Spiegel der Letteren. Jaargang 12
(1969-1970)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gegevens van letterkundige handboeken met elkaar vergelekenDe geschiedenis van onze letterkunde biedt veel stof waarover men het met meer of minder recht oneens kan zijn. Als men zich begeeft op een terrein waar persoonlijke smaak een rol speelt, of godsdienstige overtuiging, dan is verschil van opvatting niets bijzonders. Het zal niemand verbazen dat verschillende letterkundige handboeken tot een verschillend oordeel komen over hetzelfde letterkundige werk, mits men daarbij rekening houdt met de persoon van de auteurs van die handboeken. Betreft het echter exacte feiten, dan verwacht de lezer van de handboeken overeenstemming, vooral als die feiten voor ieder controleerbaar zijn. Het blijkt dat die overeenstemming lang niet altijd bestaat. In het volgende wil ik aantonen hoezeer de handboeken elkaar kunnen tegenspreken, en hoe belangrijk het is bij elk gebruiksgeval een aantal handboeken met elkaar te vergelijken en op hun gegevens te controleren. Ik koos hiertoe een onderwerp dat een flinke hoeveelheid exacte gegevens oplevert, en dat in de belangrijkste monumenten van de Nederlandse literatuurgeschiedschrijving behandeld wordt, namelijk de opbouw van de Van Velthemcompilatie. Deze verzameling ridderromans is in een handschrift overgeleverd en door Jonckbloet in 1846-1849 uitgegeven. Zowel het handschrift als Jonckbloets uitgave zijn beschikbaar geweest voor Te Winkel, Jonckbloet, Ten Brink, Van Mierlo en Knuvelder, en het is de moeite waard na te gaan wat zij in hun werken over dit onderwerp meedelen. Na raadpleging van de handboekenGa naar voetnoot1 heeft men een globaal overzicht van de compilatie, maar hoe deze precies is opgebouwd blijft duister. Bovendien doen zich een paar problemen voor, die de nieuwsgierige lezer noodzaken zelf de zaak te onderzoeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit het handschrift en de uitgaveGa naar voetnoot2 van Jonckbloet blijkt, dat de compilatie van 87293 regels de volgende samenstelling heeftGa naar voetnoot3: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boek II.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boek III.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boek IV.
De versregels zijn genummerd overeenkomstig de uitgave van Jonckbloet. Hierbij dient opgemerkt dat de Lancelot met 36947 regels niet compleet isGa naar voetnoot4. Jonckbloet heeft de eerste regel van de Perchevael genummerd: 36951. Zo komt het tweede boek in totaal op 47262 regels, terwijl er in feite drie minder zijn door het ontbreken van de regels 36948-36950 in Jonckbloets telling. De vraag of een dergelijk overzicht thuis hoort in een literatuurgeschiedenis, laat ik hier buiten beschouwing. Dat hangt geheel af van de bedoeling van het handboek, en van het systeem dat de auteur elders in zijn boek toepast. Het overzicht moet wel compleet zijn, als het erin voorkomt. En dan volgt nu de revue van de handboeken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Te Winkel (1887)Ga naar voetnoot5 vermeldt de drie hoofddelen: Lancelot 36947, Graalqueste 11160, Artur's dood 13054. Daarbij zijn geïnterpoleerd 26135 regelsGa naar voetnoot6. Dit getal heeft Te Winkel verkregen door eerst 47262, 26980 en 13054 op te tellen, wat een totaal van 87296 oplevert, en daarvan de drie hoofddelen af te trekken. Aangezien het totaal drie te hoog is, is dat ook zo met het aantal geïnterpoleerde