeringe in te voeren, daer in dese nieuwe Spaensche creatueren, onder de Staten des Lants, presideren souden, ende boven aensitten, (of sy schoon
| |
| |
Vreemdelingen waren) ja de selfde over stemmen, ende elck inden mont sien souden, om d'Oude vryheyt van omme-stemmen, ende voor de Privilegien te spreken, te verminderen, ja metter tijdt geheelijck te verhinderen.
Hoe hebben sich noch in dit verschil gedragen, soo veel treffelijcke Heeren, soo Geestelicken als Wereltlicke, als insonderheyt de Heeren van d'Ordre des Gulden Vlies?
De kloeckste Heeren, soo Geestelicke als Wereltlicke en Magistraten der grooter Steden, hebben sich met goede redenen hier tegen geset, als wesende een stuck tenterende tot d'uyterste ruine ende ondergangh des welstants ende vryheyts deser Landen; De Regente selfs, als oock de Heeren van de Ordre des Gulden Vlies, ende den Raet van Staten, hebben nootwendigh geacht den Koningh te waerschouwen, van het ongemack 't welck dese Landen hier door over 't hooft was hanghende.
Wien hebben sy doch tot dese sware Commissie gesonden?
De Vry-Heere van Montigni, Ridder van den Guldenen Vliese, Broeder van den Grave van Hoorn, is tot dien eynde in Spaengien gereyst, maer hy en heeft niet vorderlijcks voor dese arme bedruckte Landen konnen uytrichten. Drie jaren daer na is oock om de selfde oorsaecken in Spaengien gereyst de Grave van Egmont, maer hy en heeft oock tot troost der beangstigder Nederlanden niet konnen erlangen, dan schoone beloften daer niet goets op gevolght is.
't Is heel vreemt, dat dese treffelijcke Heeren niet verricht en hebben in sulck een goede sake.
Ick sal u vertellen wat daer op gevolght is, Anno 1565. in December, heeft de Hertoginne van Parma, Regenten deser Landen Brieven ontfangen uyt Spangien, in dewelcke haer belast wiert, dat sy de Placcaten soo by den Keyser Karolo de V. als by den Koningh
| |
| |
gemaeckt, op 't stuck van de Religie, ernstelijck ende sonder ooghluyckinge soude ter executie te stellen, ende dat sy die Inquisiteurs soude by staen in 't executeren van haren last, als oock dat hare Hoogheyt de nieuwe Bisschoppen souden invoeren ende de hant bieden.
Hebben sy noch eenige meer ge-employeert tot dienste des Vaderlants? want ick meende dat de Nakomelingen behooren te weten het uyterste devoir dat by onse Voor-ouders gedaen is, eermen tot eenige violentie heeft geprocedeert.
't En is niet mogelick meer moeyte te doen dan daer gedaen is, om den Koningh te vermorwen, ende tot moderatie te brengen: Maer dit ongeluck hadden wy, dat het alles qualijck door valsche Rapporteurs geduyt wiert, als voor exempel: In 't jaer 1565. zijn binnen Brussel veel treffelicke Heeren ende de Edele deser Landen gekomen tot de Regente, ende hebben hare Hoogheyt onderdanighlick gebeden, dat sy by den Koningh woude bearbeyden, dat de executie der Placcaten, als oock de invoeringe der Inquisitie, ende der Nieuwe Bisschoppen mochte te rugge blijven, eer daer meerder quaet den Landen ende Luyden van over quame: Hier op is gevolght, dat Anno 1566. Soo met believen der Regente, als der Heeren vander Ordre, ende de Raden van Staten, in Spangien aenden Koningh zijn gesonden, den Marquis van Bergen, ende den Bander-Heere van Montigni, beyde Ridders van den Gulden Vliese.
't Is immers te hopen dat dese hervatte Ambassade tot verrichtinge van sulck een gewichtige, billijcke, ende rechtveerdige saecke, wat geholpen sal hebben tot welvaert des Vaderlants?
Soo weynigh als de vorige: Ia wat meer is, het heeft och lacy, beyde dese Heeren het leven gekost, ende de saecke is meer verbittert als versoetet, want in plaetse van Moderatie, is gevolght een groote Moorderatie, ende Bloet-stortinge in de Staten van Vlaenderen, Artoys, Henegouwe, ende elders.
| |
| |
Och lieve Vader, in wat ellende zijn die van de Religie in dese bedroefde tijden geweest, is niet de Ware Religie ende Godts Woort doe der tijdt gantschelick geextermineert? Ende de Predicatie geheel opgehouden?
Geensins, geensins, door alle dese grouwelijcke Tyrannijen, ende vreeslijcke vervolgingen, en is den loop des H. Euangely niet konnen verhindert worden, maer 't gene eertijts Cypryanus gesproken, ende geschreven heeft, dat is oock hier te Lande in die tijden waerachtigh bevonden: Sanguis Martyrum est semen Ecclesiae, Dat is: Het Bloet der Martelaren is het zaet der Kercke. Hoe men meer Menschen gedoodet heeft om de Religie, hoe datter dagelijcks meer ende meer deselve hebben aengenomen. De Lelien konnen qualijck opwassen tusschen de Doornen, maer Godes Volck is opgewassen tusschen de Sweerde, Spiessen, Hellebaerden, ende midden in het Vyer, 't welck de Tyrannen hadden gestoockt, om die van de Gereformeerde Religie te verdelgen ende tot Asschen te verbranden. De Assche is over al gevlogen: Het is geweest als eenen Blixem, die geschenen heeft in alle Landen ende Steden deser Provintien, den welcken niemant heeft konnen stoppen of keeren.
Nochtans soude ick, na mijn slecht oordeel, geoordeelt hebben dat, door dese vervolgingen, de Roomsche Religie wederom geheelijck soude zijn bevestight geworden.
Geensins, maer ter contrarie, soo zijn in weynigh dagen schier over al de Beelden ende Altaren uyt de Pauselijcke Kercken geworpen, ende de Gereformeerde hebben soo inde Steden, als ten platten Lande, opentlijck gepredickt, ende de Sacramenten bedient, na de instellinge Christi, ende het gebruyck der Oude Kercken. Men heeft alleen in Vlaenderen, gepredickt wel in tsestigh verscheyden plaetsen te gelijcke.
Maer dewijle men wel wiste dat de Koningh om dit af werpen der Beelden seer verbittert was, hebben
| |
| |
die van de Gereformeerde Religie niet gedaen om de sake by den Koning te versachten, end ten besten te beleyden?
Die van de Gereformeerde Religie hebben een onderdanige Requeste gemaeckt aen den Koningh, dewelcke sy Anno 1566. den 27. October gegeven hebben in handen van Philippe de Lalaingh, Grave van Hooghstrate, Stadthouder van den Prince van Orangie binnen Antwepen, in dewelcke sy geschreven hebben, dat sy geen veroorsakers noch aenstooters en waren van desen oproer, als oock dat het Beelde-stormen met haren raet niet geschiedt en was. Ende baden dat sijne Majesteyt woude gelieven te volgen den raet Gamaltelis, gedenckende dat het Geloove ofte Religie, niet en kan noch en magh gedwongen wesen. Sy schreven dat sy geloofden de Bybelsche Schriften, die twaelf Artijckelen des Christelicken Geloofs, ende de oudste Concilien: datse haer oock submiteerden het oordeel van een vry Concilie Generael, ofte Nationael van Duytschlant, Vranckrijck, Engelant, ende andere omleggende Landen. Sy beloofden den Koningh alle behoorlicke ende mogelicke onderdanigheyt, willende geern ende goetwillighlick betalen aen sijne Majesteyt, alle Impostitien ende Schattingen, die sijne andere Onderzaten betaelden. Hier-en-boven hebben sy, sijne Majesteyt belooft te geven, dertigh Tonnen Gouts, indien hy haer woude gonnen vryheyt in Religie.
Wat heeft doch dese Supplicatie konnen te wege brengen?
Niet goets, want alles wat van de Liefhebberen deser Nederlanden geschiede, wert in Spangien qualick geduyt by den Koningh ende sijnen Spaenschen Raet; soo dat de Regente last gekregen heeft, de Predikatien der Gereformeerde te verhinderen, het ware door parsuatie, ofte met gewelt ende gewapender hant, 't welck sy oock gedaen heeft, soo veel haer mogelik was, gevanckelick-nemende, ende doodende vele vrome Godtsalige
| |
| |
Persoonen, soo Predikanten als andere. Ende is eyndelick de sake soo wijt gebracht, dat Anno 1567. in Martio en Aprilli, de openbare exercitie van de Gereformeerde Religie, vast over al in dese Landen moeste ophouden.
Hoe is't doch gegaen met de nieuwe Kercken ende Plaetsen, daer de onse hare Predikatien deden?
Alle nieuwe Kercken ende Plaetsen daer men gepredickt hadde, heeftmen (nu met nieuw Krijgsvolck versterckt zijnde, ende van den Koning dagelicks gestijft wesende) vast over al afgebroken, ende van de materialen der selfden heeft men Galgen gemaeckt, om de Gereformeerde daer aen te hangen, 't welck veel Menschen met grooten vlijt hebben helpen in 't werck stelle; eensdeels uyt eenen verkeerden blinde yver ende haet tegen de ware Religie: anderdeels, op dat sy selfs niet en soude gespecieert ende gesuspendeert worden als Ketters.
Soo zijnder buyten twijffel al vele om den hals gekomen in dese furie ende wreede vervolgingen?
Daer en twijffelt niet aen, het hangen en worgen, branden en onthalsen, Etc. gingh soo dapper aen, dat het kleyne Stedekens waren, in dewelcke maer vijftigh Persoonen in korten tijdt om het stuck vande Religie, zijn ge-executeert geworden. In de groote Steden zijnder twee, drie, vier hondert na malkanderen gehangen, gebrant, verdroncken, ende door andere middelen, seer wreedelick van haer leven berooft. Behalven noch het groot getal der gener die de Drossaerts ende Roode-Roeden, ofte Baljouwen ende Officieren der platte Landen, hebben gedoot: Dese hongen stracks op alle die gene, die haer eenighsins maer suspect en waren: Die Huys en Hof verlieten, ende te Lande uyttrocken, welcke ontelbaer zijn, waren verre de geluckighste, want die om haer goederen te salveren in 't Lant bleven, ende de Huycke na den wint hingen, haer verlatende op de schoone woorden der Regenten, ende harer Adherenten, die zijn korts daer na meestendeel gevangen, gehangen,
| |
| |
verbrant, versmoort, of in de gevanckenissen, ende op Pijn-bancken seer ellendelick ende in onuytsprekelicke pijne gestorven. De weynige die haer hier ende daer verstaken, leefden in groote vreese ende benaeuwtheyt, stervende alle dage meer dan tien dooden: ende na dat sy geheel verarmt waren, moesten noch eyndelick haer selven, met groot perijckel van haer leven te Lande uytstelen.
Maer als de Tyrannije soo op het hooghste gekomen was, is de verlossinge niet haest verschenen?
Tyrannije meughdy dit met recht noemen, maer als men de tijden met den anderen vergelijckt, soo en zijn 't maer beginselen onser ellenden geweest, 't en is noch maer kinderspel geweest, in respect van de wreede vervolgingen, moorderijen ende bloetstortingen, die door den wreeden Bloethont Duc d'Alba geschiet zijn. Soo haest als hy gewapender hant in 't Lant gekomen was, ende door sijn Krijghsvolck hem hadde versekert van de Steden ende vastigheden deser Landen, ('t welck hy sonder slagh of stoot met gemack gedaen heeft, want niemant gesinnet en was hem tege den Koningh of sijnen Stadthouder te opponeren) soo heeft hy stracks die oude
| |
| |
rigoreuse Placcaten tegen de Religie vernieuwt, ende hy heeft het Concilie van Trente, de nieuwe Bisschoppen, ende de Spaensche Inquisitie, gelijckelick willen invoeren over al in dese Landen.
Vader, gy hebt hier boven van dit Concilie van Trente gesproken, ende van de Spaensche Inquisitie. mitgaders de nieuwe Bisschoppen: Maer die te voren soo seer gearbeyt hebben, dat dese niet ingevoert en souden worden, wat hebben die daer toe gedaen?
Duc d'Alba heeftse soo de handen gebonden, datse niet meer uytrichten en konden, want in de plaetse van de Vergaderingen der Generale Staten, heeft hy verordonneert eenen Raet van twaelf Mannen, bestaende uyt Spaengiaerden, ende andere gespaignoliseerde, wreede bloetdorstige Menschen.
De Licenciaet Ian Vargas, is President van dese Raetkamer geweest, die (na 't getuygenisse van vele maeghschap) uyt Spaengien gebannen was, een Man boven alle wreede de wreetste, die niet anders dan het goet ende bloet der Nederlanders en socht.
Vader, is dat dien Vargas, daer men onder de Studenten soo mede spot?
De selfde, ende te recht wort met hem gespot,
| |
| |
want hy was eenen ongeleerden Buffel, gelijck dit gebleken heeft aen sijn Latijn, 't welck hy tot de Professoren van Leuven sprack, die (als men Philips den jongen Prince van Orangie van daer nam, ende gevanckelick na Spangien voerde) protesterende dat dese Acte was strijdende tegen haer Privilegien, soo heeft Vargas geantwoort ende geroepen in quaet Latijn: Non curamos vestros Privilegos: dat is, Wy passen op uwe Privilegien niet. Den Tytel van Licentiaet en competeerden hem niet ten aensien sijner geleertheyt: Maer wel ten aensien dat hy licentie ofte toelatinge hadden, om alle moetwille ende wreetheyt over de Nederlanders te bedrijven. Hy mocht wel met rechte seggen: Vergas habet Virgas: dat is, Dat hy een geessel en roede der Nederlanders was. Dese ende diergelicke wreede Menschen hebben seer wel onthouden ende gepractiseert het gene dat een Iesuyter, met namen Cortielius Kallidius Chrysopolitanus, den Koningh van Hispangien geraden heeft, den welcken ick hier na verhalen sal.
Was dit sachtmoedigheyt ende moderatie gebruycken?
Die verstant heeft, die oordeele daer van. De Spaengiaerden oordeelden, dat de gekanckerde wonden der Nederlanden sulck eenen harden Chirurgijn ende bytende Corosyven van doene hadden. Men seyt in een gemeyn spreeckwoort, sachte Chirurgijns, maken stinckende wonden. Maer wederom, Al te harden brengen den Patient om den hals, ende den Meester self tot schande.
Maer desen Bloet-raet aldus gecomponeert uyt vreemdelingen, of ten minsten vyanden des Vaderlants, hadde hy oock eenige macht hier te Lande?
Desen Bloet-raet wiert soo groote macht gegeven, dat daer mede allen andere Raden der Provintien, alle macht, ende authoriteyt benomen is geworden. Want alle andere Raden, hooge ende leege, ja selfs de
| |
| |
Staten van de particulieren Provintien, moesten onder desen Raet ten Rechte staen, ja oock buyten hare Provintien, als desen Bloet-raet haer citeerde, gelijck Anno 1569. gebleken heeft, als Duc d'Alba eerst de Stad van Uytrecht, daer na de Staten van den Lande van Uytrecht, door den Procureur Generael heeft doen citeren, voor hem, ofte voor den Bloet-raet te compareren. In somma, desen Bloet-raet hadde absolute macht over Edel ende Onedel, Geestelick ende Wereltlick, Magistraten ende Onderzaten. Duc d'Alba is hier door absoluyt Heere gemaeckt, want desen Bloet raet geheel aen hem dependerende, en deden niet sonder sijnen wille ende believe. Duc d' Alba met den Bloet-raet, dese sijne onbepaelde macht gebruyckende, heeft ons berooft van alle onse Ordinantien, Iurisdictien, Apellen, den Resorten, met voeten vertreden alle de Privilegien deser Landen, de Constitutien van de Ordre van den Gulden Vliese, de Privilegien van de Universiteyt van Leuven, by den Koningh selfs lijflicke besworen. Hy heeft verklaert, dat het al verbeurt ende vervallen was, ende dat dit Lant gehouden wiert als een nieuw geconquesteert Lant, daer in de Koningh ende hy, doen en ordonneren mochten, al wat haer beliefde ende goet docht.
Vader, nu gy van dese Bloet-raet spreeckt, hebbe ick u niet somtijts hooren spreken van eenige Artijckelen by dese Raet gecopieert, wilt my die noch eens verhalen?
Desen Raet heeft gemaeckt ende besloten, sekere Artijckelen, ende de overtreders der selfder wierde gestraft als begaen hebbende moetwille tegen 's Lants welvaren. Sy konden soo wijt getrocken ende uytgeleyt worden, dat'er schier niemant in dese Landen en was of hy en hadde (na de regel deser Wetten) verbeurt, was het niet lijf ende goet, soo was het weynighsten lijf ofte goet. De principale Artijckelen waren dese;
| |
| |
Dat alle Requesten by de Staten ende Steden van de Landen overgegeven, tegen de nieuwe Bisschoppen, Inquisitie, ende oock om te hebben moderatie der Placcaten, zijn conjuratien tegen Godt ende den Koning; in 't selfde Crimen ofte Feyt, waren dese Edele die supplicatie overgegeven hadden tegen d'Inquisitie ende Placcaten, met alle die gene die de selfde supplicatie gelaudeert hadden.
Item, alle de Heere. Edele Officieren, Provinciale ende subaltene Richters, ofte Substituten, die de nieuwe Predikatien, onder decksel van necessiteyt des tijdts, toegelaten hadden, ofte daer toe ooghluyckinge gedaen,
Desgelijcks alle de Heeren, Edele Officieren, ende andere, van wat qualiteyt sy zijn, die de eerste supplicatie der Edelen, de Predikatie, Beelde-stormen, &c. met raet ende daet niet wederstaen en hebben, &c
De History-schrijvers der Nederlantsche geschiedenissen, vermelden dat dese Artijckelen, nevens andere meer van de selfde soorte, gevonden zijn t' Antwerpen in de Kamer van den President Vargas, ende sijn stracks in openbaeren Druck uytgegaen, maer noyt geloochent ofte ontkent.
Vader ick hebbe wel hooren seggen, dat het groote kunste is groote macht recht te gebruycken, soude oock wel Duc d' Alba ende dese Bloet-raet tegens des Koninghs intentie, sijn authoriteyt misbruyckt hebben?
Daer op sal ick u bericht doen; De Koningh selfs heeft binnen Madril, Anno 1568. den 26 February, een seer grouwelicke, wreede, Diocletiaensche, ja Neronische Sententie, ofte Vonnisse, uytgesproken over de Inwoonders deser Nederlande, die alle condemnerende begaen te hebben Crimen laesae Majestatis, ende misdaen te hebben tegen 's Lants welvaren: ende heeftse derhalven, sonder aensien van geslachte ofte ouderdom, verwesen tot de straffen ende pijnen by den Rechten geordineert, tegen sulcke misdaders, dat is, dat sy verbeurt hadden lijf ende goet. Willende ende ordinerende sijne
| |
| |
Majesteyt (om door sulcke ernstige Sententie, exempel te geven, ende vreese te maken in toekomende tijden by alle Onderzaten) dat de straffen ende pijnen deser Sententie, sonder eenige hope van gratie ofte dissimulatien, haer volkomen effect souden hebben. Dit heeft Vargas bevestight, als hy sprack in quaet Latijn, Haeretici fraxerunt Templa, boni nihil faxerunt contra, Ergo, debent omnes patibulare; dat is, De Ketters hebben de Kercken gebroken, de goede hebben 't niet belet, Ergo, soo moet mense allegaer ophangen. Dit was een recht Barbaris argument, van eenen Barbarischen ende ongeleerden Mensche voortgebracht. Uyt kracht van het boven-verhaelde wreede vonnisse des Koninghs Philippi, zijn op den 5. Iuny Anno 1568. binnen Brussel door Beuls handen opentlick onthalst de Grave van Egmont ende Hoorn, als op den eersten ende tweeden dagh der selfder Maent binnen Brussel waren onthalst geworden, uyt last van Duc d' Alba, de beyde Vry-Heeren van Batenburgh, ende eenen Leeraer der Gereformeerde Religie, genaemt Cornelius van Mesen, ende sesthien Edellieden.
Vader, heeft dit wreet Vonnisse geen groote vreese onder het volck gemaeckt?
Ia het trouwens, onder alle soorte van Menschen, soo dat'er in korten tijt meer dan hondert duysent Huysgesinnen, van Edele, Koopluyden, Renteniers, Burgers ende Boeren, uyt dese Landen gevlucht zijn na Duytslant, Oostlant, Cleve, Embden, Vranckrijck ende Engelant, Etc. meestendeels door 't haestigh vluchten, in de handen der Leeuwen! latende hare Vrouwen, Kinderen, Huysen, Hoven, Meubelen ende Iuweelen, die gevonden zijnde, dadelick geconfisqueert zijn.
Maer Vader, beneffens dat dese goede Luyden haer lieve Vaderlant moesten derven, wierden oock daer en boven de goederen haer benomen?
Daer zijn Placcaten gepubliceert, dat soo wie eenige van der gevluchte Rebellen ofte Geusen goe-
| |
| |
deren wiste, dat hy die soude de Thresoriers ofte Overigheden aenbrengen, op straffe ende verbeurte, dat men de weerde der selfder, den swijger ofte heelder, soude doen betalen: Ende indien hy dat niet en vermocht te doen, soo soude hy aen het leven gestraft worden. Ende om hier des te beter toe mogen geraken, is den aenbrenger het derde deel belooft.
Maer hoe leefdemen doch met die, die sich niet in tijts op de vlucht en begaven?
Die niet in tijts vluchten en konden, zijn gevangen genomen, welcker getal soo groot is geweest, dat niet alleen die ordinarische gevangenissen met de selfde en zijn vervult geworden, maer men heeft oock over alle nieuwe gevangenissen moeten maecken: onaengesien, de selfde elcke reyse wierden ledigh gemaeckt met het uyt halen van een groote getal der onnoosele Menschen, diemen dagelijcks heeft verbrandt, verdroncken, geraeybraeckt, ja met seer groote, ende te voren noyt gehoor-
de tormenten, doot gepijnight: Onaengesien oock dat de Galgen ende in veel plaetsen, de Boomen op de wegen vol Nederlanders hingen, die by de Spaengiaerts even
| |
| |
soo weynigh geacht wierden, als sy eertijts de Americanen geacht hebben, de welcke sy by duysenden seer wreedelijck gedoot hebben.
Als ick dit hoore vertellen Vader, soo schijnt het of dit hangen, branden, by de Spaensche ende haren aenhangh met lust en yver sonder medelijden, toegegaen zy.
't Is soo, medelijden was'er soo weynigh als over een Hoen, daermen lust heeft van te eten. In dese tijden is hier in Nederlant vervult geweest, 't gene dat Christus heeft gepropheteert, seggende: De ure komt dat soo wie u dooden sal, die sal meynen Godt dienste te doen. Vele treffelijcke Burgers ende Kooplieden die vijftigh, tsestigh, tachtentigh, ja hondert duysent gulden rijck waren, heeft men de handen op den rugge gebonden, ende aen een Paert vast gemaeck, ende alsoo na 't Galge-velt gesleept, ende gehangen, somtijts niet soo seer om dat zy kennisse hadden van de Gereformeerde Religie: maer op datmen alsoo met behendigheyt soude geraecken aen hare Goederen.
Is 't wel mogelick dat Menschen tegen Menschen (ick swijge Christenen) soo gehandelt hebben?
Ia Soon, beweeght u dit soo seer (als 't wel billick is) soo sal u oock al ter herten gaen, 't gene ick u noch voorder verhalen sal. Daer is Anno 1577. eenen Griffier des Koninghs geweest in de Stadt van Doornick, genaemt Martyn Huttyn, die ten tijde van Ducq d'Alba Inquisiteur was, die van sijn eygenen Klerck aengeklaeght, ende overtuyght zijnde, heeft moeten bekennen, dat hy, gedurende zijnd Authoriteyt onder den Hertoge van Alba, veel valsche getuygen hadde uytgemaeckt, die veel rijcke lieden, soo wel Catholijcke als andere, beschuldighden van Ketterije, Wapenen gedragen te hebben tegen den Koningh, of in de Predicatie der Gereformeerde geweest te zijn, die daer over ontschuldighlijck zijn gedoodt, ende hare Goederen zijn geconfisqueert.
| |
| |
't Was doe ter tijt beter Balling te zijn, als in sijn Vaderlant te woonen, arm, als rijck, slecht en ongeacht, als van eenige aensien te wesen.
Seer perijckeloos was het in die tijden rijck te zijn, want de Spaensche Rhadamantus verdoemde die alder eerst, op dat hy haren Erfgenamen mochte worden, handelende even gelijck als Achab ende Jesabel eertijdts gehandelt hebben, die door valsche getuyghen Naboth lieten overtuygen, dat hy Godt ende den Koningh gelastert hadden, op dat sy actie mochten hebben hem te dooden, ende sijne Goederen te confisqueren. Dit was den Raet van Don Francisco de Lejua, die in den beginne der Nederlantsche Beroerten, uyt Vrankrijck aen de Regente van Parma schreef, dat men de principaelste deser Landen moeste ombrengen, ofte immers datmense moeste heel arm maecken.
Vader ick sal dit wel incorporeren: Zijnder noch eenige memorable stucken, het sal u gelieven die te verhalen.
Een stuck onder andere en kan ick niet onverhaelt laten: Dese wreede schelmerije is'er oock tusschen geloopen in die tijden: dat verscheyden Moordenaren, Straetschenders, Dieven, Etc. Die ter doot verwesen waren, van de Godloose Sipiers, Provoosten, ofte Baljouwen, heymelick zijn los gelaten om een stuck Gelt, ende hare namen heeft men gegeven desen ende genen onnooselen Menschen, die als Rebellen ofte Geusen beklaeght zijn, gevangen zaten, ende sy hebben moeten met haer Bloet der Schelmen schult ende straffe boeten. Soo Godtloos als de Heer was, waren oock sijne Knechten.
Vader ick hebbe u hier boven hooren spreken van het Concilie van Trenten, gelievet u bericht my doch, of dat, als komende van de Pausen van Roomen, niet over al aengenomen en is?
't Is welgedaen dat gy vermaent, het gene gy daer vraeght, is weerdigh om verhaelt te worden. De
| |
| |
Keyser Karolus V. heeft 't gemelde Concilium in dese Landen willen invoeren, maer de Staten, ja oock de Geestelickheyt selfs, hebben 't ongeern willen aennemen
Hoe komt het dat de Geestelicke sich geopponneert hebben? voornamentlijck, dewijl haer Religie daer in geconfirmeert wort?
De redenen van dese Oppositie, zijn verscheyden: maer de voornaemste is wel dese, dat de Paus in dit Concilie verscheyden puncten statueert, regelrecht strijdende tegen de Privilegien, Rechten, Statuten, ende gewoonelicke Proceduren, soo in geestelicke, als in wereltlicke Hoven. Daerom en is 't oock ten tijde des Keysers Karoli V. noyt in 't werck konnen gestelt worden. De Staten hebben de Publicatie des selfden afgebeden, ende Moderatie hier van te wege gebracht: maer Duc d'Alba in dese Landen gekomen zijnde, met sijne gewapende Spaenjaerden, heeft soo wel het Concilie van Trente, als de Inquisitie met gewelt, over al in dese Landen willen invoeren, ende volkomentlick doen onderhouden.
Zijn daer niet noch eenige die oock Papist zijn, ende evenwel dit Concilium refuseren?
Ia de Koningen van Vranckrijck, van de Pausen selfs de Alder-Christelickste genoemt, ende de Oudtste Sonen van den Apostolischen Stoel, hoe bittere Papisten zy geweest zijn, tot op desen Koning, soo en hebben sy evenwel het Concilie van Trente noyt willen aennemen, maer sy hebbender tegen geëxcipieert ende geprotesteert, als de Paus gewilt heeft, dat het in Vranckrijck soude gepubliceert ende onderhouden worden.
Soo schijnt het dan, dat dese Pausen niet alleen ten respecte van ons, die sy Ketters valschelick noemen, maer oock ten aensien van de Koningen, de Roomsche Religie omhelsende, sich groffelick vertasten, derhalven bidde ick u, dat het u believe my noch een diergelicke Exempel te verhalen?
Ick en sal kortheyts halven hier niet verha-
| |
| |
len, hoe, ende met wat redenen dat d'ander Provintien ende Steden van Nederlant geweygert hebben, dit Concilie aen te nemen, maer ick sal alleenlick met weynigh woorden het beschrijven, hoe noode ende ongeern, dat Uytrecht, (Uytrecht segge ick, in die tijden soo yverigh in de Roomsche Religie als Roomen selfs) dit Concilie heeft willen aennemen: Anno 1568. in April, heeft Duc d'Alba tot Uytrecht gesonden den President van Mecchelen, ende den Deken van Brussel, als Commissarisen van wegen de Konincklicke Majesteyt om den Aerts-Bisschop van Uytrecht te assisteeren, dat hy dit Concilie terstont soude doen Publiceren, ende de Decreten des selfden ter executie stellen, in sijn Diocaese. De Bisschop heeft binnen Uytrech doen vergaderen alle de Geestelickheyt onder sijn Bisdom resorterende, ende heeft de selfde ter presentie vande voorschrevene Commissarisen, voorgehouden, hoe dat de Hertoge van Alba van wegen de Konincklicke Majesteyt hem belast hadde, dat hy 't Concilie van Trente, in alle sijne Poincten ende Articulen soude ter executie doen stellen, volgende welck bevel, hy van meyninge was, ter presentie van de voorschreve Commisarisen, te Procederen tot datelijke executie van 't selve Concilie.
Durfde de Geestelickheyt hier tegen kicken?
De Geestelicke gaven voor antwoorde, dat sy bereyt waren de Decreten van 't Concilie van Trente te obidieren ende aen te nemen, soo vele belanght de Professie van 't Heylige Catholijcke Geloove, oock mede de Reformatie van de Abuysen van den Geestelicken staet, dan nopende de Poincten, rakende de Ordinarische Iurisdictie, ende eenige andere duysterheden, dat henlieden, geleden ontrent twee jaren, by de Hoogheyt van de Hertoginne van Parma, doenmael Gouvernante van de Landen, verleent was sekere Moderatie, die begeerde sy dat in hare kracht soude blijven.
Welcke is doch de uytkomste geweest van dese alteratie?
| |
| |
Alsoo de Bisschop des niet tegenstande, begeerde, volgende den last van de Hertoge, voorts te procederen tot volkome executie des voorschrevenen Conciliums, soo hebben die van de Geestelickheyt hare Gedeputeerde gesonden aen den Hertoge, ende hebben hem een lange Requeste in het Latijn overgegeven, verhopende dat sy Moederatie souden eerlangen: maer het was al te vergeefs, hy heeft haer voor Apostille gegeven, dat het des Koninghs wille was, dat de Decreten van het Heylige generale Concilie van Trente, poinctelick ge-executeert ende geobserveert soude worden, in alle sijne Koninckrijcken, Landen ende Steden, sonder Restrictie, Limitatie, oft eenige veranderinge, ende namentlijck in dese Lande, daer het meest van noode was. Immers sy wouden, of sy wouden niet, sy moesten obedieren, ende dit vervloeckte Concilie aennemen.
Vader, hier boven hebbe ick u hooren mentioneeren van de boose Raet van Don Francisco de Lejua: Oordeelende datmen ons behoorden heel uyt te putten, ofte arm te maecken: Is desen raet oock behertight?
Ick sal u hier in oock genoegh doen, ende verhalen hoe groote ende onverdragelijcke Schattingen men ons opgeleyt heeft, ende hoe groote sommen van Penningen men ons heeft uytgeperst. Wy Nederlanders (daer toe insonderheyt de Vlamingen seer mildelick Contribuerende) hebben den Koningh van Hispanien in het beginsel sijner Regeeringe, tot volvoeringe sijner Oorlogen in Vranckrijck (alhoewel de selfde niet en waren aengevangen om eenige oorsaken den welstant deser Landen aengaende) wel veertigh Milioenen Gouts, in negen jaren tijdt goetwillighlick gegeven, boven de gewoonlicke Schattingen ende sware Impositien die men jaer op jaer betalen most. Noch was den Koningh daer na geconsenteert een Schattinge van twee Milioenen Gouts alle jaren, ses jaren langh geduerende. Oock hadde Duc d'Alba een groote, ja ontelbaren me-
| |
| |
nighte van Penningen gemaeckt, uyt de groote ende menighvuldige Confiscatien van de Goederen der Princen, Graven, Heeren, Edele, Kooplieden, Burgeren, ende Boeren deser Landen. Hier en boven heeft hy noch durven eyschen, Den hondertsten Penningh van alle de roerlicke en onroerelicke Goederen hier in Nederlant gelegen. Ende daer en boven noch den thienden Penningh van alle roerlicke Goederen, soo dicwils als die soude verkocht worden, oock den twintighsten Penningh, van de verkoopinge van alle onroerlicke goederen t'elcker reyse alsy verkocht souden werden, sonder tijdt te noemen, hoe langen dat dit dueren soude! Sonder twijffel dit soude geduert hebben, soo lange tot dat wy geheel tot de Bedelsack souden zijn gebracht geweest.
Waer waren hier en tusschen de Staten, die het Lant voorstaen souden?
Hem wiert van de Raden van Staten, ende van de Finantien vertoont, wat swarigheyt dit causeren soude, soo om de nieuwigheyt, als om de gewichtigheyt deser sake, oock de swarigheyt en het Collecteren, mits het groote bedrog dat de Verkoopers hier in begaen souden, als mede dit dat de Landen (haer meestendeel met Koophandel generende) seer schadelick vallen soude, ja dat den Koophandel daer door geheel verjaeght soude worden: Oock dat daer mede alle Hant-wercken verdienen souden, ende sy souden oock dierder buyten Landts moeten verkocht worden, als tot noch toe geschiet was, 't welck dan een oorsake soude zijn, dat de Inwoonders vertrecken souden, gaende woonen in andere Landen, daer sy haren kost beter souden konnen verdienen. Ende alsoo souden alle Hant-wercken ende Ambachten, hier te Lande dagelicks verminderen, ja metter tijt geheel stille staen, tot merckelick nadeel, ja tot ruine ende ondergangh deser Landen, dewijl hare welvaert, ja leven, bestaet in Hant-wercken ende Koopmanschappen.
Ick hoore wel Vader, datter noch al Luyden
| |
| |
geweest zijn, die een goeden wille gehadt hebben, om den welvaert deser Landen te Procureren, ende dat het aen goede Remonstranten ende Remonstrantien, niet gemangelt en heeft?
't Is soo gy oordeelt, want beneffens dat ick verhaelt hebbe, wiert den Hertoge noch geremoestreert, hoe dat alle dingen door sware Impositien van den tienden Penning, hondersten Penning, Etc. grootelicks soude moeten verdieren, want vele Waren, eer sy konden volmaeckt worden, soo souden sy in stoffe of materialen, vijf, ses, ofte sevenmael, den thienden Penning betaelt hebben, als Laken, Saeyen, Maccaden, Tappeseryen, ende alle diergelicke Waeren, namelick eerst ten inkoope van Vlas ofte Wolle, dan het Garen, daer na den Wever, dan den Verwer, ten laetsten den kooper ende verkooper, ende soo voort, na datter veelderhande stoffe soude toegaen, ofte na advenant dat het dickmael ter marckt gebracht, ofte verkocht soude worden: Oock soo souden de omliggende Natie hare goederen in dese Landen te koope brengende dierder willen verkoopen, als sy te voren gedaen hadden, ten aensien van de ongelde die sy nu souden moeten betalen: Eenige geconsedereerde souden oock reden ende oorsake hebben om te klagen, dat de verhooginge aller Waeren ende Koopmanschappen, zy een inbreucke der Contracten ende Entrecoursen, pretenderende datmen haer behoorde te laten handelen in dese Landen, mits betalende, de oude gewoonlicke Tollen ende ongelden, Etc
Maer hebben alle dese redenen niet konnen te wege brengen de afschaffinge van den thienden, twintigsten en hondertsten Penningh?
Gantsch niet, alle de voorgestelde redenen, met noch veel andere schriftelicke Remonstratien der getrouwer Dienaren ende Goet-gunners des Koninghs waren te vergeefs: het was: Sic volo, sic jubeo stat Proratione voluntas, Dat is: want het ons alsoo belieft, Duc d'Alba antwoorde, dat hy hadde voorgenomen die in 't
| |
| |
werck te stellen, eer hy noch in 't Land gekomen was, wesende by Theoville, daer hy dit den Heeren van Berlaymont ende Noicarmes hadde geopenbaert. Derhalve soo en konde, noch en wilde hy sijne resolutie niet veranderen, men moeste hem hier in gehoorsamen: Hy woude sijnen wille volvoeren, al soude het onderste van Nederlant boven gekeert hebben. De Staten te Brussel ende elders hier op vergadert zijnde, ende die elke Provintie in 't particulier voor gehouden wesende, en maeckten geen groote swarigheyt van den hondertsten Peningh eens, voor alle te consenteren, maer baden dat men dan haer met den thienden Penningh niet en woude belasten. Maer met dese antwoorde was de Hertoge niet te vreden, hy schreef aen de Gouverneurs der Provintien, dat sy arbeyden soude, sijn begeerte ende eysch door te dringen. Eenige Provintien dreyghde hy, soo sy niet en wilden consenteren, soo soude hy Konincklicke authoriteyt gebruycken, dat is, hy soude met alle gestrenghigheyt voortvaren: want sijne Majesteyt wilde het in aller maniere geconsenteert hebben, haer te gelijcke verwijtende, dat sy qualick haer Officie gedaen hadden in de voorgaende troublen, ende dat de faute met den thienden Penningh moeste gerantsoeneert ende geboedt worden. Doch eenige beloofde hy, dathy sulcke Moderatie soude gebruycken in het inmanen van den thiende Penningh, dat hy daer mede alle swarigheden soude wechnemen, want het alles in sijne macht stont. Desen Man, die alle redelickheyt hadde afgeleyt, woude hebben dat men op sijn discretie ende redelickheyt sich soude verlaten.
Vader, welcke waren doch die Troetel-kinders, die hy soo goede woorden gaf?
