Spiegel der Letteren. Jaargang 12
(1969-1970)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
(Verdwenen) gedichten uit Sine NomineIn 1930 verscheen bij De Gemeenschap de tweede verzenbundel van Jan Engelman onder de merkwaardige titel Sine Nomine. Over het algemeen vond de bundel een gunstiger onthaal dan het drie jaren eerder verschenen boekje Het Roosvenster. Achteraf kan men zich er over verwonderen, dat de critici betrekkelijk veel waardering hadden voor een gedicht als Met Jeanne d'Arc op Kerstmis, en duidelijk minder voor het speelse Arne BorgGa naar voetnoot1 P.N. van Eyck achtte het laatste gedicht zelfs niet aanvaardbaarGa naar voetnoot2. Van de in deze bundel samengebrachte gedichten zijn er bij de definitieve bundeling (Verzamelde Gedichten, 1960) enkele verdwenen. Dat zijn - opvallend genoeg - vrijwel allemaal gedichten uit de eerste afdeling van Sine Nomine. Bekijkt men die afdeling nauwkeuriger, dan is het niet onwaarschijnlijk, dat de dichter in 1930 dáárin het gelegenheidswerk heeft willen plaatsen. Dan ligt aan de naamloze bundel een duidelijke compositie ten grondslag: I. gelegenheidswerk; II. persoonlijke lyriek; III. poésie pure (bij diverse gelegenheden geschreven). Zo bevat de laatste afdeling klaarblijkelijk gelegenheidswerk van een bijzonder soort. Voor de meeste gedichten uit de eerste, en voor alle gedichten uit de derde afdeling, valt ook wel aan te geven welke gelegenheid het geweest is die de dichter tot schrijven aanzette. Het gemakkelijkste is dat uiteraard voor de gedichten uit de laatste afdeling: opdracht en titels wijzen hier de weg. En Rade ontstond naar aanleiding van een filmvoorstelling, onder auspiciën van de pas opgerichte Nederlandse Filmliga. Jan Engelman publiceerde het gedicht voor het eerst in het weekblad De Nieuwe Eeuw van 13 oktober 1927; daar leest men ook het enthousiaste | |
[pagina 12]
| |
verslag van de oprichting van de Liga, en welke verwachtingen Cavalcanti, met name omtrent Nederland koesterde. Zoals bekend werkte Jan Engelman al enkele jaren aan dit weekblad mee. Wat hij er besproken, of te bespreken vond, hield zijn aandacht vast. Mogelijk dat hij al geboeid werd door een artikel over het Chiliasme in De Nieuwe Eeuw van 29 oktober 1925Ga naar voetnoot3; zeker heeft hem het bericht gefrappeerd over het optreden van Vera Janacopoulos in Den Haag, in de aflevering van 11 februari 1926; en op 8 juli 1926 besprak hij zelf het Utrechtse Lustrumspel Ichnaton. Mede in dit klimaat rijpten de gedichten van Engelman uit die jaren. Waarschijnlijk mag men zelfs zeggen, dat ook de poëzielezers uit die tijd het zo ervaren hebben. Want het was in De Nieuwe Eeuw van 12 april 1928, dat er kritiek los kwam op de eerste, in De Gemeenschap gepubliceerde redactie van Vera Janacopoulos. Maar over dat gedicht hebben we elders gesprokenGa naar voetnoot4. Het bovenstaande gaat denkelijk niet op voor het gedicht Arne Borg, dat nà Sine Nomine nooit meer werd herplaatst, totdat het in Verzamelde Gedichten gelukkig weer ‘boven water kwam’. Het dankt zijn ontstaan aan de Olympische Spelen te Amsterdam in het jaar 1928, waarvoor in katholieke kring niet bijzonder veel officiële belangstelling bestond. Wel veel belangstelling bestond er - getuige ook dit gedicht - onder de kunstenaarsGa naar voetnoot5. Toch is er in verband met dit gedicht nog een enkel zeer onbeduidend detail, dat weer aan De Nieuwe Eeuw doet denken. Bij de zojuist genoemde kritiek in De Nieuwe Eeuw van 12 april 1928 op de eerste redactie van Vera Janacopoulos, voegt Engelman een weerwoord. Daarin zegt hij, dat hij met een ‘vocalise’ een stemoefening bedoelt. Bij de publicatie van Arne Borg in De Gemeenschap van 1928 staat in de inhoudsopgave vermeld, dat het gedicht een ‘vocalise’ is, een vermelding die men nergens meer terugvindt; ook niet na zoveel jaren in de Verzamelde Gedichten. Ook van de gedichten uit de eerste afdeling is wel aan te geven naar aanleiding van welke gebeurtenis ze geschreven werden. The Flying Fool werd geïnspireerd door de grandioze vlucht van Charles Lindbergh in mei 1927. ‘Aanleiding tot het schrijven van zijn Amenophis-gedicht was voor Engelman het bijwonen van het lustrumspel van Graadt van | |
