Spiegel der Letteren. Jaargang 10
(1966-1967)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aantekeningen bij ‘April in Paris’ van Hugo Claus1In April in Paris, het slotgedicht van de bundel tancredo infrasonicGa naar voetnoot1, legt Hugo Claus uitdrukkelijk getuigenis af van zijn bewondering voor de muziek van het jazzfenomeen Charlie Parker. Op blz. 37 van de genoemde bundel nl. schrijft hij in een nota: ‘Alinea 21-30-46. - De naam “Charlie” duidt op Charlie Parker, de be-bop musicus, die ik aanspreek terwijl hij “April in Paris” speelt, een zijner beste creaties met “Lover Man”.’ Bij de gewijzigde heruitgave van het gedicht in GedichtenGa naar voetnoot2 zet Claus onder de titel enkel: ‘in 1951, toen Charlie Parker nog leefde’. De Engelse titel verwijst dus naar Parkers uitvoering van het bekende ‘April in Paris’. Zo'n duidelijke verwijzing naar de jazz komt in de verzamelbundel Gedichten nergens anders voor, zelfs niet in de bundel Een geverfde ruiter, die toch een afdeling ‘Amerikaanse’ gedichten bevat onder de titel ‘Reportage’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2Zoals Claus tijdens zijn eerste verblijf in Parijs (eind 1947) bewondering opvatte voor de fascinerende Antonin Artaud, zo was dat tijdens zijn tweede verblijf aldaar (1950-1953) o.a. het geval met Parker. Ook aan Artaud wijdde hij een hommage, nl. het eerste gedicht uit de bundel RegistrerenGa naar voetnoot3. Artaud (1896-1948), als dichter een randfiguur van het surrealisme, was eveneens toneelspeler en -criticus, schrijver van prachtige scenario's en filmacteur. Hij was een kunstenaar die zijn revolutionair en alles verterend elan overal wist te bewaren, tot in zijn waanzin en tot aan zijn dood toe. Tussen de twee door Claus bewonderde kunstenaars zijn belangrijke punten van overeenkomst: alle twee verbleven ze voor korte of langere tijd in psychiatrische inrichtingen; ze waren verslaafd aan verdovende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
middelen, en beiden waren ontwrichten, vervreemden in en door een vijandige maatschappij. Met deze verdoolden voelt Claus zich solidair, omdat hij zichzelf op bepaalde punten met hen kan identificeren. Deze erkenning sluit ook hier een zelfbevestiging in. Wellicht werd Claus, die, nerveus en intens levend, in Parijs van het ene huis naar het andere vluchtte, bovenal aangetrokken door de hevigheid waarmee kunst en leven in deze personen verenigd waren, een hevigheid die zowel bij Parker als Artaud meermalen de voedingsbodem was voor het sublieme. Charlie Parker (1920-1955), bijgenaamd ‘The Bird’, bracht in de lente van 1949 een bezoek aan Parijs, waar hij op het Jazz Festival opviel door zijn hautaine houding tegenover het publiek en waar hij desondanks diezelfde ontvankelijke luisteraars tot laaiend enthousiasme bracht door het unieke gehalte van zijn spel. Toen hem later in een interview gevraagd werd naar zijn favorieten in de muziek, noemde hij de namen van Brahms, Schönberg, Duke Ellington, Hindemith en Strawinsky. En de bejubelde altsaxofonist liet er onmiddellijk op volgen: ‘Boven alle musici bewonder ik Omar Chayam, de Perzische dichter.’ Wars van de stereotiepe show van de negerartiest wenste hij alleen op zijn muzikale verdiensten beoordeeld te worden. ‘De sonoriteit van de Bird, ascetisch, meestal hard en snijdend verhoogde de puurheid van de muzikale expressie, bevestigde op zichzelf reeds het compromisloze van de artistieke visie’Ga naar voetnoot4. Roggeman noemt Parker verder ‘de door een mythisch pure droom bezetene, die zich aan de drek van het bestaan niet kon aanpassen, voortdurend onder vlagen van paniek leed en van de neurose in de alcohol, van de alcohol in de narcotica vluchtte...’ ‘Naast een muzikaal oeuvre bracht Parker ons een ethisch wrange, maatschappelijk droevige getuigenis. Hij leed zeer onder het wanbegrip en de rassendiscriminatie...’Ga naar voetnoot5. In zijn diepste ellende echter schiep Parker een wilde, harstochtelijk schone muziek, die van de grootste betekenis was voor een hele generatie van musici en luisteraars. Maar het is tevens de vraag of de onveiligheid en de onrust in de naoorlogse wereld ooit juister en bondiger tot uiting zijn gekomen dan juist in zíjn werk. Parkers muziek zal blijven leven om de inhoud ervan. Het is een muziek waarin melodische fragmenten als ijsschollen op een zee van stilte de onbegrijpelijke eenzaamheid verbeelden van de moderne mens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat Claus in de muzíek van Parker heeft aangetrokken, weet ik niet. Maar het feit dat hij ‘April in Paris’ een van zijn beste creaties noemt, geeft een inzicht in zijn muzikale waardering. ‘April in Paris’ nl. is een opname uit de vijftiger jaren met begeleiding van een strijkorkest. Deze combinatie was geen bijster gelukkige vondst van Parker, want ze legde teveel beperking op aan zijn melodische inventiviteit. Toch wist hij zijn persoonlijkheid in deze muziek te leggen en in ‘April in Paris’, waar hij de triviale begeleiding lijkt te vergeten, bereikt hij een opmerkelijke intensiteit aan expressie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3Na deze twee inleidende aantekeningen kunnen we de bundel gaan bespreken, waarin April in Paris voorkomt, want dat is voor het juiste verstaan van het gedicht absoluut noodzakelijk. Claus schreef de bundel tancredo infrasonic in een zeer vruchtbare periode uit zijn schrijversleven. In zijn tweede Parijse tijd (1950-1953) ontstonden nl. novellen voor de bundel De Zwarte Keizer, het essay Over het werk van Corneille, gedichten voor de bundels Paal en Perk, De blijde en onvoorziene week, tancredo infrasonic en Een huis dat tussen nacht en morgen staat, de roman De Hondsdagen en journalistieke bijdragen over culturele gebeurtenissen in Parijs, die verschenen in het tijdschrift Tijd en Mens, waarvan Claus redacteur was. In die periode ontstond tijdens een verblijf in Oostakker bij Gent ook de eerste versie van zijn poëtisch meesterwerk De Oostakkerse Gedichten. Ondanks zijn aangeboren rusteloosheid vond de bohémien Claus blijkbaar voldoende rust en concentratie voor deze overweldigende produktie. Misschien was daarbij zijn toekomstige vrouw Elly Overzier, die hij in 1949 in Oostende had ontmoet, wel het inspirerende rustpunt. ‘Voor haar schrijf ik mijn gedichten,’ erkende Claus in een interview. In die Parijse periode schreef hij, onder invloed van buitenlandse moderne dichters en in contact met enkele Noordnederlandse ‘experimentelen’, gedichten die in hun hartstochtelijke en ontredderende expressiviteit steeds zuiverder beantwoorden aan zijn toenmalig bohémienbestaan, dat voor een belangrijk deel gezien moet worden als de uitdrukking van zijn verzet tegen de vlotte maatschappelijke ordeningGa naar voetnoot6. In zijn poëzie streefde Claus een bevrijding na uit een beangstigend verleden en een volledig van alle complexen bevrijde creativiteit. Hij zocht naar zuiverheid die voor hem een noodzakelijke levensbehoefte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geworden was. Met zijn geliefde moest hij een isolement veroveren temidden van een verraderlijke omgeving. Volgens de legendemaker Simon Vinkenoog verkochten Andreus, Claus en Kousbroek in de zomer van 1951 hun nog te schrijven dichtbundels aan de uitgever A.A.M. Stols. Voor Claus werd dit de bundel tancredo infrasonic, zijn eerste poëzie-uitgave in Nederland, die in een recordtempo geschreven werdGa naar voetnoot7. Uit de titel van de bundel spreekt m.i. de neiging tot identificatie, die ik reeds in de tweede aantekening i.v.m. Artaud en Parker aanstipte. Tancredo is de gevoelig-edele held uit het epos Gerusalemme liberata van Torquato Tasso. Deze Italiaanse schrijver leed, na een gelukkig verblijf aan het hof van het geslacht