Die van Henegou, Artoys ende Namen, heeft hy door Barleymont en Nicarmes, vriendelick doen aenspreken ende laten seggen, dat sy geen swarigheyt in het consenteren maken en souden, dat hy de executie van
| |
| |
den thienden Pennigh niet soo seer en socht als de gehoorsaemheyt, om de eere des Koninghs te bewaren. Door desen ende diergelicke dreygementen, beloften ende andere schalcke middelen, is 'er een half consent van de Staten soo wat heen uytgeperst.
Vader, hebbe ick u niet wel op andere tijden hooren verhalen, dat die van Uytrecht gantsch niet en wilden daer in verwilligen?
't Is oock soo. Die van Uytrecht en willden geensins consenteren, aenbiedende nochtans in de plaetse van den thienden, twintighsten, ende hondertsten Penningh, eerst twee-en-seventigh duysent, daer na hondert duysent, daer na hondert vijftigh duysent, ja eyndelick hondert vijftigh duysent Guldens, boven de twaelf duysent Guldens die sy alreets gegeven hadden. Ia oock boven wel hondert duysent Guldens, die sy korts te voren hadden te koste geleyt, om de Stadt ende Landen van Uytrecht, tot behoef van de Konincklicke Majesteyt, te bewaren ende verseekert te houden.
Heeft oock Duc d'Alba dit geaccepteert, ofte die van Uytrecht dit te goede gehouden?
Na sijn oude wijse: Hy en heeft van sijn voornemen niet willen wijcken, maer om die van Uytrecht te dwingen ende aen haer een exempel te statueren, heeft hy Anno 1567. den 21 Augusti, haer toegeschickt het geheele Regiment sijner Spaenscher Soldaten, van den Tertio de Lombardia, sterck zijnde thien Vaendelen, welcke hy binnen de Stadt van Uytrecht heeft doen logeren, soo wel op de geestelicke als wereltlicke Persoonen, want de geestelicke waren onwilliger dese Schattinge te geven (dan den Adel ende Burgers) meynende door dese middelen, die van Uytrecht tot sijn voornemen te brengen, ja te dwingen.
Waren oock die van Uytrecht constant in haer voornemen?
Niet tegenstaende dat dese Spaenjaerden op
| |
| |
tallicke vele fortsen, overlast, hooghmoet ende gewelt, ja dootslagen aen hare eygene Waerden of Patroonen, ende andere Persoonen binnen haer eygene Huysen ende voorschrevene Stadt, soo wel onder de geestelicke als wereltlicke bedreven, sonder dat daer over eenige straffe gedaen wiert: nochtans hebben sy dit alles patientelick gedragen, ende Duc d'Alba en heeft door dese middelen die van Uytrecht niet konnen dwingen, te consenteren de voorschrevene onredelicke, ende in dese Landen noyt gehoorde, onbillicke Schattinge: maer besloten eendrachtelick met patientie te verwachten ende te verdragen, al watter haer afkomen soude.
Hoe gingh het doch in Brabant toe?
Die van Brabant waren niet wel eens, doch vele hebben uyt vreese van den Tyran, ingewillight ende belooft te geven, 't gene sy nochtans wel wisten dat haer onmogelick was te betalen. Het uyt-geperste consent van sommige, heeft Duc d'Alba genomen een vrywilligh consent van alle. Die van Arthoys, Henegou, ende Namen, hadde alleen (om 't welstaens wille,) den eysch van Duc d'Alba geconsenteert, om andere Provintien daer toe te induceren, gelijck sy namaels opentlick verklaerden. Maer hadde Duc d'Alba volkomen Meeester van de Landen konnen worden, hy soude het haer ten vollen tot eenen helder toe hebben doen betalen.
Hebben die van Hollant niet daer toe gedaen?
De Borgemeesters van Amsterdam heeft hy gecondemneert in de boete van vijf-en-twintigh duysent guldens, om dat sy swarigheyt maeckten het Placcaet van den thienden ende twintighsten Penningh te doen publiceren. Doe sy hier van appelleerden aen den Hoogen Raet van Mechelen, kregen sy voor Apostille, Fiat sermo Ducis: Dat is: Doet dat u de Hertoge beveelt.
Daer 'tgewelt domineert daer wort 't recht onderdruckt: Maer indien 't u belieft soo verhaelt my noch eenige Particularia, belangende dese schattinge. Is noyt
| |
| |
Duc d'Alba gekomen tot Publicatie?
Ia hy, Anno 1571. den lesten Iuly, heeft hy die doen Publiceren, doch met eenige Moderatie, na sijn goetduncken suffisant, maer den Landen heeft hy geen contentement gegeven, maer sy hebben het gehouden voor een groote Tyrannye, daer mede men socht de landen arm te maken, ende als dan 't verarmde Volck ten lande uyt te drijven. Al watmen hem remonstreerde, was te vergeefs, selfs Viglius, Schetz, ende andere des Koninghs getrouwste Dienaren, en konden hem niet bemurwen, Hy antwoorde haer in gramschap, ende schrickelick sweerende; Hy woude den thienden Penningh executeren ende hebben, al souden alle de Landen verloren gaen, daer quame af wat het wilde, of het soude hem sijn leven kosten. Desen Tyran mochte wel met rechte voor sijn advijs voeren, des wreeden Bloet-honts Galigule, ende andere Tyrannen gemeen seggen:
Dat yegelick my haet, is my geen pijn:
't Is my genoegh gevreest te zijn.
Hy sprack oock opentlick, dat de Raets-Heeren, die de Landen stijfden tegen den thienden Penningh, behoorden voor Rebellen gehouden te worden, het gingh sijner Majesteyt hoogheyt, eere, ende reputatie aen, ende het was een quaet exempel, de subjecten toe te laten, met hare Princen te disputeren ende krackeelen, ende dat hy sulcke weygeringe, als een rebellije by de Bloet-raet wilde doen straffen, ende sulcke 't hooft voor de voeten doen leggen, met alle die het maintineren wilden.
't Schijnt na sijn seggen, dat sy al Vyanden des Koninghs waren, die na sijn woort niet voort en voeren; al sagen sy voor oogen de ruine deser Landen, ende de merckelicke schade die des Koninghs Hoogheyt over het Hooft hingh.
Ia soo is 't: oock verweet hy generalick (doch insonderheyt den Staten van Vlaenderen) dat haer groote genade geschiet was, dewijle sy niet min als Egmont
| |
| |
ende de Prince van Orangie, aen den Koningh verdient hadden. Hy seyde oock, dat hy niet en paste op der Provintien ende der Staten gepretendeerde Privilegien, ende principalick op de blijde inkomste van Brabant, die hy seyde, dat sy soo wel, als die van Uytrecht de hare, verloren ende verbeurt hadden. Hy heeft oock vermetelick derven de Staten toe-spreken ende seggen: Dat de Sonne ende Mane, eer haren schijn souden verliesen, eer hy den thienden Penningh soude missen.
Maer heeft hy oock ergens tot datelicke executie willen procederen?
Ia vryelick: te Brussel heeft hy willen aenvangen, door de Officieren die hy daer toe verordineert ende strictelick geauthoriseert hadde. Maer de Brusselaers hebben alle haer Winckels gesloten, niet willende yet verkoopen om niet schuldigh te zijn den thienden Penningh te betalen. De Backers en Brouwers en wilden noch backen noch brouwen, alsoo dat'er groote confusie al omme opstont, ende het scheen dat'er een desperatie onder het volck quam. Duc d'Alba hier op niet passende, maer willende evenwel par force voortvaren, heeft geresolveert tseventigh van de principale Burgers van Brussel, Anno 1571. by nachte in hare deuren te laten ophangen, om dat sy hem tegen waren. Om die te executeren, hadde de Officieren, ende Karel de Beul, volkomen last ende bevel ontfangen, ende sy hadden hare Stroppen ende Ladderen al veerdigh.
Arme Burgers, die om hare getrouwigheyt tot haer Vaderland, dus ellendighlick te sterven verwesen waren! Maer volghde de executie soo als het besloten was?
Neen: door Godts wonderbaerlicke beschickinge is de executie verhindert ende te rugge gebleven; want als den aenstaenden nacht dit soude geschiet zijn, soo is te Brussel de tijdinge gekomen, dat de Grave van der Marck den Briel in hadde genomen: welck verlies
| |
| |
des Briels, hem dede sien dat het tijd was wat sachtsinniger te procederen, als hy tot noch toe gedaen hadde.
Maer het geeft my vreemt, daer men te voren na Hispangien gesonden hadde, om den Koningh te waerschouwen van den staet deser Landen, dat men niet eens den Koningh daer van verwittight en heeft, als de saken dus desperatelick stonden.
't Is al geschiet. De Staten bevindende dat den Hertoge niet te bewegen noch te vermurwen en was, soo en hebben sy geenen beteren raet geweten dan eenige Gesanten aen den Koningh van Hispangien te senden, om noch eens te versoecken, of sy sijne Majesteyt dese sware onverdragelicke lasten konden afbidden. Duc d'Alba dit vernomen hebbende, heeft die gene die genomineert waren om tot den Koningh te gaen, met de doot gedreyght, indien sy voortreysden. Doch sy zijn evenwel gereyst, ende in Spangien aengekomen, alwaer sy buyten allen twijffel, qualick souden onthaeld zijn geweest, 't en ware dat stracks na haer afscheyt, hier in Nederlant groote veranderinge gevolght ware door het innemen van den Briel, Vlissingen, ende andere plaetsen, 't welck oock, met het gene dat'er gevolght is in Hollant ende Zeelant een oorsake geweest is, dat Duc d'Alba voor dat men de scherpe inmaninge van den tien ende twintighsten Penningh liet berusten, vreesende dat hy dit geheele spit soude in de assche wenden, indien hy soo rigoreuselick woude voortgevaren hebben, als hy begonnen hadde.
Maer 't is vreemt, dat de Staten ende Ingeseten des Lants, haer soo opstinatelick hebben gestelt tegen den Koningh ende Duc d'Alba, om het betalen van den thienden, twintighste, ende hondertste Penningen, daer sy doen dese voorledene Iaren ongelijck swaerdere lasten gedragen hebben, geduerende den krijgh tegen den Koningh. Want in Hollant, ende andere Geunieerde Provintien, zijn de lasten heel hooge ende swaer.
't Is soo gy seght: de lasten vallen seer swaer,
| |
| |
Broodt, Vleys, Boter, Kaes, Wijn, Bier, Zeepe, Zout, Laken, Grof-greyn, Saey, Borat, Smaliekens, Linnen, ende Wollen: ja Hout, Turf, Kolen, Assche, al moet het geven ende sijnen last dragen: het is al geef, geef, daer is oock niemant vry van, Dat Impost Compos, dat cum custode sacerdos. Maer Sone, of het geschiede dat ghy oock t'eenige tijd tot de Regeeringe beroepen wierd, soo moet gy leeren onderscheydt maken, tusschen de lasten die wy nu dragen, ende die burden, welcke ons de Spaenjaert meenden op den Hals te leggen. De schattingen die wy nu betalen, zijn Bede ende consenten, Men vraeght de Magistraten ende Vroetschappen, of het haer belieft, dese ende gene nieuwe swarigheden in te willigen: Maer de Koning van Hispaengien besluyt in sijnen Raet, wat hem goet dunkt, ende dat beveelt hy sijnen Onderzaten strictelick te betalen, geen andere redenen daer van gevende, dan dese: Want het my alsoo belieft, soo groot onderscheyt dan, als'er is tusschen vrywillige consenten, ende wrevelmoedige impositien ende exactien, even soo groot onderscheyt is'er ook tusschen de schattingen dewelcke de Onderzaten heden ten dage betalen in handen van de Staten, ende die, welcke men den Koning moet betalen.
Vader dit onderscheyt versta ick nu, maer is'er geen onderscheyt meer?
Vryelick, let op het eynde, daer tot het gelt geaccordeert ende geimployeert word, soo suldy bevinden, dat het verschilt als dagh ende nacht. Wy brengen onse vrywillige Schattingen op tot Fortificatien onser Steden en Schansen, om den vyant der ware Religie, onses lijfs, onser Privilegien uyt het Lant te keeren, wy betalen Accijsen, Imposten, Tollen en Licenten, om met de Penningen te houden, Ruyteren en knechten, die de Spaensche roede breken en branden: maer onse Voorzaten moesten eertijts, ende de Overheerde Provintien, och lacy! moeten rechtevoort, groote schattingen ende
| |
| |
sware Impositien opbrengen, tot bouwinge van Kasteelen, Block-huysen, ende andere Forteressen, die anders niet en zijn, als Nesten der Tyrannen, uyt dewelcke den Onderzaten alle schade is komende, sy moeten groote sommen van Penningen geven, om te hueren ende in esse te houden, de Roeden, Bijlen, stocken ende geesselen, daer mede de Spaensche Tyran haer is pijnigende, quellende, ende onder de voeten houdende.
Dit onderscheyt is notabel, ende voorwaer de Onderdanen die haer eygene welvaert, Religie, lijf, goet, Privilegien, ende Vryheyt behertigen, ende aen d'ander zijde haten der vreemder slavernye, die zijn schuldigh geern ende goetwillighlick te contribueren, ende den Overigheden allerley Schattingen te betalen, als tot haerder eygene welvaert streckende. Maer dewijle gy de Kasteelen by de Vyant getimmert, noemt de Tyrannen nesten, ende seyt daer by, de gesubjungeerde Provintien daer toe moeten contribueren, soo bidde ick u bewijst my dit met Exempelen?
't Gene gy hier spreeckt van den schuldighen plicht der Onderdanen, dat behaeght my sonderlinge wel, yeder een van wat Staet of Conditie dat hy is, behoorde geern ende vrywilligh te contribueren ende te betalen, de lasten die de Ed. Hoogh. Mog. Heeren Staten den Landen opleggen, om daer mede aen te nemen ende te gagieren, Ruyteren ende Knegten, om te vechten voor de Religie, Lijf, Goet, Privilegien ende Vryheyt, ende om de vreemde Tyrannen uyt te weeren: Wat het tweede punt belanght, daer in wil ik u oock contenteren: Die van Antwerpen, onaengesien sy groote sommen van penningen by den Koningh te achteren waren, soo hebben sy evenwel tot opbouwinge des Kasteels aen hare Stadt, moeten geven de somme van vier hondert duysent guldens. De Burgers hebben oock moeten alle behoeffelickheden op het Kasteel brengen, ende onder andere 13. oft 14. hondert Bedden: Ende dies niet tegenstaen-
| |
| |
de, soo zijn sy evenwel in de Stadt altijdt met Garnisoen beswaert gebleven. Als nu het Kasteel gereedt ende volmaeckt was, heeft de Hertoge al het Geschut ende Amonitie, de Stadt toekomende, op 't Kasteel laten voeren, sonder dat yemant van de Magistraet daer dorste tegen spreken. De Keyserlicke, ende door de Werelt vermaerde treffelicke Stadt van Antwerpen, heeft moeten hare Necke buygen onder eenen Sanchio d'Avila, Gouverneur van het Kasteel, die een gemeyn Soldaet, ja Trommel slager geweest was, voor hem hebben de E. Heeren des Magistraets, ja de beste van het Lant moeten staen met den blooten hoofde.
Hebdy noch eenige exempelen hier toe dienende?
Die van Amsterdam hebben den Hertoge moeten beloven tweemael hondert duysent Guldens, op datmen haer met geen Kasteel beswaren en soude, op andere plaetsen daer dese ondragelicke exactien niet geschiet en zijn, daer heeftmen de Burgers door andere middelen uytgezogen.
't Gene wy tegenwoordighlick vrywilligh contribueren, ende 't gene Duc d'Alba met alle sijne Schattinge ons woude uytperssen, verschilt het vele van den anderen, of hebt gy die Calculatie noyt gehoort?
Ick meynde dat de consenten (of wat namen sy anders hebben) welcke wy Vrye Nederlanders heden ten dage geven, nergens na soo hooge en loopen, als die souden beloopen hebben, die Duc d'Alba ons heeft willen afpersen. Want de Schattinge des hondertsten Penninghs alleen (ses jaren langh geconsenteert op hope dat den thienden Penningh te rugge soude blijven) na sommiger Calculatie, alle jare op gebracht heeft, 12. Milioenen Guldens oft hondert en twintigh Tonnen Gouts: sal de geheele Somme al de lasten, die dese Landen nu tot haerder defentie jaerlicks opbrengen, veel meer bedragen? geswijge, dat dit maer dueren en sal, soo lange als het de hooge noot, dat is de bescherminge der Religie, on-
| |
| |
ser Privilegien, onse Vrouwen ende Kinderen, onser goederen, ja onser lijfs ende levens vorderen ende nootsakelick vereyschen sal. Maer van der Spaenjaerden onverdragelicke lasten, en souden wy noch onse kinderen, in der eeuwigheyt niet zijn ontlast geworden.
Maer heeft desen gesworenen Vyant onses Vaderlants, geen andere middelen gebruyckt om ons uyt te zuygen?
't Schijnt dat Duc d'Alba gevreest heeft dat het met de middelen noch al te lancksaem soude toegaen, daerom heeft hy noch andere middelen, om ons tot de uyterste armoede te brengen, in het werck gestelt, namelick die Tyrannissche Confiscatien van de Goederen der gener die uyt het Lant vluchteden van wegen sijne Tyrannije, of dien hy eenige Actie op wierp, als wy hier boven gehoort hebben dat Martijn Huttijn, Inquisiteur meermaels gedaen te hebben, bekent heeft. Welcke goederen al te samen, na luyt der lijsten, die hy den Koningh heeft over gesonden, bedroegen ongevaerlick tachtentigh Tonnen Gouts alle jare, d'een tijdt min, d'ander tijdt meer. Hier onder en zijn noch niet gestelt noch getelt die groote plucken, die hy voor hem selven heeft behouden, (welcke sonder twijffel niet geringe en waren) noch oock de veel duysenden, welck sijne Officiers ende Executeurs stilswijgende, onderslagen ende verduystert hebben.
Maer hy heeft immers die discretie gebruyckt, dat hy betaelt heeft de Renten gaende uyt de geconfisqueerde Goederen?
Laet u niet voorstaen dat eenige billickheyt by desen Wolf te vinden was, hy heeft soo Barbarisch gehandelt inde Confiscatien, dat noch Geestelick, noch Wereltlick, noch Weduwen, noch Weesen, arme Gods-Huysen, of Gast-Huysen, noch Leproos-Huysen, Wees-Huysen, noch Heylige-geest-Huysen, die deughdelicke ende gehipoteceerde schulden op der gebannen
| |
| |
ende ge-executeerden Goederen hadden, eenige betalinghe noch uytgaende Renten en konden krijgen, mar hy heeft 't Vleysch ende 't nat tot sich genomen, sonder eenige lasten of uytgaende Renten te betalen, uyt die Goederen die hy aensloegh, ende confisqueerde. In somma men heeft geweygert, hoemen geweygert heeft, hy heeft in ses Iaren tijts de Landen uytgeperst niet veel weyniger als twee en vijftigh Milioenen Gouts. In welcke somma noch niet gerekent en zijn, de twaelf hondert duysent Guldens, welcke de Koninginne van Engelant de Nederlantsche Kooplieden in Engelant woonachtigh ende traffiquerende, heeft doen opbrengen om hare subjecten te rembouseren; de schade welcke Duc d'Alba haer gedaen hadde, den selfden te Antwerpen afnemende haer Goederen ende Koopmanschappen.
Zoon. Ik geloove wel Vader, dat gy meer diergelicke rancken op de Register hebt, die hy gebruyckt heeft tot onderduckinge van ons alle, wilt die doch ook verhalen?
't Sal geschieden; Duc d'Alba heeft de Landen grootelicks beswaert ende uytgeteert, met veel onnut ende onnoodigh Krijghsvolck, daer mede hy de Binnen-lantsche Steden beset heeft. Sijn Soldaten heeft hy altemet twintigh, vier-en-twintigh, ach-en-twintigh Maenden onbetaelt gelaten, alsoo dat de Steden (om niet geplundert te worden) dit vreemt gespuys hebben moeten onderhouden, ofte sy moesten met hem, ofte met sijnen Sone Don Frederico, accorderen ende afkoop maken, om van dese boose Boeven ontslagen te worden, 't welck dan oock geen geringes en koste. Oock soo is dit meermaels geschiet, dat by gebreke van de Soldaten te betalen, deselfde sonder discipline liepen met allen moetwille, de goede Inwoonderen der platte Landen dreygende, slaende, beroovende, plunderende, de Vrouwen ende jonge Dochters verkrachtende, ende andere vele diergelicke stucken bedrijvende.
Zoon. Vader, de hayren staen my te berge, als ick u
| |
| |
hoore dese dingen met sulck eenen yver vertellen! Niet-te-min bidde ick u, vaert voort, op dat ick incorporerende die wreede ende onmenschelicke stucken der Spaenjaerden, haer Tyrannije des te meer schouwe ende hate.
Sone, naest de vreese Godes, en recommandere ick u geen dingh soo seere, noch so hoogh, als de gedachtenisse der Spaensche wreetheden, die tegen onder, ende onse Compatriotten bedreven zijn. Vele schoone ende dieversche Dorpen, als Katwijck op Zee, Zantvoort, Al-
phen, Wassenaer, Rensburgh, Warmont, Voorschoten, ende alle de andere langhs de Zee-strant, hebbense geplundert, ende daer na afgebrant. Sy hebben Vrouwen en Dochteren geschent, in tegenwoordigheyt der Vaderen, ende der Mannen, ja sy dwongen deselfde dat aen te sien, ende als'er yemant was die haer tegenstant dede, soo riepen sy strack Spania, Spania, ende richten een Moort aen. Op sommige plaetsen hebben sy de bevruchte Vrouwen den buyck opgesneden, ende de vrucht haers Lichaems vermoort. Sy hebben in sommige plaetsen de Mans levendigh het vel ofte de huyt afgestroopt, ende hebben de selfde over hare Trommelen gespannen. Andere heb-
| |
| |
ben sy met kleyne vyeren langhsaem gebraden, ende verbrant. Eenige met gloeyende tange doot genepen.
Maer is dit Duc d'Alba bekent geweest, ofte ter ooren gekomen?
Twijffelt daer niet aen, 't is geschiet met sijnen weten, ofte immers en heeft hy geen straffe daer over gedaen, maer ge-excuseert, als wesende orinarie vruchtten des krijghs. Ia men heeft over de oorsaken gesocht, om met tergen 't Volck tot rebellye te brengen: Want de Koningen zijn onderwijle blijde, tot dat hare Onderzaten (voornamelick die Privilegien hebben boven andere) tegen haer Rebelleren, om door hare Rebellije quansluys oorsake te hebben, hare Privilegien te onderdrucken als in't Koninckrijck van Arragon, geschiedt is, 't welck oock de Spaenjaerden hier te Lande niet en verswegen, maer seyden opentlijck, dat sy daer na verlangden om oorsake te hebben de Landen te Plunderen, ende de menighte des Volcks te vernielen, ende als nieuw geconquesteerde Landen te houden, gelijck sy in America ende India gedaen hebben.
Dit zijn immers seltsame stucken. Nu en geeft het my geen wonder Vader, dat gy in den aenvangh deses gesprecks, Godt den Heere soo dancket van wegen de verlossinge deser ellende.
Ia Soon 't en is noch niet gedaen, den tijt sal my ontvlieden, eer my de materie ontbreken sal, hoort toe.
Is'er niet te Vlissingen by den Gouverneur Pacjeco, doe hy daer gevangen wert, een Biljet gevonden met vele namen, soo van Edele, als van de voornaemste Burgeren, die men uyt last des Hertoghs, in verscheydene plaetsen soude vermoort hebben, om alsoo met eenen schrick den thienden Penning, ende andere stucken door te dringen?
Te Brussel, zijn ten tijde van sijn Regeeringe, boven de hondert ende dertigh Burgers van de Spaenjaerden tot dieverse tijden, uyt enckele moetwille, omgebracht, ende ellendelick vermoort.
| |
| |
Binnen Gent, in eenen gemaeckten oploop der Spaenjaerden, zijn tusschen de tsestigh ende tseventigh Burgers vermoort, ende stracks daer noch veel Mannen ende Vrouwen.
Te Yeperen, werden eens 22. Burgers doorschoten, ende vele gequetst, dewijle de Beuls doende waren, om eenen Godtsaligen Predikant van 't leven te berooven.
Te Doornick, in een twist tusschen de Garnisoenen der Stadt ende des Kasteels, twee Spaenjaerden dood blijvende, hebben d'andere geroepen hare gewoonlicke loose, Spania, Spania, ende zijn op de Burgers gevallen, vele der selfde dootslaende, andere jammerlick quetsende, immers die arme burgers moesten 't gelag betalen.
't Is wonder dat dese rasende Beesten, de dooden hebben laten rusten.
't Is veel anders, de begraeffenisse der dooden, die selfs by de Barbaren ende Heydenen eerlik geacht is, ende ongeschent blijft, dien heeft Duc d'Alba niet ongeschonden gelaten, maer hy heeft vele doode Lichamen, na dat sy ettelicke dagen, ja maenden waren begraven geweest, doen opgraven, ende onder de Galge slepen, hangen ende verbranden, om dat sy sonder haer te Biechten, of sonder het Sacrament te ontfangen, gestorven waren. Maer als hy de waerheyt soude gesproken hebben, het was hem te doen onder sulck pretext hare Goederen te confisqueren.
Zoon. Ick hoore wel hy heeft lichtelick een stock weten te vinden, om den Hont te slaen?
't En heeft hem hier niet aen gemangelt. Echte luyden heeft hy van malkanderen doen scheyden, om dat sy in de Gereformeerde Gemeynte getrouwt waren. Veel schoone rijcke Vrouwen, die van hare Mannen genomen ende ontrooft waren, heeft hy sijne Soldaten ofte Trauwanten gegeven, tot hare ontucht ende haer goet tot eenen roof. Hy heeft laten vermoorden, oock somtijts by forme van Iustitie laten ombren-
| |
| |
gen, de Vrouwe die hare Mannen, of de Kinderen die hare Ouders in haren uytersten noot, met eenen penningh waren te hulpe gekomen, ja die haer gevluchte Vrienden met eenen Brief getroost hadden.
Te Mastricht is't geschiet, dat eenen Vader gedoot wiert om dat hy sijnen Sone, die om de Religie gevlucht, ende lange buyten Landts geweest was, eenen nacht geherberght hadde. Een ander Man is gedoot, om dat hy een arme Weduwe (wiens Man om de Religie gedoot was) een weynighsken Korens tot een Aelmoesse gegeven hadde.
So was't ook al een dootsonde een aelmisse te geven?
Laet het u niet vreemt geven, dat dien, die vol ondeughts was, geen deught in eenen anderen en heeft konnen lijden. Eenen anderen heeft hy laten ombrengen, om dat hy sijnen Vrient in Engelant wat Gelts gesonden hadde. Vele eerbare Vrouwen, om dat sy hare Mannen, die om de Religie gevlucht, ende daer na gebannen waren, geherberght hadden, heeft hy haer goet prijs gemaeckt. Alsoo dat eenige eerlicke, ende eertijts wel hebbende lieden, genootsaeckt waren, uyt armoede achter Lande te gaen bedelen Hy heeft ontheylight het Sacrament des Doops, door dien hy de Kinderen, die wel ende Wettelick in de Gereformeerde Kercken gedoopt waren, heeft doen herdoopen, 't welck is strijdende tegen de decreten der Oude Concilien.
Maer wat seyden de Magistraten hier op?
Hy heeft de Magistraten der respective Steden, gedwongen ter executie te stellen, de Sententien in den Bloet-raet uytgesproken, over de persoonen, die om de Religie ter doot verwesen waren, onaengesien dat de Magistraten niet en waren geweest, by de examinatie der saken, noch oock Sententie niet en hadden helpen geven.
't Is nochtans conscientie werck, een Vonnisse des doots uyt te spreken, tegen een Persoon die gy niet weet, of goet, of quaet gedaen heeft. Ick vreese, sy sullen
| |
| |
qualick varen, die ten uytersten dage niet en sullen weten voor te brengen, als Duc d'Alba heeft het ons bevolen.
Gy spreekt wijsselick, maer hoort al voorder toe, om tot het eynde van Duc d'Alba regeringe te komen.
Te Rijssel, als eenen Spanjaert een eerlicke Vrouwe woude verkrachten, ende haren Man met twee naburen haer sulcks verhinderden, soo hebben sijne medegesellen geroepen, Spania, Spania, en hebben den Burger met sijn geburen, gevangen genomen, ende hebbense als Rebellen en Oproermakers gelevert in handen van de Magistraet: den selven dreygende, indien syse niet stracks metter doodt en straften, dat sy de Stadt wouden in brant steken: soo dat de Richters, tegen haer wille ende danck, twee van dese haer Borgers, stracks moesten laten ophangen, ende den derden gesselen, ofte anders souden die wreede Wolven stracks alle de Borgers aengevallen ende vermoort hebben.
Te Doornick, hebben sy by schoonen lichten dage (het Huys met gewelt opbrekende) de Weduwe van de Poortier, met haer Dochter ende Nicht vermoort, meynende eenen grooten Schat by haer te vinden. Waerover geen ander straffe en geschiede, dan dat dese Moordenaers versonden wierden in een ander Guarnisoen.
Veel licht in een beter, ende alsoo wiert de schelmerije beloont.
't Kan alsoo wesen, want het waren knechten na des Heeren herte. Te Bergen in Henegouwe heeft hy tegen sijnen eedt ende contract, eenen grooten hoop Borgeren opgehangen, De goede Burgers van Haerlem, moesten voor Alckmaer pionieren, daer over haerder vele om den hals quamen: Als men hem voorhielt, dat dit was tegen de belofte die hy gedaen hadde: Antwoorde hy, dat hy haer wel belooft hadde, dat hyse niet en soude dooden laten, maar niet, dat hyse in den dienst des Koninghs niet gebruycken en soude. Soude in 't particulier verhalen, al watter gepasseert is, het soude te
| |
| |
langh vallen. Want wat ellende en heeft desen Tyran niet bedreven in vele andere Steden, als binnen Valencijn, Oudenaerde, Dermonde, Zutphen, Delfs-haven, &c. Daer hy geen manieren van plunderen, rooven, moorden, ophangen, Vrouwen verkrachten, ende allerley moetwilligheden ende overlasten, en heeft vergeten noch nagelaten. In somma, al wat andere Tyrannen hebben durven Droomen of dencken, dat dorst Duc d'Alba doen, ende in het werck stellen: Alle de ondeughden die in vele andere Turcken, Heydenen, Etc. geweest zijn, ofte geschenen hebben, die zijn in eenen Duc d'Alba allegaer, ende daer toe noch op het hooghste geweest, soo dat hy in ondeugden volmaeckt en uytnemende geweest is.
Zoon. Vader, de onmenschelickheyt van desen Bloethont, hebbe ick nu uyt verscheydene Exempelen gehoort, maer ick hebbe noch weynigh gehoort, dat in Hollant, ende eenige andere Provintien geschiet zy, het gene den Vlamingen ende Brabanders wedervaren is. Derhalven soo bidde ick u, wilt doch daer van in 't particulier wat voorstellen, indien by haer yets diergelijcks geschiet is.
Onse Nabueren ellende hoort ons oock al ter herten te gaen, doch ick wil u genoegh doen op u vrage van Hollant, ick sal alleen sommige exempelen uytkiesen, om haest uyt de vervloeckte Regeeringe van Duc d'Alba te geraecken, op dat gy daer na oock weten meught, hoe andere Gouverneurs na hem gecommandeert hebben.
Te Rotterdam, is 't geschiet, dat de Spaengiaerden als vrienden zijn ingelaten, nochtans hebben sy aldaer tusschen de drie ende vier hondert Burgers vermoort. Daer na hebben sy alle moetwille bedreven, met de Burgers der selfder Vrouwen ende Dochters. Sy hebben gebruyckt alle de licuntie ende ongeregeltheden, diemen soude konnen bedencken, met dreygen ende slaen, de Burgeren afperssende, al wat sy wouden hebben, soo dat voor geluckigh geacht wierden, die, dewelcke in het
| |
| |
in-nemen der Stadt doodt ghebleven waren.
Maer lieve Vader, wat is'er gevolgt op al dese wreede handelingen?
Vele Steden zijn den Tyran afgevallen, in Gelderlant, Hollant, Zeelant, Vrieslant, Over-Yssel, &c. ende hebben haer begeven onder de goedertierene bescherminge van den Prince van Onrangien, die de Wapenen in de handen genomen heeft, lijf en goet wagende voor den welstand deser Landen, onder wiens vleugelen sich begeven hebben, vele van de beste Steden der voorgenoemde Provintien, de Burgers ofte Inwoonders der selfder, liever willende van honger ende kommer sterven, ofte door de scherpte des Sweerts omkomen, dan haer wederom te stellen onder de gehoorsaemheyt van Duc d'Alba, gelijck in sonderheyt dit gebleken heeft aen Leyden, Haerlem, Alckmaer, Naerden, alwaer vele Menschen van honger ende kommer gestorven zijn, gedurende den tijdt die sy van Duc d'Alba zijn belegert geweest. Vele hebben mannelick tot der doot toe gevochten, ja eenige hebben haer selfs doorsteken, doorschoten, verdronken, Etc. liever dan sy wouden vallen in de handen der Spaengiaerden, by dewelcke sy wel wisten dat geen genade te verwachten en was.
Het moeste wel een onmenschelicke wreetheyt zijn, om dewelcke te schuwen, die Luyden den doot selfs kosen, soeckende de doot, opdat de Spaengiaerts haer niet verslinden en souden.
Ick geloove dat 'er in die tijden Menschen geweest zijn, dien der Spaengiaerden onmenschelicke wreetheyt bekent was, die wel haest uyt onverduldigheyt gesproken souden hebben, gelijck eertijts sommige Indianen, welcke van de Spaengiaerden veroordeelt zijnde, ende na het vyer gaende om levendigh verbrant te worden, ende in 't gaen van de Mis-papen vermaent wesende, dat sy 't Christelicke geloove souden aennemen op dat sy saligh mochten worden, ende in den Hemel
| |
| |
komen, daer sy dus in de Helle varen souden. Sy hebben gevraegt, waer de Spaengiaerden voeren, in den Hemel of in de Helle? De Mis-Priesters antwoordende: dat de Spaengiaerden, als wesende Christenen, in den Hemel quamen; Soo hebben die arme Armericanen geantwoort, dat sy dan in den Hemel niet en begeerden te komen, maer veel liever in de Helle varen wouden, op dat sy geheelick van die moordadige Natie der Spaengiaerden, souden mogen gevrijet zijn, ende gevrijet blijven.
Vader, ick hoore het wel dat wy het niet alleen en zijn die klagen?
Neen in trouwen, maer luystert voort hoe het te Leyden toegegaen is. Als de Stadt van Leyden rontsom te Lande, ende te Water belegert was, ende seer benouwt, soo hebben eenige uyt het Spaensche Leger geschreven, aen de Belegerde, ende hebben haer vermaent, dat sy haer in tijts souden overgeven, in de handen des Koninghs, haer belovende datter nu noch genade was voor haer te verkrijgen, maer indien sy het uyterste wouden afwachten, soo en souder geen genade zijn, maer sy souden al te samen vervallen in d'uyterste ellende. Eenige vrome Burgers, hebben uyt de Stadt haer Belegeraers dese antwoorde wederom gegeven: Gy fondeert al uwe redenen, op onse hongers-noot, ende dat het onmogelick is om te ontsetten: Gy noemt ons Honden ende Katten eters, Maer ons en ontbreeckt noch geen Victualie: Gy hoort immers de Honden, Koeyen, ende Peerden in onse Stadt bassen, loeyen ende neyen. Maer indien wy noch ten langen laetsten gebreck van Victualie hebben, so hebben wy noch eenen slinckeren arm, dien willen wy op eten, den rechteren behoudende, om den Tyran, met u lieden sijnen Bloetddorstigen hoop, van onse mueren te keeren. Ende soo gy immers daer na ons te geweldig mochtet vallen, ende Godt de Heere ons, om onse menighvuldige sonden, in uwe handen woude geven, (vertrouwende zijnder Barmhertigheyt, dat hy het niet doen en sal) soo en willen wy nochtans daerom van
| |
| |
sijn heyligh Woort ende waerheyt niet wijcken, noch ophouden onses Vaderlants Vryheyt te verdedigen: ja wy willen liever (inden uytersten noot, vervallen zijnde) onse Stad selve in Brant steken, dan dat zy u te nutte soude komen, ende dat wy uwe slaven souden werden. Het is ons veel lijdelicker, met de Machabeen in den strijt om te komen; dan sulck een jammer aen ons volck ende Heylighdom te sien, als uwen moetwil, ende Bloetdorstigheyt over onse conscientie ende Lichaem soude brengen.
Dit was immers een brave ende couragieuse antwoorde.
Soo vol moedts waren wy doe ter tijdt, ja de Vrouwen selfs, hebben hare Mannen, om die te spreken ende te doen, gemoedight ende gesterckt. De exempele der wreetheden binnen Naerden, Zutphen, Mecchelen, Haerlem, (spraken zy) gedencken ons noch al te wel, maer insonderheyt en boven al, is te roemen de Resolutie ende kloeckmoedigheyt van Pieter Adriaensz. Burgemeester binnen Leyden, tot den welcken als sommige Burgers quamen, hem voorhoudende haren grooten hongersnoot, meenende dat hy hier door beweeght soude worden, te raden, ende spreken, tot overleveringe van de Stadt in handen der Spaenjaerden, soo heeft hy haer aldus geantwoort: Siet lieve Mede-burgers, zijt gy met mijn doot te helpen, neemt mijn lichaem, snijt het in stucken, ende deelt het onder malkanderen, soo wijt en soo verre als het strecken kan, ick ben des getroost: maer ik en sal nimmermeer raden noch consenteren, dat men de Stadt sal overleveren, in de handen der Bloet-dorstige Spaenjaerden.