[pagina 13]
| |
Roggen Ichnaton, gespeeld door de Utrechtse studenten.’Ga naar voetnoot6 Engelman heeft dit spel besproken in De Nieuwe Eeuw van 8 juli 1926. Ook het door Engelman nooit gebundelde gedicht Ichnaton, gepubliceerd in De Gemeenschap van juni 1926, zal wel met deze gebeurtenis verband houdenGa naar voetnoot7. Aanleiding tot het schrijven van het gedicht Erich Wichman was - zoals bekend - de dood van deze ‘vervoerde’ in de oudejaarsnacht van 1928-1929. Voor het daarop volgende gedicht Mexico moet men de aanleiding zien in de gebeurtenissen in het land van die naam, zoals ze niet alleen beschreven staan in het er aan voorafgaande stukje proza, maar ook in het weekblad De Nieuwe Eeuw van 1927. Doordat voor alle gedichten uit deze afdeling de aanleiding tot het schrijven aanwijsbaar blijkt, komt men in de verleiding, ook voor het gedicht Het Kind, zo'n aanleiding te zoeken. Dan ligt het voor de hand aan te nemen, dat het zijn ontstaan dankt aan de geboorte van een kind in het gezin van de dichter. Opmerkelijk is overigens dat het gedicht, bij eerste publicatie in De Gemeenschap van 1927 op pag. 37, veel langer was en ook een minder hechte structuur vertoonde dan in de bundel. Ik kom daar, naar aanleiding van andere gedichten, nog op terug. Met Jeanne d'Arc op Kerstmis dankt m.i. zijn ontstaan mede aan het enthousiasme dat in die jaren merkbaar was voor de avant-garde film. Het gedicht is opgedragen aan Maria Falconetti, die de titelrol vervulde in de beroemde film van Carl Th. Dreyer La Passion de Jeanne d'Arc, waarvan de Nederlandse première ging in het Amsterdamse filmtheater De Uitkijk, op 9 november 1929. In het kerstnummer van het tijdschrift De Gemeenschap 1929 werd het voor het eerst gepubliceerd. Ten slotte het gedicht Maria te Canne, waarvoor de dichter zijn inspiratie opdeed tijdens het bekende kunstenaarsbezoek aan Zuid-Limburg, op 5 mei 1928 en volgende dagen. Na een kleine omzetting - voorgesteld door Martinus Nijhoff - werd het opgenomen in het tijdschrift De Gids 1929 II, pag. 223Ga naar voetnoot8. Uit het voorgaande menen we twee conclusies te mogen trekken. Ten eerste dat het mogelijk blijkt een noemer te vinden waarop de gedichten in de naamloze afdelingen van de bundel Sine Nomine gegroepeerd werden. En vervolgens, dat voor de groei van Engelmans vroegste ge- | |
[pagina 14]
| |
dichten De Nieuwe Eeuw en De Gemeenschap nòg belangrijker zijn dan doorgaans al wordt aangenomen. Dit laatste blijkt heel duidelijk uit het gedicht The Flying Fool, waarmee de bundel Sine Nomine opent. De redactie, die men daar vindt, is niet de eerste. De aanzetten tot het gedicht vindt men in De Nieuwe Eeuw van 26 mei 1927. Onder de titels The Flying Fool en Hymne aan de Lucht geeft de dichter een mengeling van lyrische poëzie en hymnisch proza, waarin men duidelijk elementen van het latere gedicht herkent. We geven de tekst als bijlageGa naar voetnoot9. De dichter Engelman heeft eens gezegd, dat hij in die jaren zijn instrument aan het stemmen was. Van dat stemmen wordt men getuige, als men de dichter in gedichten als The Flying Fool en Het Kind van een eerste, wat wijdlopige, tot een tweede en betere redactie ziet komen. Het zuiverst stemt hij evenwel af als hij van een eerste ontwerp van Vera Janacopoulos tot de zeer schone tweede en definitieve tekst komt. Het zal in die stemming geweest zijn, dat de dichter jaren later, veel gelegenheidswerk uit zijn oeuvre heeft uitgezuiverd.
