Onaanvaardbare teksttransplantatie
Het is vanwege Dr. M.C.A. van der Heijden een grootse en volmondig toe te juichen onderneming proeven van het meest representatieve uit onze letteren in de 25 aangekondigde delen van zijn ‘Spectrum van de Nederlandse Letterkunde’ (Prisma-boeken, Utrecht/Antwerpen) als studiemateriaal, bron van inspiratie of van culturele vrijetijdsbesteding in het bereik te stellen van een ruimer publiek dan de kring van filologen en aldus in hoge mate tot het populariseren van ons letterkundig erfgoed bij te dragen.
De tot nog toe in verzorgde pocketboekeditie verschenen delen (1, 2, 5, 6, 9, 10) wettigen hoge verwachtingen en openen reeds een waaier van rijke cultuurperspectieven; niettemin zijn er terecht ernstige bezwaren geopperd t.o.v. de gevolgde werkwijze.
Prof. Dr. W.A.P. Smit heeft er in een gedocumenteerde bijdrage onder de sprekende titel ‘Spectrale Verontrusting’ (De nieuwe taalgids, 61e jg. 1968, 4e afl., blz. 251-256 en 5e afl., blz. 354-55) op gewezen dat van het standpunt uit van de beroepsethiek van de editeur de door van der Heijden toegepaste methode van overnemen van teksten en annotaties, zonder ‘uitdrukkelijke toestemming van de oorspronkelijke editeur en diens uitgever’ onaanvaardbaar is, en de vraag opgeworpen of ‘de grenzen van het toelaatbare niet meermalen werden overschreden’. Er worden immers zonder enig medeweten noch toestemming van nog levende editeurs en uitgevers teksten en annotaties zo maar overgeplant, of naar eigen zienswijze gewijzigd, en dit zonder expliciete verantwoording van het enerzijds eigene en het anderzijds overgenomene, zodat de gewone lezer in de waan wordt gebracht dat het geheel van tekst en annotatie uit de pen van de nieuwe editeur is gevloeid, terwijl dit in werkelijkheid geenszins het geval is. En dit is tegenover de veronderstelde donor op zijn minst unfair.
Dit gebeurde o.a. voor het Roelandslied naar de ed. door van Mierlo (Antw. 1935), de Lanceloet en het hert met de witte voet naar de tekstuitgave van Prof. Draak (Zwolse dr. en herdr. nr. 6, 1953-19643), het Esbatement van den Appelboom naar de ed. van Dr. Meertens (Tijdschr. Ned. taal- en letterkunde, XLII, 1923), de Elckerlijc naar de ed. van Prof. van Elslander (Klass. Galerij nr. 61, Antw. 1962 2), Die Historie van Heynken de Luyere van C. Crul, naar Dr. Kruyskamps heruitgave (Klass. Galerij nr. 48, Antw. 1950), Huygens' Kostelick Mal naar de Pantheonuitgave van J. Karsemeijer (1956), Luykens Duytse Lier naar de Palladiumuitgave, enz.
In het jongst verschenen deel nr. 6, De ontluiking van de Renaissance, waarin benevens teksten van Jan van Hout, Erasmus, Coornhert, Spiegel, van Mander, ook Jonker van der Noots Bosken naar W.A.P. Smit (1953) en de Harduwijns Roose-mond naar O. Dambre (Zwolse dr. en herdr. nr. 21, 1956) worden gepubliceerd, is opnieuw naar hetzelfde procede gehandeld.
Men vraagt zich bezorgd af hoe het mogelijk is dat van der Heijden zelf is afgeweken van het algemeen geldend auteursrecht, zoals het overigens vooraan