O weerdige Burgemeester, onder sulck eenen Burgers! O weerdige Burgers onder sulck eenen Burgemeester! Och of Godt gave, dat wy veel dusdanige Mannen nu noch heden ten dage hadde, in alle Collegien ende Kameren der hooge ende leege Overigheden! Maer Vader, hebt gy noyt gehoort ofte vernomen, hoe veler Menschen Bloet, dat desen wreeden Bloet-hont, hier in Nederland wel gesopen heeft?
| |
| |
Op dat gy, ende een yeder met u, des te grondelicker verstaen meught, wat eenen wreeden verscheurden Wolf dat Duc d'Alba hier in Nederlant geweest is, ende hoe groote oorsake dat alle verstandige hebben, de Spaensche Natie (als wesende vyanden der ware Religie ende onses Vaderlants) te haten, soo sult gy weten dat desen Bloet-hont, staende op sijn vertreck uyt dese Landen na Spaenjen, heeft over Tafel geroemt van de getrouwe diensten die hy den Koningh gedaen hadde in dese Landen: tot bewijs, waer van hy dit
onder andere verhaelde, dat hy wel achtien duysent ende ses hondert Menschen, (Edele, Onedele, Arme, Rijcke, Ionge ende Oude, Weduwen ende Weesen, Mannen ende Vrouwen, oock jonge Maeghden van allerley qualiteyt) hier in Nederlant, by forme van Iustitie, door handen der Beulen hadde doen dooden, ende dat binnen den tijdt van ses Iaren, geduerende sijne Dominatie ofte Regeeringe in deselfde, uytgesondert noch die duysenden, die door sijn Soldaten in Oorloge, of in het Prive, of in Poelen, waren omgebracht, welcker getal wel thienmael grooter is. Men heeft eenige
| |
| |
Tyrannen gevonden, die veler Menschen bloet vergoten hebbende, daer van naderhant berouw ende leetwesen gehadt hebben: maer Duc d'Alba heeft geroemt ende geglorieert van sijne wreetheyt ende Bloet-stortinge in Nederlant aengericht. Hy is 'er even soo moy ende moedigh op geweest, als eertijdts Vollelus Messala, die een groot getal treffelicke Mannen in eenen dagh onthalst hebbende, midden onder de dooden wandelende, ende de handen uytslaende, geroepen heeft, O Konincklicke daet!
Soo is 't wel te gelooven, dat hy oock al Dienaeren gehadt heeft na sijn Beelt gefatsoeneert, die hem in sijne boose stucken gesecondeert hebben?
't Is alsoo, eenen quaden Heere, en onbreken nimmermeer quade Dienstknechten.
Welcke zijn doch wel de voornaemste geweest?
Daer is geweest eenen Mr. Iacob Hessels, Raets-Heere in den Bloet-raet by Duc d'Alba geordineert, die gemeenlick in de Rechts-banck sittende te slapen of sluymeren, terwijle men de gevangene in groote getalle om de Religie bedinghde, ende ter doot verwees. Wanneer het aen hem quam, om sijn gevoelen te seggen, ende hy daer over gevraeght wiert, antwoorde hy gemeenlick (den slaep uyt sijne oogen wisschende) Ad Patibulum, ad Patibulum: dat is, Aen de Galge, aen de Galge. Soo luttel wercks maeckte hy van der vromen Christenenleven.
Zijnder noch eenige andere geweest van deselfde humeuren?
De Baljouw Visch, en was niet een hayr beter, 't welck dit Exempel sal te kennen geven. Hy heeft neffens andere vrome Luyden binnen Yperen gevangen laten setten, eenen welgestelden treffelicken Man van Godts velde genaemt Hendrick de Crous, tot den welcke hy op een Sondagh (als hem eenigh van sijne Vrienden in de Gevangenisse waren komen besoecken, ende
| |
| |
wat met hem ontbeten) uyt sijn eygen authoriteyt eenen Biecht-vader ende Beul gesonden ende geschickt heeft, ende liet den gevangenen aenseggen, dat hy terstont sterven moeste, eer des Bisschops van Yperen Misse uyt soude wesen. Desen vromen Man versocht sijn Sententie te mogen sien. Item, soo lange respijt, dat hy sijn Vrouwe ende Kinderen noch eens mochte spreecken: maer ten mocht hem niet gebeuren, hy wiert stracks binnen Yperen op de Marckt gehangen, tegen dat de Bisschop uyt de Kercke quam. Hier mede heeft desen Baljouw doen blijcken, sijnen yver tot de Roomsche Catholijcke Religie, ende tot den dienst des Konings.
Dat waren immers rechte Dienaren als de Meester. Maer waer laet gy Vargas, dien gy hier boven als den voornaemste genoemt hebt?
Ick en hebbe hem niet vergeten, de kloeckste Soldaten komen onderwijlen lest. Desen Fielt, President zijnde van den Bloet-raet, pleegh te klagen, dat de al te groote sachtmoedigheyt des Koninghs ende den Duc d'Alba, de Nederlanders bedorven hadde. Hoedanigh was doch dese sachtmoedigheyt? Dat qualijck yemandt sijne Goederen voor Duc d'Alba, ende sijnes Krijghsvolcks gierigheyt, sijn Vrouwen ofte Dochteren voor haer onkuysheyt, sijn leven door hare bloetdorstigheyt, konde bevrijden.
Vader, alle de stucken die Duc d'Alba hier te Landen bedreven heeft met sijn Dienaren, soo gy vertelt hebt, zijn boven mate grouwelick: Maer het geschiedt wel onderwijle, dat groote Princen qualick gedient worden, soude dan Duc d'Alba alle dese grouwelicke wreetheden wel bedreven hebben door des Koninghs bevel? Ick hebbe wel hooren vertellen, dat de Koningh heeft mispresen, het gene dat Duc d'Alba hier gedaen heeft, ende dat hy in Spaenjen komende, niet seer vriendelick onthaelt is geworden?
Groote Princen desavoneren dickwils veel
| |
| |
dingen, om datse niet geluckt en zijn gelijck sy verhoopten: daer en is oock niet niet aen te twijffelen, of de Koning heeft een hertelick misnoegen daer aen gehadt, dat Duc d'Alba soo qualick tot sijn pretensien konde geraken: maer dat sijn maniere van procederen, den Koningh aengenaem zy geweest, blijckt, dewijle hy selfs de Sententie te Madril heeft uytgesproken, namelick, dat alle de Staten, Princen, Graven, Steden, Edele, Onedele, in somma, alle Nederlanders hebbe gecommitteert de grouwelicke sonden van beyde Laesae Majestatis; dat is, dat sy voor Godt ende den Koningh verdient hadden, aen lijf ende leven, goet ende bloet, gestraft te worden. Willende dat dese Sententie, volkomelick soude uytgevoert worden, na sulcke ordre ende maniere, als den Fiscalen der Nederlanden soude aengeseyt worden
Maer hoe mocht die den Paus van Roomen behagen?
De Paus Pius de vijfde, heeft Anno 1565. sijnen Legaet Korolum de Ebuli, aen Duc d'Alba hier in Nederlant gesonden, met Brieven, in dewelcke hy hem noemden sijnen welbeminden Soon, ende hy schonck hem een seer kostelick gouden Sweert, ende een Hoet, met eenen kostelicken Hoet-bant, met veel kostelicke steenen beset, alles belesen, geconsacreert, ende gewijt, daer mede hy hem vereerde, als eenen seer kloecken Voorstander ende Beschermer der Roomsche Religie, ende Verdrucker der Ketteren. Dese gaven ende geschencken, en soude de Duc d'Alba niet gekregen hebben van den Paus (die liever wat neemt, als hy geeft) 't en ware dat hy sonderlinge welgevallen aen sijne wreetheden gehad hadde.
't Is vreemt (daer doch alle dese Landen soo veel gelegen is) dat noch den Keyser, noch andere Koningen ende Princen, voor ons, by den Koningh van Hispaenjen geintercedeert en hebben?
Ia Sone, 't is al geschiet, maer 't gemoedt des Koninghs ende sijner Raden, was soo verbittert, dat hy
| |
| |
door geene Requesten, Remonstrantien, ofte onderdanige Beden der Staten, ofte Heeren deser Landen, ja oock des Keysers, sijnes Soons, sijner Huysvrouw, ende anderer meer, en is konnen vermurwet, noch versoet worden: Ia, hy heeft treffelicke Heeren, die als Ambassadeurs uyt dese Landen gesonden waren in Hispaenjen, om hem onderdanighlick te bidden, dat hy sachtmoedelicker met dese Landen woude handelen, wreedelick gedoot ende om den hals gebracht, gelijck ick hier boven verhaelt hebbe. De lessen ende onderichtingen der bloetdorstige Iesuyten, vinden te veel plaetse by die Koningen ende Tyrannen, die doch tot bloetstorten ende wreetheyt geneygt zijn. Eenen Iesuyt, genaemt Cornelus Callidius Chrisopolitanus heeft in een van sijn Boecken den Koningh van Hispaenien desen raet gegeven.
Als'er een, twee, ofte drie van de voornaemste Steden, die den aengebodenen Vrede ende genade verworpen hebben, sullen ingenomen zijn, soo moet de Koningh daer sulcke straffe ende strengigheyt (om niet te gebruyken de woorden van onmenschelijcke, ende meer dan Barbarische ende Beestelicke wreetheyt) oeffenen ende gebruycken laten, tegen alle ende eenen yegelick, van den kleynsten tot den groosten toe, sy hebben het verdient ofte niet (alhoewel dat dese woorden hart schijnen) dat men niemandt en verschoone (noch aen en sie sijnen ouderdom, staet of qualiteyt, het zy Man of Vrouwe, het zy een Kint, of jonck van jaren, men moet met niemant medelyden ofte barmhertigheydt hebben:) Maer soo handelen, dat aen yeder die het hoort vertellen, de ooren tuyten, dat haer Lichaem schudden ende beven van schrick ende vreese, dat hare ledematen zidderen, ende hare hayren te berge staen, dat haer het gelaet ontvalle, dat haer aensicht bleeck ende dootverwigh worde. Op dat anderen eenen schrick ende vreese aengejaeght worde,
Uyt dit verhael kan ick ende een yeder lichtelick afnemen, dat Duc d'Alba geweest is een Man, na des Paus, der Iesuyten, ende des Koninghs herte: hadde
| |
| |
sijn wreetheyt den Koningh mishaeght, hy en soude den Koningh niet durven onder d'oogen komen hebben.
Gy oordeelt na der waerheyt, ende ick voege daer by, dat gy die, de welck den Koningh soecken te bevryden, als onschuldigh aen des Hertoghe van Alba wreetheyt, moet houden onder 't getal van gecorrompeerde Pluymstrijckers, als daer zijn die hem noemen Optimum Principem, dat is den besten Prince: ende Delicias generis humani, dat is, 't vermaeck van de Werelt. Wat Duc d'Alba aengaet, hy is geweest een Geessel die de Koningh diende om ons te slaen. Als yemant eenen Bloetdorstigen Wolf send, in eenen Schaepsstal, die doet dat immers dat hy de Schapen soude verbijten en verscheuren, want hy wel weet, dat des Wolfs natuere daer heen wilt. Alsoo oock, als de Koningh van Hispanien Duc d'Alba in dese Landen gesonden heeft, als eenen Wolf tot de onnoosele, ongewapende Schapen, met volle macht om ons te tracteren na sijnen wille ende believen, dat en is immers nergens anders toe geschiet, dan om ons te vernielen ende te verscheuren: want sijne Bloetdorstigheyt was al de Werelt door vermaert, eer hy in Nederlant quam.
Heeft hy dan noch eenige andere Natien sijnen aert getoont?
Ia, hy is geacht ende gehouden geweest voor een van de Belhamers, ende voornaemste Autheurs van de groote ende jammerlicke verwoestinge van het groote Lant, ende Volck van America; daer sulcke wreetheyt bedreven is, dat Bartholomeus de Las Cesas, Bisschop van Chapa, expresselick uyt Indien gekomen is, om den Keyser ende den Koningh te klagen, over de onmenschelicke wreetheden welcke de Spanjaerden aldaer bedreven. De Historien getuygen oock, dat desen Duc d'Alba, den Keyser Karolus de vijfde, heeft geraden tot de strengigheyt, gebruyckt aen die van Gent, Anno 1540. en hadde het na des Moortstichters wille gegaen, de
| |
| |
Keyser soude die van Gent al veel wreedelicker getracteert hebben gehadt, als hy gedaen heeft. Hy heeft oock den Keyser Anno 1556. aengehitst tot de Oorloge in Duytslant, ende tot het vasthouden des Lant-gravens, tegen sijn belofte. Hy heeft oock den Koningh altijdt tot het wreetste ende quaetste geraden, in die saken de Nederlanden betreffende.
Hoe is hy doch in Spangien onthaelt, ende hoedanigh is sijn eynde geweest?
Wat aengaet sijn onthalinge by den Koningh, na dat hy van het Nederlantsche Bloet-badt wederom in Spaengien gekomen was, voorwaer dat is soodanigh geweest, dat yeder wel heeft konnen sien ende verstaen, dat hy niet gedaen en hadde buyten last ende instructien, maer dat hy den Koningh eenen seer aengenamen dienst gedaen hadde: want hy en is niet alleen by sijne Majesteyt gebleven in gewoonlicker aensien, maer hy, ende Don Ian Indiaques, eenen Man van deselfde humeuren daer Duc d'Alba van was, zijn geworden ende voortaen gebleven, principale Raets-heeren des Koninghs: noch heeft de Koningh Duc d'Alba Velt-overste gemaeckt, in het conquesteren van Portugael, daer hy oock geen kleyne Moorderije begaen heeft over sijne eygene Natie: Een Exter en kan haer hippelen niet laten, eenen Wolf blijft eenen Wolf, waer men hem brenght. Desen wreeden Tyran, is binnen Lisbona gestorven, aen een langhduerige Koortse, Anno 1582 den twaelfden December, dit Epitaphium ofte Grafschrift, past op hem;
Si fas caedendo Coelestia scandere cuiquam,
Mi soli caeli maxima Porta patet.
Dat is:
Soo 't Hemelrijck door Moorden wort gewonnen,
Soo sal immers ick daer in komen konnen.
Eerwaerdige Vader, tot nu toe hebdy my wijt-
| |
| |
loopigh verhaelt, wat onder de wreede ende onmenschelicke Regeeringe van Duc d'Alba, sich toegedragen heeft, het welcke, metter hulpe Godes, ick in mijne memorie indrucken sal, om van de Spaensche Natie hier uyt te oordeelen, maer dewijle gy my de gantsche geschiedenisse verhalen wilt, verklaert my doch in den aenvangh, of oock de navolgende Gouverneurs soo onmenschelick Getyranniseert hebben? Heeft men noch al voorders de hondertste, twintighste, Tiende-Penningen gevordert? Het branden, hangen, confisqueren, Vrouwe-schenden, heeft 'et noch al gecontinueert? Het Concilium van Trente, d'Inquisitie, &c. heeft men die oock willen bevorderen, ofte zijn dese dingen gelijckelick te rugge gebleven?
't Is my lief, dat ick eens uyt die wreede regeringe van Duc d'Alba geraeckt ben, om u nu voorders te contenteren, ende volkomentlick van uwes Vaderlants saken, te onderrichten, soo bekenne ick wel, dat de naestvolgende Gouverneurs, niet soo onmenschelick gehandelt en hebben, als wel Duc d'Alba, maer ick voege dit daer by, 't welck u staet aen te mercken, dat de tijden wat verandert zijn. Nu voortaen heeft het eene mes het ander te rugge gehouden. Dat van de dadelickheyt soo groot niet en is geweest, als ten tijde van Duc d'Alba, dat en is niet na gebleven, om dat de Spaenjaerden goedertierender zijn geworden, als sy eertijts geweest zijn, maer by faute van macht: Wy hebben wat luchts beginnen te scheppen, ja Duc Alba selve heeft begonnen (als men in een gemeyn spreeck-woort seyt,) in de laetste jaren Water in sijnen Wijn te doen, na dat veel Steden hem afgevallen, ende de Prince van Oraengien, Hooghloflicker Memorie, toegevallen waren.
Soo en behoeven wy haer dan niet te dancken voor haer redelickheyt?
Neen, neen, maer wel Godt onsen genadigen Vader, die helpt als alle menschelicke hulpe ontgaet, om alleen lof, prijs, ende danck daer van te hebben. Om dit
| |
| |
recht te verstaen, let op mijn verhael. Voor eerst segge ick, 't heeft de Vyant aen macht, ende niet aen wille ontbroken, 't eene zweert heeft 't ander in de scheyde gehouden. Want de Hollanders, Zeeuwen, ende Water-geusen, (soo men die noemde in die tijden,) hebben flanckeringe ofte tegenweer gedaen, sy hebben hangen met hangen betaelt, selfs niet verschoonde Pacieco Mastro del Campo, ende Opperste Ingenieur, zijnde Maeghschap van Duc d'Alba, den welcken die van Vlissingen by sijnen besten hals hebben opgehangen, ende andere diergelieke groote meesters meer. Duc d'Alba hadde seven-en-vijftig, van de treffelicke mannen van Haerlem gevangen ende ter doot verwesen, ende hy haddese met eenen grooten hoop Krijghs-lieden, van Haerlem, t' Amsterdam laten brengen, om haer te doen executeren, maer de Bloedt-verwanten ende Vrienden des Graven van Bossu, (die des maels te Hoorn gevangen zadt), hebben sulcks belet, alsoo de Grave haer ontboden hadde, dat soo lief als sy sijn leven hadde, sy maken soude, dat dese verwesene Burgers weder te Haerlem gebracht, ende beleefdelick getracteert wierden.
Soo is dese gevangenisse den vrome Burgeren wel te passe gekomen?
Dese gevangenisse, is hare verlossinge ende behoudenisse geweest, ende niet alleen deser, maer sy is oock oorsake geweest, dat de Spaenjaerden den Edele Heer van S. Aldegonde, niet en hebben wreedelick gedoot doe sy hem te Maselants sluys gevangen, ende t' Uytrecht op het Kasteel Vreden-burgh gebracht hadden, daer hy langen zadt. De Prence van Orangie, heeft Ioncker Diederic Sonoy, Gouverneur van het Noortsche Quartier, last gegeven, dat men den gevangenen Grave van Bossu, ende d'ander Spaensche gevangene, die te Hoorn zaten, even sulk tractement soude aendoen gelijk hy hoorde dat den Heer van Aldegonde aen gedaen wiert
Waer d'eene verliest, daer wint den ander, 't is
| |
| |
sonder twijffel de rechte wijse geweest, om de Spaenjaerden, (die oock voor haer huyt vreesen, soo wel als andere menschen) in den toom te houden, sy hadden 't goet te winnen, doe sy alleen speelden.
De Heere hebbe lof in eeuwigheyt, dat sy noch ten laesten een contre-party gekregen hebben, want het is eyndelick door de goedertierenheyt Gods, soo wijt gekomen, dat de Prince van Orangie, hooghloflicker memorie, met de Ed: Mog: Heeren Staten, meer ende beter Landen ende Steden hier in Nederlant, onder haer gebiedt hebben gehadt, dan de Koning van Spaengien met de sijne, soo dat het in die tijden, die op den Regeeringe van Duc d' Alba gevolght zijn, geweest is: Met sulcke mate als gy meet, sal u weder ingemeten worden. Heeft den Spaenjaert macht gehadt, om eenen Predicant van het leven te berooven, wy hadden macht om haren Geestelicken hondert van gelijck te doen. Konden sy thien goede Borgers ofte Inwoonders der Vereenigde Nederlanden, om den hals brengen, ofte in de gevangenissen pijnige, ofte op onmogelick rantsoen setten: men konde het aen dese zijde noch veel beter doen.
De Wolven zijn dan Wolven gebleven, maer d'onnoosele Schapen, hebben honden ende goede wakers bekomen, diese verdedight hebben.
Soo is 't dat des Konings gemoet, ende sijner Spaenjaerden wille, steets geweest zy, ende noch is, om ons, ende onse alle leet, ongemack ende schade toe te voegen, alle wreetheyt over ons te plegen, ons bloet te zuypen, alle haer daer in te baden, onse Privilegie te vernielen, onse vryheyt in slavernije te veranderen, Etc. Dat en heeft niet alleen gebleken, aen de wreede daden der Gouverneurs, die Duc d' Alba gevolght zijn: Maer dit weet doch, ende kan een yeder wel oordeelen, die der Spaenjaerden bloetdorstigen ende wraekgierigen aert, ende gemoet bekent is. Soo weynigh als het Laken, 't welck in de Wolle geverwet is, sijn coleur kan verschieten, soo
| |
| |
weynigh als eenen Moriaen ofte Moor, sijn swartigheyt , eenen Luypaert sijn vlecken kan verliesen, ja soo weynigh hebben wy te vermoeden, dat de Spaenjaert sijn bloet-dorstig ende wraeckgierigh gemoet sal veranderen.
Vader, wie is doch na Duc d'Alba gesuccedeert in 't Gouvernement?
Don Loys Requesens, groot Comandador van Castilien, eenen Spaenjaert, geweest zijnde Gouverneur van Milanen, is in het Gouvernement deser Landen gekomen, ende Duc d'Alba is met eenen stanck gescheyden, den tweeden dagh Decembris 1573. Latende de Landen vol onrust, Oorloge ende ellende, die hy ses Iaren te voren, in vrede ende welstant gevonden hadde.
Hadde Don Loys ergens te voren sijn Ridderlicke daden getoont, eer hy in Nederlant gesonden wiert?
Geene andere Ridderlicke daden, dan dat hy leelick befaemt was, als hebbende korts voor sijn komste in Nederlant, de Moren in Granaden, meer met oneerlicke schalckheyt, dan met Mannelicke vromigheyt, ofte door Wapenen, gedwongen: soo dat dese Landen in de plaetse van de Draecke ofte Leeuw, nu gekregen hadden, eenen Vos, Hyne, of Crocodille.
Hoe na heeft desen met schoon gelaet aengevangen?
Don Loys in sijn Gouvernement getreden zijnde, heeft sich laten verleyden, dat hy in de Regeringe der Landen niet doen en woude, dan met raet, advijs ende believen der Staten. Door dit locke-broot, heeft hy gemeent de Landen eerst een groote somme Penningen af te locken, tot betalinge ende willig-makinge sijner Soldaten, die vast over al onwilligh ende oproerigh waren, om datse nu lange geen, ofte immers weynigh Gelt gekregen hadden. Waer mocht doch gebleven zijn, al dat Gelt en goet, d'welck soo korts te vore Duc Alba den Landen hadde uytgeperst?
Maer heeft hy oock tot sijne pretentie konnen komen?
| |
| |
Geensins. Als de Landen onwillig ende weygerigh waren hem sijnen eysch te geven, soo beloofde hy de Duytsche Colonellen, Polwyer, Fronsberger, Focker, Oversteyn, ende Hannibal, dat hy haer woude betalen met de confiscatien ende de domeynen der Landen, haer gevende tot onderpant veel goede Steden, als Dendermonde, 's Hertogenbosch, Nimmegen, Reurmonde, Deventer, Campen, ende meer andere, alwaer de goede Burgers dese hongerige Wolven moesten in haer huyse nemen, kost ende dranck geven, ende noch gelt daer toe, ende dat eenen geruymen tijt geduerende. Don Loys weynigh Gelts uyt Spaenjen krijgende, ende nu niet alleen de Duytsche ende Walen, maer oock de Spaenjaerden, na de victorie op Moockerheyde, Gelt eyschende, soo heeft hyse laten na Antwerpen trecken, alwaer sy datelick hebbe doen blijcken (gelijck Champigni ende andere, Don Loys genoeghsaem adverteerden) dat sy de Stadt souden dwingen al haer achterstedigheyt te betalen.
Maer heeft Don Loys voor dese treffelicke Stadt niet gesorght?
Ick swijge dat hy 't verhindert soude hebben, ter contrarie soo heeft hy 't wel ernstelick bevordert, doch seer listelick sich veynsende; Hy heeft gedacht door dese muyterije, die van Brabant ende andere Provintien te doen contribueren, soo veel als 't hem believen soude, hy was selfs binnen de Stadt, als de Gouverneur van 't Kasteel belaste, dat Champigni met sijn Krijghs-volck (Guarnisoen houdende in de Stad) ende dat oock alle de Duytsche Compagnien, uyt der Stadt souden vertrecken, op dat als dan de Spaenjaerden des te beter soude mogen haren moetwille drijven. De Spaenjaerden zijn ontrent drie duysent sterck in slag-orden van 't Casteel in de Stadt gevallen, met het grootste ende vreesselickste getier datse maken konden, met Trommelen ende Schieten, roepende Dineros, Dineros, Walones foura, foura, Veillacos: dat is, Gelt, Gelt, 't gat uyt Walen, 't gat uyt Burgers. Sy
| |
| |
hebben de Marckt ende het Stadt-huys tegen de nacht ingenomen, ende vielen met thiene, twaelf, twintigh te gelijcke in de naeste ende best-gelegen Huysen, sonder aensien van Persoonen: ende sy hebben haer met het alderleckerste, ende op het alderbeste doen tracteren, gelijck sy wel konnen. Sy hebben voorts den geheelen nacht groot geschrey ende getier gemaeckt, met Trommele, Schieten, roepen ende dreygen, als rasende Duyvels langs de straten loopende, kloppende, bellende ende slaende op de Deuren, als of sy het al hadden willen vermoorden: Alsoo dat vele swangere Vrouwen uyt schrick ende vreese, voor haren tijt bevallen zijn; vele zijnder oock van verschrickinge ende benauwtheyt gestorven: Vele Burgers zijn des anderen daeghs, met Wijf en Kinderen ter Stadt uytgeloopen, latende alles staende daer het stont.
Dit is een ongehoorde insolentie, in sulck een treffelicke Stadt.
Noch en hebdy het eynde niet gehoort. Als sy eenen Eletto ofte Oversten verkoren hadden, soo hebben sy met al haer Trommelen een Publicatie gedaen, uyt den name des los Zignores Soldatos, Dat is: Van wegen de Heeren Soldaten, dat Champigni met alle sijne Walsche Soldaten, binnen 24. uren uyt de Stadt soude vertrecken, op pene van met gewelt verjaeght te worden. 't Welck Champigni (sich op het Oosters-huys vast makende) geweygert heeft te doen, hy en soude het oock niet gedaen hebben, 't en ware dat Don Loys selfs hem sulks expresselick belast hadde. Soo haest als de Walen uyt der Stadt geweken waren, soo hebben dese Signores Soldatos, den Magistraet de sleutelen der Stad afgenomen, ende sy hebben alle de Poorten beset met wacht van hare Complicen, noch al continuerende met loopen ende tieren door de Stadt, om de Burgers noch veel grooter benauwtheyt aen te brengen, dan sy alreets waren. Men heeft haer gepresenteert thien Maenden in Gelde, ende noch vijf Maenden aen Wollen, Linnen, ende zijde La-
| |
| |
kenen: maer het en holp al niet, sy riepen eendrachtelick, tot dat sy heesch geworden waren: Todo, todo, todo, denieros y non palabras: dat is, Al, al, al, gelt ende geen woorden. Des volgenden nachts liepen sy wederom als Duyvels, donderende op de Poorten, Deuren ende Vensteren, de Bellen van de Huysen in stucken treckende, schietende door de Vensters in de Huysen, ende roepende:
Fuora, Fuora. Veillacos.
Dat is:
Her uyt, Her uyt, Burgers.
Maer waer toe dient doch dit getrommel, getier, geraes? Etc. Wat eyschte de Commandador?
Hy eyschte vier hondert duysent Gulden, in ganckbaren Gelde, welcke Penningen de Magistraet ende Burgerije moesten opbrengen, souden sy van dese quade Gasten ontslagen worden, die alle dage t'onderhouden, meer dan ses duysent Guldens kosten: want dese Seignores Soldatos, en wouden naeuw anders dan Wijn drincken, ende moesten alle Maeltijden daer versch gezoden ende gebraden hebben, ende niemant en was hier vry van, noch Bisschop, noch Marck Grave, noch Burgemeester, noch Geestelick, noch Wereltlick. Desen overlast ende dagelicksche onkosten, duerden van den 26. April Anno 1574. tot Pinckster dagh, op welcken dagh, als sy allegaer kostelick gekleet waren in zijde, fluweel, ende van gout-blinckende, als grooter Heeren ende Meesters, soo hebben sy van den Commandador een generael Pardon uytgebracht, van alles dat sy gedaen hadden, d'welck met een solemnele Misse, in de groote Kercke is bevestight geworden.
Sy hadden goet te domineren op het gestolen goet. 't Is vreemt dat de kloecke Burgers van Antwerpen, desen hooghmoet hebben konnen dulden?
Wat soude sy doen? De Spaenjaerts hadden haer de handen gebonden, sy moesten al haren trots lijden; Daer was te deser tijdt een Spaenjaert binnen
| |
| |
Antwerpen, genaemt Salvatera, die op sijn opper-koussen dese woorden in Borduer-werck heeft laten schrijven: Castigador de los Flamencos: dat is, Ick ben der Vlamingen, ofte Nederlanderen, Tuchtmeester.
Heeft desen Commandador niet anders uytgericht?
Hy hadde vele ende verscheyden aenslagen, soo op Noord-Hollant, als op Bommel, Gorcum, Loevesteyn, ende andere Plaetsen meer, maer sy en hebben hem geluckt, de Hollanders ende Zeelanders, waren hem te kloeck, sy en toefden nu soo lange niet, tot dat hy haer quam besoecken, maer sy vielen selfs aen sijn Volck, ende besprongen sijn Schapen waer sy konden of mochten, door de hulpe Godes ons Heeren haer sulcken afbreucke doende, dat het geenen tijdt voor den Spaenjaert en was op sijn Duc d'Albens te procederen, sy moesten haer bloetdorstigh gemoedt al vry dapper toomen, ende hare klaeuwen inhalen, tot dat sy beter gelegentheyt ende grooter macht souden bekomen hebben.
Hebbe ick niet van een Pardon gehoort, doen ter tijdt gepubliceert?
Ia, de Koningh heeft in dit Iaer 1574. een Pardon laten publiceren, meynende daer mede de herten der Inwoonderen deser Landen wat te versachten: maer alsoo alle verstandige wel merckten, dat het nergens anders toe streckende en was, dan om alle goede Patriotten het net over het hooft te trecken, soo en heeft hy door het selfde geen groot voordeel gedaen: weynigh uytgewekene zijn daer op wederom in 't Lant gekomen; het is hier mede gegaen, gelijck d'Apologus van de Katte ende Muys verhaelt.
Vader, soo het u belieft, vertelt doch dese Apologum.
Na dat de Katte langen tijdt gegaen hadde om den roof der Muysen, soo hebben eyndelick die arme Dierkens tot haer versekerheyt sich in haren Holen ont-
| |
| |
houden: maer de Katte siende, dat haren roof ophielt, door dien het nu de Muysen bekent was, dat sy haren gesworenen vyant was, soo heeft de Katte desen wegh bedacht, sy veranderde hare gewoonelicke stemme, sy trock een religieus Kleet aen, sy liet haer een kruyne scheren, ende aldus opgepronckt zijnde, gingh sy wandelen, ontrent ende na by de Holen der Muysen, merckende dat de Muysen, die somtijts haer Hooft met der haest uytstaken, evenwel geerne in haer Holen bleven, als noch altijdt het quaetste vreesende, soo heeft sy dese selfde aldus aengesproken;
Quod sueram non sum Frater, Caput aspice tonsum.
Dat is:
'k En ben de selfde niet, mijn Broeders uytverkoren,
Die 'k eertijts ben geweest, siet doch ick ben geschoren.
Quansuys nu penitentie doende, om het onnoosele bloet, dat sy eertijdts verstoort hadde. Eenige van de licht-geloovighste ende onbedachtsaemste Muysen, dit hoorende ende siende, zijn uyt getreden, maer sy wierden terstont van de Katte opgesnapt. Daerom als de Katte naderhant in dien schoonen schijn wederom quam, om de Muyskens uyt te locken uyt hare Holen, soo en wouden sy niet te voorschijn komen, maer antwoorden,
Cor tibi restat idem, Non tibi praesto fidem.
Dat is:
Wy en gelooven niet uw' uyterlick gelaet,
Want u Muys-gierigh hert, u nimmermeer verlaet
Desen Apologus past seer wel op 't gene dat gy te voren verhaelt hebt, dat in plaetse van eenen Leeuw, in dese Landen gekomen is een Crocodillis, beyde soeckende te vernielen en verslinde, maer op verscheydene wijsen.
Soon gy oordeelt als het is: 't Is wel Ephraim tegen Manasse, ende Manasse tegen Ephraim: maer beyde
| |
| |
tegen juda: sy en soecken anders niet dan ons gelijckelick uyt te roeijen, ende Godts Kercke geheelick te verdelgen, het zy met gewelt of pracktijcke, door list, ofte verraderije.
Vader ick bidde u wilt doch voort vertellen, hoe desen Don Loys geprocedeert heeft?
In de maent Iunius zijn de Staten der Landen te Brussel beroepen geweest, alwaer de Commandador wederom ge-eyscht heeft twee Melioenen Iaerlijcks, ende den twee hondertsten Penningh, ende meer andere beswaernissen: het welck de Staten des Lants afgeslagen hebben, klagende over de moetwille der Soldaten, ende bewijsende datter na soo veel geven, den Landen alle Iare meer verderfs was overkomen, waer door het haer nu onmogelick was meer te geven
De sake aldus hier te Lande staende, soo is 'er in Spaenjen een groote Armade toegerust, die onder het beleyt van Don Pedro De Merendis, na Nederlant soude gekomen hebben, om geheel Hollant ende Zeelant te conquesteren, daer toe veel Nederlantschen, Engelsche, ende andere Piloten (tot groote kosten) gehuert waren: maer Don Pedro de Merendis, haestelick door de hant des Heeren van de doot geslagen, ende als een ontbijten verteert zijnde; ende mits dat den Commandador sijnen aenslagh op de Mase misluckt was, ende hy korts groote schade van Schepen en Volck op de Schelde by Antwerpen geleden hadde, als oock, om dat die van Zeelant op hare hoede waren, soo is den aenslagh te niet gegaen: maer dit dient evenwel om aen te wijsen, dat het herte der Spaenjaerden, altijdts is en blijft geneyght, om ons te beschadigen; ja gemeenelick als sy schoonst spreken, Pardon publiceren, Vrede of Bestant maken, soo gaen sy op het uyterste swanger, met moorden, branden, verdelgen en verwoesten.
Is niet onder desen Commandeur, oock de Stadt van Leyden belegert geweest?
Iase. Een van sijn Overste, genaemt Baldeus.
| |
| |
heeft Leyden met groot gewelt belegert, ende met vele Schanssen beset: maer Godt de Heere heeft dese Stadt wonderbaerlick ende mirakeleuselick ontset, door het beleyt des Doorluchtigen Prince van Orangie, Anno 1574. den 3. Octobris.
Baldeus, Leyden verlaten hebbende, is getrocken na den Hage, alwaer sijne Soldaten mutineerden, om dat sy ettelicke Maenden Solts ten achteren waren. Sy dorsten dreygen, soo sy in thien dagen niet betaelt en wierden, dat sy hare betalinge soecken souden, gelijck haer Mede-gesellen te Antwerpen gedaen hadden. Sy souden het oock gedaen hebben, maer komende voor Haerlem, Amsterdam, Uytrecht, over al vonden sy de Poorten voor haer Neusen gesloten. Daer na zijn sy getrocken na Mastricht, van daer na Herentals ende Dendermonde, alwaer mense heeft moeten bevredigen, tot groote schade der goede Burgeren.
Als de Spaenjaerts niet wel voort en konnen met gewelt, soo plachten sy wel onderwijle van vrede te handelen, is dat doe ter tijdt noyt geschiet?
Ia, het is al beproeft. De ongeluckigen Commandador siende ende bevindende, dat men op sijn Commandementen niet veel en paste, ende noch weyniger op sijn dreygen, ende dat de saken des Koninghs hier in Nederlant alle dage te rugge liepen, soo heeft hy het stuck daer toe beleyt, dat de Staten hebben begonnen met den Koningh te handelen van Vrede. Ende zijn Anno 1575 den 2. Marty, beyder sijnder Gesanten tot desen eynde verschene binnen Breda. Maer na dat men eenige dagen langh aldaer op dit stuck, soo mondelick, als schriftelick, gebesoigneert hadde, soo heeft sijne Princelicke Excellentie, als oock de Ed. Mog. Heeren Staten van Hollant, Zeelant, ende hare Geassocieerde, bevonden, dat men door desen Handel niet anders gesocht en heeft, dan de Staten ende Gemeynten deser Landen, te misleyden, ende in den slaep te wiegen, om tijdt te ge-
| |
| |
winnen, ende meerder gereetschap ter Oorloge te maken, om des te gevoegelicker korts daer na dese Lande ende Steden te overvallen, ende in eeuwige slavernijen te brengen: ende is derhalven desen Handel onvruchtbaer afgeloopen; Die van Hollant deden, na dat dese Vrede-handelinge ge-eyndight was, eenen Legh penningh Munten, aen wiens eene zijde stont den Hollantschen Thuyn, met den Leeuw daer een Sweert in de Vuyst hebbende, met desen omschrift Secrutius bellum pace dubis, dat is, d'Oorloge is sekerder als onsekere Vrede.
't Schijnt dat hem misluckte aen alle kanten: Wat raet heeft hy doch daer na voor de hant genomen?
Als men geen Vrede te Breda en konde maken, soo heeft men wederom beginnen te Oorlogen, ende de Commandador heeft ingenomen Buyren, den Finaert, den Klundert, den Roggen-hil, al Plaetsen van kleynder inportantien, daer mede hy de Landen soo groote afbreucke niet en konde doen, als hy wel hoopte. Hy heeft oock de Stadt Oudewater seer swaerlick belegert, bestormt, ende eyndelick met gewelt ingenomen, alwaer hy groote wreetheyt, ende meer dan Turcksche moordadigheyt, bedreven heeft, alsoo datter niet boven twintig Mannen, soo van Burgers als Soldaten, het leven behouden hebben. Sijne Soldaten hebben de Vrouwen geschoffieert, daar na doorsteken; Ia eenige hebben sy de ongeboorne Kinderkens, uyt het Lichaem gesneden ende soo wreedelick mishandelt, dat een yeder wel heeft konnen speuren dat Duc d'Alba ende Don Loys, eenen Wolfinner Borsten gezogen hadde. Sijn wreede gemoedt heeft oock hier aen gebleken, dat Boysot in Engelant gesonden heeft, om van de Koninginne Elisabeth, hooghloflicker memorie, te versoecken, dat sy uyt hare Rijcke wouden verdrijven ende verbannen, alle de Rebellen des Koninghs: niet konnende lijden dat die arme Menschen, die om Godt te dienen, haer Vaderlant, Huys ende Hof, Staten ende Officien, verlaten
| |
| |
hadden, in een ander Koninckrijck leefden. Doch de Koninginne heeft sulck te doen geweygert, achtende het selve al te groote wreetheyt te zijn.