b.m. salman Een oorlog had deez' aard', zoo groot zij is, gemeten:
Vrede werd aangevat als wereldwerk en plicht,
Arbeid, die uit zijn ernst, vijf-jaarlijks, zich opricht
Tot een uitdagend feest van ijverende athleten.
Hij, die in Holland bouwt, werkt meer dan hij verricht,
De steen wordt, eer hij er staat, van binnen zoo doorbeten,
Dat ingetogenheid reeds zegepraal mag heeten
En weerstand schepper wordt van ruimte en evenwicht.
Een feest, wijd, wereld-wijd, kon dat ooit samenkomen
In die bezielde rust? Ons hart is onze bron,
Maar zou 't voor meer dan ons toereikend kunnen stroomen?
Jan Wils, uw antwoord was dat gij het werk begon,
Iets van ons diepst geloof hebt gij eerlijk ondernomen.
Kunstenaars danken U voor Holland's Stadion.
De Nieuwe Eeuw, No. 509, 26 mei 1927.
| |
The Flying Fool6000 kilometer
6000 kilometer
| |
[pagina 15]
| |
6000 kilometer
schroefslag
donderslag
schroefdonderslag
schroefdonderorgelslag
New York
Halifax
New Founland
grijs
blauw
goud
grijs
grijs
schroefslag
iedere schroefslag een dreigement
iedere wolk een tuimeling
iedere waterberg een gericht
Good luck
- tot op de boulevard!
Good luck
- de mist is dik en dit is mijn doodenwagen, mijn bed, mijn baar. Ik voer de baar, ik word door de baar gevoerd. Ik zit in mijn stoel, roerloos. Een afgodsbeeld, geboetseerd door de hand van een kunstenaar. De eeuwen wischten zijn naam uit. Ben ik ziel? Ben ik lichaam? Als ik ontwaak - vooruit? achteruit? - zal het zijn in stilte. Overal is stilte. Sitlte is beneden den waterspiegel. Stilte is achter den horizon. Stilte op het land, waar de menige schreeuwt - voor zich-zelf. Ga ik naar boven? Ga ik naar beneden? Ik ben nergens. Ik ben overal. Overal is ruimte. Ik ben een stuk van de ruimte. Ik beweeg mij in het ruim. Het ruim is zonder einde, het ruim bestaat niet. Ik besta zelf niet. Toch gaan mijn oogen over het kompas. Iets naar links. Wat is links? Er vliegt een meeuw te pletter tegen de vleugels. Ik voel het kloppen in mijn pols. Wat is dat in mijn nek? Nungesser en Coli...... Hoe lang is dat toch geleden? Te zwaar geladen. Vroeger opstaan, kameraad! Wèg die hand!...... Kijk zoo'n wolk eens aan. Een gezicht. Lacht het mij toe? Het kijkt zeer somber. Om te gillen, niet op letten! De wolk zakt uit. Lange slierten, Ik ben weer in | |
[pagina 16]
| |
de mist. Grijsheid, grijze werelden vergaan naamloos en zonder spoor. Het wordt nacht in de mist. Good luck - goed geluk, vooruit, vooruit...... Waar is lucht? Waar is water? Mijn oogen sluiten zich. Ik dwaal, ik dwaal eindeloos. Zware hamers in mijn slapen. Val ik? Vallen, vallen, vallen...... Er breek wat. Licht? Vang op, vang op...... Rakelings over water, water, water...... Het is als vroeger: ik was een kleine jongen en lag in bed. Groot gingen schaduwen over den wand. Het donker