D'Este te Ferrara, reeds jong aan vervolgingswaanzin (vgl. Artaud en Parker) en stierf na een leven van zwerven en bedelen in een klooster te Rome, juist voordat hij als dichter gekroond zou worden. Tien jaar lang werkte Tasso aan zijn Gerusalemme liberata, dat zich afspeelt tegen de achtergrond van de kruistochten en dat in 1581 in druk verschijnt. In dit epos verborg Tasso onder een martiale dadendrang zijn niet meer te realiseren Renaissancistische levensdroom: de overgave aan een lieflijk, zwaarmoedig zingenot. Inwendig door geloofstwijfels verscheurd en door intriges van literatoren vernederd werd hij de scepticus, die het ideale geluk nog slechts als een dróóm kon ervaren.Ga naar voetnoot* Het Engelse bijvoeglijke naamwoord ‘infrasonic’ verklaart Claus zelf in een nota op blz. 36 van zijn bundel: ‘Generaal George C. Kenney had het tijdens een conferentie te Massachussetts in September 1951 over vliegtuigen, die gewapend met ultrasonic-fluiten over een vijandige stad zouden vliegen en alle bewoners ervan gek zouden maken in enkele ogenblikken, tengevolge van de schokken, die hun zenuwstelsel zou ondergaan door de ‘ultrasonic-golven’Ga naar voetnoot8. ‘Infrasonic’ (infrasoon) betekent: ‘met frequenties lager dan die van het hoorbare geluid’. De titel van de bundel kunnen we daarom m.i. het best ‘vertalen’ door ‘de onhoorbaar razende Tancredo’. En dan het motto van de bundel: een citaat uit het werk van Gertrude | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stein: ‘why am i if i am uncertain’. Deze uitspraak is zowel toepasselijk op de Tancredo van Tasso als op die van Claus. In beide gevallen is er sprake van een ‘tweede ik’, dat hartstochtelijk op zoek is naar zekerheid. Deze speurtocht heeft bij Claus een positief resultaat, nl. de vrouw, en twee negatieve zijden die diametraal tegenover elkaar staan, t.w. de agressieve aanklacht en de wanhopige berusting (zie verderop). De bundel is opgebouwd uit twee delen: 1. een naamloze cyclus van 21 gedichten, genummerd a-u, en 2. April in Paris. In de sterk gewijzigde versie van de bundel in GedichtenGa naar voetnoot9 heeft Claus de gedichten a, b, d, e, f, g, h, i en l samengebracht tot een cyclus, getiteld ‘Tancredo infrasonic’, terwijl hij de gedichten j, k, m, p, q, r en t voorzag van titels (de ongenoemde gedichten zijn niet opgenomen) en April in Paris het slotgedicht is gebleven. Misschien is de bundel tancredo infrasonic het best te typeren als een razende klacht, getemperd door de ironie van een ruime geest, en nauwelijks te onderscheiden van de aanklacht. Het is een aanklacht van mens tot mens, ook vaak tegen de aanklager zelf. Claus houdt zich intens bezig met wat de mens van zijn tijd beroert. Hij is gevoelig voor de problemen van de samenleving in oorlog en vredeGa naar voetnoot10. Feilloos registreert hij ‘de heilige ellende’ (gedicht a). Hij is begaan met de onmogelijkheid van de dialoog tussen de mensen. En daarom protesteert hij ‘met een razend hart’ (a) tegen ‘het traag bederf’ (c) van de ‘versteende hagedissen’ (c), ‘de men-mensen’ (s), of berust hij wanhopig in het blijkbaar onvermijdelijke: ‘Ik ben verloren geboren’ (b), ‘Wij bloeien maar bloeien tevergeefs’ (e), en eindigt hij ‘zwart als een kruisdrager in het boete-Vlaanderen / Met gescheurde voeten en de tronk in ketenen’ (q). Ook klaagt hij zichzelf aan, omdat zijn poëzie te lieflijk heeft geklonken: ‘Genoeg tegen het alphabet van zoethout / Tegen het tam en kleurig dier der klanken’ (a). Wat zal zijn gedicht dan zijn? In ieder geval ‘geen betralied gezicht’ (a). Men zal zijn ware aard leren kennen. Zijn gedicht wordt nu een ‘Bericht aan de bevolking’ (a)Ga naar voetnoot11. Zijn afzijdigheid van vroeger, zijn banden met het vertrouwde milieu worden aan de kaak gesteld. Hij voelt zich ook schuldig: ‘Schaamte is ons deel / Schande ons voedsel’ (j). Vader en moeder hebben immers bedrogen (i). Hij ondervindt geen vergeving (o). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Typerend voor zijn poëzie is (...) het oscilleren tussen opstandige levensdrift en een zich-neerleggen bij de nutteloosheid van de passie’Ga naar voetnoot12. Zijn berusting wordt ijskoud en bijna emotieloos geregistreerd, a.h.w. met ingehouden woede: ‘Onmachtig is het lot der blinde beulen’ (u). De hele cyclus van 21 gedichten lang blijft de naald van Claus' registratie schommelen tussen protest en berusting (vgl. vooral gedicht u). Soms blijft die naald driftig in het midden trillen bij de geliefde, die hem zegt: ‘Ik was bewoond en ik was wit / Van die dag en van jou te beginnen / Stond ik in lichtelaaie’ (f). En Claus antwoordt verderop: ‘Uw lichaam blijft de tuin / Waar ik het mooi weder en de regen maak’ (n). Claus gebruikt weinig thema's. Hij blijft een hele cyclus lang met enkele algemeen menselijke ideeën bezig, die langs alle kanten bekeken en gepeild worden. Dit naar-de-kern-tasten is een van zijn voornaamste kwaliteiten, waardoor zijn poëzie gemakkelijker aan de vergankelijkheid ontsnapt. De hele cyclus eindigt waarmee hij begonnen is, nl. met ‘Tancredo infrasonic’, d.i. de volledige berusting, de geluidloosheid: ‘Tancredo: geen geluid meer en geen ademtocht’ (u). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4Alvorens over te gaan tot de bespreking van April in Paris geef ik hier eerst de tekst uit Gedichten, blz. 117-119Ga naar voetnoot13.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
April in Paris
(in 1951, toen Charlie Parker nog leefde) De golvende tralies der Avenue des Champs
o hoge bleke velden
daar danst een kind en verliest
onmachtig alle wintertonen van verdriet en
5[regelnummer]
dood en honger Vaarwel dag grijze dagen
tussen de pleistertonen o zang der parken
ja wij zijn verloren wij willen
regen en hagel
niet meer wederkeren in dat traag land
10[regelnummer]
van ossen en aardappelvelden en als ik in de polders was
ik stak er drie dorpen in brand
en plantte er een boom en bouwde een huis
en ging er wonen en blies op een horen
zodat de kraaien het overbrachten
15[regelnummer]
zodat de raven doorvlamd uit de bomen vlogen
zodat het jonge hout spleet en het land
in voren beefde maar ik ben in het licht
gij ziet mij komen en spreken dag
April dag
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20[regelnummer]
Elysees en de straat eindigt in een kalme rivier
eindigt als een: dag Charlie hoe vaart gij?
zo de zomer komt zonder achterdocht zonder
veilige handen
niet geremd niet gehinderd door
25[regelnummer]
- ik weet het al ik wist het ik heb het
de hele lange tijd (tijd met heupen en organen) geweten -
de veilige vingers van kennis en geheugen en
voortijdig sterven en
zo ik er morgen in de zomer niet meer was
30[regelnummer]
ja eindigt als een: dag Charlie ga liggen in het zand
de koning drinkt o koralen en ertsen
in mij uit mekaar gespat
elysees
lager nu en teder als het rag het slijm der hooispin
35[regelnummer]
als de gekleurde gevlekte pupil van een sterk groen dier
ah honderd heesters in palen in de straat en
tralies aan de huizen
ontbloeide rand der dingen
terwijl in
40[regelnummer]
elysees
- dag Charlie bebloede havik hoge stem
die mijn gangen gaat en mij met een nieuw gelaat met
een dierenblik door de zomeravondstraat doet lopen -
de drie vrouwen van de morgen op mekaar klimmen
45[regelnummer]
en de lantaarnen doven
terwijl in de gouden geschramde vlakte
de grauwe nachtvrouw uit de tuinen vlucht
en de kardinaal in de hagen watert
en ja hoor
50[regelnummer]
wij groeten mekaar
dag koning
dag prins
en het gesprek der koningsgezinden verlicht
ons slapend huis en de dag gaat schuilen
55[regelnummer]
in de struikelstenen
de president zal sterven
zo roept ons de allereerste dagbladventer tegen
ook dit zullen wij dus nog eens overleven
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de nacht is een vrouw