Is 't oock niet desen selfden Man, die te Bommene soo geleeft heeft?
Al de self de Man; hy heeft het beschanste Dorp Bommene belegert, welck belegh, of 't wel maer twintigh dagen en heeft geduert, soo is hy daer met sulck een furie ende rasernije aengevallen, datter in de twintigh dagen door 't Sweert, Bussen, ende Water, meer van sijne Soldaten doot bleven, dan in 't Belegh van Haerlem in den tijdt van thien Maenden. Meester van Bommene geworden zijnde, heeft hyse allegaer, sonder eenigh genade, laten ombrengen die daer in waren. De goedertierentheyt van Don Loys, was geheel in wreetheyt verandert.
Maer de Staten des Lants, holpen hem die aen Gelt, om met sijne Soldaten sulcke wreede stucken te bedrijven?
Anno 1576. heeft hy wederom hart aengehouden om Gelt, want hy veel verquist hadde met de Bele-
| |
| |
geringe voor Bommene, Ziericzee, ende andere Plaetse, aen dewelcke hy door rasernije ende dolligheyt, geen kosten en spaerde, hy woude hebben dat de Staten hem toelaten soude, de Steden te quotiseren ende te schatten na sijn discretie, die seer kleyne was; gelijck hy de Dorpen en opene Plaetsen alreets geschat ende gevilt hadde. Hoe groote discretie dat hy in 't schatten der goede Burgeren gebruyckt heeft, is lichtelick af te nemen uyt de discretie die hy te Antwerpen gebruyckt heeft, alwaer hy dorst eysschen 22. duysent Guldens ter Maent, om het Duytsche Regiment van Graef Hanibal van Altheim, het welcke daer binnen lagh, te betalen. Ende dit geld heeft hy ge-eyscht kort na dat de Stadt van Antwerpen tot betalinge der gemuyteneerde Spaenjaerden, hadde moeten opbrengen vier hondert duysent Guldens, behalven alle extra-ordinarische onkosten die sy gedaen hadden, geduerende de foelen ende 't verderf, 't welck die ongetoomde Lant-verdervers aengericht hadden: maer hy kreegh in de plaetse van Gelt, klachten. Want sommige eyschten restituytie van Privilegien: Andere ontlastinge van de Guarnisoenen, volgende sijn beloften die hy gedaen hadde: Ende andere versochten afekeninge, als insonderheyt Vlaenderen, &c.
Hoe heeft doch Don Loys dit genomen, dat men hem soo contrarieerde?
Als men dencken mag: dese ende meer zwarigheden hoorende, was hy heel gestoort, ende sprack, Dios nos libera de estos estados, Dat is: Godt helpe en verlosse ons van dese Staten. Siet, dat was dien fijnen Heere, die niet en begeerde te doen, dan met advijs ende gelieven der Staten. Hoe schoon konnen dese Vogelvangers fluyten, tot dat sy den Vogel over 't Net hebben? dan en geven sy hem niet een goet woort, maer wringen hem terstont den hals af.
Wee de Weert, dien sulcke gasten overkomen. Maer dewijle hy geen Geld en kreegh na sijn believen,
| |
| |
hoe maeckten het sijne Soldaten, daer sy quamen?
Die teerden als Heeren. Waer sy quamen, daer en wilden sy niet anders eten dan Kiecxkens, Patrijsen, Kapuynen, Faisanten, Hasen, Konijnen, Hamels, ende Kalfs-vleesch, ende wouden altijdt tweederhande soorten van Wijn hebben op hare Tafel: Als oock Kappers, Olyven, Citroenen, Oraengie-Appelen, ende allerley soorte van Specerye ende Suyckeren: Ia hare honden (de welcke in grooten getalle waren) moestmen voeden met Witte-broot, ende eenige deden hare Paerden voeten met Wijn wasschen, ende meer andere diergelicke dingen deden sy: welcke onkosten veel meer bedroegen dan hare Gagien.
Dit was immers Don Francisco de Lejua raet gevolght, radende datmen de inwoonders deser Landen uytputten, ende geheel verarmen soude. Maer hoe lange duerde doch deses Commandadors Regeeringe ende Commandement?
Niet lange, maer evenwel al te lange voor ons bedroefde Nederlant. Doch eer hy al sijn boos voornemen ende alle quade aenslagen, (tot nadeel deser Landen) konde in het werck stellen, soo is hy te Brussel gestorven, den 5. Marty Anno 1576. aen een heete Koortse, hebbende een Apostumatie op sijn schouder, niet sonder suspitie van Peste. Virisanguino lenti & dolosi non dimidi abunt dies suos. Dat is: De bloetgierige ende bedriegelicke Menschen en komen ten halven van haren leven niet. Hy en heeft wel soo veel duysenden van Menschen niet vermoort gelijck te voren Duc d'Alba gedaen hadde, want hy en hadde de macht noch gelegentheyt niet om sulcks te doen: maer hy heeft een ontallicke menigte van eerlicke lieden te Lande uytgejaeght, ofte door vreese sijner Tyrannije doen vluchten, ende hy heeft daer door allerley Neringen ende kostelicke Hantwercken (daer de voornaemste welvaert deser Landen aen gelegen is) in andere Landen laten overvoeren ende inplanten.
| |
| |
Soo hebbe ick dan 't voornaemste gehoort, het welck gepasseert is onder Don Loys. Heeft de Koningh stracks eenen anderen Gouverneur gesonden?
Na de doodt van Don Loys hebben de Raden van Staten, de regeeringe der Landen by de hant genomen, die by Brieven van de Koningh van Spaenjen, geschreven aen de Prelaten, Edele ende Steden der Landen, by provisi zijn geauthoriseert, tot dat de Koning andere ordre stellen soude: maer eenige bloetdorstige Spaenjaerden als Ieronimo de Roda, Iuliaen de Romero, Don Alonso de Vargas, drongen haer selve mede in, ende en wouden niet lijden, datter yet geschieden soude, in der Landen saken, dan met haer believen. Aldus zijn dese Landen steets geplaegt geweest, vande boose Spaenjaerden, verbrekers onser Previlegien, ende bloet-dorstige Wolven.
Zijn de Landen onder die Regeeringe niet wat verquickt?
Och neen, hoe souden de Landen wederom floreren, die van Uyt-heemsche altijdt gefioeleert ende verdruckt worden? Want door dien dat des Krijghsvolcks in 't Lant soo vele was, ende sy in vele Maenden geen betalinge gekregen en hadden van den Koningh, ende de Landen niet en vermochten, soo groote sommen van Penningen, (nu sy seer verdurven waren) op te brengen: soo hebben des Koninghs Soldaten over al gemuytineert, de platte Landen gebrantschat, ende waer sy eenighsins konden, de Steden ingenomen, geplondert, ende de Burgers vermoort, of immers grooten overlaest gedaen, als insonderheyt binnen Aelst, in Vlaenderen, welcke Stadt de Spaenjaerden den 25. Iuly 1576. hebben ingenomen ende geplondert. Onder het Landt van Aelst, behooren hondert ende tseventigh schoone Dorpen, welcke sy stracks allegaer onder contributie gebracht hebbende, dwingende de selfde haer te onderhouden, ende evenwel hebben sy veel schoone Dorpen verbrant tot Gent toe.
| |
| |
Zoon. Vader, hoe na zijn die van Aelst boven andere Steden, de Gereformeerde Religie toegedaen geweest, datmen haer daerom soo qualick getracteert heeft?
Gantschelick niet: Ter contrarie zijn sy soo Roomsch Catholijck geweest, dat schier sy alleene in hare Stadt, het Beeltstormen hebben tegengestaen, doe het in andere Steden van Brabant, Vlaenderen, Etc. geschiede. Sy hebben oock eenen Predicant van de Gereformeerde Religie opgehangen, om te betoonen haren Catholijcken yver. Maer die heeft haer soo veel gebaet, dat sy van d'eerste zijn geweest, die de Spaenjaerden hebben aengetast en overvallen.
Kregen sy oock van andere plaetsen bystant van Ammonitie ende Victualie om sich te onderhouden?
Sanchio d'Avila, Gouverneur van het Kasteel van Antwerpen, heeft met sijn Galeyen ende Schepen, dese gemuytineerde Spaenjaerden binnen Aelst, victualie ende ammonitie toegevoert. Hy ontboot oock by hem, Olievero den Commissaris van de lichte Peerden, om die in Brabant by der hant te hebben, die oock datelick tot hem gekomen zijn, verlatende haer Guarnisoen, tegen het gebodt van den Raet van Staten. De Compagnien van Falconetto die al roovende, ende moordende door Vlaenderen passeerde, wert vervolght van Boeren, tot dat sy quamen, recht tegen Antwerpen over, alwaer haer Sanchio d'Avila uyt sijn Kasteel hulpe sondt.
't Schijnt wel Vader uyt 't geen gy vertelt, dat de Spaenjaerden op het Commandement der Staten weynigh pasten?
Of sy Commandeerden of swegen, de Spaenjaerden gingen haren gangh, Sanchio d'Avila is seer toornigh ende gram geworden op Champigni, Gouverneur van de Stadt van Antwerpen, om dat hy weygerde Schepen te verleenen, om Falconitto met sijne Ruyteren over de Reviere te halen. Hy is oock met sijn Schepen ende Galeyen, de Reviere op ende neer gevaren, alle
| |
| |
de Victualie, die hy vondt, roovende, niet passende op eenigerhande Paspoorten, Roda, eenen wreeden Spaenjaert, heeft het geheel Gouvernement der Landen op sig genomen, tot groot achterdeel ende verkleyninge van den Raet van Staten, dien nochtans het Regiment van den Koningh bevolen was. Hy noemdese Lutherianen ende Rebellen, en achtense nergens voor.
't Is wonder, dat de Landen op dese Spaenjaerts niet gevallen en zijn, als op rasende Honden, om sich eens daer van te ontslaen?
Hadde men veler raet willen volgen, ten soude met haer niet genuggelick afgeloopen hebben, want dese Lant-verdervers maeckten 't soo grof, ende hebben het soo opentlick doen blijcken, dat sy ons t'eenemale wouden Over-heeren, uytplonderen, vermoorden, ofte tot slaven maken, dat een yeder, hy was Geestelick, of Wereltlick, Papou of Geus, de Walge van haer kreegh, ende sich liet voren staen, soo men alleen de Spaenjaerden konde te Lande uyt drijven, dat men dan wel soude konnen in vrede leven met de reste: ende is eyndelick de sake daer toe gebracht, dat dese rebellige Spaenjaerden voor vyanden van den Koningh ende der Landen zijn verklaert, ende uytgeroepen, met toelatinge deselfde te mogen bespringen ende beschadigen, daer toe vast yeder een geneyght was, soo uyt verdienden haet, als uyt vreese van haer d'een tijdt of d'ander te overvallen, ende van lijf ende goet berooft te worden.
Maer de Geestelicke, insonderheyt de nieuwe Bisschoppen, hebben die oock daer in geconsenteert?
De Geestelicke die insonderheyt den Koningh toegedaen waren, ende namentlick die nieuwe Bisschoppen, maeckten groote swarigheyt van alle de Spaenjaerden vyanden te verklaren, maer sy wilden alleen die van Aelst daer voor kennen ende laten uytroepen; doch als sy indachtigh wierden, dat Don Loys voorgenomen hadde, vast over al commanderijen op te richten, ende de
| |
| |
goederen der Kloosteren ende andere geestelicker Persoonen daer toe te gebruycken: Item, als sy overleyden den overlast ende 't gewelt, dat de Spaenjaerden de Monnincken van Aflegem gedaen hadden, die sy by hare Mannelickheyt hadden laten ophangen, op dat sy haer den schat der Abdije wijsen souden; Item, dat sy vast over al 't Lant Brantschatten, ende alle moetwille dreven, Etc. Soo hebben sy mede geconsenteert, dat men de Spaenjaerden soude verklaren te zijn rebellen des Koninghs.
Wat raet gebruyckten doch de Spaenjaerden, de saken dus staende?
De Spaenjaerden dit vernemende, hebben haer dapperlick tegen de Lantzaten gewapent, sy hebben Don Fernando Toledo uyt Hollant, ende de andere Spaenjaerden uyt d'andere Quartieren by een geroepen ende versamelt, die alles verlatende, in Brabant by malkanderen vergaderden, sterck wordende boven de ses duysent te Voet, ende wel twaelf hondert Paerden, soo Spaenjaerden als Italianen. Sy hebben oock de Duytsche, soo met schoone beloften, als met den name des Koninghs, ende aenwijsende, datter over al schoone Buyt voor handen was, gesocht aen haer ziide te krijgen, het welck haer soo wel niet geluckt en is als sy hoopten.
Hoe hebben 't doch die gemaeckt, die welcke op hare Kasteelen Spaensche Guarnisoenen hadden, dewijle sy alle voor Vyanden verklaert waren?
Een yeder soo hy best konde; die van Vlaenderen, ende insonderheyt die van Gent, siende dat de Spaenjaerden uyt het Kasteel van Gent alle moetwille bedreven, ende oock die van Aelst bystant deden, soo hebben sy haer by tydts van deselfde willen versekeren, vreesende dat die van den Kasteele, de gemuytineerde van Aelst binnen Gent soude brengen, gelijck twee Iaren te voren te Antwerpen geschiet was, soo hebben sy een Beschansinge tegen het Kasteel opgeworpen, ende hebben 't belegert met de Regimenten van Reus ende Noyellus. Ende de vier
| |
| |
Leden van Vlaenderen hebben raetsaem gevonden, haer met de Prince van Orangie te vereenigen, daer de Magistraet ende Gemeente van Gent seer toe drongen. Doch in alle de Contracten is expresselick bedongen, stantvastelick te blijven by de Roomsche Catholijcke Religie, ende in de gehoorsaemheyt des Konings: Alleenlick verklaerden sich de Landen Vyanden van de gemuytineerde, rebelle, moordadige Spaenjaerden in dese Nederlanden.
Hebben de Spaenjaerden oock eenige Steden meer van importantien ingekregen als Aelst?
Sy hebben sich oock Meesters gemaeckt van Mastricht, alwaer sy eenen schriekelicken moort bedreven hebben, plonderende ende roovende alle der vrome Burgeren Huysen. De Duytsche Knechten, daer sich de Burgers op verlieten, weerden haer seer weynigh ofte niet, maer hielpen selfs de Stadt plonderen.
Dat was seker een trouweloos stuck. Maer sulcken treffelieken Buyt soude de Spaenjaerden wel hebben konnen verwecken, om na grooters te trachten, als 't haer soo geluckte?
Meyndy dat? 't Is oock soo geschiet, als andere Spaenjaerden vernamen, dat haer Medgesellen te Aelst, te Mastricht, ende meer Plaetsen soo goeden Buyt gemaeckt hadden, dat heeft haer moedt gegeven, om de Stadt van Antwerpen oock tot een proye te maken. Roda, Sanchio d'Avila, met hare Complicen, hebben Don Alonse de Vargas, van Mastricht, met het Spaensche, Italiaensche, ende Bourgoensche Peerden-volck, wel duysenden sterck zijnde, by haer op het Kasteel van Antwerpen ontboden, die derwaerts komende, mede brachten ses Vandelen Duytsche, die op hope van Buyt, tegen het believen harer Oversten, met de Spaenjaerden getrocken zijn; dese alle quamen des Sondaghs smorgens den 4. Novembris, binnen den Kasteele, daer haer oock lieten vinden Indiaen Romero met sijn volck van Liere.
Ick hoore wel, het vergaderde sich al dat stelen ende rooven konde?
| |
| |
Daer beneffens quamen oock mede de gemuytineerde van Aelst, zijnde ontrent twee duysent sterck, niet tegenstaende dat men haer tot betalinge harer afterstedigheyt, weynigh dagen daer te voren, hadde gesonden boven de veertien duysent Kroonen, behalven 't gene sy met Brantschatten den Burgeren ende Boeren afgedrongen ende uytgeperst hadden, 't welck niet weynigh en beliep. Met dese gemuytineerde, die Roda selfs hadde verklaert te zijn Rebellen des Koninghs, hebben sy de Stadt van Antwerpen besprongen, die den Koningh in alles getrouwe ende onderdanigh was, doende het gene dat haer by den Raet van Staten (dien de Koningh des Lants, het Gouvernement in handen gestelt hadde) bevolen was. Den vierden November zijn dese dolle Bloetdorstige Spaenjaerden, gevallen in de schoone ende heerlicke Stadt van Antwerpen, met een schrickelick getier, roepende, St. Jacob van Spaenjen: haer Hoeren ende Iongers droegen stroo ende andere gereetschap, om den Brant in de Huysen te steken.
Arme ende ellendige Stadt, door haren grooten Rijckdom, onder Don Loys, soo wreedelick getracteert, ende nu wederom in perijckel! Maer de Gouverneur, ende getrouwe Burgers, dede die geen tegenweer?
Tegenweere, soo veel als het haer mogelick was: maer wat ordre de Gouverneur Champigni stelde, ende hoe kloeckelick dat sich de Burgers weerden, 't en holp al niet, de Vyant drongh soo furieuselick aen, dat hy sich met gewelt heeft Meester gemaeckt van de Stadt Champagina: siende datter geenen raet meer en was te vinden tot bevrijdinge deser Stadt, soo heeft hy hem met den Marquis van Havre, ende andere gesalveert, haer nederlatende langhs een Bolwerck, ende geraeckten op des Prins van Orangie sijn Schepen, die niet verre van de Stadt en lagen. Veel Ruyteren sprongen van boven de Stadts Mueren af, tot beneden in de Vesten, met hare Peerden, desgelijcks veel Soldaten ende Bur-
| |
| |
geren, haer selven salverende ten besten dat sy konden; De Grave van Oversteyn, springende van een Brugge na een Schuyte toe, miste de selfde, ende viel bezijden, (ende gewapent zijnde) sonck ende verdronck.
Wierden oock eenige Heeren gevangen?
De Grave van Egmont wiert in St. Michiels Klooster van den Colonel Verdugo gevangen, als oock de Heeren van Kapres, van Groenignies, ende andere Doe de Heere van Kapres gevangelick op het Kasteel gebracht wert, zat Roda in eenen Stoel onder de Galderijen van het Kasteel: Kapres wilde met groote ootmoet (gelijck de gevangene plegen) hem met seer leege eerbieding groeten. Maer Roda stiet hem met den voet op de borst, hem scheldende, ende roepende, Stinckenden Verrader ick wil dijn groeten niet. Daer na Egmont gevangelick aenkomende, seyde hy (sonder hem te eeren of te groeten) Heer Grave, u ongeluck is my leet. ende hy bleef daer sitten als eenen absoluyten Heer ende Beleyder van desen grouwelicken handel.
Och wat groote schade is doch in die treffelicke ende rijcke Koopstadt geschiet! Maer wierdender oock eenige Huysen verbrant?
Ia 't Sone, nevens andere schoone Huysen, welcke vele verbrant zijn binnen Antwerpen hier ende daer, is oock verbrant het heerlicke magnifijcque Stadthuys, welcken brant mede genomen heeft de Zout-rye, de Zuyck-rye, ende de Boter-ruye-straten. Item, de Kaes-strate, de Appel-strate, de Silver-smit-strate, de Brary-strate, den Lief-vrouwen-pant, den Silver-pant met een groot deel van de Doornick-strate ende Hooghstrate. Item, de Vlas-marckt, het oude Stadt-huys, daer al nieuwe Huysen op gebouwt waren, van witten gehouden Steen. Dat geweste der Stadt, wiert geacht het rijckste te wesen, want het al Huysen waren die doen Winckels hielden, ende vol goets waren van allerhande Koopmanschap, alsoo dat de schade soo groot geacht
| |
| |
wiert, als de schade die de Spaenjaerden desmaels binnen Antwerpen deden met rooven en plunderen.
't Getal der dooden, is dat oock groot geweest?
Daer zijn in de furie ofte inval der Spaenjaerden doot gebleven, ontrent vier ofte vijf duysent, soo Burgers als Soldaten, ende onder andere veel treffelicke Kooplieden, oock een Burgemeester, de Marck-Grave, met meer andere van de Magistraet: ende die alle waren verre de geluckighste.
Soo moeste daer groote wreetheyt geschieden, dat men voor geluckigh achte, die, dewelcken van het kostelicke pant, dat is het leven, berooft wierden?
Drie dagen langh en hebben de Spaenjaerden geenderhanden wreetheyt nagelaten, om de Burgers
haer Gelt te doen wijsen en geven. Die van eenigen aensien waren, ende niet veel Gelts en konden opbrengen die deden sy veel tormenten aen, soo wel de Vrouwen als de Mannen, die op hangende, geesselende, brandende, bradende, selfs de Kinderen niet verschoonende.
Vader, hebdy noyt hooren estimeren de schade die sy doen gedaen hebben?
| |
| |
Daer wort geacht van de ervarenste, die haer best hier op verstonden, dat het gereet Gelt, het welck de Spaenjaerden gekregen hebben binnen Antwerpen, boven de veertigh tonnen Gouts beliep, sonder de Iuweelen van Gout, Silver ende Peerlen. En de schade des brants was oock wel soo veel geschat. Geenderhande Natien van Kooplieden, sy waren Italianen, Duytsche, Engelsche, Schotten, ofte Oostersche, en zijn verschoont geweest. De Spaenjaerden hebben soo veel Gelt gekregen, dat sy niet en wisten waer sy het laten ofte bergen souden: gemeyne Soldaten verspeelden wel tien duysent Kroonen op eenen dagh; sommige hebben de Gevesten van haer Rappieren, Ponjaerden, ende oock geheele Corseletten van fijn louter Gout doen maken. Eenen Spaenschen Capiteyn, genaemt Ortis, kreegh het Gevangen-huys, genaemt den Steen, voor sijnen Buyt: hy stelden alle soorten van gevangens op rantsoen, Moordenaers, Dieven, Schelmen: ja oock die, dewelcke sy veel slimmer achten dan de voorgenoemde, namelick, Predicanten, Herdoopers, ende andere, van allerley Secten, alsoo dispenseren met de Spaensche Inquisitie. Dus wert de machtighste Koopstadt van Europa, nootwendige tegenweere doende, ingenome, ten deele verbrant, ende geheel geplondert, vele Burgers vermoort, ende allerley overlast aengedaen.
De Duytsche Soldaten, kregen die niet tot haer betalinge?
Die van Vlaenderen hebben te deser tijt met grooten sommen van Penningen de Duytsche Knechten van Polweylers Regimenten, dat binnen Dendermonde lagh, moeten uytkoopen, wouden sy niet geplondert wesen.
Vader, hebbe ick u niet onderwijle van een Pacificatie van Gent hooren spreken? Wanneer is die doch opgericht?
Die is opgericht ontrent dese bedroefde tijden,
| |
| |
want te Gent zijn vergadert de Gedeputeerde der Provintien, om de Vrede-handelinge, binnen Breda aengevangen, tot een goeden eynde te brengen; ende hebben eyndelik de selfden besloten op sekere conditien ende voorwaerden, te langh hier te verhalen.
Maer is dit oock by den Koningh geratificeert?
Dese Pacificatie van den Koningh geconfirmeert ende aengenomen, na dat hy van de Bisschoppen, Abten, ende andere Geestelicke Persoonen, oock van de Doctoren van Loven, geadviseert was, dat het voorseyde Tractaet niet en heeft, dat de Roomsche Catholicke Religien nadeeligh was, maer dat het contrarie streckende was, tot vorderinge van de selfde: ende na dat de Raden van Staten hadden verklaert, dat het niet was derogerende de authoriteyt, Hoogheyt ende behoorlicke gehoorsaemheyt des Koninghs. Dese Pacificatie is binnen Gent van 't Stadthuys den 8. November, 1576 by beyde Partijen gesloten ende geteeckent, ende wierden genoemt, Een eeuwige vaste Vrede.
Zoon. Maer is sy oock eeuwigh geweest, ende onverbrekelick gebleven?
Neen, niet lange en heeft sy geduert, de Koningh heeftse aengenomen, alleenlick om tijdt ende gelegentheyt (tot sijn voordeel) te gewinnen: want Heer Ian de Noirkarmes, Baron de Selles, uyt Spaenjen gekomen zijnde, heeft wel in het eerste geseyt, dat de Koningh beloofde te onderhouden de Pacificatie van Gent, maer daer na sprack hy heel contrarie, seggende: dat de gantsche Pacificatie ergerlick was, ende dat men daer geen woorden noch meldinge meer van en behoorde te maken. Oock soo zijnder korts na de besluytinge dese Pacificatie, Brieven des Koninghs afgenomen, die aen Roda geschreven waeren, in dewelcke sijn Meester hem belaste, dat hy de Staten goede woorden soude geven, tot dat hy sijn affairen in ordre gebracht soude hebben.
Zoon. Uyt uwe discoursen Vader, soo blijckt genoegh
| |
| |
datmen ons als Kinderen, met woorden soeckt te paeyen. De Koningh neemt met woorden de Pacificatien aen ende geeft daer-en-tusschen sijne favoriten te kennen, datse hem mishaeght.
Ia soo heeft men ons omgeleyt. Daer was bygevoeght, dat men middeler tijt het Kasteel van Gent, Valenschiennis, ende Uytrecht, wel soude doen versien ende bewaren, ende dat hy korts in Nederlant soude senden Don Jan van Oostenrijck, den welcken hy secrete Instructie soude geven, maer dat hy (Roda) secretelick soude wech trecken, sonder Don Ian aen te spreken, om alsoo des te bedecktelicker haer personagie te spelen. Eenige dagen hier na, zijn wederom Brieven afgeworpen, inhoudende Instructie voor Don Ian, uyt dewelcke men verstont, dat de meyninge des Koninghs was, te kastijden den Prince van Orangie, ende die van Holland en Zeelant, met andere meer.
Zijnder oock in eenige andere Provintien meer, by des Koninghs Dienaers, eenige stucken bedreven, contrarierende de Pacificatie?
Te Groeningen heeft de Spaensche Colonel Casper de Robles, (geboren in Portugael, op een Dorp Robles genaemt) gesocht door sijne Soldaten sich meester te maken van de Stadt Groeningen, ende van geheel Vrieslant: dewijle hy hier mede besich was, is te Groeningen aengekomen, van de Generale Staten gesonden, Francoys Martini Stella een kloeck ervaren Krijghsman, ende seer geleert, om de Lantzaten ende het Krijghsvolck te induceren tot alle goede gehoorsaemheyt des Konings, ende eenigheyt met de Generaliteyt, sich vasthoudende aen den Vrede-handel korts binnen Gent beslote, met aenbiedinge van de Soldaten alle hare agterheden te betalen, die seer groot waren. Robles dit vernemende, heeft den voornoemden Francoys Martini, door sijnen Provoost doen vangen ende pijningen, verwondende hem seer deerlick daer nevens met sijn eygen hant. Hoe was dit ge-
| |
| |
houden den Vrede, die so onlangs tusschen den Koningh ende de Landen solemnelick was gemaeckt, be-eedight, ende verzegelt? Te Uytrecht lagh Francisco Barnardino d'Avila, op het Kasteel Vredenburgh, tot eenen schrick ende vreese der goeder Burgeren: Op eenen sekeren dagh zijn de Spaenjaerden uyt het Kasteel in de Stadt gevallen, ende hebben eenige Burgers vermoort, ende het vyer in veel Huysen gesteken, schietende elcke reyse seer eysselick uyt het Kasteel in de Stadt, ende doende soo veel schade als haer eenighsins mogelick was.
Maer de Burgers, wat deden die daer tegen, niet?
De Burgers aldus, en dagelicks meer ende meer geperst ende beanghstight zijnde, hebben haer tegen het Kasteel beschanst ende begraven, ende geassisteert zijnde van den Grave van Bossu, (die nu uyt de Hollantsche Gevangenisse gekomen was, niet wel te vreden zijnde dat de Spaenjaerden in sijn lange Gevangenisse voor sijn getrouwe diensten geen acht op hem gegeven en hadden) hebben de Spaenjaerden het Kasteel moeten opgeven in handen van den Grave van Bossu, den twee-en-twintighsten September Anno 1576.
Waer bleef doch Don Ian, den welcken de Koningh belooft hadde te senden?
Doe de Spaenjaerden Antwerpen overvielen, was Don Ian te Lutzenburgh gearriveert. Van daer heeft hy geschreven aen de Staten, ende Raden van Staten tot Brussel, toonende eenighsins qualick te vreden te zijn (wat konde hy weyniger doen?) van wegen den overlast, die den Landen aengedaen was, belovende dat het selfde niet ongestraft en souden blijven, soo sy den Koningh bewesen behoorlicke gehoorsaemheyt, ende onderhielden de Roomsche Catholijcke Religie in haer geheel: maer soo sy wilden in opstinaetheyt ende moetwilligheyt voortvaren, hy ware oock seer wel voorsien ende geresolveert, soo wel tot krijg als tot vrede.
| |
| |
Dat klinckt: maer wat seyden de Staten hier op?
De Staten zijn seer verwondert geweest als sy dese brieven gelesen hadde, die haer genoeghsaem dreyghden ende Partye verklaerden, dat sy noch meynden, dat sy haren last in aller manieren wel verricht hadden tot voordeel des Koninghs; Don Ian woude oock der Staten Krijghs-volck onder sijn particulier gebiedt hebben, seggende, dat hy sulck begeerde tot sijner versekeringe: maer het en was hem daerom niet te doen, hy mocht de Staten wel vryelick sonder sulcke Lijf-wacht vertrouwt hebben. Hy was even als of hy versocht hadde, dat men hem in handen soude geven het Mes om daer mede de Staten ende de goede Ingezetene deser Landen de kele af te steken. Of immers, hadden de Staten geen Volck in haren eedt gehadt, ende hadde Don Ian al het Krijghs-volck in sijnen gebiedt gehadt, soo hadde hy lichtelick de Staten konnen dwingen te decreteren, ende te doen al wat hen goet gedocht hadde.
Maer heeft hy oock die moordadige Spaenjaerden, die gemuytineert ende de Steden overweldight hadden, gestraft?
Ick swijge dat hy die gestraft soude hebben, dat ter contrarie dese rebelle Spaenjaerden eerst secretelick, daer na opentlick, alle faveur by hem vonden. Door dese socht hy de Staten te dwingen datse het Gouvernement in sijne hand alleen souden stellen, nevens eenige andere, die hy daer toe verkiesen soude. Het gaf Don Ian, ende den Spaenjaerden, die by hem waren, heel vreemt, dat de Nederlanders, die men in Spaenjen als overwonnen slaven, ende dienst-eygene Knechten, als Lutherianen ende Ketters achten, dorsten op haer nemen de Regeringe der Landen, het welck (na haer oordeel) grootelicks was strijdende tegen de Hoogheyt ende Authoriteyt van den Koningh ende sijne Stadthouders.
| |
| |
Ick geloovc, dat soo vreemt als dit de Spaenjaerden gaf, soo vreemt gaf de Staten Don Ians petitie, dat men hem alleen alles overgeven soude?
Te recht waren de Staten daer over verwondert, bysonder merckende, waer dat het henen streckende was; want sy werden verwittight uyt het Hof van Hispaenjen, dat het quade Regiment, leelicke feyten, ende groote overlasten der Spaenscher Soldaten binnen Antwerpen, Aelst, Mastricht, ende andere Steden bedreven, by den Koningh ende sijnen Raet niet voor qualick gedaen, maer voor seer wel gedaen te zijn, geoordeelt wierden, ende dat men in plaetse van sulcks te straffen, den Oversten ende Capiteynen groote geschencken was preparerende. Dat Roda in Spaenjen aengekomen zijnde, seer wel ontfangen is geweest, ende dat hem het geheele Bewint der Nederlantsche saken was bevolen.
Vader, hebdy noyt gehoort hoedanigh de Instructie van Don Ian zy geweest?
De somma der Instructie welcke hem gegeven was, is dese geweest: Dat hy soude bearbeyden met een schoon gelaet, de herten der Menschen in dese Landen te winnen, om met hulpe van de selfde, Hollant ende Zeellant te dwingen, ende daer na de andere: doch dat hy moeste weten te simuleren ende disimuleren.
Soo hoore ick wel, dat wy voortaen veel valsche treeken ende schoon samblant hooren en sien sullen in 't verhael van Don Ians Gouvernement, immers soo hy sijn Lesse wel gevolght heeft?
Sijn Lesse en heeft hy maer eeniger mate na gekomen, hy en heeft sijn personagie niet al te wel konnen spelen: doch dit heeft hy gedaen, siende dat de Staten nu eenen grooten hoop Krijghs-volck, ende eenen fraeyen Leger te Velde hadden, in Brabant by Wavere liggende, oock siende dat het Spaensche Krijghs-volck alomme genoeghsaem beset was, ende lichtelick haer de
| |
| |
Victualie ende Toevoer van alle nootdruft af te snijden was, soo heeft hy raetsaem gevonden, voor eenen tijdt langh te wijcken van sijn voornemen, ende de Spaenjaerden te doen vertrecken, hopende daer mede alle der Staten Alliantien, Verplichtingen ende Verbonden te breken, ende metter tijdt hem selven so vast in 't Gouvernement te stellen, dat hy na sijn believen de Provintien ende Steden soude konnen van malkanderen deylen ende scheuren, ende dan alles na sijnen wille volvoeren.
Sijn voornemen is loos en slim geweest, hadde het soo alles willen succederen?
Hy soude het sonder twijffel gedaen hebben, hadde hy sijne geveynstheyt wat beter weten te bekleeden met lijdtsaemheyt: sijn jonge ongeduerigheyt, met eenige gestadigheyt: sijnen haet ende wreetheyt, met eenige deugt ende wijsheyt: hy was veel te trots, ende veel te hoovaerdigh, om hem te laten onderrichten: ende te jongh ende onervaren, om selfs te verrichten.
Heeft hy dan stracks de Wapenen genomen om ons te dwingen?
De Koningh van Hispaenjen ende Don Ian, siende en bevindende, dat de Staten ende goede Patriotten, steeds een ooge in 't zeyl hadden, ende mannelik gewapent op de schiltwacht stonden, soo hebben sy wel gemerckt, dat het noch geenen tijdt en was met wapenen ende gewelt de Landen te overvallen.
Daerom hebben sy door toedoen Rodelphi, des nieuwgekoornen Keysers, ende andere Vorsten ende Gesanten, van Vrede gesproken.
Geeft my Godt een langh leven, soo sal ick altijt op ongemack dencken, als de Spaenjaerts van Vrede spreken, want al haer contracten, daer gy tot nu toe van gesproken hebt, op valsheyt steunen; Maer is'er Vrede getroffen?
U consideratie is seer goet. De vrede is eyndelick getroffen, te Marche en Famme, dan 12. February 1575. ende is te Brussel ende te Antwerpen den 17 der sel-
| |
| |
ve Maent gepubliceert, ende het wiert genoemt het eeuwigh Edict, daer in nevens andere poincten, in de name des Koninghs is belooft, dat alle feyten of misdaden, geschiet ofte gedaen, ter oorsake van de Nederlantsche alteratien ende beroerten, souden zijn ende blijven vergeten, ende geacht als niet geschiet te zijn.
Dat was goet voor die moetwillige schelmen, Spaensche Roovers van Antwerpen, ende andere goede Steden.
Daer hoort gy hare stucken in 't vergeet-boek geschreven: Item, tegen haer wiert besloten, dat alle Spaenjaerden, Hooghduytsche, Italianen, Bourgoignons, ende andere Uytheemsche Krijghs-lieden, uyt dese Nederlanden vertrecken souden, binnen 20. dagen, sonder dat sy in deselfde sonden [souden] mogen wederkeeren, of dat in hare plaetse andere souden mogen gesonden worden, geene Uytlantsche Oorlogen oprijsende, Etc. Item, dat men de Privilegien, herkomsten, Usantien ende costumen deser Nederlanden, neerstelick soude onderhouden, Etc.
Hier heeft immers Don Ians trots moeten buygen, ende sich accomoderen?
Dit contract opgerecht zijnde, soo is Don Ian met al sijnen staet, te Leuven gekomen, alwaer hy, als oock korts daer na te Brussel, met een sonderlingh opset, gesocht heeft, selfs des gemeynen mans goeden wille, ende gunste te verwerven, met Banquetten, Feesten, liberale geschenken, gemeynsaemheyt ende gespreecksaemheyt, met de Burgeren den Papegaey schietende, ende andere Ridderlicke exercitien oeffenende. Siet, wat eenen goeden Prince, weerdigh bemint te zijn: Hy heeft oock de wreede Spaenjaerden, doen vertrecken van het Kasteel van Antwerpen, daer van Gouverneur makende den Hertoge van Aerschot, ende dat besettende met walen.
't Geroofde goet mochten sy op ander plaetsen met gemack gaen verteeren.
| |
| |
Men heeftse niet verre versonden, ja eer Don Ian haer liet vertrecken, soo heeft hy sich eerst versekert van eenige der voornaemste sterckten des Lants, ende van het andere Krijghs-volck noch in dienst zijnde, door welcke middelen hy den weg ophielt, om de Spaenjaerden te doen wederkeeren, wanneer 't hem gelieven soude.
Maer wie bleef in 't Guarnisoen binnen de Stadt van Antwerpen?
Daer bleven Guarnisoen houdende de Duytsche Rigimenten, die de Stadt hadden helpen plonderen, onder de Collonellen Fronsbergh ende Focker, die soo sterck waren, dat sy noch genoeghsaem Meester van de Stadt bleven.
Maer hielt Don Ian in sijn Huysgesin Spaenjaerden ofte Nederlanders?
Doen de Spaenjaerden (geladen met eenen grooten schat van Gelt en Iuweelen) te Lande uyttrock, soo heeft'er Don Ian by sich behouden, soo vele als hy bequamelick onder het decksel van sijn groot Huysgesin konde doen, waer onder oock eenige waren, die al van de tijden van Duc d'Alba, haers wreetheyts halven, den Landen seer onaengenaem waren. In sijn Hof waren weynigh, ofte geen Nederlanders, (contrarie sijn beloften) ten zy soodanige, die hy wiste geheel Gespaignoliseert te zijn, als Barlaymont, Hierges Floyon Houtepenne, d'Assonville, ende diergelijcke.
Zoon. Hoe lang heeft doch dese simulatie ende schoonen schijn geduert?