regels. Vervolgens noemt hij de verschillende inlassen apart: Perchevael 5599Ga naar voetnoot7; Walewein en Keye 3668Ga naar voetnoot8; Die wrake van Ragisel ongeveer 2900Ga naar voetnoot9; Moriaen 4704Ga naar voetnoot10; De ridder metter mouwen 4020Ga naar voetnoot11; Torec 3844Ga naar voetnoot12. Tellen we deze verhalen op, dan vinden we niet de aangekondigde 26135 regels, maar 24735. Er blijven dan 1400 regels onbesproken, te weten de hoofdstukken 18, 28 en 29; Lancelot en het hert met de witte voet; en enige korte verbindingsteksten. De 5599 regels van de Perchevael zijn ontstaan uit de werkelijke 5588, waarbij komen 8 van de verbindingstekst en 3 die in Jonckbloets nummering ontbreken. De 3844 regels van de Torec doen vreemd aan, omdat Te Winkel wel de juiste versregels noemt: 23127- 26964. Jonckbloet (1889)Ga naar voetnoot13 geeft een uitvoerig overzicht, zoals te verwachten is na zijn jarenlange bemoeienis met het hs. Hij neemt echter enkele stukken bij elkaar, waardoor het voor de lezer bepaald niet duidelijker wordt. De wrake van Ragisel is nu 2976 regels; daar is hoofdstuk 18 bij inbegrepenGa naar voetnoot14. Hoofdstuk 28 en 29 neemt hij samen: 444 regels. De ridder metter mouwen is 4022 regels, de verbindingstekst inbegrepen. De Torec is 3854 regels, de verbindingstekst inbegrepen. Jonckbloet heeft het pionierswerk verricht, de anderen nemen uit zijn werk over. Zijn beschrijving is de meest complete en bevat geen vreemde mededelingen zoals we die nu gaan zien bij Ten Brink (1897)Ga naar voetnoot15. Deze vermeldt de drie hoofddelen met hun juiste lengte, plus zes andere romans, namelijk Perchevael 5500, De wrake van Ragisel 6176, Walewein en Keye 3668, De ridder metter mouwen 4020, Moriaen 4704, Torec 3840. Van deze getallen vragen de 6176 van Ragisel, de 5500 van Perchevael, en de 3840 van Torec de aandacht. Het getal 6176 van Ragisel verbaast ons, omdat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten Brink de versregels vermeldt: 11160-14136, wat 2977 regels isGa naar voetnoot16. Hierbij noemt Ten Brink 11160-11235 als aansluiting. Hoewel niet nauwkeurig, is dit laatste toch ‘in de buurt’. Maar het getal 6176 blijft hiermee onverklaard. Het zou kunnen, dat Ten Brink de Geschiedenis (1887) van Te Winkel wat vluchtig gelezen heeft. Op p. 182 staat daar: ‘Ook speelt Walewein de hoofdrol in Die Wrake van Ragisel, eene slordige vertaling van La Vengeance de Raguidel, in de 13de eeuw door zekeren Raols, misschien Raoul de Houdanc, vervaardigd, en 6176 verzen groot, die de Dietsche vertaler door ruwe, van weinig smaak getuigende besnoeiing tot ruim 2000 verzen heeft doen inkrimpen, waar hij dan nog omstreeks 900 verzen van elders of van eigen vinding heeft tusschen gevoegd, (...).’ Ik spaar de lezer de rest van deze Te Winkel-zin. Het komt me zeer waarschijnlijk voor dat hier de bron van het getal 6176 ligt. Wie vlug leest, zal de bepaling ‘en 6176 verzen groot’ gemakkelijk bij Die wrake nemen, terwijl hij in feite behoort bij La Vengeance. Het is onbegrijpelijk dat Ten Brink door de regelnummering niet op het spoor van deze fout is gebracht. Brom zou met genoegen zijn vonnis over Ten Brinks arbeid bevestigd zienGa naar voetnoot17. Dat Van Mierlo dezelfde fout vele malen liet afdrukken, is niet zo bekend. Maar daarover later. Het getal 5500 in plaats van 5588 of 5599 lijkt me niet bedoeld als afronding. Misschien is het niet meer dan een leesfout vanuit slordig geschreven aantekeningen. Voor het