60[regelnummer]
o honderdduizend lippen
en met de morgen komen twee gelijke treurige Chinezen
in ons wakkerwordend huis
en zeggen ongehoorde zinnen met hun handen
over kastelen of gevangenissen
65[regelnummer]
(zij kijken door de tralies van hun vingers)
en wij in dit wit en dagelijks Parijs
wij worden water en vloeien open
en zijn ineens verhuisd
en vinden de morgen niet meer en denken Chinees
70[regelnummer]
en duiken onder bruggen en zijn de Seine
indien de morgen Oosters was
indien cheng-wa nu was: de zon gaat op
of was: de zon gaat onder
of was: een grote vis of vissenvoedsel
75[regelnummer]
of was: wij willen brood en hebben slaap
de trefzieke vingers van de dag
strelen het gelaat der straten open
de dag is een tweede vrouw
o honderdduizend lippen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5Het gedicht April in Paris verscheen voor het eerst in Tijd en Mens, Tijdschrift van de nieuwe generatie, Derde jaargang, Eerste nummer, April 1952, blz. 1-3. Deze publicatie vertoont 20, meestal kleine, verschillen t.o.v. de tekst in de bundel tancredo infrasonic. Vermeldenswaard is verder dat Claus bij het gedicht in Tijd en Mens niet uitdrukkelijk verwijst naar de jazzmusicus Parker. De uiteindelijke versie van het gedicht in Gedichten wijkt weer op 20 plaatsen af van de tekst in de bundel. Deze veranderingen zijn soms zeer ingrijpend, zoals in voetnoot 13 gebleken is. De laatste versie leg ik aan mijn bespreking ten grondslag. De voornaamste varianten komen daarbij tevens ter sprake, vooral wanneer die van belang zijn voor de structuur van het gedicht. In dit ‘experimenteel’ gedicht van Claus wordt de mededeling van gedachten en gevoelens niet gedaan door woorden in een logisch en redelijk zinsverband maar door beelden. Deze beelden worden meestal totaal vrijgemaakt van de realiteit, van de onmiddellijke perceptie en van iedere logica. Zo wordt deze poëzie een zuiver mentale kunst: de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kennisgeving wordt vervangen door de suggestie, de metafoor verklaart geen idee maar schept een klimaat. Paul Rodenko wijst in zijn bespreking van De Oostakkerse Gedichten op de ‘animale agressie’ als drijfkracht en ‘tijdsleutel’ van de poëzie van Claus; ‘het is een poëzie van drift en actie’, die in de beeld- en klankvorming doorwerkenGa naar voetnoot14. Het gedicht heeft een harde vorm voor een warme inhoud. Claus is in zijn ritme en plastiek ‘harder en wreder dan zijn generatiegenoten; zijn regels zijn korter, gedrongener, meer gespannen, zij hebben iets kouds en roofdierachtigs’Ga naar voetnoot15. De strijdvaardige essayist van de tijdschriften Taptoe en Gard Sivik, Walter Korun, vat in een artikel over Claus zijn oordeel over diens poëzie als volgt samen: ‘Verbazende vondsten die klanken en beelden doen in mekaar verglijden of tegen mekaar opbotsen, geven aan de poëzie van Hugo Claus vooral dat reliëf en die poëtische geladenheid, die haar schoonheid blijvend maakt’Ga naar voetnoot16. De animale agressie en de daarmee gepaard gaande ‘harde’ beelden klankvorming, die duidelijk in de cyclus ‘Tancredo infrasonic’ naar voren komen, zijn in April in Paris minder opvallend vertegenwoordigd door de andersgeaarde instelling van de dichter tegenover zijn thema. ‘Uit dit gedeelte spreekt meer positieve levensaanvaarding (zij het volgens een tellurisch schema) dan uit het andere gedeelte. Er is een verrukking om de wereld door middel van de wereld zelf. Maar tegen hoeveel tijd is een dergelijke materiële vreugde bestand? In elk geval is deze poëtische ‘relax’-jazz nog geen aanvaarding van de broosheid van de poreuze steen van het geluk: nog geen berusting in het leven dus. Mag men die berusting al bij een 23-jarige verwachten?’Ga naar voetnoot17. Na deze algemene opmerkingen over vorm en inhoud zullen we die wat meer in details gaan bekijken. Allereerst de