Niet lange, want Esoovedo, Secretaris van Don Ian, hadden aen den Koningh van Spaenjen, eenen Brief geschreven, (die gaende na Spaenjen, om Gascognen is afgeworpen, ende van den Koningh van Navarra, aen den Prince van Oraengie gesonden,) in den welcken hy seyde, dat de saken hier in Nederlant alsoo gestelt waren, datse door geen sachte middelen te redresseren en waren, maer dat het moeste geschieden door Vyer en
| |
| |
Sweert. d'Edele ende 't gemeen hoop Volcks, beschuldighde hy by den Koningh, seggende: Datter niet een en was van haer alle die recht gingh, maer datse allegaer hadden een vervloekte meyninge, niet anders soeckende, dan te leven na haer eygen believen ende welbehagen, sonder eenige Wet ofte Regel. In somma, hy schilderde ons soo swart als hy eenighsins konde, om den toornigen wreeden Koningh, het Bloet noch warmer te maken.
Hoe na bracht het de Prince van Orangien uyt, dat sulcke Brieven geschreven waren?
Ia hy. Soo haest Don Ian vernam, dat dese Brieven gekomen waren, in handen vande Staten, ende den Prince van Oraengie, soo most hy los breken, ende beginnen in het werck te stellen, dat hy over langh te doen besloten hadde. Middelerwijle nochtans veynsde hy soo seere als hy eenigsins konde: Want als hy by de Staten te Brussel was, ende sy van hem versochten, dat hy haer de hant woude bieden, om de Landen van het Duytsche Krijghs-volck te verlossen, mits haer eerst betalende: soo heeft hy dat selfde so ernstelicke belooft, dat hy seyde, soo de Duytsche Colonels, met de conditien welcke haer de Staten presenteerden, niet en wilden te vreden zijn, dat het haer geoorloft was, de selfde met gewelt uyt de Landen te drijven, ja hy swoer, dat hy daer toe sijnen eygenen Persoone niet sparen en soude. Ende om het selfde dadelick in 't werck te stellen, soo het scheen, trock hy uyt Brussel na Mechelen, alwaer hy alle de Duytsche Colonellen by hem ontboden heeft.
Nu doet hy immers eens't gene hy belooft hadde?
Ia gantsch het contrarie: want in stede van haer te bewegen, datse met redelicke conditie souden te vreden zijn, ende te Lande uyttrecken, heeft hyse tot een nieuwe Oorloge verweckt, ende in sijnen eedt en dienst aengenomen, haer belovende, datse niet met allen van hare gagien missen en souden, haer oock wijs makende, dat de Staten haer niet alleen en sochten haer gagie te be-
| |
| |
snijden, maer oock haer het leven te nemen. Hy heeft sich met haer beraetslaeght ende ordre gestelt, om sich niet alleen Meester te maken van de Stadt ende 't Kasteel van Antwerpen, maer oock dat sy met haer vier Regimenten voor hem souden inhouden, de Steden daer sy in lagen, als Bergen-op-Zoom, Breda, 's Hertogenbosch, Tertolen Deventer, Campen, ende Ruermonde. Hier toe heeft hy oock gebracht den Grave van Barlaymont, ende sijne Sonen, met haer vier Regimenten Walen. Hy heeft oock ingenomen, meest door behendigheyt, Charlemont, Lutzenburgh, de Stadt ende 't Kasteel van Namen, Marienburgh, ende andere Plaetsen, die besettende met soodanige Gouverneurs ende Krijgs-volck, die in sijnen eedt waren: doch sijn aenslagen om Bergen in Henegouwe, Antwerpen, Brussel, ende andere meer, misluckten hem.
Reysde hy daerom na Mechelen? Ick sie wel ick ben oock bedrogen, want dese Luyden spreken 't een, ende meenen het andere, was dit het Contract observeren van Marche en Famine?
Den Spaenjaert onderhielt het soo lange als het hem profijtelick was: niet verder meent hy verbonden te zijn. Don Ian sprack nu ront uyt, In tegenwoordigheyt van eenige Raets-Heeren, dat hy nu voortaen absolutelick woude gebieden, volgende sijnen last hem uyt Spangien gesonden. In somma, men heeft gesien ende bevonden, dat het Contract (te Marche en Famine besloten,) op enckel bedrogh gefondeert was.
De wercken van Don Ian geven daer getuygenisse van, maer de Staten, wat deden die sulcks merckende?
De Staten hebben haer versekert van het Kasteel, ende de Stadt van Antwerpen, de Duytsche daer uytdrijvende. Item, van Liere, Wouwe, Bergen op Zoom, Steenbergen, 's Hertogenbosch, ende Breda. Sy hebben oock gevangelick genomen, Focker, Fronsburgh ende andere Oversten der Duytsche, die met Don Ian tegen haer handen ende beloften begonnen den Krijgh te
| |
| |
voeren: Daer beneffens hebben de Staten, den geheelen handel van Don Ian, sommierlick aen den Koningh geschreven, ende seer onderdanighlick gebeden, dat het sijne Majesteyt woude gelieven, hier andere Ordere in te stellen, eer de Landen ofte Ingesetene der selfder, (niet langer konnende verdragen die ongerechtige quellagie, daer mede sy nu lange waren verdruckt geweest,) uyt onverduldigheyt, ende om dat haer sake niet bevordert en wiert, genootsaeckt soude wesen yet te doen, dat tot nadeel van sijne Majesteyt soude mogen strecken. De Staten hebben de Copije hares briefs Don Ian gesonden, op dat hy soude mercken, dat sy niet gesint en waren, haer de kappe eenemael over het hooft te laten trecken.
Wat heeft Don Ian gedaen, desen Brief gesien hebbende?
Don Ian dien gelesen hebbende, ende siende oock dat sijne aenslagen op Antwerpen, en de andere Plaetsen, hem misluckt waren, ende sijne Collonels, daer hy sich op verlaten hadde, gevangen saten: Dat veel Walen hem afvielen: Oock vreesende dat de Staten met de Prince van Oraengie, hem te Namen onversiens souden overvallen: soo begost hy schoon te spreken, ende begeerde met de Gesanten der Staten te handelen, begeerde sich in vrientschap met haer te vereenigen. Ia hy heeft den 23. Aug. 1577. geschreven aen de Staten, dat hy te vreden was, indien sijn Gouvernement, ende Persoon haer niet aengenaem en was, dat sy vryelick by den Koningh souden versoecken, dat het sijne Majesteyt woude gelieven, haer eenen anderen Gouverneur te senden, die haer aengenamer mochte wesen, ende dat men daer-en-tusschen, de Wapenen aen beyde zijden souden schorten.
Zijnse oock in 't gespreck met den anderen getreden?
Ia sy: Men heeft beginnen te handelen, maer stracx heeft men konnen mercken, datter boeverye onder schuylden, want Don Ian heeft sulcke conditien voorge-
| |
| |
slagen, die hy wel wiste dat de Staten nimmermeer aennemen en soude. Als waren onder andere, dese naervolgende: Dat hy macht soude hebben na sijn goetduncken te straffen die gene, die eenigh schandael in de Religie toonen souden. Item, dat die gene, die sijne Posten ende Brieven, na Spaenjen gaende, afgeworpen, geopent ende oncijffert hadden, hem gelevert soude worden. Dat de Heer van S. Aldegonde ende Therom, met meer andere, terstont uyt Brussel soude gebannen worden. Dat de Steden van Hollant, ende Zeelant souden doen ophouden de Predikatien, Scholen, ende alle exercitien van de Nieuwe Secten in hare Steden.
Een blint Man, soude wel sien dat dit om welstaens wille voorgestelt wiert, om daer-en-tusschen wat anders by der hant te nemen.
Wacht wat, daer volgen noch andere conditien: Als dat de Prince van Orangien soude ophouden van verscheydene Plaetsen te fortificere, ter contrarie, dat hy afbreken soude de nieuw-gemaeckte Sterckten te Steenbergen ende op andere Plaetsen: dat hy de Kercken en Kloosters soude herstellen in den staet daer in sy waren ten tijde van de Pacificatie van Gent: dat hy de Oorloghschepen van Antwerpen soude doen vertrecken: dat hy de Stadt van Nieuw-poort in sijne handen soude overgeven: dat de Staten het Kasteel van Antwerpen soude stellen in handen van den Koningh, ende daer in trecken laten sulck Krijghs-volck als hy soude ordineren, &c.
Zoon. Op wat moeder lagen doch alle dese onbillicke petitien?
Middelerwijle heeft Don Ian met allen vlijt die Bloetdorstige Spaenjaerden, die korts met bloet bezoetelt, ende met Buyt geladen, uyt dese Landen vertrocken waren, te Poste ontboden, wederom in Nederlant te komen, plat tegen het verdragh ende beloften der Staten, ende onlanghs gehoudene Vrede-handelinge gedaen, dewelcke hy seer hoogelick op de Heylige Euan-
| |
| |
gelum hadde besworen, ende belooft in allen deelen naeuwelick te onderhouden.
Zoon. Ick en verwondere my niet meer, als eenen Spaenjaert schelms handelt, het waer mirakel dat hy oprechtelick soude konnen handelen; Maer wat raet hebben de Staten gesocht ende gevonden?
De Staten merckende nu oogenschijnlick, dat Don Ian niet dan verlenginge en socht om Krijghsvolck, soo uyt Vranckrijck, Italien, Duytslant, ende elders, te vergaderen, ende haer daer mede onversiens te overvallen, soo hebben sy den 4. September, hem seker Artijckelen schriftelick toegesonden, die sy begeerden voldaen te hebben, eer sy in verder handelinge met hem wouden treden, daer by rondelick schrijvende, dat sy sijne presentatie, belangende sijn vertrek uyt dese Landen, geern aennamen, ende wel begeerden, dat hy vertrecken soude, al ware het terstont, het Gouvernement latende in handen van den Raet van Staten: Oock heeft Elisabeth de Koninginne van Engelant dit bevordert, den Koningh door eenen expressen Edelman aendienende de secrete handelingen ende practijcken, die Don Ian was drijvende met de gevangene Koninginne van Schotlant. De saken aldus staende, soo heeft Don Ian de Stadt Namen met groot Guarnisoen beset, ende hy in getrocken na Lutzenburgh, daer hy sijn volck vergaderde, ende hem tot den Krijgh rustede. Die van Brabant nu sonder Gouverneur zijnde, dewijle sy met Don Ian in Krijgh stonden, soo hebben sy den Prince van Oraengie voor haren Ruwaert ('t welck in out Brabants soo veel te seggen is als Rust-bewaerder, of Gouverneur) aengenomen, ende korts daer na, namentlick den 7. December, is Don Ian by de Generale Staten verklaert te zijn Infracteur van de Pacificatie, die hy be-eedight ende besworen hadden, ende voor Vyand van de Landen: Ende den 18. der selver Maent, is de Aerts-Hertoge, Matthias van Oostenrijck, verkooren tot Gouverneur Generael van de Nederlanden, ende de
| |
| |
Prince van Orangie is sijnen Luytenant Generael gemaeckt, zijnde een Man op den welcken haer de Landen in de aenstaende Oorloge alderbest mochten vertrouwen: sijne kloecke ervarentheyt, verstant, ende getrouwigheit, alle de heele Werelt door genoeghsaem bekent zijnde.
Tot nu toe hebdy genoegh vertoont, dat, gelijck de Spaenjaerden met ongehoorde onmenschelicke wreetheyt, ende valsche loose bedriegelicke practijcken, ons hebben gesocht te ruineren: wy daer-en-tegens met ongelooffelicke ende inimitabel gedult ende patientie, alles hebben gedragen, nochtans nu daer toe gekomen zijn, dat de Heeren Staten Don Ian Vyant verklaren van 't Lant, welck verre siet: Soo bidde ick u, wilt my sommierlick verhalen de oorsaken, die de Staten hier toe beweeght hebben?
De Staten hadden voorwaer seer groot ende menighvuldige oorsaken, om Don Ian Vyant te verklaren, ende om van den Koningh dagelicks meer ende meer te vervreemden, aengesien (gelijck een yeder genoeghsaem konde speuren, uyt het tractement het welck ons door sijn bevel aengedaen wiert) dan hy geresolveert hadde, dese Landen geheelick te verderven, ende de goede Inwoonders der selfder tot slaven der Spaenjaerden te maken. Wat konden wy anders doen, in sulck eenen bedroefden staet zijnde, dan onsen toevlucht tot het gene dat de Goddelicke ende Wereltlicke Rechten in diergelicke saken gedogen, de nature beveelt, redene is wijsende, ende de Wetten consenteren? te weten, datse de Wapenen in de vuyst nemen souden, om haer tegen de openbare Geweltdoenders te beschermen, ende by alle middelen van onse Halsen af te weren, de ellendige slavernije dewelcke de Vremdelingen over ons, ende onse Nakomelingen sochten te brengen. Hier toe zijn de goede Inwoonders des Lants dies te eer ende te meer verweckt geweest, siende dat de Hertoge van Alba, ende andere Autheurs ofte Beleyders der Nederlantsche Ellenden
| |
| |
nu de groote Authoriteyt by den Koningh hadden, ende dat sich Don Ian meest reguleerde na den Raet der selfder, ende der gener, die hy 't by solemnelen Eedt hadde belooft, tot exempel van andere te straffen, dat is der gener die den brant gesteken hadden in de schoonste Steden van de Landen, ende die hare handen bezoedelt hadden in het bloet van veel duysent onschuldige Menschen, ja selfs der gener die de getrouwste Dienaers ende de beste Vrienden des Koninghs waren geweest; Dese Moordenaers, segge ick, waren by Don Ian aldermeest geacht, alle saken drijvende na hare eygene fantasie. Wat goets konden wy doch verwachten ofte verhopen, als wy alsulcke tyrannige ende wreede Moordenaers sagen gestelt tot Richters over ons leven, erven ende goederen? Indien wy, die in de voorgaende Iaren, soo veel bedriegerijen ende loose handelingen, tot onsen grooten nadeel, hadden gesien ende gevoelt, wederom ons in de handen der Spaenjaerden gegeven hadden, wy souden des geheelen Werelts spot zijn geworden.
Ick hebbe, als in kort begrijp, aengehoort de redenen van u voorgestelt, om ons te opponeren, onder het beleyt van onse Heeren, tegen de Tyrannije. Nu gelust my wel te weten, wat Don Ian gedaen heeft?
| |
| |
Don Ian, vyandt verklaert zijnde, heeft sich met gewelt tegen de Staten gestelt, ende hy heeft haer eenigh volck te Gembloers afgeslagen, den 31. Ianuary 1578. sijn victorie vervolgende, heeft hy noch eenige Stedekens, eensdeels met gewelt, anderdeels by compositie ingekregen, onder dewelcke was het Stedeken Sichenen, alwaer hy seer wreedelick heeft gehandelt tegen belofte ende toesegginge: al doot slaende, verdrinckende, ende onthalsende, sonder eenige genade.
Heeft hy noch eenige Plaetsen meer ingekregen, waerdigh te verhalen?
Hy heeft oock Nivelle belegert, het welcke hy na veel stormen heeft gedwongen tot compositie, den Heere van Villers, Gouverneur, met alle het Guarnisoen toeseggende, dat sy souden mogen uyttrecken met Rappier en Ponjaert, de Capiteynen te Peerde. Maer Don Jan heeft sijn moortdadigh gemoedt betoont, door het moorden van alle de krancke ende gequeetste soldaten, die soo haest niet uyttrecken en konden, als de gesonde ende weerhaftige.
Vader, is'er niet wederom te deser tijdt van Vrede gesproken?
Men heeft'er soo wat van gesproken, maer daer en is niet uytgericht. De omliggende Potentaten (om de vervreemdinge der Nederlanden van haeren Lant-Heere voor te komen, ende om het vyer der Oorloge te blusschen) hebben gearbeyt om eenen Vrede in dese Landen te maken; tot welcken eynde de Keyser, de Koningh van Vranckrijck, ende de Koninginne van Engelant, hare Ambassadeurs in Nederlant gesonden hebben, die seer wel ende neerstelick hier in gearbeyt hebben: ende de Staten warender oock wel toe gesint, tot bewijs, waer van sy eenige redelicke conditien voorgestelt hebben; maer Don Ian en woude die geensints aennemen, onaengesien dat het de Ambassadeurs hem seer rieden. Hy seyde, dat hy tevreden was, datmen Be-
| |
| |
stant soude maken: dit en was anders nergens om te doen, dan om tijdt te gewinnen, ende daer-en-tusschen meer volcks te vergaderen; doch de Staten en hadden geenen smaeck in de Treves, overmits de gelegentheyt harer saken dit niet lijden en konden.
Is dan dese handelinge soo heel onvruchtbaer afgeloopen?
Ia sy, want so haest Don Ian meer Krijghs-volck bekomen hadde, soo heeft hy de Ambassadeurs geantwoort, dat de Koningh den geheelen Vrede-handel gestelt hadde, ende noch stelde, in handen van den Keyser, daer van hy haer Brieven vertoonde, ende dancktese met eenen af. Hy meynde nu Bestant genoegh te zijn, om de Lande door sijnen geweldigen Leger te dwingen ende te overheeren: maer niet lange hier na is hy haestelick gestorven in sijnen Leger voor Namen, ende met groote Pompe binnen de Kercke te Namen gedragen, ende van daer na Spaenjen gevoert. Hy hadde sich vast ingebeelt, dat hy door hulpe des Paus soude Koningh van Engelant, Schotlant, Yrlant ende Thunis, geworden zijn, hy meende groote eere in te leggen, ende beroemt te worden, door de treffelicke Victorien die hy over ons soude halen; maer onsen goeden Godt heeft sich onser ontfermt, ende hy heeft ons uyt de handen ende tanden des bloetdorstigen Hoere-kints, ende sijner medt-gesellen, die hare swaerden op ons gewet hadden, genadelick geruckt. Hy voerde in sijn Vaendels een kruycefix, met dese woorden: In dit teycken hebbe ick de Turcken overwonnen, ende in dit selfde teycken sal ick oock de Ketters overwinnen. Maer als het de Menschen op het kloeckste grijpen aen, soo gaet doch Godt een ander baen, het staet alles in sijnen handen.
Zoo is daer noch een roede versleten, wie is doch dese gesuccedeert?
Alexander Farnese, Prince van Parma, is van den Koningh gemaeckt Gouverneur Generael in dese
| |
| |
Landen; dit was den rechten Vos, die men moeste gebruycken, om de Nederlanders te bedriegen, hy is Opper-meester geweest in schalckheyt, list, ende alle bedriegerije, lacchende met den monde, maer het herte vol fenijns hebbende, daer mede hy den Koningh meer voordeels gedaen heeft, dan alle de vorige Gouverneurs met hare gestrengigheyt.
Welck is doch sijn eerste meester-stuck geweest?
Het alderschadelickste voor dese Landen dat men bedencken mag; want stracks in den beginne sijnes Gouverneurschap, heeft hy de sake also beleyt tusschen de Provintien, datter een bedroefde scheuringe gekomen is: want Arthoys ende Henegouwe, Rijssel, Doywaey, ende Orchiers, hebben haer met den Koningh geheelick versoent, ende sy zijn van Brabant, Vlaenderen, Hollant, ende Zeelant, &c. afgeweken, het welck het wit was daer de Koningh lange op gemickt ende geloert hadde: wel wetende, dat hy tot sijn voornemen nimmermeer komen en soude, dan door dusdanige scheuringe der Provintien. Dit is geweest den poel van vele ellende, oorsake van eenen langen bloedigen Krijgh, ende van 't verderf der Nederlanden, dese naest-voorledenen Iaren.
Wat hebben doch de Heeren Staten hier tegen gedaen?
Als de Ed. Mog. Heeren Staten met seer groot bedroeffenisse dese scheuringe vernomen hadden, so hebben sy getracht den Staet der andere Provintien te versekeren, door een naeder Unie, verdragh ende verbontenissen aen malkanderen, die sy tot Uytrecht beraemt ende besloten hebben, daer van dese Landen sint der tijdt zijn genoemt geweest, De Geunieerde, ofte Vereenighde Landen. Hoe de indignatie der Spaenjaerden bitter, ende de Legers des Vyants grooter waren, hoe de Provintien naeuwer aen malkanderen zijn verplicht ende verbonden geworden. Tot hare groote schade nu geleert hebbende, wel ter herten te nemen, ende te be-
| |
| |
trachten de Lesse ende vermaningh des kloecken Veltoversten Sertory, die sijne Soldaten, als sy tweedrachtigh waren, seer aerdigh heeft aengewesen hoe lichtelick dat sy hier door souden konnen te schande komen, ende van hare Vyanden verwonnen worden. Hy stelde daer een Peert in aller tegenwoordigheyt, ende hy beval een van de sterckste Soldaten, dat hy dat Peert den gehelen steert te gelijck met eenen hael soude uyttrecken; Den Soldaet heeft met al sijn kracht sulcks te doene gepooght, maer te vergeefs.
Daer na heeft Sertorius, een van der Soldaten Iongers geroepen, ende hem bevolen, dat hy het eene hayr voor, het ander naer, uyt des Peerts steert trecken soude, 't welck den Iongen licht om doen was: Hier door heeft Sertorius sijne Soldaten gesterckt ende gestijft eendrachtelick met malkanderen te leven ende te vechten. De Staten lieten ontrent dese tijdt (om te betoonen dat sy geresolveert waren, in aller maniere hare mannelicke resolutie te volvoeren) eenen Penningh Munten, waer op aen d'eene zijde waren afgebeeldt de doode Lichamen van Egmont ende Hoorne, ende hare Hoofden op Staken: aen d'andere zijde, twee vechtende Ruyteren, ende twee Soldaten, met dese Opschrift:
Praestat pugnare pro Patria, quam simulata a pace decipi.
Dat is:
't Is veel beter voor 't Vaderlant te vechten, als bedrogen te worden door een geveynsde vrede
Maer zijn de andere Provintien door der Staten kloeck beleyt, vereenight gebleven?
Hoe wijsselick, ende hoe wel dat de Ed. Mog. Heeren Staten tot des Lants beste, dese sake beleyt hebben, soo heeft de Prince van Parma, met dese afgescheurde valsche Provintien, soo veel vermocht, dat oock verscheydene Steden in Brabant, Gelderland, Vlaenderen, ende 't Sticht van Uytrecht, haer van het Lichaem hebben afgescheurt, of immers weygerlick waren dese Unie aen
| |
| |
te gaen, de vrome Burgers overheert zijnde, van die, welcke de Paepsche Religie toegedaen waren, ende die deshalven tot de Spaenjaerden inklineerden.
Heeft Parma oock eenige andere practijcken meer gebruyckt tot nadeel van onse eenigheyt?
In het Iaer 1579. is'er wederom een Vrede-handelinge voorgeslagen, ende daer zijn binnen Keulen tot dien eynde gekomen de Gesanten des Paus, des Keysers, des Koninghs van Hispaenjen, ende der Ed. Mog. Heeren Staten, al waer men niet anders gesocht en heeft, als de Geunieerde Provintien het net t'eenemael over 't hooft te trecken, ende ons in des Koninghs handen te leveren, om met ons te leven na sijnen wille ende believen. Men heeft de voornaemste der Gesanten, soo met pensioenen, als met groote beloften, beweeght te doen wat den Koningh behaeghde: als waren onder andere, den Hertoge van Aerschot, den Abt van St. Geertruyt, den Abt van Marolles, Bucho, Arra, Abt van St. Baefs, ende Jasper Schers, Heere van Grobbendonck, die Amen geseyt hebben, op alles wat den Hertoge van Terra Nova, ende Parma voorgaven.
Och hoe zijn wy verraden ende verkracht geweest, (maer Godt lof, noch niet heel gelevert) van die, welcke voor ons sorgen souden! Vader, is hier oock eenigh groot ongemack meer uytgeresen?
Geduerende dese Vrede-handelinghe binnen Keulen, heeft de Prince van Parma, de goede Stadt van Mastricht belegert ende overweldight, ende groote wreetheyt aldaer bedreven. Dese Vrede-handelinge heeft te wege gebracht, dat niet alleen de Provintien van Artoys ende Henegouwen, met de Castelrije van Rijssel, zijn afgesondert gebleven van d'andere, maer men heeft het soo gebrouwen, dat oock Mecchelen ende s'Hertogenbosch, met noch meer Steden, haer van de andere Provintie hebben afgescheurt. In de plaetse van een bestemmige Vrede te maken, gelijck men hoopte, heeft
| |
| |
men Instructien gemaeckt, ende in Spaenjen gesonden, aenwijsende hoe de Koningh op 't bequaemste den krijgh in dese Landen soude voeren, om niet alleen Meester te worden ende te blijven in geheel Brabant, Vlaenderen, Artoys, Henegouwe, &c. maer oock, om Hollant ende Zeelant, &c. te dwingen ende t'overheeren. De beyde voorgenoemde Abten, wierden Raets-Heeren van de Koningh gemaeckt, ende dien van Morelles, wert van Terra Nova, uyt 's Koninghs Authoriteyt, belooft een Pensioen van drie duysent Kroonen Iaerlicks.
Na mijn slecht oordeel, dunckt het my gantsch ongerijmt, dat wy in alle Vrede-handelingen met den Spaenjaert opgericht, altijdts achterhaelt ende bedrogen zijnde, noch evenwel ons tot diergelicke sprekingen ende contracten laten bewegen?
Dit en geeft u niet alleen vreemt, maer meer andere ende seer treffelicke Persoonen. Een seer treffelick Man, die schijnt dat geweest is een van de Gedeputeerde tot dese Vrede-handelinge, heeft den selven Anno 1586. binnen Lion in 't Latijn laten drucken met Annotatien, verhalende, datse wel slecht moesten zijn, die niet en merckten wat de Koningh in de Vrede-handelinge gesocht heeft, dewijle hy persisteerde, hy die meynde, dat de Nederlanden begangen hadden Crimen Laesae Majestatis, tegen Godt, ende tegen hem. Hy bevondt, dat hy in soo lange Iaren, met de wapenen tot volvoeringe der straffen, welcke na sijn, ende der Inquisiteuren oordeel, dese Landen verdient hadden, niet en hadden konnen komen, daarom practiseerde hy nu deselfde met haer eygen wapenen ende middelen te ruineren, onder de Provintien twist werckende, om alsoo d'eene voor d'andere te bestormen, ende eyndelick beyde de partijen in den gront te zeylen; want al ware het dat de afgewekene Provintien ten langen laetsten boven gelegen hadden, soo soude sy immers den Spaenjaert te onsterck zijn geworden, ende sy souden van haer even soo wel vernielt zijn geworden, als d'andere.
| |
| |
Hoe duyster zijn groote Heeren Boecken te lesen! Maer noch vint men kloecke Lieden, die haer meyningen ontcijfferen konnen; maer Vader, dewijle soo veel gepractiseert wiert by den Vyand tot ons verderf, en hebben onse Ed. Mog. Heeren Staten niet wederom wat bedacht tot onse conservatie?
Na dat nu veel Iaren langh de Koningh van Hispaenjen, dese Landen seer gruwelick hadde getyranniseert, ende daer na met menigerley listige ende bedriegelicke practijcken (als ick u dickwils verhaelt hebbe) ende Vrede-handelinge, hadden gesocht onder sijn absolute heerschappije ende volkomen tyrannye te brengen: ende de Ed. Mog. Heeren Staten, siende dat hare saken alle dage arger en arger afliepen, door dien dat den haet ende den toorn des Koninghs, over alle dese Landen dagelicks was wassende ende toenemende, soo hebben de Staten Generael, in den Hage vergadert zijnde, na lange deliberatie, den ses-en-twintighsten Iuly, 1581. een Placcaet beraemt, daer sy in verhalen, dat de Onderzaten niet en zijn geschapen tot behoef vanden Prince, maer de Prince om der Onderzaten wille, (sonder de welcke hy geen Prince en is, (om dit met redenen ende met recht te regeeren, voor te staen, lief te hebben, als eenen Vader sijne Kinderen, ende eenen Herder sijne Schapen: Ende soo hy ter contrarie doet, soo en is geen Prince, maer een Tyran, die van de Onderzaten (insonderheyt, wanneer sulcks geschiet met Authoriteyt van de Staten der Landen,) magh verlaten worden: te meer, als sy met geene ootmoedige vertooningen, versekertheyt, van vryheyt, van lijf en goet, Wijf en Kint, en hebben konnen verwerven: 't Welck voor al, behoorde plaetse te hebben in de voorsz. Landen, mits dat die gewoon zijn geregeert te worden, na den eedt des aenkomenden Princen, volgende de Privilegien, Costuymen, ende oude herkomen deser Landen, die op sulcke Conditien hare Princen ontfangen, ende soo hy die breeckt, soo is hy oock na rechte,
| |
| |
van de Heerschappije der selfde vervallen, &c. wederom de Staten finaliter by haer Placcaet voegen, dat sy alles overmerkt hebbende, uyt hoogen noot gedwongen zijn, by gemeynen accoorde, deliberatie ende overdracht, den Koningh van Spaenjen te verklaren, ende met dien verklaerden vervallen te wesen van sijne Heerschappije, gerechtigheyt ende erffenisse, van de voorsz Landen, ende voortaen van geene meyninge te zijn, den selven te kennen in eenige saken, Princelicke Hoogheyt, Iurisdictien, ofte Domeynen der Landen, ofte sijnen name als over-heere meer te gebruycken, &c.
Ick geloove de gantsche Werelt sal sich verwonderen, hoe wy soo lange dat sware jock hebben dragen konnen, ons selven houdende voor Ezels die tot dragen geboren waren: Maer wat heeft de Koningh gedaen, merckende ende hoorende, dat onse E. M. Heeren Staten sijn Heerschappije geheel van haren hals geworpen hadden met sulck een Mannelicke resolutie?
Onse langhwijlige patientie, dient ons tot eere ende onschult voor de gantsche Werelt, ende alle Natien. Voorders de Tyran merckende ende bevindende, dat de Doorluchtige ende Hoogh-geboren Prince van Orangie, hem een splinter in sijn ooge was, hem voornamentlick belettende in sijn boos voornemen, ende dat hy sich met Wapenen, ofte opentlick gewelt, niet en soude konnen wreeken: soo heeft hy gesocht, ende alle middelen aengewendt, om desen vromen Helt van het leven te berooven door Moordenaers, daer toe geen gelt sparende.
Dit is een middel, selfs by de verstandighste onder de Heydenen verworpen ende verdoemt, welcke de Tyran te wercke stellende, aen den dagh geeft, sijn kleyne couragie, sijn kleyne macht, ende dat hy slimmer is als de Heydenen, dewelcke villeyn geacht hebben, sulcke instrumenten te gebruycken.
't Is als gy seghe. Niet te min en heeft hy niet eenmael, maer dickmael sich onderstonden, het selve te
| |
| |
doen; Voor eerst Anno 1582. door eenen Spaenjaert binnen Antwerpen, genaemt Ian Iauregni, die door persuasien, van de eeuwige Saligheyt daer door te verdienen, ende boven dien, noch grooten Lof ende Rijckdom te verkrijgen hier toe is beweeght geworden: Desen jongen schelm heeft dit sijnen Bieght-Vader, Hr. Antonis Timmerman geopenbaert, die hem absolveerde, om dat hy het aennam ter eeren Godes, ende uyt yver van de Roomsche Catholijcke Religie; ja desen Pape heeft den Moordenaer in sijn voornemen gesterckt, ende het Sacrament daer op gegeven. Dit moortdadig stuck is aengegaen den 8. Marty. Iauregni is wel gewapent na het Kasteel van Antwerpen gegaen, daer de Prince gelogeert was, die sijn middagh-mael gedaen hebbende, gegaen is in de groote Zale, verselschapt met veel treffelicke Heeren. Willende uyt de Zale gaen, na sijn Kamer, heeft hem desen Iauregni, by de Deure staende, met een Pistole geschoten onder sijn rechter oore, dat het ter slincker kake uytvloogh; de kloot passeerde door 't gewelfte des monts onder de boven-tanden.
De Heeren ende Edele, die by sijn Princelicke Excellentie waren, dit siende, gaven den Spaenjaert drie ofte vier steken, ende de Hellebaerdiers stacken hem voorts doot. De Prince tot hem selven komende, ende verstaende, na de bezwijminge, dat hy gequetst was, soo riep hy, Doodet hem niet, ick vergeven hem sijne daet. Men heeft by den Moordenaer gevonden, neven andere dingen, eenige spaensche Gebedekens aen de Sancten, Engelen, ende Godt: onder welcke een was aen den Engel Gabriel, den welcken hy badt, Dat hy sijnen Middelaer woude zijn by Iesus Christus, ende sijnen dierbaren Sone, (gelijck als of Iesus Christus eenen Sone hadde) ende oock Middelaer by de Maget Maria, dat hy mochte sijn voornemen volbrengen, &c.
Zoon. Hoe zijn dese Luyden betoovert met onwetenheyt, Godt biddende om sijnen zegen haer te willen ge-
| |
| |
ven, tot volvoeringe van een afgrijsselick schelmstuck! Maer, is daer geen straffe geschiet over den loosen Biecht-vader?
De Moordenaer, ende sijnen Medt-geselle Antonio Venero, ende den Biecht-vader Antonis Timmermans, zijn gevierendeelt, de quartieren ende hoofden op de Bollewercken des Kasteels gestelt, dewelcke namaels Anno 1581. solemnelick afgenomen zijn, ende als Heylighdom bewaert.
Maer hoe is 't met den Prince gegaen?
Des Princen wonde is door de genade Godes, ende goeder Meesteren neerstigheyt, wonderbaerlick genesen, tegen aller Menschen opinie. Godt de Heere heeft tot voordeel sijner Kercken, ende der bedroefder Landen, desen Godtsaligen ende seer wijsen Helt, het leven noch eenen tijdt langh gespaert.
Maer ten eersten niet geluckt zijnde, heeft den Spaenschen Tyran oock opgehouden?
Neen hy: want niet lange hier na, namelick den 22 Iuly Anno 1582. heeft de Koningh van Hispaenjen, door den Prince van Parma, wederom andere Moordenaers uytgemaeckt, om niet alleene den Prince van Orangien, maer oock Duc d'Alencon, (die te dier tijdt aengenomen was, als Hertoge van Brabant, Grave van Vlaenderen, &c.) binnen Brugge te vermoorden: de Moordenaers waren dese, Nicolaes Salcedo, Spaenjaert, Francisco Baza, Italiaen, ende Nicolaes Hugot, toegenaemt La-borde, eenen Wale.
Drie teffens? Maer wat hebben die doch verricht?
Niet, dan dat sy haer eygen doot en schande gesocht ende gevonden hebben, ende consusie voor den Tyran, want eer den aenslagh in 't werck gestelt wiert, is hy door Godts wonderbaerlicke regeeringe ontdeckt. Hugot hoorende, dat de twee andere in 't Hof waren aengetast, is 't ontloopen. Den Italiaen Francisco Baza wel
| |
| |
merckende, dat hy met een strenge ende schandeleusen doot soude gestraft worden, heeft hemselven met een mes in de gevangenissen het leven benomen. Salcedo is op het versoeck van den Koningh van Vranckrijck, ende sijn Moeder, na Parijs gevoert, alwaer hy bekent hebbende, dat hy tot volvoeringe van dit feyt, van den Koningh van Spaenjen op de hant ontfangen hadde de somme van vier duysent Ducaten, soo is hy by sententie van den Parlamente van Parijs, gecondemneert met vier Peerden van een gescheurt te worden; welcke sententie ter executie is gestelt den 25. October, in de presentie des Koninghs, sijnes Moeders, ende van 't geheel Hof gesien.
Zijnder noch al meer geweest, die gefailjeert hebben?
Ia. Anno 1583. in Martio, is'er te Antwerpen eenen Spaenjaert gevangen, genaemt Pedro Dorbonigno, die bekende, dat hy uyt Spaenjen gekomen was: om den Prince van Oraengie te vermoorden, ende dat hy daer over met den Koningh selve gehandelt hadde, hoewel hy daer na den Koningh wilde ontschuldigen, seggende, alleen met des Koninghs Secretaris daer van gehandelt te hebben. Hy hadde oock in het door reysen te Grevelinge met La Motte daer van gesproken. Hy was oock mede geweest in het innemen ende plonderen der Stadt van Antwerpen. Na dat hy dese ende andere dingen bekent hadde, is in Marty gericht, gelijck men Verraders ende Moordenaers gewoon is te richten.
't Schijnt Vader, dat gy een Register vol daer van hebt, 't is vreemt daer soo veel Waegh-halsen geweest hebben, ende soo gestraft zijn geweest, dat mender noch meer gevonden heeft?
Wat en vermagh niet eergierigheyt, ende geltgierigheyt, vergeselschapt met een blinde yver? In dit selfde Iaer 1583. is oock in den Hage, by sententie des Hofs van Hollant gecondemneert, ende met den sweerde gericht, ende daer na in vier quartieren verdeelt, ende
| |
| |
aen vier kricken opgehangen geworden, eenen Cornilis de Hooge, sich uytgevende van Bastaert voor den Keyser Karel de V. die van den Koningh van Hispaenjen in dese Lande is gesonden, om oproer, scheuringe, ende over al alarm te maken, tot ruine ende bederf des Lants.
Ick mercke wel, datter geen vleesch beter koop en is, als menschen-vlees; Zijnder noch al meer?
Daer is oock Anno 1584. den 13. April te Vlissingen gevangen ende gericht, eenen Hans Jansz, een Rijck Koopman, die den Prince met alle die by hem waren, meynde door Bus-poeder, geleyt in eenen kelder ontrent den huyse daer de Prince gelogeert was, om te brengen. Ende desen Hans Iansz hadde van deser saken gehandelt, met den Spaenschen Ambassadeur in Vranckrijck.
Niet lange na dat desen aenslagh gefailjeert was, is'er eenen Francoysen Capiteyn geweest, die oock hier toe is versocht geweest, maer hy heeftse lustigh bedrogen.
Hoe is dit toe gegaen, ick bid u Vader, wilt my dat verhalen?