vouwde zich om mij samen. Ik deed mijn oogen dicht en het werd veel donkerder. Ik viel eindeloos. Maar langzaamaan werd het licht. Het begon te suizen in mijn oor...... Eerst kwamen er sterren. Snel schoten ze te voorschijn, snel wentelden ze weg. Dan schoof een gordijn over den binnenkant van mijn oogleden. Ik zag de werelddelen: Azië, Australië, Afrika...... Europa en Amerika, genegen naar elkander. Het werd lichter en nóg lichter. Er waren vlekken zoo licht, dat men er doorheen dacht te zien. Er stegen regenbogen, er wuifden waaiers, er woeien vlaggen, er staken stralen uit. Daar kwam weer een reusachtige schaduw. Een man met enorme laarzen begon zich vlug te bewegen. Hij liep, hij liep, alsof hij nooit zou aankomen. Werd hij achterna gezeten? Opeens zag ik dat hij mij achterna zat. Ik liep, ik liep......
Wat is dat? Ik glij, ik glij... Licht. De mist is weg. Zon. Licht. Stralende morgen. Blind zijn mijn oogen. Bundels, bundels zonnestralen. Een middag, een maand, een jaar van zon en wilde zomer. En daar...... in een rechte lijn...... Maar kijk dan toch, dáár, dáár!! land
land
land
Ierland!
ik schreeuw
ik gil
ik huil over het kompas
ik sta overeind
ik voel mij-zelf niet meer
ik ben één met zon, lucht, water, vogels, muziek en groen,
groen, groen land...
snel zitten
hou vast het stuur!
groen land
groen land
land
land!
Cornwall
| |
[pagina 17]
| |
Cherbourg
Tour Eiffel
6000 kilometer
6000 kilometer
6000 kilometer
Hymne aan de Lucht
O Lucht, matelooze Lucht die ons omringt,
Lucht die ons doet leven,
Lucht die doodt en Lucht die vruchtbaar maakt,
Lucht die van ons eet en ons doet eten,
Lucht die ons drinkt en die wij drinken,
Lucht die ons verkleint en uitzicht geeft op het oneindige,
koude, warme, wreede, milde, giftige, bloeiende Lucht,
Lucht vol zon en Lucht vol regen,
Lucht zwanger van geluiden en Lucht die ons opsluit in hoorbare stilte,
krankzinnige democraat Lucht,
Lucht voor den eenling en Lucht voor iedereen,
Lucht in de mijnen en Lucht boven de bergen,
Lucht zonder grens en Lucht zonder volume,
Lucht zonder hoogte, lengte, breedte, diepte:
Berg van duizeling
Kuil van zaligheid
Donzen deken
Vlammende emailplaat
Aquarium
Vuurbad
Meisjesschoot
Moederborst
Bloem
Vlam
Staal
blauw staal
blauw vuurstaal -
Ik dank u, Lucht, omdat gij Lindbergh hebt gedragen over den oceaan,
omdat gij hem bij de hand hebt genomen zooals een moeder haar kind bij de
hand neemt,
omdat gij u over hem hebt gespannen zoo trouw als gij u hebt gespannen over
Christophorus Columbus, die een heilige was......
| |
[pagina 18]
| |
Europa zoekt Amerika, onder u
Amerika zoekt Europa, door u -
dat wij elkander niet met leege oogen en leege handen aanstaren:
leer ons, o Lucht, te zoeken nieuwe gevaren
niet om de gevaren
maar om Hem die uwen schoot met gevaren vol legde!
|
|