inhoud. Uit de tekst komen de volgende verhalende gegevens naar voren:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met deze verhalende gegevens gewapend gaan we nu de tekst regel voor regel bekijken. Het gedicht opent met een ‘themaregel’, die m.i. afgebroken wordt en zijn voortzetting vindt in r. 20: Claus bevindt zich op de Avenue des Champs... Elysées. ‘Elysees’ in r. 20 heeft immers een hoofdletter, is dus een (stuk van een) eigennaam, terwijl ‘elysees’ in r. 33 en 40 met kleine letter wordt gedrukt. Die eerste regel kunnen we tot op zekere hoogte vergelijken met het thema in de jazzmuziek, een muzikale frase die tot uitgangspunt dient voor de improvisatie. De strofen van het gedicht die volgen, zijn dan weer te vergelijken met de jazzchorussen, die het thema omspelen en die naar hun aantal begrensd worden door de rijkdom aan ideeën van de musiciGa naar voetnoot18. Zo'n thema kunnen we eveneens vergelijken met een ‘kiemcel’, waaruit de hele compositie voorkomt en waarin ze steeds weer haar impulsen vindt. Het ‘golvende’ van het thema vloeit a.h.w. uit ‘in een kalme rivier’ (r. 20); de ‘tralies’ keren pas terug in r. 65; de Avenue verschijnt als ‘straat’ in r. 20, 36, 43, 55 en 77. De themaregel breekt af bij ‘Champs’ (zie boven), maar werkt anderstalig door in ‘velden’ uit r. 2. Daar danst een kind, dat zonder het bewust te weten, ‘onmachtig’, afscheid neemt van alle verdriet. Dit kind herinnert de dichter door zijn levenslustigheid aan zijn eigen jeugd, die niet zo rooskleurig was. De hele derde strofe is dan ook een felle aanklacht tegen ‘dat traag land’ uit zijn jeugd, waar Claus zo graag de gevestigde orde wil vernietigen, die plaats zal moeten maken voor een vitaal levensklimaat, dat hij voorlopig in de natuur verwerkelijkt kan zien. Maar (r. 17) Claus leeft hier in Parijs en niet in een doods en duister winterland; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hij is in het licht; Parijs ziet hem bewegen en hoort hem april begroeten. De themaregel vloeit uit, ‘eindigt’, in str. 4. ‘Elysees’ houdt m.i. ook een verwijzing in naar het Elysium, het bekoorlijke oord, waarin eeuwige lente heerst en waar de zaligen een eeuwige jeugd genieten. De straat die met het spelende kind zulke hevige reacties opriep, loopt uit in ‘een kalme rivier’, even rustig als de begroetingsformule: Hoe maakt u het? Na deze vertragende strofe vervolgt het gedicht met een versnellende, die verwijst naar de komende zomer, het geluksseizoen, waar str. 4 door ‘Elysees’ op preludeerde. Aan die naderende zomer stelt de dichter vooraf zijn voorwaarden: de zomer moet hem met vertrouwen tegemoet treden (‘zonder achterdocht’); de dichter wil van de zomer geen ‘veilige handen’; hij wil zijn geluk niet beleven in de veilige maar verstikkende atmosfeer van kennis en (jeugd) herinneringen. Ook is er in zijn zomer geen plaats voor de gedachte aan de dood, hoewel de dichter aan dit laatste schijnt te twijfelen. In het parenthetische stuk komt het voortdurend besef naar boven, dat zó'n geluk niet te verwachten is. Het is de resignatie van iemand die zijn ogen niet kan of wil sluiten voor het menselijk tekort. Na r. 29 breekt de ‘chorus’ af, die in versie B gemarkeerd is door een spatie. Regel 30 sluit weer thematisch aan bij str. 4. Het onderwerp bij ‘eindigt’ kan dus de straat zijn (vgl. r. 20). Opnieuw richt de dichter zich tot Parker, die zich berustend op de aarde moet leggen. Wie is de koning uit r. 31? Misschien biedt het derde gedicht van de cyclus ‘Bewegen’ uit het eerste deel van de bundel Een huis dat tussen nacht en morgen staat een oplossingGa naar voetnoot19. In die cyclus nl. wordt ‘het seizoen der liefde’ verbeeld in ‘laag getij’ en ‘vloed’. Het is afstoten en verlangen, verrukt zijn en weer wegzinken in de leegte. Na het intiemste moment blijft de minnaar als ‘een moede, bloedende koning’ achter, terwijl aan de geliefde