Desen Franschen Capiteyn was van het Guarnisoen van der sterckte ter Neufe, genaemt le Goth, gevangen ende gelevert in handen van den Marquis de Roubaix, van den welcke hy is aengesproken ende versocht om eenigen dienst te doen, voor de behoudenisse van sijn leven, dreygende hem anders te dooden, om dat hy eens uyt de gevangenisse gebroken was; Ende by namen heeft de Marquis van le Goth versocht, om yet voor te nemen op den Persoon van den Prince van Orangien, het welk de Capiteyn na veel woorden ende beloften van vergeldinge, ten laetsten aennam, seggende, dat hy gelegentheyt wist, om den Prince te vergeven in een seker Potagie, gekoockt met Palingen, die de Prince geern at. Hier van heeft de Marquis, den Prince van Parma, geadverteert, die hem antwoorde, dat hy den aenslagh goet vondt ende prees, ende gaf hem oock macht om belofte van vergeldinge te doen; maer desen Capiteyn los zijn-
| |
| |
de, heeft dit schelmstuck aen den dagh gebracht, ende hy is den Landen getrouwe gebleven, oock in den dienst der selfder gestorven.
Maer lieve Vader, wat helpt het doch al duysent stricken te ontgaen, als men in eenen gevangen blijft.
Op u versoeck hebbe ick u alle dese exempelen voorgestelt, om te betoonen den schrickelicken haet, Barbarische wreetheyt, ende vileyne middelen, die onsen gemeynen Vyant heeft gebruyckt, om ons te onderdrucken, ende te berooven van onsen getrouwen Voorsorger, het welck so menighmael haer gefailjeert zijnde, nochtans Godt ten laetsten toegelaten heeft, tot straffe onser ondanckbaerheyt, salige verlossinge des Princen uyt deser ellende, ende bewijsinge, dat hy meer Instrumenten kan verwecken, om den hooghmoet van Spaenjen onder voeten te brengen. In 't Iaer 1584. den 10. Iuly,
eenen sekeren Balthasar Geraers, Bourgoingnon, die sich liet noemen Francoys Guyon, van Lion, gestijft ende gesterckt zijnde van verscheyde Iesuyten, heeft den Prince binnen Delft seer moortdadelick in sijn Hof, soo hy des middaeghs van de Tafel quam, met een Sinck-Roer daer drie Kogelen in waren, soo gequetst in 't hooft, dat hy stracks daer na, sprekende dese woorden, Heere Godt weest mijn ziele, ende dit arme Volck genadigh, sijnen geest heeft gegeven.
Hoe heeft Spaenjen doe getriumpheert?
| |
| |
Soo bedroeft ende verslagen als wy waren, soo verblijdt is de Spaenschen Tyran geweest, als hy hoorde dat desen treffelicke Vorst, die voor den welstant deser Landen, lijf ende goet heeft op geset, van het leven berooft was. Hy heeft gemeent dat het al gewonnen was, of immers, dat korts alle dingh na sijnen wensch gaen soude; maer Godt de Heere heeft bewesen ende doen blijcken, dat het sijne Hant is die ons beschut ende beschermt: ende dat het nimmermeer aen Instrumeneten sal ontbreken, om sijn Volck ende Kercke te bewaren.
Maer wat raet hebben doch de Staten gevonden, om die sake wat te redresseren?
De Ed. Mog. Heeren Staten hebben, na den doot des hooghloflicke Prince van Orangie, het Gouvernement van Hollant, Zeelant, Vrieslant, ende Uytrecht, gegeven sijnen Sone Prince Maurits van Nassou, ende daer by het Admiraelschap ter Zee, die als eenen kloeckmoedigen Helt, de Landen met den Sweerde heeft beschermt, den Vyant groote af-breucke doende, als sijnen Heer Vader hadde konnen doen. Hy heeft doen blijcken, dat der Spaenjaerden Vel niet harder en is, als anderen Menschen, gelijck tot noch toe vele gemeynt hebben: maer dat sy zijn Hombres como los otros, ende dat het derhalven groote dwaesheyt is, van haer slavernye voor gereet gelt te koopen, gelijck gedaen hebben alle die gene, die hem hebben aengebeden, op dat hy haer geen quaet noch schade doen en soude.
Vader, gy vertelt seltsame ende vreemde practijcken, onweerdigh van brave ende couragieuse Princen gebruyckt te worden, als dusdanige Moordenaers met menighte uyt te senden, om sijnen Vyant neder te leggen, het welcke qualick over een komt met het gene ick dickwils van andere in verscheyde discoursen gehoort hebbe, die boven alle Gouverneurs hier gesonden, den Prince van Parma exalteerden ende presen.
Ick bekennen geern, dat hy de beleefste van
| |
| |
alle geweest is, waer mede hy veel meer gewonnen ende uytgericht heeft, dan alle sijne Voorzaten met hare gestrengheyt ende wreetheyt gedaen hebben, maer of hy tot sijne hooghste victorien gekomen zijnde, soo goedertieren soude gebleven zijn, of dat hy ons vermeestert hebbende, ons allegaer, na den wreeden wensch Caligulae, gelijckelick soude uytgeroeyt ende verdelget hebben, dat soude den tijdt geleert hebben, indien Godt de Heere hem de finale victorie, ende het leven, soo lange gelaten hadde. Hy was Meester in de konste van veynsen, zijnde een Italiaen, die andere Natien daer in te boven gaen, ende onder alle die, eenen Prince professie daer van maeckte, dies te meer konde hy sijn bloedigh voornemen tot zijnder tijdt volvoert hebben, overmits hy van Pauselicke af-komste was, die hem hier toe soude geraden hebben; maer sekerlick, al en hadde hy anders niet gedaen, dan dat hy soo veel Moordenaers heeft gehuert om den treffelicken Vorst, den Prince van Orangie, te vermoorden, soo en is hy niet weerdigh onder het getal der goedertierene ende rechtschapene Princen getelt ende gestelt te worden.
Soo bloedigh evenwel en is sijne Regeeringe niet geweest als der anderen Gouverneuren voor hem?
Dat is wel soo, maer oock nergens na soo goedertieren als vele van sijnen aenhang daer van geroemt hebben. Neemt tot exempel uyt vele, dit eene: Mastricht is sijne eerste victorie geweest, welcke Stadt hy vermeestert ende overweldight heeft, Anno 1579. wat wreetheyt, moorderye, vrouwen-schenderye, brantstichtinge, ende ander gewelt dat men daer geoeffent heeft eenige dagen langh, na het innemen deser Stadt, daer van en wil ick niet spreken, want men wel weet hoe het in 't gemeen toegaet in die Steden, die na lange belegeringe van hare Vyanden overwonnen worden, al hoewel dat oock vele Velt-oversten, selfs onder de Heydenen, haer Krijgsvolck niet en hebben toegelaten, haren rasenden wille te
| |
| |
volvoeren over de verheerde Steden, ende Inwoonders der selfder. Doch dit latende op sijn Krijghsmans goet zijn, soo en sal niemant konnen ontkennen, dat lange, na dat het bloet der overwinners koele geworden was, de Prince van Parma, in de Stadt van Mastricht, sijne Capiteynen ende Soldaten soo groote moetwille ende overlast heeft laten bedrijven, als oft sy nu stracks eerst overwonnen ende vermeestert geworden waren.
Soo hoore ick wel, dat men geen groot recht en heeft, hem soo hooge te roeme, als sommige wel doen?
Neen trouwens; want al heeft hy het moorden nagelaten, nochtans heeft hy verscheyde Steden in groot jammer ende ellende gebracht, ende blijven laten. Daer zijn Anno 1584. Brieven afgeworpen, geschreven by de Raets-Heer Seftich, die doe het Cancelierschap van Brabant bediende, geschreven aen den Prince van Parma, daer in hy klaeghde over eenen Capiteyn Don Rodriego de Castro, die men te wille de Cancelerije moeste transporteren: die het Lant van Over-mase soo tyrannighlick heeft geschat, dat des gelijcken te voren niet gehoort en was, selfs de Geestelicke niet verschoonde, die hy gedwongen heeft hare Kleynodien ende Kerckelicke ornamenten, ja haer Reliquien te verkoopen, ende heeftse eyndelick soo uytgeperst, dat sy hare Choorsangers ende andere, die in de Kercken dienden, moesten oorlof geven, alsoo dat men der selfs op Kermis Anno 1584. geen Klocken noch Orgelen en heeft konnen gebruycken. De Magistraten ende Edele klaeghden, dat het haer ende hare Onderzaten onmogelick was langer te dragen, de lasten van de leeninge tot onderhoudt van de Soldaten: verklaerden dat sy te vreden waren, al haer goederen in sijn handen te leveren, soo sy maer mochten met Wijf en Kinderen ter Stadt uytgaen; maer hare klachten zijn weynigh geacht geweest, sy hebben het Spaensche jock moeten dragen, soo lange, tot dat Godt de Heere haer een uytkomste heeft gegeven: Anno 1586. heeft desen
| |
| |
goedertieren Prince, de Stadt Nuys ingenomen, behoorende onder het gebiedt des Bisschops van Keulen, alwaer hy niet alleen door de scherpte des Sweerts en heeft laten ombrengen, alle die men konde bekomen in de furie, sy waren dan Burgers ofte Soldaten, maer hy heeft daer oock laten ophangen den Godtsaligen Predikant Foffer Oppenheim, met den Gouverneur Cloet, die swaerlick gewondet te Bedde lagh, ende noch twee Capiteynen Siet, wat eenen genadigen ende goedertieren Prince was dit!
Dewijle Vader, gy hem hier boven genoemt hebt eenen opper-meester in schalckheyt, list, bedriegerye, Etc. Soo wilt doch een exempel van sijn bedriegerye voorstellen?
Ick konder wel vele ende verscheydene voorstellen, maer een sal genoegh zijn, 't welck ons (sonder de Almogende hant Godes, die ons beschermde) by na in ruine gebracht hadde. Soo staet u aen te mercken, hoe bedriegelick, ick soude schier seggen, hoe verradelick, dat men Anno 1588. gehandelt heeft, niet alleen met dese Landen, maer oock met Engelant, dat men geheelick heeft gesocht te brengen onder het Spaensche Iock, ende eeuwige Tyrannije der vreemdelingen, door eenen verraderschen Vrede, die wel de Koningh van Denemarcken, ende de Koninginne van Engelant, uyt goeder meyninge gesocht hebben te vervorderen; maer de Edele Mogende Heeren Staten, en hebbender geen sin noch smaeck toe gehadt, maer hebben de selfde veel meer ontraden met wichtige ende menighvuldige redenen, die sy in openen Druck hebben uytgegeven; doch de goede Koninginne, die men persuadeerde dat alle saken oprechtelick ende ter goeder trouwe gedreven wierden, heeft evenwel hare Gesanten uyt Engelandt na Oostende gesonden in February, die met de Gedeputeerde van Hispaenjen, tot Borborgh, in Vlaenderen, in gespreck zijn gekomen den sesten July; maer als men
| |
| |
in het tracteren was getreden, soo is die groote Spaensche Armade, te voorschijn gekomen.
De Koninginne van Engelandt, kende de Spaenjaerts, maer de Ed. Mog. Heeren Staten kendese noch beter als sy, als dewelcke soo menigmael diergelicke Vrede-handelinge geabuseert waren?
't Is soo, de Engelsche hebben 't gesien ende bevonden, (wat het veynsen van Parma nu was) dat men niet anders gesocht en heeft, met dese Vrede-handelinge, dan haer soo lange in den slaep te wiegen, tot dat dese geweldige Armade, haer met ons, ende ons met haer, geheelick soude overvallen hebben; welcke voor-handen zijnde, ende de windt uyt den Zuyd-westen waeijende, soo heeft den Prince van Parma overluyt gesprocken: Questo vento fera la Pace: dat is, Desen wint sal den Peys maken: wat hy daer mede meynde, heeft een yeder wel verstaen, doe de geweldige Armade tusschen Engeland ende Nederlant aengekomen was; Siet hoe den listigen Vos met bedriegerye is swanger gegaen!
Vader, gy hebt beginnen te spreecken van sijn Excellentie, Graef Maurits van Nassou, ende sijn geluckigh ende van Godt gezegent Gouvernement, ende my gedenckt, dat eenige Moordenaers hier te Lande geexcuteert zijn, die hem meynden om het leven te brengen, ick bidde u, verhaeltse doch alle die om die oorsaken wille hier zijn gekomen?
Dat sal ick geern doen. Sijn Excellentie in't Gouvernement getreden zijnde, heeft sich van den beginne sijner regeeringe, seer wijsselick, Mannelick, ende kloeckelick gedragen, den Vyant groote afbreucke doende, soo te Water als te Lande, soo met Belegeringen als Slachtingen, 't welck de Spaenjaert siende ende gevoelende, soo heeft hy door schelmen en verraders, den selfden gesocht verradelick te vermoorden, eerst door een Michiel Renichon, Priester Namuroys, die gedegniseert in Soldaets Kleederen, tot dien eynde van Brussel in de
| |
| |
Vereenighde Landen gekomen is, ende niet alleen hy, maer gelijck hy gevangen wesende, vrymoedelick bekent heeft: daer waren nevens hem noch verscheydene Moordenaers, met gelt ende beloften gekocht ende uytgesonden, om sijn Excellentie ende oock Graef Hendrick, sijner Excellentie jonghsten Broeder, van het leven te berooven Dese Renichon, is in Iunio Anno 1594. in den Hage ge-executeert, na dat hy bekent hadde, dat hy was gehuert van den Grave van Barlaymont, met wille ende weten (na sijn seggen) van den Aerts-Hertoge Ernestus, om sijn Excellentie Graef Maurits om te brengen, ende oock den Heer Oldenbarnevelt, Leoninum, Cancelier van Gelderlant, ende den Heere van S. Allegonde, ende dat men tot desen eynde getelt hadde twee hondert Philips Daelders, daer by seggende, datter noch vijf-en-twintigh duysent Kroonen reede lagen, voor den genen, die sulcks soude volbrengen. Hy is met groot berouw gestorven, biddende voor sijn Vyanden, ende afswerende des Paus Aflaten, Vagevyer ende Misse, prijsende ende stervende in de Gereformeerde Religie.
De Spaensche moortdadigheyt is noch ergens goet toe, want door toevallende geluck, heeft sy desen Renichon tot de ware Religie gebracht, ende alsoo sijne saligheyt bevordert, die anders in die afgrijselicke Afgoderije des Pausdom soude gestorven zijn.
Dit is de barmhertige genade, ende genadige barmhertigheyt Godts toe te schrijven, dan de Spaenjaert toont evenwel sijn moortdadigh gemoedt. Niet lange hier na, is'er eenen Pietre du Foer uyt Brabant in de Geunieerde Provintien gekomen, die oock uytgemaeckt was, om sijn Excelentie te vermoorden, die tot Bergen-op-Zoom gevangen zijnde, bekent heeft, dat hy door persuatie van den Secretaris ende eenige Raets-Heeren van den Aerts-Hertoogh Ernestus, hier toe gebracht ende beweeght was, door groote belooften, ja van Ernesto selfs naderhant in dit boos voornemen gestijft
| |
| |
ende gesterckt was. Dewijle dese schelmstucken onder wege waren, soo heeft de Aerts-Hertoge door Otto Hartius ende Hieronimus Comas, den Vereenighden Nederlanden den Vrede laten aen presenteren: aldus weten dese Menschen in d'eene hant water, in d'ander hant vyer te dragen: doch de Ed. Mog. Heeren Staten, hebben de Vrede-handelinge plat afgeslagen, soo mondelick als schriftelick bewijsende, datter altijdt bedrogh onder den soeten gesuyckerden name van Vrede, was schuylende.
Hebbe ick recht? soo schreef Ernestes voor sijn advijs: Dabit indole dignum: dat is, Hy sal sich drage na het uytwijsen sijnes goeden aerdts. Heeft hy verstaen den Spaenschen aerdt? soo en konnen wy niet klagen bedrogen te zijn, Bedrogen hadden wy geweest, soo onder dese Vrede geen moortdadig stuck geschuylt en hadde: maer heeft de Aerts-Hertoge Ernestus lange geregeert?
Neen hy, hy is kort na sijn aenkomste in het Lant overleden binnen Brussel, den 20. February 1595. ende sijnen Broeder Albertus is hem kortelick in de heerschappije gevolght; den welcken de Koningh met sijner Dochter Isabel Clare Eugenia, dese Nederlanden tot eenen Bruyt-schat gegeven heeft, daer over veel menschen seer verblijdt waren, om dat men nu voortaen niet met den toornigen Koningh van Hispaenjen en soude te handelen hebben, maer met een Prince van Duytschen Bloede, die niet Gouverneur en was, gelijck Duc d'Alba, Loys de Requesens, Don Ian, Prince van Parma, maer met dien, die de Landen eygen toe quamen.
Hy was van Duytschen Bloede, maer van het selfde daer Ernestus van was, beneffens de vreese die men billick mocht hebben van sijnen rooden Kardenaels rock: Maer wat oordeelen de kloeckste van Alberto?
Alle wijse Politike ende verre-siende Mannen, hebben gantsch anders geoordeelt.
Maer Vader, welcke van beyde zijn in haer oordeel bedrogen?
| |
| |
De over-heerde Landen zijn, geduerende de Regeeringe Albertus, in soo groote slavernije gebleven, als hyse gevonden heeft. Te vergeefs hebben sy gehoopt van de vreemde Natien verlost te worden, dat den Raet met Nederlantsche Heeren beset, ende d'Officien aen de Lantzaten souden vergeven worden, Etc. men heeft tegen de Privilegien der Landen, vreemdelingen haer geprefereert, de Spaenjaerden domineren op de Kasteelen, (nesten der Tyrannen) ende sy bedrijven in de Steden grooten moetwille: is'er yemant die haer tegen spreeckt, of die een vry woort ontvlieght, het is stracks Velaco, Lutherano, Traditore del Re, &c dat is, Lutheriaen, 's Koningks verrader; Ia derven wel met brant en plunderinge, de beste Steden dreygen. 't Is schande dat men het verhalen sal, nochtans en kan ick het niet verswijgen; het Guarnisoen, leggende op 't Kasteel van Antwerpen, heeft den Magistraet gedwongen, dat men haer heeft moeten lichte Vrouwen bestellen, makende alsoo de Burgemeesters tot hare Koppelaers ende Roffianen. Wat aengaet de Staten van de verheerde Landen, die en zijn nu maer een nul in't Cijffer, dewelcke hare Hoogheden datelick verkregen hebben, het gene den Hertoge van Alba maer in 't koper en hadde op 't Kasteel van Antwerpen. Wie van alle de Heeren ofte Edelen des Lants, heeft hy gekent, of raet gevraeght, in dese nu onlanghs gehoudene Vrede-handelinge ende gemaeckte Treves, anders dan die alleen die hy weet dat geheelick gespaignoliseert, ende hem ten naeuwsten be-eedicht zijn?
Soon. Ick hoore wel Vader, dat die Luyden die sich verblijden om dat de Landen Alberto gegeven waren, ende dat hy was eenen Prince van Duytschen bloede, in hare vreught bedrogen zijn geworden, en dat die wijse Politie gantsch anders oordeelende, een rechtsinnigh gevoelen hadden: Maer believet u, soo stelt eenige exempelen daer uyt men van Alberto wat nader oordeelen mag?
| |
| |
Desen Vorstelicken Kardinael, heeft stracks in den aenvangh sijner Regeeringe, na aert der Spaenscher Inquisitie begonnen te handelen, ende hy heeft een jonge Dochter, genaemt Anneken uyt den Hove, die by den Iesuyten voor Ketters veroordeelt was, laten ter doot verwijsen, ende levendigh delven binnen Brussel, niet tegenstaende dat sy seer ontfermhertelick badt op haer knijen, soo wel de Iesuyten als de Magistraten, dat men doch hare conscientie niet en woude dwingen, ende een mindere straffe, als de doot, opleggen: vragende, wat sy anders soude geloove dan Godt in sijn Woort belast hadde, oock het gene dat begrepen was in de twaelf Artijckelen des Christelicken Geloofs? daer in sy noch van Paus-misse, Vagevyer, noch Heyligen aen te bidden, noch anderen Aflaet van sonde, dan door het Bloet Jesu Christi, en vondt.
En zijn dese onbarmhertige menschen, door dese soo Christelicke smeeck-redenen, niet beweegt geweest?
Neen, 't en mocht al niet helpen, sy is opentbaerlick als een Kettersche gedolven. Daer beneffens zijn veel meer andere ontrent dese tijdt in Vlaenderen,
| |
| |
ende op andere Plaetsen, om de professie van de Gereformeerde Leere, gevangen.
Oordeele ick recht, soo zijn al de Gereformeerde in den name van Anneke uyt den Hove, verwesen ende verdoemt? Dat wy niet alle gehangen, gebrant, of gedolven en worden, dat ontbreeckt Alberto aen de macht. Maer is 't niet vreemt, dat hy dit stracks in den aenvangh sijner Regeeringe gedaen heeft.
Gy oordeelt seer wijsselick. Vele verwonderden sich, soo Inwoonders deser Landen, als andere Politijcken, dat den Vorstelicken Kardinael, dit diesmaels heeft laten geschieden, als hy den Geunieerden Provintien alomme, ende door verscheydene Princen, dede aenbieden allerley conditien, om die tot eenen Vrede-handel te bewegen.
Heeft oock desen Kardinael, Moordenaers uytgesonden, om sijn Princelicke Excellentie om den hals te brengen?
't En is by het ombrengen deser jonger Dochter, ende andere Godtsalige luyden, wreede vervolgingen niet gebleven, maer Albertus heeft oock uytgesonden sijne Moordenaers, om sijn Excellentie Graef Maurits, onsen kloecken Velt-heere, te vermoorden, te weten, eenen Pieter Panne, die gevangen zijnde, geseyt heeft, dat hy van de Iesuyten daer toe gebracht was. Hy is binnen Leyden ge-executeert, den 22. Iuly Anno 1598. Wat een ernstachtige ende wel-gemeynde vrede was het daer dese liede mede swanger gingen: Nochtans heeft den Aerts-Hertoogh in het selfde jaer, ja heel korts na dat Pieter Panne gerichtet was, reysende van Brussel na Prage, door sijne Brieven de Staten der Vereenighde Landen, den Vrede met wel klinckende woorden, wederom aen gepresenteert: Mel in fore, El in corde: dat is, Honigh op de tonge, Galle in 't herte.
Vreemde ende ongehoorde wreetheden hebdy my vermelt van de Gouverneurs uyt Spaenjen geson-
| |
| |
den, over ons gepleeght, altesamen onder de regeeringe van Philippus de tweeden; Believet u Vader, soo verhaelt my doch wanneer, ende hoe dien wreeden Tyran gestorven is, want ick hoore dat de tegenwoordige regeerende Philippus, de derde genoemt wordt.
Pilippus de tweede, is gestorven Anno 1598. den derthienden September: Ende hy is tot aen het eynde sijnes levens, gebleven een geswoorenen Vyand, niet alleen den Geunieerde Nederlanden, maer oock aller Gereformeerde Christenen, door den gantschen aertbodem verstroyt.
Vader, Godt de Heere pleeght wel onderwijlen de Tyrannen, na dat hyse eenen tijdt langh, als Roeden sijnes Toorns gebruyckt heeft, met hare dooden ende schrickelicke plagen, wech te maken, anderen tot eenen schrick. Hoe is 't doch met desen Bloet-suyper eyndelicken vergaen?
Godt de Heere heeft hem op het eynde sijns
levens, in sijn Lichaem laten gevoelen sijn slaende hant, want noyt Herodus, noch Antiochus, en zijn van Godt den Heere soo swaerlick geplaeght geweest, als de Ko-
| |
| |
ningh Philippus de tweede: Eenen Mr. Iean Boucher, heeft binnen Doornick, Anno 1598. den 26 October, een Oratie gedaen, ende daer na binnen Antwerpen Drucken laten, tot lof deses Koninghs, in de Vrede-handelinge met Eede bevestight, ja hy heeft sijn, welcke de waerheyt hem dese woorden, nevens andere, heeft uytgeperst ende doen schrijven: Hy en hadde nergens plaetse aen sijn gantsche Lichaem, daer hy sonder zeerigheyt was, dan alleen op sijn schouderen, hy en kondt sich noch reppen noch roeren Hy was vol Fisiulen, van de zolen sijner voeten tot aen syn oxselen, hadder seven aen twee vingeren sijner rechter-handt, die geduerighlick van etter vloeyden, ende hy en konde niet lijden, dat men hem ergens geraeckte, ofte aenroerde, ende dit heeft een geheel jaer langh geduert. Hy is oock ses jaren langh, met de gicht gepijnight geweest in sijn leden, ende uyterste deelen des Lichaems: hier benevens soo heeft hy gehadt, een Ethique koortse, tot dewelcke gekomen is, de derdendaeghse, ende dobbel derdendaeghse koortse, die in twee jaren tijts, sijne Ledematen hebben verteert, ende uytgedrooght d'edelste partyen sijns Lichaems. Noch heeft hy den Buyck-loop een root Melisoen gehadt, die op het laetsten soo geduerighlick heeft geloopen, dat men hem in twee-en-twintigh dagen niet en heeft konnen reynigen: ja dat men geen schoone Lakens en heeft konne onder sijn Lijf brengen; dese plage heeft de Mage seer ontstelt, ende eenen seltsamen dorst in sijn Kele veroorsaeckt, dewelcke hy niet en konde lesschen. Hy heeft gedueriglick groote pijne in het Hooft gehad, insonderheyt in de oogen, haren oorspronck nemende, soo uyt den stanck van sijn Bedde, als uyt de quade vapeure ofte dampe, die hem in de Herssene klomme, daer uyt oock sijn Adem seer stinckende is geworden. Het Lichaem is vol scherpe humeuren geweest, die hem soo bete en knepe, dat hy noch dagh ende nacht ruste en konde; maer insonderheyt heeft hem bove mate schrickelicke pijne gedaen, een wrede Apostume ofte Etter-buyle, aen sijne Knye. Oock soo heeft hy onverdra-
| |
| |
gelicke steken gehadt in sijn Leden ende Lendene, overmits alle de quade Humeuren ende Materie, die men met geenderley Medicamenten en heeft konnen resolveren, ofte vermurwen, maer men heeftse moeten openen, welck geschiet zijnde, soo zijnder alle dage veel Luysen, ende wel twee Schotelen Etters uytgeloopen, 't welck soo leelick stonck dat men daer niet by gedueren en konde.
Ick dencke, dewijle desen Boucher, zijnde een Roomsch Catholijcke Man, sulcks schrijft tot lof des Koninghs, dat hy der eenen lob van maken wilt?
De Paus Clement de VIII. heeft hem in vollen Concistorie der Cardinalen, geoordeelt te wesen, Den alderheylighsten die op Aerden leefde; ende de Autheur hier boven genoemt, derf schrijven, dat de Heyligen des Hemels hem zijn te gemoet gekomen: ja oock Christus Jesus selfs, tot hem sprekende dese woorden: Komt gy gezegende mijns Vaders, besit het eeuwige Koninckrijcken ende pijnen. Hy voeght noch daer by, Dat desen Koningh eenen nieuwe Advocaet is in den Hemel, die sijn Volk door sijn gebeden, veel krachtelicker helpen ende bevordere sal, als hy oyt hier op aerden zijnde, gedaen heeft door sijnen Rijckdom ende groote schatten; ende de goede Catholijcken hopen in korten tijdt te gevoelen, de kracht sijner verdiensten. Maer ons sal dese schrickelicke doot des Koninghs van Hispaenjen daer toe dienen, om te bewijsen ende doen blijcken, dat Godt met ons is, ende dat hy selfs uyt den Hemel voor ons is strijdende, tegen de Tyrannen ende Verdervers sijner Kercke.
Soo moetense altemael varen, die haren stoel boven Godts Troon setten willen, ende die de Gemeente Jesu Christi vervolgen.
De Spaenjaerden zijn vele jaren geweest onse Tamerlani, Attilae, Nerones, Domitiani, Caligulae, Diocletiani, Alexandrie Pheraei, &c. Maer gelooft sy de Heere, dat hy dese roeden nu eenen tijt lang van ons geweert
| |
| |
ende genomen heeft: want boven het vermoeden veler Menschen, in, ende buyten deser Provintien, is eyndelick na veel disputerens ende groote moeyte, de sake daer toe gekomen, dat de Ed Mog. Heeren Staten Treves van twaelf jaren, met den Koningh van Hispaenjen, ende Aerts-Hertogen gemaeckt hebben: ten aensien van de Koningen van Vranckrijck, Groot Brittaenjen, Denemarcken, ende eenige Duytscher Keur ende Vorsten.
Vader, gy hebt my hier boven soo vele valsche treken, ende bedriegeryen der Spaenjaerden verhaelt, oordeelt gy dat dese Treves dueren sullen?
Wat onse Treves betreft, hoe langh die dueren sullen, sal den tijt leeren: Veler Wijse verre siender Politijck, ende in de Historien ervarener Persoonen, die den aert der Spaenjaerden kennen, opinie is, dat so lange, sullen dueren, tot dat de Koninck van Hispaenjen de selfde met profijt, en voordeel sal konnen breken, langer niet. En als hyse breken wil, daer toe sal hy duysent middelen vinden: want die eenen Hont slaen wil, kan lichtelick eenen stock vinden, is 't geenen rechten, soo is 't eenen krommen.
Maer als wy hem geen oorsake daer toe en geven, so en kan hy immers de Treves niet breken als hem belieft?
De Spaenjaert is soo valsch, dat hy nimmermeer contract en maeckt, of hy heeft eenen slagh om den arm, daer mede hy sich weet te behelpen, om niet te doen het gene hy belooft, en te doen het gene hy belooft heeft niet te doen.
Gelievet u Vader, soo bewijst die met eenige exempelen, op dat ick het te beter versta?
Als Anno 1582. de Koningh van Hispaenjen met Parma, geresolveert hadde het vreemde krijgs-volck wederom te brengen in Artoys ende Henegouwe, &c. ende de Staten dier Landen aenwesen, dat sulcks was strijdende tegen 't contract met den Koning aengegaen, soo heeft men haer geantwoort, dat dien
| |
| |
Artijckel haer geconsenteert was, op hope dat d'ander Landen haer oock met den Koningh souden gereconcilieert hebben, 't welck niet gevolght zijnde, soo moesten sy nootwendelick het vreemde krijghs-volck aennemen, ende wederom in hare Steden herbergen.
Voor die streeck en hadden sich de Walen niet gehoedt?
't Kan wel wesen. Ick sal u noch klaerder exempelen voorstellen; Doe Don Ian Anno 1577. het Kasteel van Namen ingenomen hadde, ende sich door sijne Soldaten meende Meester te maken van alle de beste Steden der Nederlanden, tegen de contracten ende beloftenissen tusschen de Staten ende hem, in des Koninghs name opgericht, soo heeft hy wel rondelick derven seggen, dat hy niet en konde verstaen, dat hy hier mede yet misdaen hadde, maer meende dat de Staten sijne kloeckheyt ende voorsienigheyt hier aen konden speuren, ende datse die behooren te prijsen: Eyndelick daer by voegende, dat hy wilde, dat alle Tractaten, van Paepsen, Rechten, Previlegien, Costumen ende Herkomen, souden gedirigeert, gericht, gemaeckt, ende onderhouden worde, niet verder, dat men behoudenisse der Catholijcke Roomsche Religie, ende de Authoriteyt van den Koningh: daer noch by voegende, dat de interpretatie ofte uytlegginge van alles, by hem stont.
Dit zijn vreemde Luyden, die van trouwloose meyn-eedigheyt, kloeckheyt ende voorsichtigheyt maken; Wat en souden sulcke, met haer interpretatie, niet komen verrichten? Sy souden wel maken dat den Text neen seggende, de Godtloose ja seggen soude?
De uytlegginge ende interpretatie deser Luyden, soude vallen even gelijck des Wolfs, die oordeelde dat het Schaep, 't welck beneden strooms uyt de Reviere dronck, het Water flouw of onklaer gemaeckt ofte beroert hadde, ende dat derhalven het leven verbeurt hadde: Actie genoegh.
| |
| |
Believet u Vader, stelt doch een exempel van sijne fraye uitlegginge?
Te Mechelen zijnde, heeft hy eenen Burger van de Gereformeerde Religie , doen onthalsen; als eenige seyden, dat dit gehandelt was tegen de Pacificatie, soo heeft hy daer op geantwoort, dat niemant de Pacificatie en konde genieten, dan die gevlucht ende gebannen waren geweest, ende niet dewelcke in 't Lant gebleven waren: ende aldus leyde het den Bisschop van Atrecht oock uyt.
Vader, wat sal het voortaen wesen, als men sich op der Koningen Beloften, Contracten, Vreden, Treves, met vasten Eeden Bevestight ende besworen, niet en sal mogen verlaten?
Tot allen tijden hebben sich veel Menschen vastelick verlaten op de Eeden der Koningen ende der Princen, gelijk noch heden ten dage vele doen, ende voorwaer, hetgene dat men malkanderen met Eede belooft ende toeseyt, dat behoort vast ende bondigh te wesen; maer die yets gelesen heeft in de oude Historien, soo der Heydenen als der Christenen, die weet wel, dat de Koningen gewoon zijn haren Eedt, Beloften, ende Vredehandelingen, (met hare Vyanden ingegaen) seer lichtelick te verbreken, ja oock daer mede te spotten, als sy daer voordeel ofte profijt by weten.
Ick bidde u Vader, verklaert die met eenige Exempelen?
Q. Fabius Labeo, eenen Roomschen Veltoversten, heeft een Vrede-Contract met den Koningh Antiocho gemaeckt, onder andere conditien was oock, dat Fabius den Koningh soude geven, de helft der Schepen. Wat heeft Fabius gedaen? hy heeft alle de Schepen laten midden doorzagen, ende heeft Antiocho d'een helft daer van gepresenteert. Eenen anderen Velt-oversten, Treves van dertigh dagen, met sijnen Vyant gemaeckt hebbende, is hem des nachts in 't Leger gevallen, seggende: Ick en hebbe niet dertigh nachten, maer dertigh dagen Treves gemaeckt.
| |
| |
De Koningh Lysander plagh te seggen: De Koningen spelen met hare Eeden ende Contracten, gelijck de kinderen met koten.
Radamistus, Koningh van Iderien, na dat hy lange te vergeefs Oorloge gevoert hadde, met Mithridate Koningh van Armenien, sijnen Oom, soo heeft hy Vrede met hem gemaeckt, zweerende ende belovende, dat hy hem noch met Wapenen, noch met vergift, quetsen of beschadigen en soude. Hy heeft sijn woort gehouden, maer hy heeft sijnen Oom, met sijn Moeye, ende haer Kinderen, met dicke Kulckten ende Dekens, laten versmachten.
Hier hebbe ick ettelicke Exempelen gehoort, van Heydensche Heeren, verhaelt oock eenige van Princen die Christenen geweest zijn, of den Christelicken name gevoert hebben.
De Koningh van Engelant Eduardus de III. met den Koning van Vranckrijck Treves gemaeckt hebbende, soo heeft Eduardus, met een groote somme van Peningen eenige van het Fransche Guarnisoen bekocht en beweeght, het Kasteel van Guynes, hem over te leveren. De Koning van Vranckrijck heeft den Engelschen Koningh verweten, dat hy sijnen Eedt ende Contract hier mede gebroken hadden: Maer de Koningh van Engelant, heeft dese daet alsoo ontschuldight, seggende: Ick en hebbe ons accoort niet gebroken, want daer en is geen accoort in onsen Verdrag-Brieven, daer in verboden wort, Koopmanschap te drijven: insonderheyt achten de Koningen, de Eeden ende Contracten, die sy met hare Onderzaten ingaen, van geene, of immers van kleene weerde.
Chistierius Koningh van Denemarcken, is by onser Vaderen tijden, uyt sijn Koninckrijck ende Lant verdreven, doch naderhant is hy, door hulpe ende toedoen sijner Vrienden, ende andere Potentaten, wederom in het Lant gekomen, ende op sijnen Konincklicken Stoel geklommen, met sekere conditien, die hy met Eede be-
| |
| |
vestight heeft, welcke hy oock eenen tijdt langh heeft na gekomen, door de vingeren siende, met het ongelijck het welck hen (soo hy dat achte,) wedervaren was; Doch eyndelick heeft hy sich volkomelick gewroken: want op eenen sekeren tijdt, heeft hy alle de grootste ende treffelickste Heeren sijns Rijcks, op eene magnifijcke Maeltijdt genoodight, hy ontfinghse, ende wellekomdese seer vriendelick, ende tracteerdese magnifijckelick: maer eer de Maeltijt geheel ge-eyndight was, heeft hy sich gewroken, over die gene, die hem tegenstant gedaen hadden, latende de selfde altemael door den Beul, den kop af houwen: selfs niet verschoonende, eenige kinderen van 3. of 4. jaren out, welcker Ouderen tegen hem waren opgestaen.
Dit is voorwaer een klaer Exempel, om u voorgaende redenen te verklaren, hebdy niet noch een diergelick Exempel?
Watter in Vranckrijck gepasseert is, Anno 1572. dat is noch in veler Menschen versse memorie. De Koningh Karolus IX. sich houdende gequetst van eenige sijne Onderzaten, ende siende dat hyse door den Krijgh niet en konde overwinnen, soo heeft hy Vrede gemaeckt met de Hugenooten: hy heeft haer verscheydene Steden, Kasteelen ende Sterckten overgelevert, hy heeft sijn Suster, als een onderpant, gegeven ende gehouwelickt aen Henry de Bourbon, Koningh van Navarre, eenen Prince, doende professie van de Religie, soo dat den vromen Admirael, (den welcken de Koningh sijnen Vader noemde,) ende andere treffelicke Heeren, als oock de goede Onderdanen, meenden dat sy nu wel gerustelick mochten leven; maer och lacy! op S, Bartholomeus dagh heeft wel anders gebleken, want als dan heeft de Koningh begaen ende gedaen, dien schrickelicke Moort binnen Parijs, ende andere Steden, daer men van sal weten te spreken, soo langh als de Werelt staen sal. Daer zijn vermoort over de hondert duysent Menschen.
| |
| |
Chi te fa piu charezza que non sole,
Tha ingannato, ot' inganar vole.
Dat is:
Die boven gewoont, u veel schoon gelaet bethoont
Die heeft u al in 't net, of hy hadt u geern gehoont.
Vaert doch voort Vader, soo 't u belieft, ende verhaelt noch eenige exempelen.
In de Nederlanden hebben onse Voor-ouders gesien ende beleeft, dat de Keyser Maxmilianus I, Grootvader van wijlen Keyser Karel de V. niet tegenstaende de Vrede in Vlaenderen gemaeckt, met tusschen spreken ende onderhandelinge van de Duytsche Keur-Vorsten, die de selfde oock onderteeckent ende verzegelt hadden, ende Maximilianus selve met stercken Eede hadde bevestight, nochtans hem over die van Brugge alsoo gewroken, ende sijnen hittigen moedt soo gekoelt heeft, dat een yegelick die het hoort verhalen, noch heden ten dage eenen schreum ende schrick daer van krijge: nochtans was Maximilianus soo een sachtmoedigh ende goedertieren Keyser, als in menigh hondert Iaren geweest is.