getal 3840 (Torec) heb ik geen verklaring kunnen vinden. Ten Brink laat dezelfde delen onbesproken als Te Winkel (1887), wat steun geeft aan de veronderstelling dat die zijn bron is. Te Winkel (1922)Ga naar voetnoot18 noemt eerst de hoofddelen met hun lengte, en dan een aantal geïnterpoleerde verzen van 26127. Te Winkel wijkt hier af van zijn boek van 1887 zonder te verklaren waarom. Het is mij niet gelukt het getal 26127 te reconstrueren. Vervolgens noemt hij: Perchevael zonder aantal; Die wrake van Ragisel 2902Ga naar voetnoot19; en de andere romans gelijk aan de opgave in 1887. Ook de fout 3844 voor de Torec met de juiste versregels keert hier terugGa naar voetnoot20. We zien dat Te Winkel in sommige opzichten verbeteringen heeft aangebracht, maar in andere niet. Hij vertelt niet hoe hij tot zijn nieuwe inzichten is gekomen, zoals Kalff (soms) doetGa naar voetnoot21. Van Mierlo's werk (1930)Ga naar voetnoot22, een gedrukte uitgave van een oorspronkelijk in stencil verschenen overzicht (1928), is de voorloper van zijn aandeel in Baur's | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis. Hele stukken zijn woordelijk daarin terechtgekomen, met de fouten, zoals we zullen zien. Van Mierlo vermeldt de drie hoofddelen met de juiste lengte. Vervolgens de Perchevael zonder aantal; De wrake van Ragisel 6176Ga naar voetnoot23; Walewein en Keye 3668; De ridder metter mouwen 4020; Moriaen 4704; Torec 3849. Hier treedt voor de tweede keer het getal 6176 op. Is Te Winkel de bron (1887), of Ten Brink? Vast staat, dat in de herdrukkenGa naar voetnoot24 van Van Mierlo's boek deze fout onveranderd is gebleven. Op welke manier hij het getal 3849 voor de Torec heeft verkregen, is niet duidelijk. In 1949 vinden we in Van Mierlo's beschrijvingGa naar voetnoot25 opnieuw de drie hoofddelen. Perchevael is nu 5500; de rest ongewijzigd. Wel geeft hij nu een aantal ingelaste regels van 26127. Hierbij valt op, dat Van Mierlo voor de tweede keer een afwijkend getal met Ten Brink gemeen heeft, namelijk de 5500 van Perchevael (in 1930 zonder aantal), en dat in de tweede druk van deze delen van Baur's Geschiedenis nog steeds het getal 6176 voor Ragisel voorkomt. Alle inlassen opgeteld leveren een totaal van 27917 in plaats van de aangekondigde 26127. Dit laatste getal kwamen we ook al bij Te Winkel tegen (1922). Ondanks het feit dat Baur de herdruk van De letterkunde van de middeleeuwen ‘grondig herzien’ noemtGa naar voetnoot26, is Ragisel 6176 regels lang gebleven. Knuvelder (1957)Ga naar voetnoot27 noemt alleen het getal 36947 bij Lancelot, en bij Walewein en Keye vermeldt hij de versregels: 18603-22270Ga naar voetnoot28. Verder noemt hij de zeven romans, waarbij hij verwijst naar de aparte uitgaven. De opbouw van de compilatie blijft onbesproken. Overzien we nu wat hier gevonden is, dan blijkt er naast enige overeenstemming toch heel wat onderlinge tegenspraak te zijn. Welke zin hebben de meegedeelde getallen? Is dan een werkwijze als die van Jonckbloet niet te prefereren, als hij de lezer in ronde getallen een indruk geeft van de omvang der romans of delen?Ga naar voetnoot29 Het zij aan de lezer overgelaten conclusies te trekken uit de overeenkomstige fouten bij Ten Brink en Van Mierlo, of uit de levensduur van de fouten bij de laatsteGa naar voetnoot30. Dat er zoveel verschil van mening kan bestaan als het exacte feiten betreft, moge een waarschuwing zijn voor ieder die met goed vertrouwen een handboek raadpleegt. p. th. elsinga |
|