toch nog ‘nieuwe ertslagen’ openbreken. Wellicht ziet Claus hier in de koning Parker in zijn rol van minnaar, die ‘de koralen en ertsen’ van diepere liefdesgevoelens nog wél kan bereiken, terwijl de dichter daartoe onmachtig isGa naar voetnoot20. Weer keert de themakern ‘elysees’ terug als teken van rust en tevredenheid. Ik meen dat de volgende strofe 7 onmiddellijk aansluit bij die kiem- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cel. De dichter geeft m.i. hierin een impressie weer, die de muziek van Parker op hem maakte: een ragfijne tederheid en heldere kleurigheid, die aan twee dieren zichtbaar worden gemaakt. Bij str. 8 zou ik met Claus willen zeggen: ‘Zovele scherven zijn in dit verhaal’Ga naar voetnoot21. Het is alsof het oog van de dichter alle kanten uit vliegt en hij struikelend over zijn woorden noteert: heesters, palen, tralies, want het wordt lichter: de rand der dingen ontbloeit (r. 38)Ga naar voetnoot22. Het is een verwonderde uitroep, die abrupt eindigt in... elysees (r. 40). Bij het neerschrijven van dat woord komt meteen, hoewel tussen parenthese, de groet aan Charlie, de ‘bebloede havik’ en ‘hoge stem’, die de dichter vergezelt en daardoor vernieuwt. De kijk van de dichter op de wereld wordt anders (vgl. str. 7 en 8). Via r. 39 en r. 40 glijdt het gedicht naar r. 44, waarin de visuele indrukken overheersen. Het wordt licht; de nacht vlucht weg en de stralen van de opgaande zon schrammen de vlakte en worden als urinestralen in de hagen zichtbaar. De kardinaal als beeld voor de morgenzon is verklaarbaar, wanneer we letten op de overeenkomst van kleur. We hoeven hier niet, zoals Adriaan de Roover doet, een aanval op de Kerk in te zienGa naar voetnoot23. En dan is het moment aangebroken om elkaar te groeten: Charlie, de koning, en Claus, de prins, (her)kennen elkaar (r. 49-52). De rest van het gedicht is dan ook duidelijk in de wij-vorm geschreven! De dichter komt in de nabijheid van zijn huis, dat verlicht wordt door ‘het gesprek der koningsgezinden’, d.w.z. bewonderaars van Parkers muzikale rijkdom. De dichter kan nu niet meer struikelen over stenen: het licht is overal (r. 54-55). Heel merkwaardig is ineens str. 13. Claus hoort een dagbladventer roepen: ‘De president zal sterven’. Als we deze strofe vergelijken met de derde strofe van gedicht h uit de bundel trancredo infrasonic (blz. 14), dan zien we hier al een verwijzing naar de volgende strofe. Maar ook dat bericht kan de dichter niet deren. De eerste twee regels van str. 14 en de laatste strofe van het gedicht omvatten in hun herhaling van toekomstverwachting de realistische houding van de dichter tegenover de komende dag. De twee treurige Chinezen, die zich met gebarentaal verstaanbaar willen maken, brengen de harde werkelijkheid in het huis van de dichterGa naar voetnoot24. Zij zitten gevangen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
achter hun taalbarrière. Zij hebben het over kastelen of gevangenissen (vgl. de Franse woorden château en cachot). Deze vreemde ontmoeting doet de dichter radicaal in de werkelijkheid duiken: hij raakt, zelfs in dit wit en dagelijks Parijs, zijn weg naar de morgen kwijt; hij is niet meer geborgen (r. 68); hij opent zich voor het lot van de Chinezen, nee, hij denkt zelfs Chinees. Hij voelt in zich het verdriet, overvloedig als de Seine (vgl. de ‘kalme rivier’ uit r. 20). Deze morgen heeft nu een ‘Oosters’ gezicht, is een Chinees woord: ‘cheng-wa’ (ik denk hier onwillekeurig even aan het procédé van Ezra Pound in zijn Cantos). Dat woord is onvertaalbaar: het kan de morgen of de avond zijn (r. 72 en 73); het kan betekenen: het eten van een vis of het eten voor een vis (r. 74), en misschien ook honger of slaap (r. 75). Maar de ‘trefzieke vingers van de dag / strelen het gelaat der straten open’. De dag brengt de realiteit aan het licht. Voor wie veel begrijpt, is er ook veel te beminnen.