Vader, eenen goeden Voorganger, maeckt eenen goeden Navolger; der Papisten Godt op Aerden, Stadthouder Iesu Christi, die niet dwalen en kan, soo de Roomsche Catholijcken meynen, meent oock (soo ick dickwils van u gehoort hebbe) aen sijn beloften niet gebonden te zijn, is 't dan vreemt dat hem sijne Kinderen navolgen?
Dit hebdy noch wel onthouden: het welck met ontallick exempelen kan waer gedaen ende bewesen worden; een sal voor al dienen: De Paus Pius de VI. heeft seer lichtveerdighlick ende onbeschaemdelick verbroken sijn Beloften ende Eeden, die hy den Kardinael Carassa, ende den Hertoge van Palliano, sijnen Neve, mitsgaders dat gantsche geslachte gedaen, ja met Hant ende Zegel bevestight hadde: want als sy haer hier op
| |
| |
vertrouwden, ende de Wapenen uyt de hant leyden, soo heeft hyse allegaer doen vangen, ende een groot deel der selfder doen dooden, uytkippende die het hem beliefde. Alsoo getuyght Guicciardinus van den Paus Alexandro de VI. ende sijnen Sone Caeser Borgia, Dat de Paus noyt en dede het gene hy seyde, ende de Soon en seyde noyt het gene hy wilde doen, ende seyt daer by, dat dit te Romen in 't Hof een gemeyn spreeckwoort was.
Vader, ick hebbe nu veel exempelen gehoort van Pausen, Keysers, Koningen, ende andere Heeren, gelieftet u, soo stelt noch eenige exempelen van Spaenjaerden, dewelcke die eygentlick tot onse materie dienen?
Onder alle Natien passen insonderheydt de Spaenjaerden seer weynigh op haren Eedt, Beloften, ende Contracten, alsoo dat Ludovicus XII. Koningh van Vranckrijck, met rechte heeft mogen spreken: In de plaetse daer tot noch toe der penen ende Carthaginensen meyn-eedigheyt ende ontrouwe is befaemt ende vermaert geweest, sal voortaen der Spaenjaerden meyn-eedigheydt mogen gestelt ende genoemt wesen.
Cum tibi dicet aeve, Sicut ab hoste cave.
Dat is:
Des Spaenjaerts groet, Is selden goet.
Als Caeser Borgia, een Spaenjaert van geslachte, des Paus Alexandri VI. Sone, eens veel Heeren ende Edel-luyden hadde om den hals gebracht, tegen sijnen eedt en beloftenisse, soo sprack de Vader tot sijnen Sone: Daer hebt gy een rechte Spaensche treke gedaen. Desen Paus heeft Anno 1503. in Aug. veel groote Heeren, soo Geestelicke als Wereltlicke, te gaste genoodight: doch onder den schijn van vrientschap, heeft hy gemeynt haer van het leven te berooven, want hy heeft sijne Dienaren die ter Tafel dienen souden, belast, dat sy de gasten schencken souden uyt de Flesschen die hy haer wees, in dewelke hy vergift of fenijn gestroyt hadde, meenende alsoo sijne
| |
| |
gasten om den hals te brengen, om sijnen Sone met hare Heerlickheden te verrijcken: doch 't en heeft hem niet geluckt, (maer de Dienaers, uyt d'onrechte Flesschen schenkende,) hebben de Coning ende sijnen Sone vergeven. Dese Vader ende Sone hadden voor een wijse, dat sy yder man trouwe beloofden, maer en hieldense niemant.
Laurentius Beyerlingh, eenen Canonnick, tegenwoordelick noch levendigh binnen Antwerpen, hoe bitter Papist dat hy is, waerschouwt ons nochtans genoeghsaem voor de ongetrouwe meyn-eedigheyt der Spaenjaerden, als hy verhaelt, dat de Spaensche Koningh Alphonsus, eenen sekeren Persoon, die hem vermaende dat de Koningen hare beloften ende toegeseyde trouwe, behoorde onverbrekelick te houden, ofte na te komen, ja selfs doen, 't gene sy yemand toegeknickt, ofte met het hooft toegewenckt hadden, geantwoort heeft: 't Is wel waer, de Koningen behoorde dat wel te doen, maer soo en behoorde dan niemand van haer yet te versoecke ofte te begeeren, dan 't gene dat billick ende eerlick is, dus anders, soo is 't beter dat de Koningen hare beloften breken, dat dat sy de Wetten der Iustitie verbreken soude; maer wat is'er onbillicker ende oneerlicker, naer het oordeel der Koningen, dan dat hare Onderzaten haer met wapenen tegen staen, ende eyndelick vry vechten? Ergo, soo en is na het oordeel Alphonsi, de Koningh aen het Contract, 't welck hy met ons gemaeckt heeft, niet verbonden.
Zoon. Hoe konnen wy klagen over bedrogh, als wy dus gewaerschouwt worden?
De selfde Canonnick, heeft oock (weynig tot dienst sijnen Heeren, maer grootelicks tot onser waerschouwinge) dese Historie beschreven; De Keyser Fredericus, heeft den genen die tegen hem opgestaen waren, ja die tegen hem geconspireert hadden, met openbaer Pardon haer misdaet vergeven, haer toelatende vry en vranck by hem te Hove verschijnen, maer als hy vele der selfder te Neapolis hadde, soo heeft hyse laten den kop
| |
| |
afhouwen; gevraeght zijnde, waerom hy sijn belofte brack? soo heeft hy geantwoort: Om dat het billick ende recht is, dat men de meyn-eedigen geen trouwe en houde, maer dat men hare boose daden straffe: ontrouwe met ontrouwe vergelden.
Ick hoore wel Vader, de tijt sal eer ontbreken, als exempelen, om u voornemen te bewijsen?
De Historien zijn vol daer van, doe Anno 1562. Petrus Melendesius, een Overste der Spaenjaerden, in Florida een groot deel Francoysen, dien hy trouwe toegeseyt hadde, liet ophangen, soo liet hy daer by schrijven, Hoc non facio tanquam Gallis, sed tanquam Lutheranis: dat is, Dat doe ick hen niet als Francoysen, maer om dat sy Lutherianen zijn; Alsoo, wanneer den Spaenjaert sijnen slagh siende, ettelicke duysenden van Menschen liet vermoorden in dese Geunieerde Provintien, soo soude hy oock konnen spreken, dat en doe ick de vrije Nederlanders niet, maer den Calvinisten, Lutherianen, Wederdoopers, ende andere Ketters. Al Actie genoegh.
Vader, hy is'er qualick aen, die met sulcke gasten te doen heeft, sy hangen u op, ende schimpen daer toe met u.
Raymerus, eenen Koningh van Hispaenjen, seer vermaert in de Spaensche Chronijcken, voor een oprecht, vroom, ende eenvoudigh Heere: (daerom oock eenige van de Groote, hem soo hooge niet en hebben geacht noch gerespecteert, als den Spaensche hooghmoet vereyschte) heeft stil-swijgende sijnen slagh waergenomen, sich veynsende ende een schoon gelaet toonende sijnen Vorsten, met dewelcke hy qualick te vreden was, soo lange, tot dat hy vele der selfder in sijn handen hadde, den welcken hy heeft laten den kop af houwen, tot haer sprekende, Weet gy Vossen niet, hoe perijckeloos het is, met den Leeuw te spelen en spotten?
't En is niet goet tegen sijnen Meester te spelen?
Beyerlinck verhaelt oock, dat in 't Hof Philippi
| |
| |
de I. des Koninghs van Hispaenjen, toegenaemt den Goeden, geweest is eenen sekeren Heere, die een schoone Valcke hadde, die eenen Arent, welcke de Koningh op sijn Hof hadde, is aengevlogen, den Arent met sijnen krommen scherpen Beck de strote scheurende: de Coningh dit siende, is seer vertoornt geweest, ende hy heeft bevolen, dat men de Valck dooden soude, daer by voegende dese woorden: Het is een Godtloose ende onbetamelicke sonde, dat de Onderzaten opstaen tegen haren Koningh. Heeft desen Spaenschen Koningh laten verscheuren ende ombrengen den Valck, om dat hy tegen den Arent (die men noemt den Coningh der Vogelen) misdaen hadde: O! hoe sware straffe hebben wy dan te verwachten, die ons, (al hoewel wettelick) tegen onsen Koninck gestelt hebben!
Vader, valt het u niet lastigh diergelicke exempelen te verhalen, 't is my hertelik lief, tot mijne onderrichtinge die te hooren, want wy en konnen niet te vele waerschouwingen hebben, om onser versekertheyt, welcke bestaet in de kennisse onses Vyants, ende sijner trouwloosheyt: om hem niet te na te komen, ende hem niet te na by ons te laten geraken, maer veel meer, hem altijdts te mis-trouwen.
Uyt het kort verhael, 't welck ick hier boven gedaen hebbe, blijckt, hoe bedriegelick ende ontrouwelick dat de Spaenjaert met ons gehandelt heeft, sijne Eeden Contracten, Vrede-handelingen, Etc. verbrekende, elcke reyse als 't hem te passe quam, of voordeel daer by wist: maer om dat sommige meenen, dat de Duyvel soo swart niet en is, als men hem maelt, soo moet ick hier, volgens uwe begeerte, noch eenige exempelen der Spaenscher ontrouwe verhalen, die in weynigh Iaren herwaerts geschiet zijn; Doe de Koningh Philippus de II. in Portugael krijgh voerde tegen Don Antonio, soo heeft hy de voornaemste Heeren des Rijcks, die de partije van Don Antonio volghden, seer groote beloften gedaen, op dat
| |
| |
sy hem by vallende, hy meester van Portugael mochte worden, gelijck oock geschiet is; als nu na voleyndinge des krijghs, vele Portugaelsche Heeren tot den Koningh Philips quamen, ende de beloofde recumpensen versochten, soo hebben sy dese Apostille gekregen, Of de Koningh Philippus de rechte Erfgenam tot de Kroone van Portugael is, of hy en is het niet: indien hy de rechte Erfgename is, soo zijt gylieden al te saem sijne Vassalen, en derhalven van eere ende Eedts wegen, schuldigh hem by te vallen ende te helpen: is hy de rechte Erfgenaem niet, soo hebt gy als Schelms gehandelt, dat gy hem zijt bygevallen, ende hebt verbeurt lijf en goet; doch sijne Majesteyt schenkt u-lieden he leven, uyt aengeborene goedertierentheyt.
De Spaensche trouwloosheyt heeft haer hier in genoegsaem geopenbaert: vaert voort, indien 't u gelieft?
De Aerts-Hertoge Albertus, heeft Anno 1607. de Soldaten die Diest inhielden, eyschende de achterstedige gagien die hy haer schuldigh was, van wegen hare lange getrouwe dienste, eeniger mate betaelt, volkomene vergiffenisse, de fauten die sy mochten behaen hebben, gegeven: maer datelick heeft hy ordre gestelt, dat na 24. uren, een yeder sich op de selfde soude werpen, ende tegen haer aller rigeur ende hostiliteyt gebruycken, sonder eenigh faveur, verdragh of dissimulatie. Ende op dat alle Man, dit sijn bloedigh Placcaet des te eer ende te meer soude nakomen, soo heeft hy verordineert, dat die gene, die de selfden soude konnen apprehenderen, ende levendigh ofte doot leveren, soude ontfangen tot vergeldinge voor yeder hooft, de somme van 25. Kroonen, uyt handen van den Audiencier Generael; wy allegaer en zijn in 't oordeel des Koninghs van Hispaenjen ende Alberti, niet een hayr beter, maer veel slimmer als dese gemuytineerden: hebben dese de galge verdient, soo hebben wy het vyer verdient: hy slaet dese met roeden, maer ons soude hy met Scorpioenen slaen, konde hy meester over ons worden, daer voor ons, ende onse Nakomelingen, de
| |
| |
goede Godt in der eeuwigheyt genadelik wille bewaren?
Amen, Amen, Amen. Hebbe ick oock by mijne tijden niet hooren seggen van den Admirant van Arragon, dat hy weynigh op sijn beloften paste?
't Kan wel zijn dat gy 't gehoort hebt, want het is soo als Francisco de Mencoza, Admirant van Arragon, in het Lant van Cleve, ende daer om-her, met sijn Leger logeerde, soo heeft hy meermaels sijne beloften met solemnelen Eeden bevestight, seer lichtveerdelick verbroken, waer van als hem de Deken van Emmerick bestrafte, soo heeft hy geantwoort, Als ick maer den Koningh dienst kan doen, soo achte ick mijne beloften niet. Heeft desen Koningh Philippus sinisterlick gehandelt tusschen sijn eygen Kinderen? Weynigh dagen voor sijn doot, heeft hy sijn Sone aldus aengesproken: 't Is waer, ick hebbe Isabella Clara Eugenia uwe Suster, de Nederlanden gegeven; Maer wat is 't? Daer zijn wel hondert uytvluchten in het bewerp begrepen, daer mede gy u behelpen kondt, &c. Handelt de Spaenjaert dus bedriegelicke in de Contracten tusschen sijn eyghen Kinderen, hoe en soude hy, ofte sijne Kinderen, met ons niet handelen, indien sy ons konde over-heeren?
Vader, deught en is geen erfgoet, 't welck de Vader op sijn kint kan transporteren, soo en erft oock altijdt de ondeught der Ouderen op de Kinderen niet: Philips de II. is een grouwelicken, meyn-eedigen, trouwloosen Tyran geweest, maer of sijnen Sone oock soodanigen is, met den welcken wy nu handelen?
Veel gespanioliseerde Geesten roepen en roemen dagelicks het goede Natureel Philippi de III. nu regeerenden Coningh in Hispaenjen, ende seggen, Tempora mutantur, & nos mutantur in illis: dat is, De tijdt vervaert, de Mensch vervaert, met der tijdt veranderen de gemoederen der Princen: derhalven en moet men niet argumenteren van de voorledene tijden op den aenstaende; desen Coningh, seggen sy, is veel sachtmoediger
| |
| |
ende barmhertiger, als sijnen Vader geweest is, hy en is oock soo eergierigh niet, hy bekommert hem weynigh met de regeeringe, hy neemt sijn geneught en playsier, ende hy laet Godts Water over Godts Acker gaen. Oock is hy door sijne Vaders schade ende schande soo geleert, dat hy veel anders van humeuren ende sinnen is, als sijnen Vader of Voorzaten geweest zijn.
Wat Albertum aengaet, seggen sy, die is immers een seer goedertieren Prince, van Duytschen bloede, seer moderaet ende geheel tot beleeftheyt geneyght, die ons dit soecken wijs te maken, die soecken onse Stuerluyden die aan het Roer sitten, in den slaep te wiegen, gelijck de schalcke Mercurius, den hondert-oogigen Argum gedaen heeft, met soete Fluyten van sijn Pijpken.
Wat Albertum aengaet, Vader, die heeft sich eenen seer quaden name gemaeckt, alwaer 't maer alleen door de wreetheyt, bewesen aen die onnosele jonge Dochter, Anneken uyt den Hove haer levendig begravende, om datse niet en konde gelooven, dat hy gelooft, daer doch het ware geloove, een gave Godes is: 't Is soo veel, als of hy eenen blint-geboornen in d'Aerde wilde delven, om dat hy blint is. Maer Anna uyt den Hove, hadde een beter geloove als hy, als wesende van de Gereformeerde Religie, gegront op Godts Woort, ende hy is diepe stekende in de Gereformeerde Paepsche Religie. Maer gelievet u, soo geeft my wat beter bericht, van desen Koning Philippi de III. dewijle daer veel goets van geseyt wort.
Dat sal ick doen, ende met eenen oock van Alberto, Desen Coningh van Hispaenjen magh wesen van soo vreedsame humeuren als hy wil, nochtans en geloove ick niet, dat sijn ambiseus ende wraeck-gierigh gemoedt, met desen Treves of de vreden, gestilt of uytgeblust is: Hy en kan niet te vreden gestelt zijn, want hy heeft voor onse Legers ende Vlooten, gekregen tot veel schadelicke nederlagen, quade recontres, ende ongeluckige successen in sijn voornemen. Hy voert noch al sijns
| |
| |
Groot-Vaders advijs in sijn gemoet: Plus Oultre: Altijd vermeerder des Rijcks. Item, het is oock met hen al het oude duntjen, Unus non sufficit Orbis: dat is, Een Werelt vernoeght my niet. Hy en sal sich nimmermeer laten voorstaen, dat hy gedeelte genoegh van het Aertrijck heeft, tot dat hy sijnen mont vol Aerde sal hebben: Hy is geboren in Domo Regnatrice: dat is, In een Heerschappende Huys: de hooghmoedigheyt, wraeckgierigheyd, ende andere diergelicke Spaensche deughden, zijn hem aengeboren, wy hebben hem, ende sijnen Vader, wel veertigh Iaren opgehouden, dat sy tot hare ingebeelde Monarchie niet en konnen geraken, Etc.
Hebdy noyt de calculatie hooren maken, wat de Koningen van Hispaenjen, in dese Nederlantsche Oorloge, wel geconsumeert hebben?
Sy hebben tot op dese Treves, in dese Nederlantse Oorloge, gelijk eenige geannoteert hebben, geconsumeert, meer dan driemael hondert duysent Soldaten, ende boven de vier hondert Millioenen kroonen. Dit en sal de spaenjaert nimmermeer vergeten, noch vergeven.
Manet alta mente repostum,
Belgarum facimus spretique injuria sceptri.
Dat is:
Dat Nederlant beschimpt sijn straf en Kroon,
Steeckt hem in den krop, als eenen grooten hoon.
Wat den Aerts-Hertoge aengaet, 't is waer, hy is van Duytschen bloede, maer eenen gespanioliseerden Duytsch, van eene Spaensche Moeder, in Spaenjen geboren: Ia in de Schole van de Spaensche Iesuyten op-gevoedt, met den Coningh van Hispaenje naeuwe verbonden, die alle nachte een Spaensche Vrouwe in sijnen arm heeft. Wat is'er goets te wachten voor onsen Staet, van desen Hertoge? Indien de Spaenjaert, die nimmermeer den wille ontbroken en heeft, om ons te verdelven, maer die nu de macht ontbreeckt, ons in den
| |
| |
slaep kan wiegen, met den lieffelicken name van Treves, of Vrede, soo sal hy ons op het onversienste, soo ongemackelick uyt den slaep ontwecken, met een donderende Oorloge, datter al de Werelt van sal weten te spreken.
Hebben sy ons, doe wy gantsch niet misdaen en hadden, soo onmenschelick getracteert, wat en souden sy niet doen, indien sy over ons konden Meester worden, nu sy soo hooghlick geleert zijn?
't Is wel gerekent, 't gene te Zutphen, Naerden, Mechelen, Oudewater, Haerlem, Antwerpen, &c. eertijdts geschiet is, en is maer Kinder-spel, by het gene de Spaenjaert ons nu dreyght in sijn bloetdorstigh gemoet: hy soude ons veel onmenschelicker tracteren, als hy ende sijnen Vader de rampsalige Indianen getracteert hebben, seer wreedelick ettelicke hondert duysenden der selfder om den hals brengende, die haer noyt een stroo in den wegh geleyt en hadden, over dewelcke sy oock het minste recht van Heerschappije niet en hadden te pretenderen: sy wenschen, gelijck eertijts Caligulae gedaen heeft, dat wy allegaer hier in Nederlant maer eenen hals en hadden, ende dat sy den delfden met eenen slagh mochten af houwen.
De koningen en Princen, die plegen dickwils te letten op de onderrichtingen van hare Theologanten, ofte oock Rechts-geleerde, welck is doch deser meyninge, betreffende dese materie?
Dit is in de Spaensche regeeringe voor een Maxima, ofte ontwijffelicken regel aengenomen, dat het gene, het welck de Koningh sijne Onderdanen, die van hem afgevallen zijn, belooft ende toeseyt, niet schuldigh en is te houden, dewijle sy voor geen rechte nocht wettelicke Vyanden te achten en zijn, maer voor gemuytineerde ofte rebelle Muyt-makers; ja, voor verraders, den welcken men, na het recht der Naturen, ongehouden is eenige belofte te voldoen, gelijck heden ten dage soo wel de Paus-gesinde Theologanten, als oock Rechts-geleerde, die genoeghsaem in hare Boec-
| |
| |
ken verklaren, ende onder andere Cornelis Cillidius Chrisopolitanus, ende Joannes Lenseus Kunerus, Bisschop van Leeuwaerden.
Vader, gelievet u, soo wijst my doch eenige Schribenten meer, die sulcks maintineren?
Doctor Balthazar Avala, eenen Spaenjaert, binnen sijnen leven Audiencier Generael van des Koninghs Leger, by den Prince van Parma, schrijft: Dat alle contracten ende verdrachten, tusschen den Prince ende gewapende Onderzaten, onkrachtigh, nul, ende van geener weerden en zijn, ende d'Onderzaten haer daer op niet en konnen verlaten.
Vader, wy behoorden desen Spaenschen Doctoor hooghlick te bedancken, voor sijne getrouwe, ronde, ende oprechte waerschouwinge. Alle Boecken met Previlegie gedruckt, als het Boeck Avalae is, zijn waerschouwingen des Koninghs selfs, die ons is vermanende, dat wy ons niet te bloot en sullen geven, noch ons op sijne beloften niet vertrouwen en sullen.
Ick verblijde my, dat gy dese materie soo wel incorporeert: onder andere woorden, gebruyckt Avalae oock dese; Bobinus seyt, Dat geen verdrag van minder weerden, noch meer uytvluchten heeft, dan dat van de Rebellen met haren Prince wert aangegaen, daeromme raet hy, dat de Rebellen selven niet en souden met haren Prince verdragen, maer dat sy souden beschicken door een vreemt naest-gelegen Prince: Haer oock radende dat sy wederom tot gehoorsaemheyt komende, ootmoedige vergiffenisse bidden, ende liever des Princen herte door recht berouw souden vermurwen, dan sijn gemoedt meer en meer door onrechtveerdige ende onbillicke petitien oprocken: want daer en is niet ter Werelt, dat eenen Prince meer verbittert, als te verdragen met sijn Rebellen Onderzaten, ende hen trouwe te houden.
Ende in het sevende Capittel des sesten Boecks, disputeert hy dese Vrage: Of de Prince gehouden is aen
| |
| |
het Verbondt gemaeckt met sijnen Voor-saet? De Antwoort is dese; Indien door soodanigh Verbondt de Republijcke grootelicks te kort gedaen is, soo zijn de meeeste stemmen, dat hy daer aen niet gehouden is, 't welck ick ook toesta, by aldien door het Verbondt yet wat verloren is, dat onder de Kroone behoort, sonder het believen des Volcks ofte Staten, dat hier toe van nooden is, ofte oock soo der Prince recht ergens in vermindert zy.
In somma, wy sien ende hooren, dat na het oordeel der geleerder Spaenjaerden, de Koningh van Hispaenjen vrymoedelick ende Wettelick sijne Contracten ende Treves, ofte Vrede-handelingen, met ons, of andere Coningen ingegaen, magh verbreken als 't hem te passe komt.
Vader, ick hebbe hier boven van u gehoort, dat Petrus Melendesius, de Francoysen in Floridan hangende, daer hy schreef: Hoc non facio tanquam Gallis sed tanquam Lutherianis: dat is, Dat doe ick hem niet als Francoysen, maer als Lutherianen. Als of hy de Francoysen verschoont hadde, de Lutherianers ophangende, ick achte als hy de Lutherianen ophingh, soo wierden de Francoysen verworght. Op wat Moeder leyt de streke? Tanquam Lutheranis: dat is, als Lutherianen.
Alle de sterckste banden der Beloften, Verzegelingen, Consideratien, Edicten, Eeden, die men soude konnen bedencken, worden met dese Bijl in stucken gehouden: Haereticis non est servanda fides: dat is, Den Ketters magh men geen geloof houden: dit en is geen ydel Spreucxken, om de simpele te verveeren, maer het wort gepractiseert over al, daer de Spaenjaerden d'overhand ende absolute macht konnen krijgen. Wy en behoeven om die te bewijsen, geen exempelen van andere te gaen leenen: Wy Nederlanders dienen in dit stuck allen anderen Natien tot Exempel, dewijle de Spaenjaerden meermaels hare Contracten, Eeden, Vrede-handelingen, met ons solemnelick opgericht, seer schandelick als haer te passe quam, verbroken hebben, gelijck wy
| |
| |
hier boven wijtloopig verhaelt, ende aengewesen hebben. Maer om u vrage te beantwoorden: De Francoysen en Spaenjaerts, hadden Vrede met malkanderen; Melendesius hangtse evenwel op, maer niet als Francoysen, met dewelcke hy Vrede moeste houden, maer als Lutherianen, die hy geen woort noch beloften schuldig was.
Dat is een streke die wy onthouden moeten. Ick hebbe eens gelesen, dat eenen Fransman de Spaenjaerts daer op heerlick geantwoort heeft. De Spaenjaerts waren hem trouloos gevallen, hy kreegh evenwel de Victorie, ende hy doodese, soo vele als hy krijgen konde, ende verbrande hare Woon-plaetse en Kercke. De Spaenjaerden sonden Ambassaden aen hem, biddende dat hy ten minsten haer Kercke, Godts Huys wesende, verschoonen wilde. De Fransman gaf hem antwoorde: Dat luyden die geen geloof en hadden, noyt en hielden, oock geen Kercke en behoefden.
Die antwoorde was kloeck ende vernuftigh, wel passende op alle trouwloose ende meyn-eedige, die op hare belofte niet en letten. Maer of schoon de Coningh (om onse Propoosten te vervolgen, ende u te consenteren) van sinnen ware te houden, of onverbrekelick na te komen 't gene hy belooft heeft, soo vermagh de Paus (onder den welcken sich alle Paepsche Coningen buygen,) ende d'Inquisitie (die boven den Koningh domineert,) hem te belasten het selfde te verbreken, ende alle de ketters uyt te roeyen, als wesende een stuck, dat nootwendiger is, als den krijgh tegen den Turck te voeren. Doet het de Coning niet stracks, soo sal de Paus dreygen (al en soude het maer om 't welstaens wille zijn) hem te recommuniceren.
Vader, als 't u beliefde, soo soude ick geern een Exempel daer van hooren?
Door sulcke middelen heeft hy Karolus V. beweeght, den Protestanten in Duytschlant den krijg aen te doen: Ende hier mede heeft immers de Spaenjaert
| |
| |
actie genoegh, om ons selfs onder eenen eerlicke Tijtel te overvallen, ja uyt te roeyen ende te verdelgen: Ende als hy geresolveert is dit te doen, soo sal hy wel stracks de geheele Paepsche Werelt op de Been krijgen, insonderheyt wanneer de Paus sijne Bullen ende Croysaden, uytgeeft ende Publicere, ('t welcke hy doet soo dickwils als 'them te passe komt) belovende allen ende eenen yegelicken, die in den Krijgh gaet om de Ketters te helpen verdrucken, dat hy den Hemel daer mede verdient.
Kan men in die Landen vergiffenisse der sonden ende den Hemel verdienen, met quaet doen, dat is eenen ongewoonelicken wegh, daer ick onse Predikanten noyt van en hebbe hooren Predicken?
Ia Sone, met onschuldigh ende onnoosel bloet te vergieten, meenen die verblinde Luyden den Hemel te verdienen, volgens de Spreucke, Ioan. 16. Wie u doodet, sal meynen Gode dienst te doen. Wy lesen in de Historien, dat men in Spaenjen af-laet of vergiffenisse der sonde verdient, met het sien, bystaen, ende assisteren der executien van de Lutherianen, die de Heylige Inquisitie laet doen. Soo dat de Coningh Philips Anno 1560. in October met sijn geheel Hof-gesin heeft aengesien datter binnen Valedolit, acht-en-twintigh Edelen, van de treffelickste Geslachten die in Spaenjen zijn, levendigh zijn verbrant geworden, om datse van de Gereformeerde Religie waren; Wat en verdienen dan de Koningen ende Princen niet, als sy, op het bevel des Paus, ettelicke duysende Ketteren uyt roeyen, ende geheele Provintien van ketterye suyveren? Est opus supererrogationis: dat is, Het zijn overtollige wercken.
Vader, 't schijnt dat men uyt u seggen soude mogen besluyten, dat men in vrede meer hoorde toe te sien, als midden in den Oorloge?
't Is soo: Die meynen dat wy nu gerust mogen slapen, dewijle wy Treves van twaelf jaren hebben, met de Spaenjaerden, die verabuseren sich grootelicks.
| |
| |
Wy en hebben noyt grooter oorsake gehad om te waken ende te bidden, als wy tegenwoordelick hebben, want gelijck eenen Vogel vanger leyt te loeren, om met behendigheyt, de sorgeloose Vogelkens het Net over het hooft te halen, alsoo loert Spaenjen op occasien om ons te betrappen, ende een voordeel af te sien. Van de Spaenjaert magh wel ende met waerheyt gesproken worden, 't gene d'Apostel schrijft: Haer kele is een open Graft, hare Tongen hebben sy tot bedrogh gebruyckt, Slangen-fenijn is onder haer Lippen, haer Voeten sijn snel om Bloet te vergieten, in hare wegen is vernielinge ende ellendigheyt, den weg des Heeren en hebben sy niet gekent; De vreese Godes en is voor hare oogen niet. Oock past seer wel op den Spaenjaert, het gene dat Cyprianus van den Duyvel schrijft: Blanditur ut fallat, arridet ut noceat, allicit ut occidat: dat is, Hy vleyt om te bedriegen, hy lacht ons toe om te beschadigen, hy lockt ons aen om te vermoorden.
Nochtans is het qualick te gelooven, dat de Treves soo lichtveerdelick soude gebroken worden?
Als de Spaenjaert de Treves breeckt, denkt vrijelick, dat hy als dan onsen Staet geheelick ondergraven, ende onder-mineert heeft, ende als hy sijne Mijnen doet springen, soo sal hy stracks daer op aen vallen, ende geweldigh stormen; Sijne Armaden, die tot noch toe swack zijn geweest, sullen dubbel en dubbel versterckt zijn, soo wel met nieuwe Gallioenen, als met een groot getal van de beste Schepen, die men in Christenrijck sal konnen koopen of hueren. Sijn koffers, die door den Nederlantschen Krijgh, ledigh gemaeckt waren, (alsoo sijne Krijghs-knechten over al mutineerde, by gebreck van betalinge) sal hy vol schats vergaderen: Hy sal zijn credijt soo stercke, ende sijne sake in aller maniere soo richtigh maken, dat hy, na sijne opinie, niet alleen en sal machtigh genoegh zijn, om de Geunieerde Provintien te bekrijgen, maer oock wel geheel Christenrijck, ende den grooten Turck.
| |
| |
Maer Vader, is 't wel te gelooven dat de spaenschen Koningh, die soo veel Koninckrijcken ende Lantschappen, vredelick besit, soo veel wercks sal maken van deser Landen, die hy nu doch verlaten heeft?
Niemant en moet meynen, dat de Spaenjaert gesinnet is, dese Landen geheel ende gantsch te verlaten, wat samblant hy oock maeckt. Hy heeft sich ingebeelt de Monarchie over de gantsche Werelt: ja eene werelt en is hem niet genoeg; om tot sijn eergierigh voornemen te komen, en zijn geene Landen ter Werelt beter gelegen als dese, ende die hem tot nocht toe meer verhindert hebben in sijn voornemen; Soude hy dan een hayr op sijn hooft hebben, dat dencken soude de selfde te abandonneren ende geheel vry te laten? Geensints, die dat gelooft, die steke in groote ketterye: laet ons waken.
Als wy Iongers gaen springen, soo loopen wy te rugge, maer 't is om dies te beter onsen volkomenen loop te hebben, ende alsoo des te verder te springen: Soude de Coningh oock wel alsoo doen?
Doe Anno 1592. de Geunieerde Provintien hadde afgeslagen den Vrede-handel, welcken de Keyser hadde laten aendienen door een statelicke Legatie, soo zijnder in Hollandt Penningen gemunt, daer op de Maeght van Hollandt stont in haren Thuyn, in vrede rustende: ende terwijle wiert sy door lagen, listen, ende behendigheyt, van allen kanten besprongen: ende rontom desen Penningh stont geschreven, Pax Pater infidiis: dat is, Vrede geeft tot listen en lagen openingh; ofte, In tijde van Vrede, wort den genen, die op bedriegerye loeren, goede gelegentheyt gegeven, om listige practijcken te bedenken ende in het werck te stellen. Daer en is niet aen te twijffelen, of de Koningh heeft dese Treves met ons gemaeckt, om daer en tusschen Adem te scheppen, listen en lagen te ordineren, om alsoo (gelijck gy spreeckt) verder te springen.
Soo waer het te wenschen, Vader, dat alle die
| |
| |
gene, die in de Regeeringe des Lants zijn, steets een van dese Penningen op de borst hebben hangen?
Ia, het waer te wenschen: ende nergens en behooren wy dagh ende nacht meer om te bidden, dan dat Godt de Heere, onse Heere ende Voorstanders, gelieve te begenadigen met sijnen goeden Geest, op dat hy des te voorsichtelicker in al haren handel mochten zijn, de ooge steets in 't zeyl hebbende, op dat den lieflicken smaeck van Treves, haer niet en vergifte noch betoovere.
Vader, daer en is niet aen te twijffelen, of de Koningh van Spaenjen, al schijnt hy sijne Authoriteyt, ende Konincklicke Majesteyt, te korte te doen, met ons als met vrye Landen contracterende, nochtans sulcks doet om ons op een andere wijse aen te tasten, om alsoo des te beter tot sijn voornemen, dat is, tot onse ruine te komen; Maer wat voordeel heeft hy meer als wy? ende wat middel meynt gy, dat hy aenwenden sal?
Sone, ghy begrijpt mijne meyninge gantsch wel, op u vrage, sal ick antwoorden; Des Coninghs van Hispaenjens getrouwste Dienaers en beste Instrumenten, om andere Heeren Landen in roeren te stellen ende te doen muytineren, zijn de Jesuyten, ick segge de Jesuyten, die tot noch toe niet dan steels-wijse in de Landen gekomen en zijn, maer nu dagelicks vry en vranck in Gelderlant, Hollant, Zeelant, Vrieslant, &c. komen, den welcken, of schoon geen openbare exercitie harer Religie gegeven en wort, nochtans soo mogen sy vrymoedelick met yeder Man spreken, ja in veel Steden doen sy Misse dat men wel weet, door welcke middelen sy niet alleen haer Roomsche ketteryen en bevestigen, ende dagelicks vorder uytspreken, ('t welck Godt betert by den meestendeel der Grooten weynigh geacht wort!) maer oock leggen sy de fondamenten van twist ende scheuringe, in alle de Geunieerde Landen ende Steden, in welcke konste sy seer kloecke ende ervarene Meesters zijn, gelijck daer van getuygenisse geven, hare menighvuldige Schelm-
| |
| |
stucken, die sy in Engelant, Vranckrijck, Polen, Duytsland, Nederlant, ende elders, bedreven hebben.
De Iesuyten, het laetste ende quaetste gebroedtsel des Paus, ende den laetsten dreck des Duyvels, wat willen die veel uytrichten, als een Misken knappen, ende daer met hola?
Sone, gy en kentse noch niet, ende Godt geve, dat gyse nimmermeer met u schade en leert konnen! Sy hebben Mille nocendi artis: dat is, Duysent en duysent konsten, om ons te beschadigen. Gedenckt, dat vijftigh loose Schalcken, die met het Griecksche Peert binnen Troyen quamen, onder het beleyt van den listigen ende doortrapten Sion, in korten tijdt meer uytgericht hebben, tot verderf ende ondergangh dier machtige Stadt, als vijftigh duysent gewapende Mannen in thien jaren gedaen hadden Sir. Edewaert Cocke, Procureur Generael des Koninghs van Groot Brittanien, seyt in sijne Rechts-vorderinge tegen Henrick Garnet, Overste der Iesuyten in Engelant, aldus: Sint dat de Jesuyten den voet in 't Lant geset hebben, en zijnder noyt vier Jaren voorby gegaen, sonder eenigh seer Pestilentiael ende schandelick verraet, streckende tot verstooringe des geheelen Lants; Dese Mineurs, die eenen tijdt lang als onder d'Aerde in hare Holen hebben verborgen gelegen, beginnen nu dagelicks meer en meer aen den dagh te komen, ende het vyer der oneenigheyt aen alle kanten aen te steken, om also allarm door het gantsche Lant te maken, tot verbasinge der goeder, ende tot opblasinge der quader Inwoonderen.
Principiis opsta, sero medicina paratur,
Cum mala, per longas invaluere moras.
Dat is:
Laet in 't begin het quade Kruyt uytlesen,
Vereert de sieck' het Merg, soo sal 't te late wesen.
Vader, wat remedie om te obediëren, ende wat raet, om hare ende aller Vyanden listen te ontgaen?
Vader. Paulus Jovius schrijft, dat, soo wanneer de
| |
| |
Keyser der Turcken, sijnen voet in den Tempel set, ende tot sijnen Godsdienst gaet, soo roept'er een van de Priesters overluyt: Gedenckt, Mogenste Heere Keyser, dat het Koninckrijke ende Heerschappye, welcke door Iustitie ende Wapenen verkregen is, met de selfde middelen ook in esse ende in eere moet gehouden wesen.
Wy Nederlanders, hier in de Geunieerde Provintien, hebben onse vryheyt met de Wapenen bevochten ende gekregen, ende wy moetense oock met de Wapenen staende houden: rusten wy, wy moeten rusten als de krane, die slapende eenen steen in den klaeuw houdt, op dat sy niet al te diepe in den slaep vervallende, van hare Vyanden overvallen ende verscheurt en worde. Daer de Ploegh-ysers verroesten, daer en wort het Lant niet wel gebouwt, ende daer op volght armoede: daer de Sweerden ende de Wapenen verroesten, daer en is geen wel geordineerde Lant-regeeringe, ende daer op volght eyndelick een seer ellendige verwoestinge.