Over de vorm van het gedicht zal ik vager moeten blijven, omdat die nogal moeilijk te beschrijven valt. In mijn bespreking van de inhoud heb ik elke afscheiding d.m.v. een regel wit als de begrenzing van een strofe opgevat. De aldus typografisch gemarkeerde 18 ‘strofen’ (tweemaal zelfs bestaande uit één woord!) zijn wellicht te vergelijken met de in aantekening 2 genoemde ‘melodische fragmenten’ in Parkers muziek, die als ijsschollen drijven op een zee van eenzaamheid. Op grond van enkele verhalende gegevens (zie boven) en vormprincipes zijn die fragmenten m.i. tot vier delen te herleiden. Deel I omvat dan strofe 1-4. De eerste regel, de themaregel, vindt nl. zijn voltooiing in str. 4 (r. 20). ‘Elysees’ wordt daar voor het eerst gekoppeld aan de groet tot Charlie. Strofe 2 en 3 vormen daartussen op grond van hun inhoud bijna geheel een tegenstelling. Het ritme in str. 2 is hortend, vooral in r. 4-6. In str. 3 daarentegen, met zijn langere regels in het begin, verandert het ritme pas, wanneer de dichter zijn protest uit en zijn vitalistisch ideaal bekendmaakt. De slotstrofe van dit deel eindigt in een rustige afsluiting van de bewogen themaregel. We zien in dit deel, en trouwens in het hele gedicht, de dichter gebruik maken van een voortglijdend zinsverband, dat over kleinere versnellende onderdelen heen het gedicht voortstuwt en tot een eenheid bindt. Dit voortglijdend zinsverband vindt allereerst typografisch zijn bevestiging in het vermijden van hoofdletters aan het begin van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
versregels (vgl. de andere gedichten uit de bundel tancredo infrasonic). Bovendien bindt het veelvuldig voorkomende enjambement de verschillende versregels en -onderdelen tot grotere eenheden. Het gedicht heeft daardoor in zijn rustige strofen een minder harde vorm. Als we nog letten op de van strofe op strofe springende herhaling en het gebruik van de parataxis, dan meen ik te mogen zeggen, dat de uiterlijke brokkeligheid noch door de inhoud en noch door de vorm van het gedicht bevestigd wordt. Deel II omvat strofe 5 en 6. Dit deel eindigt evenals deel I met de groet aan Charlie en het rustieke ‘elysees’. Ook hier weer hetzelfde ritmische verloop. De versnellende regels in het begin (door parataxis en herhaling) eindigen met een rustige variant op str. 4. Deel III is wat moeilijker als eenheid te verdedigen. Het bestaat m.i. uit str. 7-13. De breuk ligt in r. 40, waar het afsluitende ‘elysees’ opduikt met de onafscheidelijke begroetingsformule in str. 10. Maar r. 39-40 vindt pas zijn logische voltooiing in str. 11, r. 44. Trouwens de groet staat parenthetisch, hoewel dat in versie A en B niet het geval is. Op grond van de inhoud (zie hierboven) en het zinsverband meen ik toch deze eenheid te moeten handhaven. Deel IV tot slot tekent zich veel duidelijker als eenheid af. De inhoud en het kernwoord ‘Chinezen’ en bovendien het feit dat bijna alle strofen in de wij-vorm staan, bewijzen dit m.i. afdoende.
Samenvattend mogen we zeggen, dat het slotgedicht van de bundel tancredo infrasonic, zowel naar de vorm als naar de inhoud, duidelijk de speurtocht naar zekerheidGa naar voetnoot25 weergeeft van de rusteloze Claus. Hij is zich intens bewust van het gevaar van een verziekte maatschappij, die de gevestigde orde en haar belangen boven de persoonlijke behoeften van de mens stelt. Dit bewustzijn maakt de dichter tot een ‘eiland in de stad’Ga naar voetnoot26, want ‘profeet of geen / Wij worden steeds verraden’Ga naar voetnoot27. In zijn opvallende verzamelbundel Natuurgetrouw schrijft Claus: ‘Niet alle wezens weten wat ik weet. Alleen de wilden, de verrukte ziende blinden. Sommige vrouwen en twee of drie vertrouwde dieren’Ga naar voetnoot28. Tot die verrukte ziende blinden mogen we zeker Parker rekenen, die mét Claus deze speurtocht heeft volbracht. Aan zijn hartstochtelijke muziek immers herinnert dit gedicht op vele plaatsen.
b. kooijman |
|