Zoon. Vader, uyt alle uwe redenen beginne ick te begrijpen, hoe noodigh dat ons is wel ende sorgvuldighlick toe sien, nu bysonderlick als wy schijnen Treves te hebben.
Wel ende waerachtelick, heeft eertijts de Keyser Galerius gesproken, ja door sijn advijs gevoert dese woorden, Marcet sine adversario virtus: dat is, Daer geen tegenpartye en is, daer en wort de kloeckheyt noch Manhaftigheyt niet geoeffent; maer veel meer begeven sig de Menschen tot factien, den eenen Burger twist met den anderen: d'eene Stadt vanght ongerijmde Proceduren aen tegen d'andere: d'eene Provintie draeft d'andere in de Hoef-ysers: d'eene soeckt des anderen middelen, handel en wandel, te besnijden: daer uyt eyndelick openbare vyantschap, scheuringe, ende Oorlogen ontstaen.
De ervarentheyt, Vader, maeckt uwe redenen geloofweerdigh: maer gelievet u, verklaert die wat met exempelen?
| |
| |
Soo haest als de Romeynen Meester van Carthago, ende van den Koningh Perseus, geworden waren, ende nu tegen hare Vyanden niet meer te Velde en trocken, soo begosten sy malkanderen te piqueren, te bijten, te verschueren, te eten ende te verteeren: De Spaenjaert hoopt, dat het haest oock onder ons alsoo sal toegaen: Godt de Heer wil hem in sijn hope laten bedrogen worden; Maer nochtans, het geene eertijdts Appius Claudius van de Romeynen geoordeelt heeft, vreese ick, dat oock op ons past.
Wat oordeelde doch desen Appius van de Romeynen?
Hy seyde, Multo tutius ipsis committur negotium quam omnum: dat is, Sy dragen haer veel beter als sy wat te doen hebben, dan als sy ledigh sitten; Dit heeft Iustus Lipsius wel geweten: dit heeft Richardor wel verstaen: dit heeft Mancicidor wel overleyt, ende daerom hebben sy wel ende wijsselicke gedaen, dat sy den Koning van Hispaenjen, diens voordeel sy soecken, tot dese Treves getreden hebben.
Ende na mijn slecht oordeel, wy hadden de Kappe over 't hooft, hadden sy tot Vrede geraden, die de Spaensche meyn-eedigheyt vermagh te verbreken, als het te passe komt, want die maer Treves heeft, denckt noch al op sijn Wapen: maer die vrede heeft, leytse met eenen uyt de hand.
Dese Spaensche Raets-Heeren hebben lange Treves voorgestelt, als een proeve, om te sien hoe wy ons sullen dragen, op hope, dat wy ons in Vrede qualicker sullen Gouverneren, als wy in Krijgh gedaen hebben, ende dat wy onder malkanderen twistende, in het stuck van Politie, doch insonderheyt in de Religie, (waer van alreedts de fondamenten geleyt zijn) den grooten Havick gelijckelick tot een roof-proye ende roof sullen worden; doch wy willen aen d'andere zijde hopen, dat Godt de Heere ons hooge ende leege Overigheden,
| |
| |
soodanige wijsheyt ende voorsichtigheyt sal geven, dat de Spaenjaert, met alle sijne kloecke Raets-heeren, sich bedrogen sal vinden in sijne opinie. Maer sal dan dit na onsen wensch geschieden, soo is't voor eerst ende voor al van nooden, dat wy ernstelick Godt den Heere, den Heere der Heyrkrachten, soecken aen onser zijde te hebben. Is Godt met ons, Wie kan tegen ons?
Hoe krijgen ende behoude wy God op onse zijde?
Wy sullen Godt den Heere aen onser zijde hebben, soo lange als wy by de ware Religie stantvastelick blijven, voor dewelcke wy dus lange gestreden hebben, sonder te luysteren ofte aen te hangen eenige nieuwigheden, die nu dagelicks op de bane gebracht worden van vele Scheur-makers, die tot noch toe zijn gehouden geweest voor rechtsinnige Leeraers. Wy moeten Godt van herte vreesen, eeren, ende dienen, na sijnen Wetten ende Geboden: wy moeten indachtigh zijn, wat eertijts Achior tot Holofernes gesproken heeft, Mijn Heere, laet vernemen, of hem dat Volck versondight heeft aen sijnen Godt, soo willen wy terstont optrecken, ende haren Godt salse gewisselick in uwe hant geven, dat gyse dwingt: maer hebben sy haer niet versondigt aen haren Godt, soo en doen wy niet tegen haer, want haren Godt salse bescherme, ende wy sullen tot spot worden den gantschen Lande.
Soo zijn het dan de sonden, om welcken wille Godt de Heere Landen ende Luyden plaeght, als insonderheyt, wanneer men den dienst Godes, of de ware Religie, niet getrouwelick hanthaeft?
Dat is mijne meyninge. Wy lesen dat eertijts de Engelsche uyt Vranckrijck scheydende met hare Legers, ende eenen Fransman eenige Engelsche vraeghde, Wanneer dat sy wederom in Vranckrijck souden komen. Soo heeft den Engels-man seer wijsselick geantwoort, seggende, Dat sal geschieden, als uwe sonden grooter sullen zijn, dan d'onse, als dan sal Godt de Heere ons tot een Roede ende straffe in Vranckrijck senden, Laet ons dit wel be-
| |
| |
hertigen, ende gedencken, dat Oorloge ende overval van vreemde Natien, niet anders en zijn dan Roeden, daer mede Godt de Heere de Landen en Luyden, van wegen hare sonde, is slaende; hierom worden de Koningen van Assyrien in de Heylige Schrifture genoemt: De Roede des toorns Godts, ende hare hant, eenen Stock sijner grimmigheyt. Philippi des Koninghs van Hispaenjen Toenaem is Stock; hy is ons wel te recht eenen Stock geweest, ja eenen Stock ende Roede des toorns Godts is hy geweest, gelijck eertijdts Attila de Tyran, den Italianen ende omliggenden Landen geweest is, hem selven noemende een Roede Godes, ende eene schrick der werelt.
Vader, hoe kan men de ware Religie recht mainteneren in deser Landen, daer soo veel Papisten, Mennisten, ende andere Ketters en Sectarissen zijn?
Onse Overigheden behoorden de ketteren den toom niet te langh te laten, ende insonderheyt en behoorden haer geen oeffeninge haren Religie gegunt ofte toegelaten te worden, want daer mede vertoorntmen Godt den Heere grouwelick, die alle Afgoden-dienaers ende valsche Godtsdiensten hatet, ende wilt dat mense sal weeren ende tegenstaen. Komt het daer toe, dat de Papisten, gelijck sy hopen, vrije exercitie van haren Godtsdienst toegelaten wort, soo sullen wy stracks het Lant, en alle Steden, vol twists en vol scheuringe hebben, den een Burger sal tegen den anderen opstaen, ja de Vader tegen den Sone, den eenen Broeder tegen den anderen.
De Grave van Essex seyt seer wel in sijn Apologie, Dat daer geen eenigheyt in de Politie kan wesen, daer geen eenheyt in de Religie en is: ja oneenigheyt in de Religie, is eenen sekeren ondergangh van de Politie; want gelijck fenijn, vermengt zijnde met een Vat vol gesonden en goede substantie, het gene dat doodelick is, niet en verbetert, maer verderft het goede ende gesonde, soo van gelijcken de vergiftige leeringen eens ingevoert zijne, sullen haest alle andere Professien verderven ofte verduysteren.
| |
| |
Faciles imitandis turpibus & pravis omnes sumus.
Dat is:
Wy zijn alle seer seggelick, om het quade ende het oneerlicke na te volgen.
Vader, is 't wel mogelick dat oneenigheyt in de Religie, soo veel quaets kan causeren?
De dagelicksche experientie leert het. Wel hebben de Oude geseyt, Religio vere Ligat, dat is, Godtsdienst bint te rechte; Ende Ambrosius, Plus est mente connecti, quam corpore copulati: dat is, 't Is vry wat meer, met het herte verbonden te zijn, als met den lichame by een te woonen. De eenigheyt in de Religie, is den stercksten Bant die daer wesen kan. Dewijle het de Overigheyt toekomt, alle twisten, scheuringen ende tweedrachten, in Landen ende Steden voor te komen, soo moeten sy insonderheyt wel nauwe toesien, dat sy geen exercitie van verscheydene Religien toe en staen: oock geen Vergaderinge, ende tot noch toe aengenomene ende geoeffende Religie, en laten geschieden.
Believet u Vader, spreeckt hier van noch wat wijtluftiger?
Groote scheuringe is eertijts in 't Joodtsche Lant geschiet, van wegen de nieuwigheden die Theudas, ende daer na Iudas, in de Religie sochten in te voeren, daer van te lesen is Actor. 5. ende by Iosephum, Lib. 2. Bellar. Iudic. Cap. 12. ende Lib Antiq. 20. Cap 6. Item, ten tijde Mosis Cretensis, ende daer na ten tijde van Benchocab. Item, tot onsen tijden te Munster in Westphalen, door eenen Weder-dooperschen Snijder, Ian van Leyden genoemt, die Coningh van Munster geworden is, ende heeft het gemaeckt, dat de Duytsche Vorsten, met eenen grooten geweldigen Leger, de Stad Munster hebben moeten belegeren ende innemen, met verderf van veel duysent menschen.
Item, wat krijgh Thomas Munzerus, eenen valschen Propheet ende Ketterschen Leeraer, heeft ver-
| |
| |
weckt, kan geheel Duytschlant getuygen, want hy heeft met sijn roepen en Prediken, sijn sake soo wijt gebracht, datter Anno 1525. eenen algemeynen op-loop des volcks, tegen de Overigheyt in Swaben ende Franckenlant, is ontstaen, genoemt den Boeren Krijgh: Alsoo dat de Vorsten van Saxen, Hessen, Bruynswijck, ende andere meer, met geweldige Legers moesten te Velde trecken, om Munster wederstant te doen, welcken handel niet en is afgeloopen sonder groote bloet-stortingen. 't En is oock noch alleman niet vergeten, wat afgrijsselicke rasernije ende oproer, de Wederdoopersche Secte Anno 1535 op 't Zant, in Groeningerlant, heeft aengericht, alwaer sy als onsinnige Menschen met groote ongestuymigheid, een seltsaem nieuw Regiment sochten aen te vangen, roepende met groot eysselick getier, Slaet doot alle Papen ende Monnicken, slaet doot alle Overigheyt over de gantsche Werelt, ende insonderheyt onse Overigheyt.
Alle dese Exempelen bewijsen genoeghsaem wat oneenigheyt in de Religie vermagh, ende oock daer beneffens, dat de oproerische Geesten, die sulcks wel weten, den Deck-mantel van Religie in 't gemeyn voor de hant nemen.
't Is alsoo, daerom behooren oock dese en diergelicke Historien meer, de Overigheyt billigh te vermanen, goede sorge te dragen, dat sy geene Secten noch Nieuwigheden, te hooge en laten wassen; des onkruyts is doch Godt betert, alreets soo veel in dese Landen, dat het schier het goede Kruyt boven het hooft wast. Felix quem faciunt aliena, pericula cautum: dat is, Hy spiegelt hem sacht, die hem aen een ander spiegelt. De Romeynen kloecke Politici, eertijdts vreesende eenige scheuringe ende twe-dracht in haer Rijcke, van wegen de verscheydentheyt in de Religie, soo hebben sy haer Officieren belast, dat sy goede achtinge daer op souden geven, dat niemant anders, dan de Goden der Romeynen, eeren
| |
| |
noch dienen en souden, oock op geen andere wijse, noch met andere ceremonien, dan na de wijse hares Lants. Uyt de veelvoudige toelatinge van allerley Religien, ende disputeringe over alle puncten der Religie, ontstaet verachtinge Godts ende sijnes Woorts onder den gemeynen Man, soo dat de Oude wel geseyt hebben, Pari passu ambulant omnis Religio, & nulla Religo: dat is, Allerley Religie ende geen Religie, zijn twee Susters die t'samen gaen. Den gemeynen hoop der Menschen, hoorende de subtijlen Disputatien der Geleerde in Religions saken, ende die niet konnende verstaen, soo weten sy niet welcke sy sullen aenhangen, ende derhalven soo leven sy, ende sterven meest sonder Religie, gelijck wy, Godt betert, in de Geunieerde Provintien (overmits het eenen yederen aldaer vry staet te spreken, ende preken wat hy wil) alreets maer al te vele dagelicks voor oogen sien en bevinden.
Vader, gelievet u, stelt noch eenige redenen voor, om de Heeren en Magistraten aen te porren tot de ware Hanthavinge der Religie alleen, by dewelcke dese Landen, nu veel Iaren aen een, soo wel gevaren zijn.
De liefde die sy Gode schuldigh zijn, behoorde alleen genoeghsaem hier toe te wesen; Hoe kan men seggen, dat een Overigheyt Godt den Heere lief heeft van gantscher herten, die te gelijcke verscheydene ende regel-recht met malkanderen strijdende Religien, is toelatende ende hanthaeft? Augustinus seyt seer wel, Quomodo Reges Domino serviunt in Timore, nisi ea quae contra Domini jussa fiunt, religiosa severitate prohibendo atque plectendo? dat is, Hoe sullen de Koningen den Heere met vreese dienen, indien sy niet met een Religieuse strengigheyt verbieden ende straffen, het gene dat tegen des Heeren Gebodt is strijdende? De Godtsalige Keyser Constantinus, heeft de Novatianen, ofte Nieuwelingen, Valentinianen, Martioniten, ende Cataphrygen, hare Kercken afgenomen, ende alle by-een-komsten strengelick verboden. De Keyser Theodosius heeft oock den Arrianen
| |
| |
te Constantinopolen hare Kercken benomen: Ende van Theodosia Minore schrijft Theodoresus, dat hy in sijn Sterf-bedde sijn beyde Soons heeft vermaent, Ut pietatem perfectam servarent, hac enim, & pacem conservari, & Bella confisci, & hostes dari in fugam, & trophea excitari & conciliari victoriam: dat is, Dat sy volkomelick de Godtsaligheyt souden betrachten: want daer door wert de Vrede behouden, den Oorlogh ge-eyndight, de Vyant in de vlucht gedreven, victorie bevochten, ende gedenckteeckenen daer van opgericht,
De exempelen van sulcke treffelicke Keysers, vermogen veel in de herten der vromer Overigheden.
De Godtsalige Keyseren Theodosius ende Valentinianus schrijven, Onder verscheyden sorgen, die wy uyt liefde tot het gemeene beste op ons nemen, bevinden wy, dat de voornaemste bekommernisse der Keyserlicke Hoogheyt zy, de ondersoeckinge van de ware Religie, dewelcke ten rechten betracht zijnde, ons den wegh der spoedigheyt openen sal, voor alle menschelicke aenslagen.
De Heylige Oudt-vader Augustinus seyt seer wel, Het goede doen, ende het quade niet verhinderen, is een over-een-stemminge met de dwalinge.
Maer hoe maken 't de Paepsche Heeren, met haer Religie in de Landen daer sy gebiedt hebben?
De Koningh van Hispaenjen, ende den Hertoge van Brabant, ende andere Paepsche Heeren, eendeels uyt liefde harer Religie, als oock insonderheyt, om vrede onder hare Onderzaten te houden, en laten niet alleen geen verscheydene Religien toe, in haer Koninckrijcken ende Heerschappijen, maer sy hebben van nieuws met den aenvangh van den Treves, wel strictelick verboden, van de Religie te disputeren ofte te spreken, het zy in Schuyten, op Wagens, ofte waer het wesen magh, ja sy en lijden niet dat men in haer Lant brengen eenige Boecken, Liederen, Bladen of Refereynen, strijdende in het minste tegen hare Religie, ordinerende sware
| |
| |
penen ende straffen, over alle die, die de selve in haer Land brengen, of diese lesen: ja dat noch meer is, hare Hoogheden hebben onlanghs by open Placcaten verboden, dat niemant van hare Onderzaten uyt Vlaendern in de Geunieerde Provintien komende, de Predikatien der Gereformeerde en sal hooren, Etc. Dit en hare Hoogheden, vreesende dat door oneenigheyt in de Religie, oock oneenigheyt in de Politie soude rijsen. Dat wy in een Republijcke verscheydene Religien niet alleen tolereren souden, maer oock vryelicke ende opentlick souden exerceren laten: dat behoorde verre van ons te zijn; vraget Lipsius den kloecken Raets-heere des Koninghs ende Alberti, hy sal u wel anders leeren, want hy seyt: Unam Religionem in Regno ferendam: dat is, Daer zy maer een Religie in een Koninckrijck. Is dat eenen goeden raet voor sijn Heeren, soo en is het geenen quaden raet voor ons; Och of Godt gave dat onse Hooge Overigheyt den selfden soo wel behertighde, ende volghden in het hant-haven der ware Religie, als de Koningh van Hispaenjen, Albertus, ende andere Paepsche Princen doen, in het mainteneren van de valsche Leere des Pausdoms!
Maer Vader, zijnder geen Koningen of Princen van de Gereformeerde Religien, die onse Overheyt met goede exempelen voorgaen?
Ia het trouwens: gave Godt dat onse Ed. Mog. Heeren Staten, in het hant-haven van eene ware Christelicke Religie, volghden den Alder-Christelicken Koningh Iacobus de VI van Groot Brittaenjen? Item, den Cheur-Vorst Fredericum, Cheur-Vorst te Heydelbergh, midtsgaders den Lant-Grave van Hessen, ende noch meer dan hondert andere Vorsten, Graven ende Heeren. Is Christus alleen onsen Godt ende Salighmaker, waerom sal men toestaen dat Baal oock aengebeden wort? Sullen wy den waren Godt ende Dagon, nevens malkanderen setten? Cyprianus in
| |
| |
sijn Boeck De Unitate Ecclesiae, seyt seer wel ende fraey, Bitterheyt kan niet tesamen gevoeght werden met soetigheyt, noch duysternisse met licht, noch regen met schoon weder, noch krijg met vrede, noch onvruchtbaerheyt, met vruchtbaerheyt, noch drooghte met Fonteynen, noch onweder met stilte: het welck is even 't gene dat de Apostel Paulus schrijft, 2 Corinthen 6. Wat mede-deel heeft de gerechtigheyt met de ongerechtigheyt? ende wat gemeynschap heeft het licht met de duysternisse? Ende wat eendrachtigheyt heeft Christus met Belial? Of wat deel heeft den geloovige met de ongeloovigen? Of waer in voeght hem den Tempel Godes met den Afgoden?
Soo en soudt gy dan niet raden, soo ick u meyninge recht versta, dat men hier meer exercitien als eene soude toelaten, ende nochtans soo komt groot profijt daer van, als men exercitie van vele Religien toelaet.
't Kan wel wesen dat vele soo oordeelen, maer wederom wort het Landt eenen Mist-hoop van allerley vuyligheyt, een rendevous van alle booswichten, een Gast-huys van allerley sieckten: Die Goddeloose Menschen, die niet weerdigh zijn de Sonne aen te schouwen, die durven in Nederlandt, onsen Heylandt ende Salighmaker Iesum Christum, openbaerlick lasteren. Wat my aengaet, ick oordeele dat hy geen goet Politicus, veel weyniger een goet Christen is, die raet dat men alle Religien behoort toe te laten, ende achte hem onder 't getal van die luyden, daer de Heylighe Schrifture van spreeckt ende seyt: Dat sy noch heet noch kout en zijn, maer laeuw, Welcke (derhalve) de Heere uyt sijnen mont sal spouwen, ende sy en behoorden in geen regeringe van landen ofte steden, gedult of geleden te worden.
Om ons propoost te hervatten Vader, acht gy dat soo schadelick, dat de Iesuyten hier soo vry en vranck in 't lant komen?
Ia, ende dat om vele te voren verhaelde redenen, ende oock om de bittere Vyantschap die sy ons
| |
| |
toedragen; Eenen Iesuyt genaemt Tresnam, schrijft aldus: So eenige Prince slegts eenige gunste of vriendelik gelaet eenen ketter betoont, die verliest datelik sijn koninkrijk.
Soo moeten dan alle Koningen wel toesien, datse de Iesuyten, (de slimste Ketteren die men bedencken kan) geen schoon gelaet en toonen: Dat is seker, dat veel Prince die haer schoon gelaet getoont hebben, in groote schade geraeckt zijn.
't Is wel soo gy spreeckt, maer soo en verstaen het de Iesuyten niet: Onse Edele Mogende Heeren Staten, ende alle die het Ampt der Overigheyt bedienen konnen, uyt desen Tresnam vernemen, waer sy voor gehouden worden: de Iesuyten haten onse Overigheden ende alle Gereformeerde Christenen, als padden en slangen: gelijck dit rondelick ende met klare uytgedruckte woorden bekent de Iesuyt Ribadeneyra, als hy met een affirmerende vrage seyt, Is de aengeborene vyantschap tusschen Lammeren en Wolven grooter, als die, welke tussen de Catholijke ende de Ketters behoorde te wesen? Daer na Capittel 24 schrijft hy, dat de Ketters slimmer te achten zijn, dan de Joden die Christum gekruyst hebben. Item, dat sy veel snooder en schadelicker beesten zijn, dan de Heydenen.
| |
| |
Vader, soude dit wel te gelooven zijn? 't kan wel wesen, dat dese twee met eenen bysonderen haet tegen ons ontsteken zijn, ende alsoo wat bitter spreken, uyt melanckolijcke passien.
Soon, 't gene dese twee Iesuyten schrijven, en moet men niet achten een prive gevoelen te wesen, maer het is harer aller gevoelen ende resolutie, gelijck al voor veel Iaren de ervarentheyt dit betoont heeft, want waer sy meester zijn, daer betoonden sy veel grooter wreetheydt over de ware Christenen, met Moorden, Branden, Hanghen, Worgen, Raey-braecken, Versmooren, Doodt-pijningen, Etc. als oyt eenige Tyrannen gedaen hebben. Sullen wy dan dese Serpenten in onsen Boesem voeden, ende onder ons opqueken, om dat sy haren toorn ende wraeckgierigheyt weten te modereren, veynsen, ende toomen, soo lange tot dat sy haren slagh sien? doen wy dit, soo sal het ons voorseker eyndelick gaen, gelijck AEsopus verhaelt, seggende:
De Henn' op een tijdt vond Eyers eener Slange,
Sy satter neerstigh op, en bracht de Ionge voort.
De Swaluwe sagh 't aen, end' sprack u mag verlangen,
Dat gy sult brengen op, dit valsch en quaet gesoort
Als sy gewasschen zijn, dencket aen my eer-langen,
Suldy, gy Voester selfs, wesen den eersten moort.
Vader, ick verneme wel uyt uwe redenen, dat het niet vergeefs en is, dat dese Booswichten dus van alle goede gehaet worden, selfs van die gene, die goet Roomsch Catholijck zijn, als van de Sorbona van Parijs, dese Sententie tegen de Iesuyten heeft uytgesproken, Anno 1554. den 1. December; Dit geselschap schijnt periculeus te zijn, in saken des Geloofs, Verstroyers van de vrede der Kercke, ommekeerders van der Munneken regelen, ende meer tot verwoestinge, als tot opbouwinge geschapen.
| |
| |
Oordeele aldus van de Iesuyten selfs, de Hooge Schole van Parijs? soo hebben alle Christelicke Overigheden, meer dan oorsake om van de Iesuyten ende haren aenhangh te spreken ende te besluyten: gelijk eertijts de Godtvruchtige, ende in de ware Christelicke Religie, yverige Keyser Constantinus, gesproken heeft, seggende: O gy haters der Waerheyt, Vyanden des levens: Oorsakers van de Raets-luyden, van Moorderye, alle uwe dingen strijden tegen de Waerheyt, komen over een met oneerbaerheyt, gy verheught u in boosdaden, beuselingen, ende vercierde Fabulen, waer door gy leugenen opbouwt, de onnosele verdruckt, de Geloovighe het licht der waerheyt ontreckt, want door eenen uyterlicken glans ende gedaente van Godtsaligheyt, sondigende, soo besmet gy alles, met uwe besmettinge: geheele ende gantsch suyvere conscientie, wout gy met doodelicke steken, ja den dagh selve, dorst ick het seggen, beneemt gy de Luyden uyt het gesichte. Ende een weynig daer na: wat raet dan, sullen wy toelaten, dat de besmettingen der hoogheden voort kruypen? Ende eyndelick besluyt de Keyser sijne invective aldus: Dit sy dan wis en vast, dat na desen uwe schadelicke by een komsten niet meer gehouden worden, noch opentlick noch heymelick.
Vader, hoe na sout gy oock alsoo besluyten, tegen de Iesuyten ende Papisten?
Ia soo soude ick besluyten, want een van twee moeten bucken of buygen, wat is'er dan billicker, ende ons, ja den gantschen Lande profijtelicker, dat wy, die nu door Godts genade in possessie zijn, Heeren en Meesters blijvende over Papisten, (die noch tans niet hatende om haer quaet geloove, maer Godt biddende, dat hy haer wil bekeeren, ende op den rechten wegh der Saligheyt brengen,) op dat wy haer den Vinger gevende, selfs oorsake zijn, dat sy metter tijdt het geheele Lichamen vermeesteren, en d'overhant over ons krijgen, tot schade ende verderf onses selfs, ende onser Nakomelingen.
| |
| |
Meendy dan Vader, dat de Papisten ons over het hooft gewasse zijnde, ons souden willen dwingen in 't stuck van de Religie?
Sone, 't en gaet hier met geen meenen, ick ben des versekert; alsoo handelen sy over al, waer sy volkomene Meesters zijn, ja sy dwingen selfs hare Koningen de ware Religien te verlaten, daer sy in geboren ende opgetogen zijn, ende voor dewelcke sy lijf ende goet menighmael gewaeght hebben.
Vader, believet u, bewijst dat met eenigh exempel?
Dit heeft (om niet verder te gaen) in korte Iaren herwaerts gebleken aen den Koningh van Vranckrijck: 't en was haer niet genoegh dat de Koningh haer liet ongemolesteert blijve by de vrije ende openbare oeffeninge van hare Religie, door geheel Vranckrijck, maer sy hebben hem gedwongen de Paepsche Religie aen te nemen, gelijck al de Werelt bekent is: hebben sy dit konnen doen, in een Regeeringe onder een Hooft, daer eenen Koningh, ja een van de kloeckste Koningen, die in ettelicke hondert Iaren Vranckrijck met hooge macht ende Authoriteyt geregeert heeft, wat en souden sy niet durven bestaen in een Regeeringe van Staten, daer yederman derft, ja magh spreken, wat hem goet dunckt? niet die alleen, die het Roer in de hant hebben, maer oock Jan, Pieter, Pauwel, ende niet alleen spreken, maer oock meynen schier dat de difinitive sententie haer toekomt; ten weyninghsten immers, vermogen harer veele seer veel by de Overigheyt, die haer, of van bloet-verwantschap, of van swagerschap, toebehooren.
Gy hebt hier boven met vele statelicker redenen bewesen, dat wy met ons Treves niet vast en gingen, om de trouwloosheyt onser Vyanden, maer de consideratien met soo vele treffelicke Koningen, brenght ons die niet versekertheyt ende assurantie genoegh?
| |
| |
De consideratie met dese ende die Koningen ende Potentaten opgericht, is goet ende prijsselick, ja men kan, menschelicker wijse, niet vaster gaen dan aldus. De Wijseman seyt, Een drie dubbelt snoer, wort niet licht gebroken: wy willen oock, ende moeten oock den Koningh van Vranckrijck ende Groot Brittaenjen alles goets toevertrouwen, want de overgroote getrouwigheyt, die sy ons nu lange Iaren gedaen ende bewesen hebben, is soodanigh, dat wy de selfde nimmermeer hooge genoegh roemen en konnen, beneffens dat haer selfs heel veel daer aen gelegen is, dat de Spaenjaert, een vraet ende opslocker van alle Rijcken, ende een seer quaet Nabuer, niet machtiger en worde.
Soo schijnt immers, Vader, dat wy heel vast gaen?
Ia Sone, waren sy onveranderlick ende onsterflick; maer sy zijn sterffelicke Menschen, ende na Josephs Pharao, kan een Pharao opstaen, die Joseph niet en kent, na Salomon eenen Rehabeam, na Constantium eenen Julianus. Daer kan oock vyantschap ontstaen tusschen die, welcke nu groote vrienden zijn; daer kan oock door houwelicken ofte andersins, vaste vrientschap ende naeuwe verbontenisse gemaeckt worden; tusschen die, welcke nu vyanden zijn, of immers die malkanderen nu niet en vertrouwen: David, die selfs eenen Koningh is geweest, spreeckt Psal. 146. Verlaet u niet op Vorsten.
Zijnder eenige kloecke Mannen meer Vader, die aldus van dese materie oordeelen?
De Grave van Noorthamton, eenen seer wijsen Raets-heere des Koninghs van Groot Brittaenjen, seyt, Dat de Princen die vyeren niet en vreesen, die in Uytlantsche Staten ontsteken zijn, voor dat eenige voncken op hare Paleysen vallen. Ende voeght daer by, Vele Menschen zijn seer slap en trage om den Dief na te loopen, die harer Nabueren goedt steelt, die nochtans seer wacker
| |
| |
zijn om met Arents Vleugelen te vliegen, als sy haer selven hare eygene sake gedruckt vinden.
Dit kan wonder bequamelick op dese Materie geappliceert worden: maer hebdy noyt eenige Politicum van dese Materie in particulier hooren discouteren?
Ia wel, een seer kloeck Politicus, mijnen goeden Vrient, oordeelt ende spreeckt van de consideratie aldus, 't Is sottigheyt eens te dencken, dat eenige Borgen uwent halven, een Oorloge sullen aenvangen: niemandt en hinckt van ander Mans zeer, het ongemack, de kosten ende moeyten des Oorloghs zijn soo groot, datse niemand uyt liefde ende tot proffijt van de vreemde wil aenveerden, ja men schroomt daer in te treden, oock wanneer men sijn eygen leet wreken sal. Siet eens de Artijckelen van Peys, tusschen den Koningh van Vranckrijck ende Spaenjen, in het Iaer 1598, opgericht, in dewelcke de Koningh van Vranckrijck den Vorst van Kleve, als sijnen geconfedereerde Vrient begrepen heeft: maer hebben niet de Spaensche, met in-neminge der Rijcks-Steden, met overvallinge van de Kleefsche, ende andere Nabuerlanden, met rooven, plunderen, ende duysenderley moetwillen, en Vrede-handelinge, groflick verbroken: nochtans en heeft Vranckrijck, om de behoudenisse dier Landen, geen Oorloge willen aennemen. Siet aen het Exempel van d'overledene Koninginne van Engelant, Hooghloflicker Memorie: hoewel de Koningh van Hispaenjen na haer Kroone, Lijf en Leven, met gewelt, verraet, gift, ende menigerley practijcken, getracht heeft, hoe ongenegen datse nochtans altoos geweest is, den selven met een offensive Oorloge recht aen te tasten, maer is te vreden geweest met bescherminge van haer eygen Lant, niet tegenstaende dat sy haren Staet, met hulpe van de Nederlanden, ende met halve kosten, hadde konnen versekeren; van gelijcke dingen, moet men gelijck oordeel vellen.
| |
| |
Vader, zijn wy door dese Treves soo weynigh versekert? Wat redenen hadt gy doch in 't beginsel van ons t'samen-sprekinge, u soo hooghlick te verblijden, daer wy nu ter tijdt, als uyt alle uwe discoursen blijckt, in meer perijckel zijn, als wy te voren waren, geduerende de Oorloge?
De inconvenientien des Oorloghs zijn soo groot, dat by na alles verdragelicker is als den Krijgh, wanneer men met eenige asseurante leven mag, sonder Oorloge. Alle quade zeden nemen de overhant ten tijde van Oorloge: de deught en wort niet geacht: men hoort niet dan van Bloet-storten, rooven, plunderen, branden, Vrouwen ende Maeghden schenden, Etc. Voor eerst dan, soo zijn wy voor eenen tijdt langh daer van bevrijdt, onse goede Nabueren (die oock al haer deel aen dese ellenden gehadt hebben, gelijck selden een Huys brant, of de Nabuer lijdt schade, volgens het spreeck-woort, Aliquid mali propter vicinum malum: dat is, Men krijgt wat van bystaen,) worden oock ontlast. Vorder, als wy met den Vyant dese sorgelicke Treves gemaeckt hebben, soo doen wy blijcken voor al de Werelt, dat het aen ons niet gemangelt en heeft, maer aen den Vyant, dat het Bloet-storten niet eer opgehouden en heeft, dewijle wy liever eenen gevaerlicken Peys hebben gemaeckt, dan dat wy langer in den Krijgh (hoe schoon dat onse saken stonden) blijven wouden.
Nochtans Vader, uyt alle uwe voor-gestelde Instructien sal het blijcken, dat wy over langh tot Vrede hadden konnen geraken, dewijle sy ons soo dickwils aen gepresenteert is?
Maer uyt de selfde Instructie blijckt oock, dat alle vorige aenbiedingen van Vrede, op enckel bedrogh ende verraderije, als op een quade moeder, lagen: men boodt ons Vrede aen, ende daer-en-tusschen waren de Moordenaers voor handen, om sijne Excel-
| |
| |
lentie ende andere te vermoorden; soo dat wy noyt en hebben met eenige versekeringe handelen konnen: Wie kan het ons quadelick duyden, dat wy ons niet en hebben wetens en willens bedriegen laten? Ende hoewel dat onse Heeren seer wel weten, dat desen selfde Treves niet uyt liefde tot ons, van onse Vyanden ons aengeboden is, niet-te-min hebben sy de selfde den Oorloge gepresenteert: bloet te storten, en is onsen lust niet: verwoestinge van Landen en Luyden, en is ons niet aengenaem, dat weet Godt, maer niemant en kan langer Vrede hebben, als een ander wilt.
Vader, hebdy geen andere redenen, om u over dese Treves te verblijden?
Seer hooghlick verblijde ick my oock, dat de Koningh van Hispaenjen heeft moeten bekennen, de rechtverdigheyt van onse seer noodige defentie, ende te gelijcken, dat wy wettelicke redenen gehadt hebben om hem niet langer voor onsen Prince ofte Over-Heere te kennen, want met ons Treves makende, als met vrije Landen daer hy niet op de pretenderen heeft, soo avoyeert hy stil swijgende het gene de Ed. Mog. Staten gedaen hebben, om sijne ongerechtveerdige Tyrannije ende wreetheyt van ons af te weeren. Oock staet my voor, dat het Godt den Heere eens sal beginnen te verdrieten, de onwettelicke usurpatie van soo veel Koninckrijcken, die sijne Voorzaten met gewelt anderen hebben afgenomen, de selfde wederom in vrydom stellende, gelijck hy ons gedaen heeft, d'welck geschiedende, soo en sal hy de macht niet hebben, om ons te Over-heeren, of hy schoon den wille heeft.
Besit dan den Koningh van Hispaenjen soo veel Koninckrijcken met gewelt?
By na alle, die hy besit, heeft hy by onrechtveerdige usurpatie sijne Voor-ouderen; het gene de Vader gestolen heeft, en kan de Soon noch met gerechtigen Tijtel, noch ter goeder trouwe besitten, soo dat ik ver-
| |
| |
hope, dat Godt de Heere eens sijn rechtveerdigh Oordeel executeren sal, aen 't Huys van Spaenjen, ende dat dese Geunierden Provintien de eerste Vederen zijn, die hem uytgetrocken worden; beginnen hem de Pluymen uyt te vallen, soo sal hy wel haest pluymloos wesen, gelijck eertijdts de Kraeije, die verciert en gepareert was met anderen Vogelen Vederen, ende dat alsoo:
Si forte suas repetitem venerit olim,
Grex avium plumas, moveat cornicula risum.
Dat is:
Als yegelick Dier van 't Kraytjen haelt sijn Veer,
Niet over blijft dan een kale geck-smeer.
Hoe sullen sich alle vrome ende Godtsalige verblijden als sy den hooghmoet van Spaenjen vernedert sien, ende de rechtveerdige wrake Godts van wegen soo veel onnoosel Bloets.
Vader, ick ben noch jongh, verleent my Godt de Heere een langh leven, wie weet wat ick noch beleven sal!
Gave Godt de Vranckrijck, na ons exempel, hem uyt den steert trocke, Navarra, Napels, Cicilien, Milanen, Etc. op dat dese Monarch van de Werelt, Dominateur in Asia ende Africa, van alle sijne Koninckrijcken, die hy onrechtveerdelick besit, verstooten zijnde, op sijnen ouden Nest te Habsborgh mochte gaen regeeren, soo wijt soo breet als de Switsers hem dan souden toelaten. De rechte Erfgenaem van Portugael ware oock te vinden. De Arragonnoysen en hebben sulcken smaeck in sijne Heerschappije niet, of sy niet souden hare Iustitie noch geern in hare oude macht sien?
Men heeft immers wel soo hooge Bergen sien dalen. Maar eerweerdige Vader, ick hebbe veel
| |
| |
licht uwe goetheyt ende patientie misbruyckt, met soo vele Vragens, doch u bevel heeft my daer toe verstout, ende den grooten lust, om wat nader bescheyt te hebben van die dingen, die in ons lieve Vaderlandt gepasseert zijn.
Mijne dagelicksche trouwhertige vermaningen dienen daer toe, om u tot ware Godtvreesentheyt te brengen, op dat gy als een vroom ende Godtsaligh Christen, Lidtmaet onses Heeren Iesu Christi ende sijner Gemeente, leven ende wandelen soude: Ten anderen, tot liefde ende eerbiedigheyt tegen de Ed. Mog. Heeren Staten, onse Souvereyne Heeren, op dat gy als een getrouw Onderzaet, haer, ende u Vaderland, getrouwe blijft. Ende daer toe sal ons dienen dese tegenwoordige onderrichtinge, op dat gy sien mooght hoe Tyrannighlick de Spaenjaert hier geregeert, ja geregneert heeft: hoe wonderbaerlick Godt de Heere sijne Kercke beschermt ende verdedight heeft: hoe yverigh de Ed. Mog Heeren Staten geweest zijn om het Vaderlant te verlossen: Hoe Godt de Heere sijne Princelicke Excellentie gezegent heeft, met een hant vol Volcks tegen soo groote macht, verraderijen, ende Schelmsche aenslagen hem, ende de Landen behoedende, bewarende ende eyndelick in vrydom stellende, dies hy gelooft, ende gepresen moet zijn in eeuwigheyt.
|
|